Van Vilnius met zijn vele kerken en de ‘republiek’ Uzupis uitstapjes naar beeldenpark Europos Parkas en Trakai, een stadje met een kasteel op een eilandje in een meer. Dan naar Kaunas, een universiteitsstad met o.a. een Duivelsmuseum en veel mooie oude gebouwen. Vanuit Siauliai per fiets naar de Kruisberg met zijn duizenden kruisen en per trein naar het piepkleine dorpje Silenai. Terug in Vilnius een bezoek aan het deprimerende KGB-museum.
Mijn eerste kennismaking met Litouwen is een dodemansrit met de taxi van vliegveld Vilnius naar het hotel. Halverwege de rit slaat de chauffeur plotseling met volle vaart een smalle zandweg vol met kuilen in om een file te vermijden.
Hotsend en botsend, terwijl de chauffeur van links naar rechts zwenkt om de gaten te omzeilen, zit ik me achterin met angstige ogen vast te houden aan de deurkruk. Enkele tegenliggers vergroten mijn angst, maar gelukkig duurt het niet lang en rijden we al gauw weer op de gewone weg.
Na me in de hotelkamer geïnstalleerd te hebben ga ik gewapend met een plattegrond Vilnius bekijken. Het oude centrum is groot en er zijn talloze kerken, overwegend katholiek en een enkele orthodox. Vilnius wordt wel de stad van de 100 kerken genoemd. In de Sovjettijd werden veel kerken gebruikt als opslagruimte, sporthal of atheïstisch museum, al weet ik niet wat ik me bij het laatste moet voorstellen.
Ik bekijk menige kerk, de één nog mooier dan de ander, maar ook een kerk waarvan de restauratie nog moet plaatsvinden. Verscholen achter een 18e eeuwse poort staat de Heilige Drie-eenheidskerk uit 1514. Binnen zijn lelijke groene schoolbanken en ander materiaal opgeslagen. De kapel rechts ziet er wel opgeknapt uit en lijkt gebruikt te worden.
De St. Anna- en de Bernardinekerk, beide in laatgotische stijl (16e eeuw), staan zowat tegen elkaar aan geplakt.
De Sint Annakerk is bijzonder door de 33 verschillende soorten baksteen die zijn gebruikt. Gezegd wordt dat Napoleon deze kerk het liefst op zijn handpalm naar Parijs had willen dragen.
Niet alleen toeristen bezoeken de kerken, gelovigen lopen veelvuldig in en uit om te bidden. Op zondag is de orthodoxe kerk van de Heilige Geest tjokvol. Bij de ingang staan tafels in een U-vorm met daarop plastic zakken met inhoud, waarvan vele met fruit. Deze kerk uit 1638 is rond 1750 gereconstrueerd in Rococostijl. Hij heeft een mooie wand met iconen.
De Dageraadspoort (Ausros Vartai) uit de 16e eeuw is een van de vijf oorspronkelijke poorten in een stenen verdedigingsmuur rond de stad. Boven de poort is een kapel en als ik er langs loop, hoor ik gezang.
Ik ga naar boven en luister een tijd naar het koor, dat mooie liederen zingt. Intussen bekijk ik de kapel met een prachtige, met goud beklede madonna.
In 1997 heeft een groep kunstenaars in de oude wijk Uzupis een onafhankelijke republiek uitgeroepen, met een eigen volkslied, grondwet, bisschop en president. En met maar liefst vier nationale vlaggen: voor ieder seizoen een.
Een van de eerste daden van de republiek Uzupis was het plaatsen van een standbeeld van hun patroonheilige Frank Zappa, op de plek buiten de wijk waar een beeld van Lenin stond. Het standbeeld werd onthuld door de Tsjechische president Vaclav Havel, terwijl een militaire brassband hits van Zappa speelde.
De Dalai Lama werd tijdens een bezoek benoemd tot ambassadeur. De nationale feestdag is niet geheel toevallig 1 april. Een engel op een hoge sokkel is het symbool van de republiek.
Enige regels uit de grondwet van Uzupis zijn: iedereen heeft het recht om fouten te maken; iedereen heeft het recht om niets te begrijpen; een hond heeft het recht om hond te zijn.
Op zaterdag zie ik met grote regelmaat bruidsparen met gevolg bij de kerken en op straat. De zaterdagen in de zomer zijn populair om te trouwen. Soms zie ik zelfs een bruidsstoet in de kerk wachten tot ze aan de beurt is. Buiten de kerk is er een soort staande receptie, gezellig keuvelende mensen met glazen drank.
Om hun trouw aan elkaar te bevestigen hangen de geliefden na het huwelijksceremonieel een hangslot aan de ijzeren bogen van een brug over de Vilnia en gooien de sleutel in het water.
Het centrum van Vilnius heeft winkels met dure merkkleding, restaurants, terrassen en veel winkels waar souvenirs van barnsteen verkocht wordt. Onvoorstelbaar wat er allemaal van barnsteen gemaakt is: armbanden, kettingen, ringen, sleutelhangers, schaakspelen, dierenfiguren. Ik bezoek het barnsteenmuseum waar stukken te zien zijn met ingekapselde insecten, andere kleine diertjes en plantjes.
Met een kabeltreintje ga ik omhoog naar de restanten van het Gediminaskasteel. In de achthoekige toren is een klein museum over de geschiedenis van de Burchtberg waarop het kasteel staat. Vanaf deze hoogte heb ik een mooi uitzicht over de stad.
Op een van de avonden heb ik nog energie over om buiten de oude stad te wandelen.
Ik loop over de Groene brug (1952) met figuren in de stijl van het socialistisch realisme over de rivier Neris naar het moderne gedeelte van Vilnius met een verrassend mooi hypermodern overdekt winkelcentrum.
Franse wetenschappers hebben in 1989 berekend dat 26 km ten noorden van Vilnius het middelpunt van Europa is. De beeldhouwer Gintaras Karosas greep dit aan om enkele kilometers daarvandaan een bos in te richten met kunst. Dit is uitgegroeid tot het openluchtmuseum Europos Parkas, dat meer dan 100 kunstwerken uit 33 landen bevat.
Ik ben de enige bezoeker in het prachtige park met veel berkenbomen. De kunst is mooi, interessant, soms grappig en op de een of andere manier past het precies in de natuurlijke omgeving van het park. De bekendste werken zijn een grote stoel van Dennis Oppenheim en een installatie van 3000 tv’s die als een doolhof achter een gesloopt Lenin-monument staan.
Vanuit Vilnius bezoek ik met de bus de stad Trakai, in vroegere tijden de hoofdstad en nu bekend om zijn kasteel op een eiland in een van de vele meren. Een grootvorst heeft eind 14e eeuw een groep Karaieten (een joodse sekte) uit de Krim gehaald. Zij werden ingezet als lijfwachten van de vorst. Er wonen nog zo’n 150-200 afstammelingen van hen in dit gebied.
Hun houten huizen zijn te herkennen aan de drie ramen aan de straatkant. Er is in Trakai een gebedshuis en museum van deze minderheid. Ik bezoek de synagoge, maar het museum is helaas dicht.
Het kasteel ligt er in het water adembenemend bij. Eenmaal de poort door kom je op een grote binnenplaats. Het kasteel herbergt een nationaal museum met een interessante verzameling pijpen, porseleinen miniaturen en een prachtig ingerichte slaapkamer met borduurwerk op het voeteneind van het bed.
De rest van het kasteel bestaat uit galerijen, trappen en enorme ruimten waar verder weinig te zien is.
Een boot met mij als enige passagier laat me het kasteel vanaf het water nog eens van alle kanten zien. Ik loop de wandelroute die op het plattegrond van dit gebied staat. Hij leidt via een gammele brug op vaten langs het meer, om vervolgens richting het dorp Varnikai te gaan.
Het landschap is groen en wat glooiend. Varnikai is een gehucht met wat oude en nieuwe huizen en boerderijen. Een ooievaarsnest met jongen staat op een grote paal bij een woning. Een oud vrouwtje wandelt naar haar huis. Verder zie ik niemand.
Het is vanuit Vilnius met de bus twee-en-een-half uur rijden naar Kaunas, waar ik vroeg in de middag aankom in een supermodern hotel met op de kamer een persoonlijk welkom op een groot televisiescherm.
Kaunas is de op één na grootste stad van Litouwen, waar in vroegere tijden de regering zetelde en bisschoppen hun residentie hadden. Nog vóórdat de Duitse weermacht in 1941 de stad innam, richtten Litouwse fascisten een verschrikkelijk bloedbad onder de joden aan. De SS heeft de klus afgemaakt en de resterende joden vermoord.
Heden ten dage is Kaunas een belangrijke universiteitsstad en heeft naast de oude gebouwen vele musea. Het centrum is veel kleiner dan dat van Vilnius en op de eerste middag kan ik al veel bekijken.
De Laisvès Alèja (Vrijheidslaan) is een prachtige winkelstraat met in het midden twee bomenrijen en daartussen weer een voetpad. Het is een autovrije straat, wat prettig wandelen is. De straat heeft vooral modewinkels en het lijkt wel of de recessie ook hier toegeslagen heeft: veel lege panden.
De Laisvès Alèja loopt naar een tunnel en onder de snelweg door is het oude centrum in zicht. Ik kom op een plein met daaraan het oude raadhuis, dat nu als trouwcentrum in gebruik is. Achter dit gebouw is een postmuseum, dat ik op de postkoets die buiten staat na, voor gezien houd. Links van het raadhuis weer een prachtige kerk.
Achter het plein lopend kom ik uit bij een oud gebouw dat me niet toegankelijk lijkt. Volgens de meisjes die op bankjes zittend het gebouw proberen te tekenen, is het een klooster. In het parkje ernaast staat een mooi bewerkt houten kruis.
Al wandelend kom ik bij het restant van een kasteel. De restauratie is in volle gang en daarom is het nog niet te bezichtigen. Trouwens, er staat niet veel: een enkele toren en een zuilengalerij. Het kasteel staat in een groot park en het is mooi weer, dus ik maak een heerlijke wandeling. Aan het eind van het park komen de rivieren Nemuno en Neris samen.
Terug in het oude centrum bekijk ik de Gregoriuskerk, die in bedroevende staat is, zowel van binnen als van buiten. Een monnik die er rondloopt, vertelt me dat het 15 miljoen euro kost om het geheel weer in oude luister te herstellen.
Met het tandradbaantje Aleksotas Funicular (1935) ga ik de heuvel op om het uitzicht te bekijken, maar er valt weinig te zien. Ik kom gewoon in een hoger gelegen wijk van de stad. Wél is er boven weer een kerk, helemaal wit in een typische bouwstijl, die in de Sovjettijd als sportzaal gebruikt werd.
Terug in het centrum bezoek ik de orthodoxe kathedraal en enkele musea. Als eerste het museum ter ere van componist en schilder Ciurlionis (1875-1911), bekend in Litouwen. De schilderwerken hebben een mystieke en symbolische inslag. Ze vallen me wat kleur betreft tegen, al zijn er mooie bij. Omdat hij ook componist was, zijn er schilderijen met ‘symfonie’ in de titel. In een aula kan ik naar zijn muziek luisteren; een oud mannetje zet de gevraagde cd op en ik zit in m’n eentje te genieten van pianomuziek.
Het Duivelsmuseum heeft een uit de hand gelopen verzameling duivelsbeelden van kunstschilder Zmuidzinavicius. Het museum beslaat drie verdiepingen, dus er zijn heel wat duiveltjes. De beelden – groot en klein – zijn uit hout, porselein, klei en ander materiaal vervaardigd. Het meest opmerkelijke exemplaar is een uit hout gesneden beeld van Stalin die achter Hitler aan zit.
In de buurt van beide musea, die dicht bij elkaar zijn, is een monument voor mensen die in de Sovjettijd en in de oorlog omgekomen zijn. Er brandt een eeuwig vuur en ernaast staan prachtig bewerkte houten kruisen.
Later op de dag bezoek ik Povilas Stulga’s Museum, een museum met volksmuziekinstrumenten. Het is een leuke ervaring door de twee dames die constant met me meelopen en wijzen op wat er te zien is. Er zijn veel soorten fluiten, andere houten blaasinstrumenten, accordeons en een kanklės, het nationale instrument (een soort citer). En er zijn veel oude foto’s, ook leuk.
De bus brengt me in drie uur naar Siauliai, ten noorden van Kaunas. Siauliai is de vierde stad in grootte van Litouwen. In de Eerste- en Tweede Wereldoorlog werd er in deze stad veel vernietigd. Ook de bevolking, die bijna voor de helft uit joden bestond, werd in WOII sterk uitgedund.
Vanaf het busstation neem ik een taxi naar het hotel. Ik blijk een oud hotel te hebben geboekt met een wat oubollig ingerichte kamer, maar alles wat ik nodig heb is aanwezig en het is schoon.
Het centrum van Siauliai is klein met een lange autovrije winkelstraat, waar hier en daar kleine kunstwerken staan: vogels boven een nest van brons, een hond met bril voor een brillenwinkel, katten van ijzer op een dak. Leuke vondsten.
De stad heeft niet veel bezienswaardigheden, behalve de Petrus-en-Pauluskerk. Een renaissancegebouw met rondom vele bewerkte houten kruisbeelden.
De volgende dag komt de regen met bakken uit de lucht. Gewapend met paraplu ga ik op zoek naar een koffietent. Terwijl ik daar zit, zie ik een processie aankomen. Nieuwsgierig als ik ben, reken ik snel af en loop met de stoet mee. Ik kom pas terug in Nederland achter de aanleiding voor de processie: Sacramentsdag.
Voorop lopen dames in klederdracht, dan een aantal bruidsmeisjes die onder leiding van een non rozenblaadjes strooien voor de priesters. Allen met grote paraplu’s en in doorzichtig plastic gehuld. Achter de priesters loopt een klein dameskoor te zingen en tot slot volgt de menigte gelovigen. Je ziet meer paraplu’s dan mensen.
Midden in de winkelstraat stopt de stoet. De priester zegt bij een tafel een aantal gebeden en vervolgens loopt iedereen weer verder. Dit tafereel herhaalt zich aan het eind van de winkelstraat en daarna loopt de stoet in zeer vlot tempo door naar de kerk. Buiten de kerk speelt zich nog iets af, maar ik ga naar binnen waar een dienst bezig is. Na afloop komt de processie ook binnen en na nog wat woorden bij het altaar is het afgelopen. Iedereen spoedt zich weer naar buiten, de regen in.
‘s Middags loop ik in een wijk met troosteloos uitziende flatgebouwen, gebouwd in de Sovjettijd, waar een lik verf wonderen zou doen. Ik kom in een park met een zonnewijzer van 21 m hoog, met bovenop een blinkende goudkleurige boogschutter. Het park wordt begrensd door het Talksameer aan de ene en een begraafplaats aan de andere kant.
Ik loop om de begraafplaats heen en ondanks de regen is het een mooie wandeling. Ik eindig op de grote weg waar ik de ingang van de begraafplaats zie, een mooie poort.
De volgende dag ga ik naar het Tourist Office om een fiets te huren. Mijn plan is om per fiets naar de Kruisheuvel te gaan, een afstand van 12 km. Ik zoek de minst slechte van de aanwezige vier fietsen uit en ga op pad.
Het begin van het voet- annex fietspad heeft veel gaten en scheuren, zodat ik een heel eind lopend afleg. De fiets is niet al te best, zwaar en moeizaam trappend leg ik in een klein uur de afstand af, grotendeels op een glooiend fietspad.
De Kruisheuvel is ontstaan in de 15e eeuw. Er stond een oud heiligdom en er werd een kapel gebouwd. Bedevaartgangers brachten kruisen mee en lieten die achter op de heuvel. Later plaatste men kruisen voor mensen die naar Siberië verbannen waren en niet officieel herdacht mochten worden.
De Russen hebben in hun poging tot het vormen van een atheïstische maatschappij tot twee keer toe de boel platgewalst. In 1990 beklommen duizenden mensen met kruisen de heuvel om hun onafhankelijkheid te manifesteren en sindsdien is het hek van de dam: vanuit alle landen plaatsen mensen hier grote, kleine, simpele of soms prachtig bewerkte kruisen.
Aan grote kruisen hangen weer veel kleine kruisjes; ook rozenkransen hangen her en der over de kruisen heen. Er staat een Mariabeeld op de top van de heuvel; het valt uit de toon, vind ik.
Op de heuvel is intussen geen plaats meer en daarom waaiert een sliert van kruisen in verschillende richtingen de heuvel af. Er hangt een stille sfeer op deze plek, die omgeven is door een groene vlakte, wat de sfeer nog verhoogt.
Bij de parkeerplaats staan marktkraampjes waar je kruisen kunt kopen in diverse soorten, maten, materialen en prijzen. Er komen ook veel bussen met ladingen toeristen naar deze plaats, maar gelukkig is het rustig nu ik er ben. Onder de indruk fiets ik terug naar Siauliai. Halverwege stop ik bij een restaurant om wat te drinken.
Op de laatste dag in Siauliai bedenk ik dat ik ook wel eens met de trein wil en bij de receptie vraag ik naar de vertrektijd van de trein naar een dorpje vlakbij. De trein rijdt met een sukkelgangetje door het landschap, je kunt hem met een racefiets bijhouden.
Ik kom uiteindelijk aan in Silenai, dat écht klein blijkt te zijn. Het is een lange straat met daarachter een paar flatgebouwen. Mijn bedoeling is om een eind te gaan wandelen, dus met stevige stap loop ik het dorp uit en sla een weg in. Bij een spoorwegovergang moet ik wachten op een lange goederentrein, waarvan de wagons er erg roestig uit zien.
De weg bevalt me niet, er is te veel verkeer. Ik keer terug om sla een zandweg in. Al snel passeer ik de laatste boerderij, waar de mensen die buiten staan me verbaasd aankijken. Het is heerlijk stil om me heen in dit groene landschap met in de lucht prachtige wolkenpartijen en veel vogels. De weg lijkt eindeloos en omdat ik niet weet waar en hoe hij eindigt, loop ik weer terug.
Omdat het nog te vroeg is voor de trein terug loop ik het dorp in de andere kant op, maar stuit al snel op een doodlopende straat. Een grote omheining van beton sluit het dorp af. Vermoedelijk is hierachter een vliegveld: ik zie af en toe een vliegtuig laag overvliegen.
Opvallend vind ik dat aan de ene kant van de weg nieuwe huizen van steen staan, terwijl aan de andere kant oude houten huizen te zien zijn. Oude brievenbussen staan her en der langs de weg. Ik vermoed dat ze niet meer gebruikt worden.
Ik heb een ontmoeting met een oude man die nieuwsgierig komt kijken wat ik op de grote steen, waar ik wat uitrust, doe. Vrolijk vertel ik dat het mijn verjaardag en een mooie dag is. Maar helaas verstaat hij mij niet en schouderophalend loopt hij naar huis met de hond achter zich aan.
Het loket in het station is dichtgespijkerd. Aan een mevrouw die bezig is op het terrein vraag ik op welk perron de trein komt. In de trein koop ik een kaartje bij de conductrice en al gauw ben ik weer in Siauliai. Ik informeer bij het busstation hoe laat morgen de bus naar Vilnius vertrekt.
De reis naar Vilnius duurt met de sneldienst drie uur. Het landschap waar ik opnieuw doorheen kom, vind ik eigenlijk wat saai. Veel groen, dat wel, maar ook veel stukken land die er onbewerkt met veel onkruid bij liggen. Af en toe gaat de bus door een wat groter dorp. Verder passeren we regelmatig donkere bossen.
Dit keer nader ik Vilnius van een andere kant en met verbazing zie ik ontzettend veel nieuwbouw flatgebouwen, een heel andere wereld naar mijn gevoel. Ik meld me bij hetzelfde hotel aan als in het begin van de reis.
Ik neem de bus naar het KGB-museum. Het is een groot, log gebouw met op de buitenmuren namen gegrift van mensen die gevallen zijn in de oorlog of omgekomen onder het Stalin-bewind. Bij het museum staat een soortgelijk herdenkingsmonument als in Kaunas. Grote houten panelen met tekeningen van kinderen staan er naast.
Het museum geeft veel tekstinformatie en foto’s, vooral van de tijd 1940-1941, toen de Russen stiekem de Baltische staten bezetten. Veel vooraanstaande mensen (bestuurders, politici) werden met hun kinderen naar Siberië gestuurd, waar hun een akelig lot te wachten stond. Er zijn ook veel foto’s van partizanen die in de bossen leefden. Op de eerste etage is een kamer met afluisterapparatuur.
Het idee dat je eigenlijk niemand kon vertrouwen in de Sovjettijd komt op mij erg akelig over. Voor het minste geringste kon je opgepakt worden, vooral in de tijd van Stalin. Maar later wist de KGB je ook wel te vinden.
Het bezichtigen van de ondergrondse cellen is een deprimerende ervaring. In kleine cellen met stalen bedden werden tot 20 man gestopt. Er is een geluiddichte kleine ruimte en je hebt niet veel verbeelding nodig om te begrijpen wat daar gebeurde.
De wasruimte is niet om aan te zien, vooral als je bedenkt dat er sinds het opheffen van deze gevangenis niets is veranderd. Tot ruim in 1988 is deze gevangenis in gebruik geweest, dus niet eens zo lang geleden. Ik ga maar niet naar de executieruimte, dat kan ik niet meer aan. Somber verlaat ik het gebouw en bedenk dat de tijden hier gelukkig anders zijn geworden.
De zon vrolijkt me weer wat op en in het centrum gekomen bekijk ik hier en daar nog wat winkels. En waarachtig, ik kom langs een kerk waar ik nog niet binnen geweest ben. De Alle-Heiligen-kerk is een opgeknapt barokgebouw dat in een lelijke kleur blauw is geverfd. Ik winkel nog wat en onderweg passeer ik een beeld van de drie muzen bij het dramatheater, dat ik erg mooi vind.
De laatste morgen doe ik rustig aan maar ben toch veel te vroeg op het station. Het is wel leuk om naar de mensen in de hal te kijken, dus ik vermaak me wel. De hypermoderne trein staat al klaar als ik op het perron kom. In 10 minuten ben ik bij het vliegveld.