×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Madagaskar

Per pirogue, pousse-pousse en zeboekar door baobabland

Reisverslag: Simone Haller
Foto's: Simone Haller

Over gebaande paden reizen is er niet bij; de wegen in Madagaskar zijn belabberd. Maar als je per pirogue over de Triribihina naar het kalksteengebergte Tsingy vaart, zal dat je een zorg zijn. En stromend water mis je niet als je je onder een waterval kunt douchen. De straatarme bevolking is vriendelijk en de natuur uniek, met planten en dieren die nergens anders voorkomen.

‘s Avonds laat arriveren we op Madagaskar. Het was een lange dag. We zijn eerst naar Parijs gevlogen en vandaar met een rechtstreekse vlucht naar de luchthaven van Antananarivo (ook wel Tana genoemd), de hoofdstad van Madagaskar. De vlucht duurde 12 uur.

Ons hotel heeft een auto met chauffeur gestuurd om ons op te halen. Dat is wel fijn, want dan hoef je niet meteen het gevecht aan te gaan met de kruiers en taxichauffeurs die op een ritje staan te wachten.

Antananarivo

De badhokjes blijken minuscule kapsalons te zijn

Hotel Sakamanga is als museum ingericht, vol met vitrines en foto’s, gebruiksvoorwerpen, kunst en curiosa. Erg leuk, vooral omdat er in Tana geen museum is. Er is hier helemaal niets op toeristisch gebied, dus we doen waar we zin in hebben.

De eerste dag rusten en wennen we. We lopen wat door de stad maar vermijden het centrum. Dat bewaren we voor het einde van de reis, als we hier toch weer komen en misschien ook nog wat souvenirs willen kopen.

We lopen langs het Anosymeer. Langs het water staan piepkleine huisjes die op badhokjes lijken. Maar het blijken allemaal minuscule kapsalons te zijn, met elk ruimte voor één stoel. De mensen vinden het niet vervelend dat we komen kijken, iedereen is aardig. Dat stelt ons gerust. In het begin kijk je toch de kat uit de boom.

Naar het westen

Een prachtige waterval en een park vol lemuren

De volgende dag huren we een taxi en rijden over de Route National 1 naar het westen. Er zijn weinig auto’s op de weg, maar wel veel lopende mensen, die op hun hoofd lasten dragen. Af en toe zien we een zeboekar. Aan die zeboe’s moet ik nog wennen; koeien met een bochel.

Het is een prachtige rit. We stoppen bij een waterval. De mensen in het dorpje hier zijn gewend aan toeristen. Ze maken van het zwarte vulkanische gesteente (puimsteen) dat je hier overal vindt beeldjes om te verkopen.

Er is een aardig meisje dat goed Engels spreekt en met ons meeloopt. Van haar kopen we een klein beeldje. We spreken af om onderweg allemaal van dit soort lokale dingetjes te kopen. Het is duidelijk dat de mensen het geld goed kunnen gebruiken.

We eten onderweg heerlijke verse vis. Dan gaan we naar een lemurenpark, waar lemuren (halfapen) die bevrijd zijn uit gevangenschap wennen aan de vrijheid in de natuur. Ze worden bijgevoerd en zijn daardoor makkelijk te zien. Ze zijn zo lief; ik wil er wel eentje mee naar huis nemen, maar helaas.

Onderweg stoppen we op allerlei marktjes, waar we de ene keer een papaja kopen en dan weer een avocado. Iedereen heeft lol. De autoradio speelt Afrikaanse muziek en de chauffeur leert ons onze eerste woordjes Madagaskisch.

Al met al beginnen we na twee dagen al aardig te wennen. ‘s Avonds eten we nog iets in het hotel en dan pakken voor onze tocht naar de Tsingy aan de westkust van het eiland.

Met onze chauffeur van het hotel hebben we een route uitgestippeld. De Tsingy zijn wereldberoemde, heel bijzondere kalksteenformaties. Door erosie is een heel landschap ontstaan van vlijmscherpe rotsen en het moet de moeite waard zijn om dat een keer met eigen ogen te zien.

Antiserabe

Mannen op blote voeten trekken pouse-pousekarretjes

De volgende dag gaan we met de bus naar het zuiden, naar Antiserabe. Daar ontmoeten we een Franse jongen en een stel uit Noorwegen. We besluiten om gezamenlijk naar de Tsingy te trekken. Dat is een hele reis, omdat er niet overal wegen zijn.

Onze route is een dag met de auto, dan drie dagen met een pirogue over de rivier de Tsiribihina en dan nog een dag met een 4×4. We huren een gids, hij heet Charley.

Omdat we niet meteen de volgende dag vertrekken, huren we fietsen en verkennen de omgeving van Antsirabe. We fietsen naar een kratermeer. Het is een mooie tocht. Iedereen zwaait en lacht naar ons.

Af en toe moeten we flink doortrappen, want we gaan bergopwaarts. Maar de inspanningen worden beloond als we bij het meer aankomen. Het uitzicht is erg mooi en we fietsen een rondje om het meer. Veel mensen zijn hier hun was aan het doen.

Er is een plek waar vroeger een hotel was maar waar nu allemaal kleine stalletjes zijn waar edelsten verkocht worden. We kopen twee saffieren en nog een andere steen. We hebben geen verstand van edelstenen, maar kiezen gewoon iets dat we mooi vinden. Ze kosten omgerekend maar 12 euro per stuk. We picknicken aan de rand van het meer, in de schaduw van een boom. Het is heerlijk.

Op de terugweg bezoeken we een werkplaats waar ze zeboehoorn bewerken tot gebruiksvoorwerpen. We krijgen een demonstratie. De hoorn wordt verwarmd en vervormd en daarna gesneden.

Antsirabe wordt wel de pouse-pouse hoofdstad genoemd. Een pouse-pouse is een soort riksja; een karretje met twee wielen waar zowel mensen als vracht in vervoerd worden. In Antsirabe zijn honderden pouse-pousekarretjes die worden getrokken door mannen of jongens op blote voeten. En ze rennen keihard. Ik vind het zielig en loop liever zelf. Auto’s zijn er bijna niet.

‘s Avonds eten we met ons groepje in een leuk restaurantje. Het eten is duidelijk beïnvloed door de Franse keuken. Overal is stokbrood en op het menu staan gerechten als eend in honing en kip met gember. Als toetje is geflambeerd fruit duidelijk populair, maar het is vreselijk zoet.

We eten zeboevlees, wat natuurlijk gewoon rundvlees is en dat wordt verwerkt in stoofschotels. We eten nergens salades of ongekookt eten vanwege de hygiëne en omdat het water waarmee groenten gewassen worden niet betrouwbaar is. We drinken mineraalwater, cola of bier bij het eten. De brouwerij staat trouwens in Antsirabe: THB (Three Horses Beer), erg licht en lekker.

Mondrivazo

Een gemiddeld gezin heeft zeven kinderen

De volgende dag rijden we met de auto naar Mondrivazo. Onderweg doen we boodschappen voor onze riviertrip. De dorpjes waar we doorheen rijden worden steeds kleiner. Geen asfalt, geen elektra, maar wel vrolijke mensen.

Als snack kopen we onderweg een stuk suikerriet waarop je moet kauwen en wat je dan uitspuugt. Mierzoet, je voelt het glazuur op je tanden kraken. Na een stukje te hebben geprobeerd, delen we de rest uit aan kinderen in een dorp, die zijn er gek op.

In Mondrivazo moeten we ons eerst aanmelden bij het politiebureau voor de riviertrip en daarna maken we kennis met onze drie roeiers. In totaal vertrekken we dus met negen mensen in twee boten.

Het hotel voor onze laatste nacht in de bewoonde wereld stelt niet veel voor, maar we hebben lol met de rondhangende kinderen. Een gemiddeld gezin in Madagaskar heeft zeven kinderen, dus het krioelt er werkelijk overal van.

Per pirogue over de Triribihina

Drie dagen varen in een uitgeholde boomstam

De volgende dag worden we met al onze bagage van ons hotel opgehaald door pousse-pousses. Dus ik heb geen keus en moet met mijn rugzak in zo’n karretje gaan zitten. En die arme man maar een half uur rennen, tot aan de rivier. Hij vond het zelf geloof ik wel leuk en had nog adem over om grapjes te maken met collega’s.

Bij de rivier wacht de volgende verrassing. Pirogue is een heel mooi woord, maar het is niet meer dan een uitgeholde boomstam. Er zijn er twee voor ons en daar gaan we met negen personen in, plus al onze bagage en ook nog twee levende kippen…

Er wordt veel zorg besteed aan het inladen van de pirogue. De bagage wordt zo geplaatst dat we iets hebben om tegen aan te leunen. Er wordt een plankje neergelegd om op te zitten, en daarop een opgerolde deken om op te zitten. Het is verwonderlijk comfortabel.

Het is een sprookjestocht! Zo mooi. De roeiers hebben het niet al te zwaar, want we gaan stroomafwaarts. Ze zingen en bij ieder dorpje waar we langskomen worden er nieuwtjes uitgewisseld. Die worden op een heel speciale zangerige toon over het water geroepen.

We zien ook allerlei vogels en andere dieren. Grootste sensatie is een krokodil die op de oever ligt te zonnen. De gids vangt hagedissen en kameleons voor ons. We zien ook vleermuizen in grotten en veel ijsvogels met prachtig blauwe veren.

Aan het eind van de dag kamperen we ergens op de oever. Ik heb sinds tijden niet zo lekker geslapen als in dat kleine tentje op de harde grond. De sterren zijn prachtig en we koken op een kampvuurtje.

Op de Triribihina

We wassen ons onder een kristalheldere waterval

De tweede dag kunnen we ons bij een waterval wassen. Het is echt zo’n plek waarvan je denkt dat die alleen op foto’s bestaat. Het water is kristalhelder en er zijn een paar meertjes op verschillende hoogtes. In het bovenste meertje klettert een waterval een paar meter omlaag. Daar gaan we heerlijk onder staan. Het is een heerlijke verkoeling en bovendien een goede massage.

Terwijl wij genieten in het water bereiden de roeiers onze lunch. Ze hebben onderweg wat visjes gekocht die ze roosteren. We worden echt verwend. Een klein banaantje toe. Dan wordt alles weer afgewassen in de rivier en varen we weer verder.

De roeiers zingen en wij genieten. Iedereen is vrolijk. Als het schemerig wordt, zetten we weer ergens onze tentjes op en we zoeken hout voor een kampvuurtje. De sfeer is prima.

De derde dag varen we door een nauwe kloof en daarna komen we in agrarisch gebied en zien we weer af en toe een dorpje. Aan het eind van de dag stoppen we bij een klein dorpje met een paar rieten hutjes.

Dan volgt een leuke verrassing. Vanaf hier reizen we verder per zeboekar. Het is een tocht van anderhalf uur langs velden en door bossen. We gaan een paar keer door het water en moeten zelfs een heel brede rivier oversteken. Het is duidelijk dat ander vervoer hier niet mogelijk is.

Het is het eind van de dag en de mensen gaan van het veld naar huis. Twee karren sluiten zich bij ons aan en er lopen ook allerlei mensen met ons mee, hun spullen op hun hoofd. Nog nooit eerder zijn we zo ‘off the beaten track’ geweest en we voelen ons opgenomen in onze omgeving.

Ik denk dat dit een van de mooiste reismomenten van mijn leven is. Kinderen spelen, vrouwen stampen meel, iedereen praat en wisselt nieuwtjes uit en mensen zingen.

In het dorp waar we de volgende dag opgehaald worden door een 4×4 zijn een paar hutjes voor ons klaargemaakt en er is wat rivierwater opgewarmd in de zon zodat we ons lekker kunnen wassen.

Het is overal erg eenvoudig, zonder stromend water en elektra, maar wel schoon. Het eten is ook eenvoudig maar lekker. En het is zo stil en rustig. Om 19.00 uur is het pikdonker en zitten de mensen bij een houtvuurtje of bij een kaarsje.

De mensen zijn heel erg arm. De helft van de bevolking heeft geen schoenen. Ze hebben echt niets. Maar ze zijn niet zielig. Ik vind het heel bijzonder. Als dit Afrika is dan hou ik van Afrika. Ik hou in ieder geval van Madagaskar, ook al is het reizen niet eenvoudig en is dit geen reis voor een beginnende reiziger.

Verder naar de Tsingy

Vrouwen smeren hun gezicht in met klei

De volgende dag worden we opgehaald, maar de auto heeft al na 15 minuten pech. Het wordt verholpen, maar na een uur staan we weer, en langer, stil. Daarna doet hij het nog een kwartiertje, met veel benzinedampen in de auto, en dan is het afgelopen. Einde van de auto.

Het is gelukkig nog maar 15 minuten lopen naar het volgende dorp waar we met een ponton (aan elkaar gekoppelde boten met planken erop) de rivier oversteken. We komen in een groter dorp, waar telefoon is en waar restaurants zijn.

Charley gaat een andere auto regelen en wij hangen een beetje rond in het dorpje. We spelen een spelletje kaart.

In sommige stadjes en dorpen is een ‘bioscoop’. Dat gaat als volgt. Iemand timmert een grote schuur, zet er een generator neer en sluit daarop een tv met video aan. Vervolgens koopt hij een aantal muziekvideo’s (de jonge Michael Jackson is populair, net als Bob Marley) en vraagt 10 cent entree.

In de ‘bioscoop’ zitten een stuk of tien gelukkigen naar de video te kijken, maar buiten staan wel 100 mensen door de spleten in de muur te gluren en mee te zingen en te dansen.

Ik denk dat ze dezelfde banden heel veel spelen, want groepjes jongeren dansen synchroon mee op de muziek. De jongens met ontbloot bovenlijf, zodat hun mooie spieren goed zichtbaar zijn. De muziek is op straat loeihard te horen en wij hebben vanaf ons terras een prachtige dansshow.

We zien veel vrouwen met hun gezicht ingesmeerd met gele klei. Ik weet niet of ze het doen omdat ze de klei mooi vinden of omdat ze daarna een mooie gouden gloed op hun huid hebben.

De Tsingy

Met touwen klimmen over vlijmscherpe kalksteenrotsen

Ook deze dag, met autopech, vliegt voorbij. Ik ben zo relaxed (van de boottocht denk ik) dat zelfs als we drie dagen hadden moeten wachten ik het wel goed had gevonden.

Maar dat hoeft niet, aan het einde van de dag komt er een andere auto en moeten we nog zes uur rijden over onverharde wegen en door rivieren en het grootste gedeelte door het pikdonker. We arriveren bij de Tsingy en zetten de tenten op.

De Tsingy is een groot natuurgebied in Madagaskar met vlijmscherpe kalksteenrotsen. Dit komt door een bijzondere vorm van erosie. Wij gaan de volgende dag met een gids het park in. Bij de ingang krijgen we allemaal een riem met touwen en haken om ons op sommige delen van de tocht te kunnen zekeren. Het blijkt dus echt klimmen te zijn. Ook gaan we door grotten heen, soms kruipend, en over ravijnen met hangbruggen.

Ik heb nog nooit met touwen geklommen, maar ik vind het wel leuk, ook al ben ik erg onhandig. Yaron moet de hele tijd aanwijzingen geven: linkervoet naar rechts en nu je hand verplaatsen en nu je rechtervoet en nu je touw vastzetten. Maar omdat het allemaal heel stevig is, durf ik het wel. Als we boven zijn, hebben we een prachtig uitzicht.

Onderweg zien we sifaki’s (één van de grotere makisoorten), waarvan eentje met een kleintje, en andere dieren, zoals een mongoose (een klein roofdiertje).

De tocht duurt vijf uur en dan kan ik niet meer. Ik ga me lekker wassen met een emmer rivierwater, terwijl Yaron met wat anderen nog een wandeling maakt, waarbij ze veel bijzondere dieren zien: allerlei soorten lemuren en ook een mooie uil.

Morondava

Door de baobabs wanen we ons op een andere planeet

De dag daarna rijden we door een prachtig gebied met veel baobab-bomen naar een kustplaats, Morondava. We wanen ons soms op een andere planeet door het bijzondere landschap. Iedere baobab is zo bijzonder dat je blijft fotograferen.

Sommige bomen zijn heel dik, die zijn wel 150 jaar oud. Sommige hebben een naam gekregen van de lokale bevolking en zijn heilig.

In Morondava hebben we eindelijk weer een echt bed, in een prachtige bungalow op het strand, én elektra. Maar we hebben geen idee hoe we hier verder kunnen reizen. De reis naar de Tsingy is voorbij en we nemen afscheid van Charley. Alles gaat ‘mura mura’: lekker rustig aan.

Naar Tulear

Dronken soldaten, ratten en grote kakkerlakken

Het blijkt heel moeilijk om uit Morondava weg te komen. We overwegen zelfs om een zeilpirogue te huren, maar dat duurt tussen de drie en tien dagen. Uiteindelijk huren we met ons groepje een 4×4 en zijn drie lange dagen onderweg naar Tulear, een grote stad (100.000 inwoners) in het zuiden van Madagascar, 400 kilometer van Morondava.

We rijden dwars door rivieren, door oerwoud met kleine dorpjes, door mul zand en drooggevallen rivieren. De laatste nacht van de tocht slapen we in hotel California, dat we meteen omdopen tot Guantanamo Bay. Maar we hebben geen keuze. We zijn vanochtend om 6 uur vertrokken en het is nu 7 uur in de avond en pikdonker.

Aan de bar zitten dronken soldaten, er lopen ratten en grote kakkerlakken rond en het bed bestaat uit zeven latten en een laagje schuimrubber van maximaal 1 cm dik. De wc ken ik alleen van horen zeggen, daar ben ik niet naar toe gegaan.

We hangen onze klamboe op (ik geloof dat die ons tegen alles beschermt, zelfs tegen dronken soldaten), ik ga liggen als een fakir, mijn gewicht verdeeld over zeven latjes, en ik slaap de hele nacht als een blok. Dat lijkt me beter dan naar al dat geritsel te luisteren.

Tulear

De bewaker beschikt over een zaklamp en een speer

Tulear is een heel arme stad, zonder auto’s. Wij klagen over files en hier zijn we in een heel groot land vrijwel zonder wegen. We logeren drie nachten in hotel Le Sax’Aphone. Even uitrusten van onze tocht. De eigenaars hadden vroeger een jazzclub in Montpellier.

Voor het avondeten nemen we lekker een pastis (of twee), bij het heerlijke Franse eten een flesje wijn en we luisteren naar Franse jazz of iemand speelt op de piano. Het hotel, dat uit verschillende gebouwen bestaat, wordt bewaakt door een man met een rood T-shirt, blote benen en voeten, in zijn ene hand een zaklantaarn en in zijn andere hand een speer. Er logeert ook een cameraploeg van de Franse televisie.

We voelen ons nog steeds gezond en goed (ook al heeft Yaron per ongeluk kraanwater gedronken uit een fles die bestemd was voor de radiator van de auto). Vanavond nog een laatste flesje wijn en dan weer hooguit de lokale rum.

Ambalavao

In de taxi-brousse maak je contact met de bevolking...

Vanuit Tulear gaan we met een taxi-brousse naar het noorden, via een groot natuurpark met tropisch regenwoud: Ranomafana. Taxi-brousse is het lokale openbaar vervoer en bestaat uit minibusjes die vaste routes rijden.

Op zich een goed systeem, maar er kleven een paar bezwaren aan: ze vertrekken pas als ze vol zijn en vol betekent twee keer zo veel mensen als waar het busje voor bestemd is. Maar het is de beste manier om in contact te komen met de lokale bevolking (jammer genoeg dus ook lichamelijk) en daarom leuker dan vliegen of met een privé-auto.

Het eerste deel van het traject tot Ambalavao leggen we af met een postbusje. We doen er tien uur over. Zo’n rit verbroedert wel en het is erg gezellig. Op de twee stoelen voor ons zitten een vader, moeder, oma en baby van een jaar.

De vader spreekt een paar woorden Engels en is daar erg trots op. Ineens zegt hij: ‘My baby likes white people. My baby doesn’t like black people.’ Wij zitten met onze mond vol tanden. Gelukkig kan niemand anders in het busje het verstaan.

In Ambalavao nemen we een dag rust. We bezoeken een nabijgelegen natuurgebied en daarna de zeboemarkt en de gewone markt. Het is geweldig, ook al is hun manier van met dieren omgaan anders dan de onze. Wij zien hoe ze hier papier met droogbloemen erin maken.

Ranomafana

Twee dagen wandelen in een tropisch regenwoud

We rijden in een halve dag naar Ranomafana, een dorpje in een groot tropisch regenwoud. Hier lopen we twee dagen met een gids. Er zijn goed aangelegde paden, maar je moet wel veel klimmen en soms is het glibberig.

Het voordeel van een gids is dat hij veel kan vertellen en dieren ziet die je zelf voorbij zou lopen. We zien bijvoorbeeld een hagedis die zo goed gecamoufleerd is dat je die zelfs als je er met je neus bovenop stond niet kon zien.

We maken ook een nachtwandeling en zien de muislemur, een fossa (fretkat) en nog veel meer, allemaal van dichtbij. De dieren zijn niet echt bang voor mensen.

Antananarivo

De chauffeur moet eerst zijn was ophalen bij zijn moeder

We gaan verder naar Antananarivo met twee taxi-brousses. We vertrekken om 7 uur en komen pas om 9 uur ‘s avonds aan, en dat voor een afstand van minder dan 400 km. De weg is goed, maar we stoppen om de haverklap.

De chauffeur moet eerst zijn schone wasgoed bij zijn moeder ophalen. Na 5 minuten moeten we weer terug omdat hij zijn schoenen is vergeten. Er wordt onderweg hooi gekocht dat verderop weer wordt verkocht. We stoppen om te eten en daarna moet iedereen overgeven (behalve wij, wij eten biscuitjes omdat we die wegrestaurants niet vertrouwen, terecht dus).

En zo is het de hele route één groot feest. Radio keihard aan en de kinderen lekker meezingen. Kramp in onze benen. Als we er eindelijk zijn, zeggen we tegen elkaar: dat nooit meer! Maar nu kijken we er alweer anders tegenaan.

Terug in de hoofdstad Antananarivo hebben we een leuke ervaring. We raken aan de praat met een vrouw die goed Engels spreekt en die in Nederland is geweest. Wij vertellen haar dat wij Madagaskar zo mooi vinden en dan vertelt zij dat zij Nederland ook zo mooi vond: zo plat en zo groen, nooit eerder had zij van die mooie rijstvelden gezien… Zo kijk je dus naar een onbekend land en interpreteer je wat je ziet met wat je kent. Wie weet wat voor rare dingen ik in dit verslag heb geschreven…

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win