×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Noord-Brazilië

Koloniale steden, prachtige stranden & regenwoud

Reisverslag: Carole Swarthof
Foto's: Marcel van der Looij

Een rondreis door de noordelijke provincies Pernambuco, Alagoas, Bahia, Amazonas en Rio Grande do Norte van Brazilië. Van Pipa met zijn mooie stranden naar Maceió, de koloniale stadjes Olinda en Penedo, hoofdstad van de Afro-Braziliaanse cultuur Salvador de Bahia, Praia do Forte, een eco-lodge aan de Rio Negro, voormalige rubberstad Manaus en tot slot het strand van Punta Negra bij Natal.

Pipa

Mondain plaatsje met zandstranden, dolfijnen ensurfers

We starten onze reis in Pipa, een klein plaatsje met vier stranden, waarvan eentje aan een ecologisch park ligt; bij een ander strand zijn vaak dolfijnen te zien. Pipa heeft één lange straat met winkels en restaurants, voor Braziliaanse begrippen erg mondain.

‘s Avonds is het plaatsje levendig en kun je uitstekend eten of lekker in een bar zitten. Tegen de heuvels op liggen leuke hotels, vaak met mooie tuinen en zelfs behoorlijk luxe resorts.

Omdat hier een fors verschil is tussen eb en vloed, kun je bij vloed net langs de kust lopen en moet je soms over rotsen klauteren om verder te kunnen. Als je ‘s morgens vroeg komt, is het strand juist zeer breed. Als je wat bochten gepasseerd bent, zie je niets meer van het dorpje en waan je je alleen op de wereld.

Verderop zie je hoge klippen boven het strand uitrijzen en verder vooral tropische jungle. Na een paar kilometer komen we bij het surfersstrand, waar jongens op de hoge golven hun kunsten vertonen.

Een andere wandeling brengt ons naar het ‘ecologisch reservaat’, een iets te pretentieuze benaming maar het is een mooi gebied met zandpaadjes en trappetjes die naar uitkijkpunten leiden.

We kijken uit op het ‘dolfijnenstrand’ maar zien helaas geen dolfijnen. Wel zien we grote bruine schildpadden in zee zwemmen en zeearenden langs de rotsen en boven het reservaat rondcirkelen.

Na drie dagen nemen we een taxi naar een nabijgelegen plaatsje, waar we de bus nemen naar Recife (ruim 4 miljoen inwoners), een grote en vieze stad. Daar nemen we weer een taxi naar onze volgende bestemming, Olinda.

Olinda

Historische carnavalsstad met kleurige huizen

We combineren onze speurtocht naar een reisbureau voor tickets naar onze volgende bestemming, over twee dagen, met het verkennen van de stad. Olinda heeft veel oude gebouwen en kerken, vaak aan pleintjes met hoge bomen en soms met standbeelden of bijzondere patronen in de bestrating.

De huizen zijn veelal in bonte kleuren geschilderd en afgezet met mooie witte lijsten en biezen. Een rij huizen geschilderd in geel, roze, groen, donkerrood en crème is geen uitzondering.

Sommige huizen zijn gerestaureerd en zien er prachtig uit, maar het merendeel kan duidelijk wel een verfje gebruiken. De straten van de oude stad zijn bestraat met mooie vierkante keitjes.

Veel toeristen komen naar Olinda voor het carnaval, vooral omdat de stad zo’n oud en compact centrum heeft. Je ziet dan ook op veel plaatsen kleurige kostuums en bizarre maskers hangen.

Olinda is ook een kunstenaarsstadje, je ziet in bijna elke straat wel een of meer ateliers met sierraden, schilderijen, keramiek of beeldhouwwerk.

De stad Olinda is gesticht rond 1640 en niet lang daarna door de Hollanders veroverd.

De bezetting was echter van korte duur, want nog geen 80 jaar later versloegen de Portugezen de Nederlanders en verdreven hen uit Olinda. Een groot deel van de stad is sindsdien verwoest en rond 1800 weer opgebouwd. De vele kerken dateren echter nog uit de periode vanaf 1640.

Van binnen zijn de kerken niet zo mooi als van buiten, hier en daar een tegeltableau of wat schilderingen, maar ze zijn dan ook niet meer in gebruik en worden vooral als toeristische bezienswaardigheid geëxploiteerd.

Dit geldt ook voor de kathedraal op de Alto da Sé (kathedraalheuvel), het hoogste punt van Olinda. Op weg daar naartoe proberen we ergens door te steken en komen terecht in een buurt met zandweggetjes. Er zijn geen winkels, alleen automaterialenbedrijven. We vragen de weg aan een meisje, dat ons aanraadt om te keren of nog liever een taxi te nemen, omdat dit geen veilige buurt is. We doen het laatste en laten ons afzetten bij de Alto da Sé.

Zodra we uitstappen, worden we omzwermd door gidsen die van alles tegen ons roepen. We zijn Olinda nu al zat en besluiten om morgen al door te reizen naar Maceió.

We eten in een ontzettend leuk restaurant. Het ziet er van buiten erg eenvoudig uit, maar het eten is uitstekend. Na een halfuurtje brengt een popperig klein vrouwtje twee prachtig opgemaakte borden: vis met sinaasappel-gembersaus en vruchten, en met sinaasappel geparfumeerde rijst en vlees met gefrituurde kruiden.

De volgende ochtend nemen we een taxi naar Recife en daar de bus naar Maceió, een rit van een uur of vier.

Maceió en Penedo

Strandstad met rotsbassins en zeilboten

In de bus naar Maceió ontmoeten we een vrouw die uitstekend Engels spreekt, een unicum hier. Ze vertelt dat schoolkinderen in Brazilië wel vijf jaar Engelse les krijgen, maar dat het niveau van het onderwijs heel laag is. Daarnaast zijn er heel weinig mogelijkheden om te oefenen. Jonge mensen die wij aanspreken onderweg, durven eigenlijk geen Engels te spreken. Lastig voor ons.

De belangrijkste reden om naar Maceió te komen is dat het een rustige plaats is, die omringd wordt door prachtige stranden en een aangenaam klimaat heeft. Europese toeristen zie je hier niet.

De stad zelf bestaat uit flatgebouwen, een lange boulevard langs het strand en een brede recreatiestrook met sportvelden en strandtentjes. Het ziet er verzorgd en prettig uit. Omdat het zondag is, zit de hele lokale bevolking op het strand, de vrouwen vaak in piepkleine bikini’s.

In een restaurantje eten we tapioca snacks, harde pannenkoekjes met banaan, suiker en kaneel, een echte Braziliaanse delicatesse. Er zijn nog tientallen andere smaken verkrijgbaar, zowel hartig als zoet.

Langs het strand liggen een soort catamarans waarmee je een stukje over de baai kunt zeilen naar ‘natuurlijke bassins,’ ondiepe plekken waar je met een snorkel het onderwaterleven kunt bekijken.

Hoewel er niet veel te zien is behalve wat scholen geel-wit-zwart gestreepte en oranje visjes bij rotspartijen, is het heerlijk om tot je middel in het koele water te staan en naar de zee te kijken. Als je je omdraait, zie je in de verte hoge flats en het verkeer op de boulevard met op de voorgrond het strand. Een vreemd contrast.

We maken een tripje met een (dure) taxi naar Penedo, een mooi Nederlands-Portugees koloniaal stadje. Het is kleiner dan Olinda en vrijwel niet ontdekt door toeristen.

Het stadje ligt mooi in een vork van de São Fransisco, de op twee na grootste rivier van Brazilië. We bezoeken het Convento de São Francisco, een klooster dat bekend staat om zijn mooi beschilderde plafonds. Een jongen leidt ons rond en vertelt een en ander in het Portugees, dat wij niet verstaan. We knikken maar wat en lachen vriendelijk tegen hem.

Daarna slenteren we wat door het stadje. Ook hier kleurige huizen en mooie kerken en een gezellige drukte omdat het markt is. Het is wel jammer dat er veel straten zijn opengebroken, zodat we delen van het centrum niet kunnen bereiken.

Na anderhalf uur keren we weer hotelwaarts. Onze gids stopt even bij een kennis in Penedo. Omdat dit langer duurt dan gedacht, worden wij ook uitgenodigd om binnen te komen. We krijgen een rondleiding langs alle prullaria die de bewoners kennelijk op hun reizen naar Europa hebben vergaard.

De vrouw des huizes is lerares Engels, maar blijkt deze taal niet te verstaan of te spreken. Geen wonder dat niemand hier Engels spreekt.

Op de terugweg stoppen we op het Praia do Francês, een mooi strand zo’n twintig kilometer van Maceió.

Salvador de Bahia

In de wijk Pelourinho staan gouden kerken

We maken de lange reis van Maceió naar Salvador de Bahia, die zo’n tien uur duurt, in een luxe dubbeldekker bus. We hebben een hotel in de wijk Barra. Langs de kust liggen forten en er zijn oude huizen en veel straatjes met restaurants en bars.

Salvador de Bahia is de op twee na grootste stad van Brazilië (na São Paulo en Rio de Janeiro) en ligt rond een grote baai, Baía de Todos os Santos, en is bekend om zijn voedsel, muziek en architectuur. De stad is in 1547 gesticht door de Portugezen, die de eerste bewoners meebrachten: soldaten, pioniers, priesters en prostituees.

Er werd suikerriet en tabak verbouwd, maar veel belangrijker waren vanaf 1550 de slavenhandel en slavenarbeid. De 3,6 miljoen slaven uit Afrika brachten hun eigen cultuur mee, die in de Braziliaanse is geïntegreerd. Candomblé, een Afrikaanse religie die in de koloniale tijd een ondergronds bestaan leidde, is nog steeds zichtbaar en merkbaar in Salvador de Bahia.

Na Lissabon was Salvador de Bahia de belangrijkste stad van het Portugese koloniale rijk. Dit duurde tot 1763, toen de markt voor suikerriet instortte en de regering verhuisde naar Rio de Janeiro.

We nemen de bus naar Pelourinho, de oude stad van Salvador, nu een toeristische attractie. We nemen voorzorgsmaatregelen: horloges af, weinig geld in de broekzak, reservegeld in een zakje in de broek of in de schoenen verborgen.

Om het centrale plein, Praça da Sé, liggen mooie oude, vervallen panden in de bekende bonte kleuren en er zijn doorkijkjes naar schilderachtige straatjes. Er staat een menigte die vanaf een balkon van de kathedraal wordt toegesproken door een priester. Er klinkt bijval uit het publiek en regelmatig heffen mensen beide handen naar de hemel of leggen hun hand op hun hart.

Op nog geen 250 vierkante meter staan zeker drie grote kerken, alle aan pleinen met fonteinen. Verderop nog meer schilderachtige straatjes met mooie oude gerestaureerde huizen, soms voorzien van de meest exotische uithangborden.

Tussen de vele restaurants en winkels zitten een kapper die in een pijpenla zijn klanten knipt en een winkel waar worsten en hammen achter de ramen hangen.

Halverwege de Pelourinho ligt de ‘slavenkerk’. Op het plein ervoor ligt een zwart vierkant waar vroeger de paal stond waaraan opstandige slaven werden vastgebonden als ze werden gegeseld. De naam van de wijk is ontleend aan deze paal, want pelourinho betekent ‘schandpaal’.

Omdat de blanken niet toestonden dat zwarten hun kerk bezochten, moesten ze hun eigen kerk bouwen. Deze kerk heeft een rijk met goud bekleed interieur, soms tot wel een halve centimeter dik.

Na een tocht door fotogenieke kronkelige straatjes worden we aan de rand van de Pelourinho door drie mannen beroofd van ons cameraatje waarop alle net genomen foto’s op staan. De politie staakt en op het politiebureau worden geen aangiftes opgenomen.

De beroving heeft ons plezier in alle moois behoorlijk weggenomen en zorgt ervoor dat we ons een paar dagen niet erg veilig voelen op straat.

Later ontmoeten we op het strand een Duitser die al jarenlang in Brazilië woont. Met hem bezoeken we ‘s avonds nog een keer de Pelourinho waar we een mooie capoeira-show zien van het muziek- en dansgezelschap Bale Folclorico da Salvador: een mix van dans, acrobatiek en (schaduw)vechten met stokken en zwaarden, waarbij de vonken eraf vliegen.

Ook de bekende capoeira (oorlogsdans) wordt uitgevoerd. Dit alles is gecreëerd door Afrikaanse slaven in de zestiende eeuw, die de vechtstijlen van de verschillende stammen combineerden met Braziliaanse dansen tot dit spektakel.

Na de show slenteren we door de straatjes, die helverlicht zijn en waar veel politie patrouilleert. Toch is de sfeer prettig en voelen we ons op ons gemak, zeker met onze Duitse vriend die de taal goed spreekt en de gebruiken kent.

Bij een klein kroegje staan tafeltjes op straat en spelen muzikanten gitaar, drums en zang. We gaan aan een tafeltje zitten en genieten met een drankje erbij van de mooie muziek. Zo nu en dan komen mensen voorbij om spullen te verkopen of te bedelen: een jongen die jongleert met drie kokosnoten, een vrouw die kettingen van zaden verkoopt en een schoenpoetser.

De volgende dag maken we een tocht met een schoener door de grote baai van Salvador. Aan boord spelen drie muzikanten banjo en drums, want een dag zonder muziek is in Salvador ondenkbaar. We varen naar twee eilanden.

Eerst naar Ilha dos Frades, het eiland van de paters. Toen in zestienhonderd een aantal Nederlandse paters aan land ging, werden twee van hen door kannibalen (indianen) opgegeten, de rest is daarna gevlucht.

Wat wij zien is minder spectaculair maar wel aardig: een groen eiland met een mooi lang strand dat aan de azuurblauwe zee ligt. Vanaf de stenen steiger zien we in zee veel scholen vissen zwemmen.

Hierna gaan we door naar een volgend eiland, Itaparica. Eerst een lunch met vele lokale Salvadoraanse gerechten, daarna zien we enkele Portugese huizen uit zestienhonderd en een gerestaureerd Nederlands fort uit 1650 met kanonnen ervoor.

Praia do Forte

Forten, stranden, bossen, schildpadden, walvissen

De volgende dag reizen we per bus door naar Praia do Forte, zo’n 80 kilometer, bijna twee uur rijden, van Salvador de Bahia. Het plaatsje oogt verzorgd maar ook toeristisch met veel restaurants, pousadas, kledingwinkels en ateliers met goedkope ‘kunst’.

Praia do Forte heeft enkele belangrijke eco-attracties: een centrum voor de bescherming van zeeschildpadden en één dat walvissen beschermt. In het walvissenseizoen (juli-augustus) kun je tochten op zee maken om walvissen te spotten. Ook is verderop een stuk regenwoud waar dieren worden opgevangen.

Bij het schildpadden­project TAMAR worden schildpaddennesten in kaart gebracht en bewaakt. Als het nest op een onveilige plaats ligt, worden de eieren meegenomen naar het eigen terrein. Als de eieren uitgekomen zijn, worden de schildpadjes naar het strand gebracht van waar ze naar zee kruipen.

Het project beschermt een groot deel van de Braziliaanse kust, zo’n 10.000 km. In diverse bassins zie je schildpadden, sommige ruim een meter groot, maar er zijn ook schattige kleine schildpadjes van nauwelijks 7 cm.

De volgende dag bezoeken we het Sapiranga-reservaat, een Atlantisch regenwoud. In het kleine bezoekerscentrum zien we potten met een koraaladder en een kleine anaconda op sterk water. Verder opgezette harige spinnen, schorpioenen, ratten, eekhoorns en kleine aapjes.

Daarna struinen we over paadjes door het bos, dat niet zo dicht is. Onderweg steken we via doorbuigende takken riviertjes over. Bij een brede, geelmodderige rivier kun je op een toren klauteren en via een stalen draad over de rivier roetsjen. Op de terugweg komen we langs een lagune met bloeiende struiken en – dat zie je hier nauwelijks – bamboe.

De volgende dag wandelen we naar Castello d’Avila. Voor het gebouw staat een enorme ficus die ruim honderd jaar oud is. Het palazzo is beter bewaard gebleven dan we verwacht hadden, er staat nog een grote zeshoekige toren met daarin een kapelletje met beelden en een bewerkt plafond.

Verder zie je in dit gebouw van drie verdiepingen – waarvan alleen nog de muren staan – de bevestigingspunten van de oorspronkelijke boogplafonds. Via een stalen trap en loopgang kun je door het gebouw lopen en heb je een prachtig uitzicht op de nabije azuurblauwe zee.

‘s Avonds eten we een lokale specialiteit: moqueca de camarâo (garnalen), een pittige tomatensaus waarin de garnalen zachtjes gegaard zijn

Manaus en Rio Negro

Amazone rivier, jungle en dierenleven, Caboclo's enIndianen

Vandaag vliegen we via Brasilia naar Manaus in de provincie Amazonia. De volgende dag worden we met een overdekte gemotoriseerde kano naar onze eco-lodge gebracht, waar we een paar dagen blijven.

De lodge ligt aan de Rio Negro, slechts drie kwartier varen van Manaus. Gelukkig laten we al snel alle industriële bedrijvigheid achter ons. Om ons heen slechts de groene jungle en het water van de zeer brede rivier.

De lodge ligt idyllisch aan het water en is voornamelijk van natuurlijke materialen gemaakt. Aan het eind van de middag gaan we met onze gids Nilson op piranha’s vissen. We varen in onze kano naar een stuk ondergelopen bos.

Na een kwartiertje zitten met onze bamboehengels met stukjes piranha eraan, vangen we onze eerste piranha. Ze hebben scherpe tandjes, dus ik kan me voorstellen dat ze inderdaad je ledematen kunnen opeten.

Hierna varen we door naar een ander plekje, waar we kaaimannen bekijken. De gids lokt hen met geluidjes en door een van de gevangen piranha’s in het water te bewegen. We zien een paar ogen komen aandrijven en opeens hapt de kaaiman razendsnel toe.

De volgende dag bezoeken we per boot de ‘Meeting of the Waters’, het punt waar de Rio Negro in de Amazone stroomt. De temperatuur en snelheid van het water van de Rio Negro (28 graden) verschillen van die van de Amazone (22 graden), waardoor het kilometers duurt tot het zwarte water van de Rio Negro is vermengd met het gele van de Amazone.

De twee kleuren vormen bijzondere patronen. We zien ook zoetwaterdolfijnen, zowel de grijze als de zeldzame roze. Hierna varen we door naar een nabijgelegen dorpje waar de Caboclos wonen.

De Caboclos stammen zowel af van indianen als van Europeanen of Afrikanen. In verband met het grote verschil tussen hoog en laag water zijn alle huizen op palen gebouwd. Bij hoog water bereiken dorpelingen elkaars huizen, de kerk of het lokale schooltje via houten loopbruggetjes of per boot.

Manaus is rijk geworden van de rubberindustrie en in het dorpje zien we de traditionele manier om rubber te maken. Het rubber wordt gewonnen door sneden in de stam van de rubberboom te maken en daar bakjes onder te hangen. De vloeistof wordt langzaam uitgegoten op een draaiende stok die boven een houtskoolvuurtje hangt, waardoor in twee weken tijd een rubberbal wordt gevormd van zo’n 20 cm doorsnede.

De volgende morgen maken we een junglewandeling, waarbij onze gids ons bomen en planten met vooral medicinale toepassingen laat zien. Ook toont hij welke lianen water bevatten en van welke je vooral niet moet drinken (want deze bevat curare, een gif dat wordt gebruikt om pijlen in te dopen).

We zien een telegraafboom, waarvan de zeer grote wortels resoneren als je erop slaat; het geluid is tot op twee kilometer afstand te horen en op deze manier geven de indianen elkaar boodschappen door. We zien een kinineboom, waarvan de schors gebruikt wordt tegen malaria en dengue (knokkelkoorts).

Hierna gaan we naar Monkey Forest, een stukje oerwoud waar beschermde apen worden opgevangen die zijn bevrijd uit de kooien waarin locals ze houden. Je ziet hier vooral de ‘holy monkey’, een aap met een donkerbruine dichte vacht en een lichtbruin gezichtje. Sommige zijn zo tam dat ze zich laten aaien of nootjes uit je hand pakken.

Een andere apensoort heeft een oranje vacht en een soort rood masker op zijn gezicht. Vanwege dat rode gezicht wordt deze aap wel ‘Englishman’ genoemd.

‘s Middags bezoeken we per boot een indianendorp. De indianen zijn diverse malen uit hun gebied rond Manaus verdreven. Ze proberen wat te verdienen met traditionele dansen voor toeristen en het verkopen van handwerk.

De mannen dragen een mooie hoofdtooi van riet en kleurige vogelveren en een lendendoek met daarover een rokje van groene bladeren. Zowel de mannen als de vrouwen hebben hun gezicht beschilderd in rood, geel en zwart.

Men danst in paren volgens diagonale lijnen, ondertussen blazend op een lange fluit of ander blaasinstrument. Dit wordt ritmisch begeleid door kleine kokosnotenkettingen die de mannen aan hun enkels hebben gebonden en door handgeklap.

De volgende morgen vertrekken we naar Manaus, waar we pas ‘s nachts verder kunnen vliegen. We gaan in de tussentijd de stad verkennen.

We bezoeken het Teatro Amazonas (operagebouw) uit 1896. Bij de bouw van het enorme theater zijn kostbare materialen gebruikt uit Europa: Carrara marmer, Frans gietijzer voor de trapleuningen en balkons, Italiaans glas voor de lampen en Engels porselein voor de lampetkannen en kwispedoors. Het heeft een koepel die aan de buitenkant is betegeld in de kleuren van de Braziliaanse vlag. Het theatergedeelte is afgewerkt met mooie plafondschilderingen en er is een ontvangstzaal met parket van wel 10 soorten tropisch hardhout.

De bestrating voor het theater is gemaakt van rubber, om te voorkomen dat het geratel van koetsen in de zaal hoorbaar zou zijn.

Hierna bezoeken we het Paleis van de Gouverneur, waarin zeven musea zijn gevestigd. Dat valt tegen: de kwaliteit van de tentoongesteld kunst is slecht en de tentoonstellingen over archeologie en munten zijn teleurstellend.

‘ s Avonds bezoeken we een rodizio restaurant waar je eerst je bord volschept met salades, groenten, aardappels en rijst, vervolgens aan een tafel gaat zitten en dan begint het: obers lopen af en aan met enorme vleesspiezen: biefstuk en ander rundvlees, kippenhartjes, lamsbout, worst…

Onze borden zijn snel boordevol en terwijl we eten staat de volgende ober alweer voor onze neus. Uiteindelijk blijkt dat er bordjes op tafel staan die aangeven of je wel of niet wilt dat ze nog een keer langskomen en ons bordje staat op ‘ja’…

Natal - Punta Negra

Stranden, zandduinen en boulevards

We moeten twee keer overstappen tijdens onze vlucht van Manaus naar Natal, in Belem en Fortaleza. De reis duurt dan ook ruim 24 uur.

Hoewel onze eerste indruk van Punta Negra bij Natal niet zo goed is, blijkt dat naderhand mee te vallen: enorme stranden met daarlangs een lange boulevard met veel restaurants en winkels. Op het strand zie je veel rijdende stalletjes met verkopers die van alles aanbieden.

Op de achtergrond kijk je uit op een prachtige zandduin. We verblijven in het goedkoopste hotel van deze reis en ontspannen ons op het strand. Sommige van de rijdende strandstalletjes verkopen heerlijk ijs met vruchten, andere ter plekke bereide garnalen.

Natal ligt op loopafstand en de strook tussen de twee plaatsen is bebouwd. We wandelen langs restaurants, hotels, winkelcentra, etc. Maar je kijkt ook uit over de prachtige golven, die ook zijn ontdekt door surfers, altijd een mooi gezicht.

Dit zijn onze laatste dagen in Brazilië. Het is eind juni en we vliegen terug naar Nederland.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win