×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Sri Lanka

Een mooie balans tussen natuur en cultuur

Reisverslag: Marianne Bekkering
Foto's: Marianne Bekkering

In Anuradhapura leefden 500 monniken onder overhangende rotsen en op de bergtop van Mihintale begon de bekering tot het boeddhisme. Van historische waarde zijn ook de door lusthoven omgeven citadel Sigiriya, de grottempels van Dambulla en Aluvihare en de oude hoofdstad Kandy met de Tempel van de Tand en de Royal Botanic Gardens. Voor de jaartelling was men in Sri Lanka al ingenieus met waterwerken om o.a. rijst te verbouwen. Later kwamen daar de theevelden rond Nuwara Eliya en langs de treinroute naar Ella bij. Yala NP en het Sinharaja regenwoud bieden een rijke en gevarieerde natuur. Tot slot bijkomen op het Malediven-eilandje Thulhagiri.

We gaan twee weken door Sri Lanka trekken maar eerst komen we, na de aankomst om twee uur in de nacht, in Negombo een dagje bij van de vliegreis. Als we wakker worden schijnt de zon volop en kijken we uit op het goudgele stille strand.

Negombo, dat vlakbij de luchthaven van hoofdstad Colombo ligt, heeft een geschiedenis met Nederland. De VOC kwam in de 17e eeuw naar deze havenstad om o.a. kaneel te halen. Voor de aanvoer daarvan uit het binnenland legden ze een stelsel van kanalen aan.

De kanalen dienden tevens om de rijstvelden te bevloeien en om zout en kopra (gedroogd vlees van de kokosnoot) te vervoeren. Met hulp van Nederland zijn de kanalen onlangs opnieuw uitgediept om ze weer geschikt te maken voor de binnenvaart. Ook kun je er tegenwoordig een boottochtje over maken.

De verhouding tussen de VOC en het koninkrijk van Kandy, dat het eiland indertijd overheerste, was een gecompliceerde. In 1648 werd de hulp van de VOC ingeroepen om de Portugese kolonisator te verslaan. De Nederlanders waren uit op goede handel, dus een verdrag was snel gesloten. De VOC kreeg het monopolie op de voornaamste producten van het eiland en in ruil daarvoor steunden zij de koning met manschappen en materieel in de strijd tegen de Portugezen. Dat ging goed tot de VOC voet aan de grond had en weigerde de ingenomen vestingen over te dragen aan de koning.

Met deze geschiedenis in het achterhoofd houden wij vandaag een luie dag op het strand, in de schaduw van de palmbomen. Het strand is hier erg rustig en leeg, met af en toe een vissersboot. Een bonus zijn de brutale kleine eekhoorntjes. Ook een tweetal koe-reigertjes komt foerageren in de planten op het strand, naast een van de vissersboten.

Tegen vijven lopen we naar het dorpje om bij een ATM geld te trekken. Negombo is een weinig inspirerend plaatsje en we lopen al snel weer via het vissersdeel over het strand terug.

Een aardige visser wijst ons op de netten vol sardientjes bij de boomstamkano’s die ze gebruiken. Deze ‘oruvas’ zijn smalle bootjes met een hoog zeil en aan een kant een stevige drijver. De markt voor de grote vissen begint om 6 uur ‘s morgens en is om 10 uur al uitverkocht maar sardientjes zijn er ook nu nog volop.

Anuradhapura

Onder overhangende rotsen leefden 500 monniken

De volgende dag rijden we noordwaarts naar Anuradhapura in het binnenland. Het eerste deel langs de kust is niet zo inspirerend, het lijkt één lange lintbebouwing met kleine, sjofele winkeltjes. Als we na de lagune landinwaarts gaan wordt het mooier, met veel waterpartijen en groene velden met overal koe-reigertjes, vaak in grote hoeveelheden.

We zijn blij dat we niet zelf hoeven te rijden. Naast het links rijden is de rijstijl hier in onze ogen op zijn minst ‘rommelig’. Iedereen doet maar wat hem uitkomt en haalt in waar het volgens ons absoluut niet kan. Daar doet onze chauffeur ook aardig aan mee, dus we besluiten maar niet door de voorruit te kijken en erop te vertrouwen dat hij ons overal veilig naartoe zal brengen.

Onderweg stoppen we bij een hindoe­tempel met kleurrijke beelden. De grootste groep Sri Lankanen is boeddhist maar ook het hindoeïsme, christendom en de islam worden hier beleden. We mogen er niet in maar er omheen lopen geeft een aardig beeld van hoe zo’n tempel er uitziet.

In de tuin van ons hotel bij de historische stad Anuradhapura slingeren de apen door de bomen en fluiten de vogels. Het hotel is nieuw maar prachtig in oude stijl gebouw, met veel maanstenen en ornamenten.

Maanstenen zijn de stenen ‘deurmatten’ van de tempels, die zijn opgebouwd uit verschillende ringen. De buitenste ring heeft vlammen, die symbool staan van het overstijgen van het verlangen van Boeddha. De volgende ring bestaat uit dierenfiguren (vaak stier, paard, olifant en leeuw) die de vitaliteit weer geven. Daarna volgt een ring met een klimplant, die symbool staat voor de levenskracht. De ring erna geeft de gans weer, die staat weer voor het zoeken naar de waarheid. De laatste ring, met een lotusbloem in het centrum, staat voor de zuiverheid en de nadering van het Nirvana.

De eerste bezienswaardigheid van Anuradhapura die we bezoeken zijn de overhangende rotsen van Vessagiriya, waar in de 5e eeuw voor Christus 500 monniken leefden en mediteerden. Het is een mooie rustgevende plek, dus begrijpelijk dat ze deze door de rotsen van de regen afgeschermde plek uitkozen. Beneden zijn de ruïnes van wat ooit de eetzaal en de slaapvertrekken waren.

Anuradhapura zelf is de oudste kloosterstad ter wereld, waar duizenden monniken in tientallen kloosters leefden. Voor boeddhisten werd het een heilige stad doordat de dochter van een Indiase keizer hier, verstopt in haar kapsel, een loot naartoe bracht van de heilige bodhiboom. Onder deze vijgenboom vond Boeddha in de 3e eeuw voor Christus verlichting. De inmiddels ruim 2200 jaar oude boom staat er nog steeds en wordt gedeeltelijk ondersteund om te voorkomen dat de takken afbreken.

Voor boeddhisten is Anuradhapura nog steeds een bedevaartsoord maar dat is het niet altijd geweest. Ruim 1400 jaar was Anuradhapura de Ceylonese koninklijke hoofdstad, onder 113 opeenvolgende koningen. In deze bloeiperiode is de stad verrijkt met paleizen, beeldhouwwerken, lusttuinen en zelfs het eerste ziekenhuis. Maar ook een aantal dagoba’s , koepelvormige stupa’s waarin de heilige Boeddhistische relikwieën worden bewaard. Zeker zo belangrijk waren de grote spaarbekkens om het water van de moessonregens op te vangen, die in deze periode onder het bewind van de koningen zijn gemaakt. Het moet een enorme klus zijn geweest om eerst het tropische bos te kappen en vervolgens de meren te graven.

Maar in 1073 werd Anuradhapura verlaten, na een strijd met de Zuid-Indiase strijders die Sri Lanka overspoelden. Polonnaruwa werd de nieuwe hoofdstad en Anuradhapura raakte overwoekerd door het oerwoud. Pas in de 19e eeuw hebben de Engelsen de overwoekerde stad weer gevonden, waarna het restaureren kon beginnen. Het is een erg uitgebreid complex, waar je met de auto – of op de fiets – van het ene naar het andere deel kunt rijden. In één van de stupa’s zou een sleutelbeen van de Boeddha liggen.

We beginnen bij de rotstempel van Isurumuniya, die is gebouwd tijdens het bewind van koning Devanampiyatisa in de 3e eeuw v. Chr.. In het kleine museum bij de ingang worden (delen) van de beeldhouwwerken getoond waar vroeger de muren en plafonds mee waren versierd.

We zien een groot liggend Boeddhabeeld, prachtige muurtekeningen en ook het beeldhouwwerk van de minnaars van Isurumuniya, wat volgens de legenden de zoon is van koning Dutugemunu en een meisje uit de lagere kaste dat hij beminde en waarvoor hij de troon op gaf. Maar weer een ander verhaal vertelt dat het een Hindoegod met zijn wederhelft zou zijn. We beklimmen de rots aan de achterkant van de tempel en worden beloond met een mooi uitzicht over de omgeving.

Naast het complex liggen de koninklijke lusttuinen met de Kuttam Pukuna, de tweelingvijvers die als badgelegenheid voor de monniken fungeerden. Bijzonder is dat er een netwerk van ondergrondse buizen was aangelegd om de tuin en de vijvers van water te voorzien.

Sowieso was men in die tijd ingenieus met waterwerken. Behalve de grote reservoirs die overal werden aangelegd om het water in de regentijd op te vangen waren er complexe systemen om het water overal te krijgen, zoals bij de rijstvelden in de buurt. Deze streek was door dit irrigatiesysteem zelfs de ‘graanschuur van de Oriënt’. Tot op heden wordt dit systeem nog door de boeren gebruikt om hun land te bevloeien.

We zien ook een prachtige maansteen en de wachtersteen van de slangenkoning die de monniken bij de ingang plaatsten is ook al erg mooi.

We lopen door de grote tuinen en rijden dan verder langs de tempels en pagodes (zowel witgekalkt als natuursteen) van het grote complex en langs de restanten van het oude ziekenhuis (alleen nog een paar granieten pilaren).

Ook van het Loha Prassada, het eens grote houten paleis met koperen dak uit de 12e eeuw, dat 9 verdiepingen met elk 100 kamers telde, is helaas niet veel meer over dan de granieten pilaren. Het was het verblijf van de monniken en is geregeld afgebrand. Maar wetende dat dit in de 5e eeuw voor Chr. vele kamers bezat is het toch indrukwekkend. Ook de apen die hier alom aanwezig zijn zijn interessant.

Hierna bezoeken we de heilige boom, waar monniken diverse rituelen uitvoeren voor de gelovigen. Even verderop komen we langs een crematieplaats voor een monnik. Voor elke monnik die overlijdt wordt een kleine witte stupa wordt gebouwd. Behalve wanneer hij zelfmoord heeft gepleegd, dan is hij het in de ogen van de boeddhisten niet waard.

We rijden verder langs de olifantenvijver, een spaarbekken dat door een ondergronds kanalensysteem van water wordt voorzien.

De naam doet denken dat het voor de olifanten is maar in werkelijkheid dient de naam alleen om de grootte aan te geven.

Weer wat verder zijn de ruïnes van het Mahapali-refectorium, het armenhuis. Hier is een gigantische kanovormige bak te zien waar aan de monniken geschonken rijst in heeft gezeten.

De afmeting van de rijstbak geeft goed aan hoeveel monniken hier in die tijd leefden. In vroeger tijden werden de monniken door de koningen van voedsel voorzien, nu is het meer de bevolking die voor de monniken zorgt.

Mihintale

Op de bergtop werd de koning bekeerd tot het boeddhisme

Na de lunch rijden we naar Mihintale, zo’n 10 km verderop. Het is genoemd naar de Indiase missionaris prins Mahinda, die het boeddhisme naar Sri Lanka heeft gebracht. Mihintale is een oude kloosterstad die is ontstaan op de plek waar koning Devanampiyatissa in 247 v. Chr. de eerste discipel werd van het boeddhisme.

De koning was hier op de berg op herten aan het jagen, ontmoette de Indiase prins-missionaris die naar Sri Lanka was gestuurd om het boeddhisme te verspreiden en bekeerde zich tot het boeddhisme. Het boeddhisme verspreide zich hierna als snel onder de Singalezen.

Mihintale is tegen een berg gebouwd en dat betekent traplopen: 3 stuks met in totaal 1840 treden. Gelukkig zorgen de vele bomen langs de trappen voor schaduw en de apen onderweg leiden de aandacht regelmatig af van het klimmen.

Op het eerste platform staat de Kantaka Cetya, een oude on-gepleisterde stupa die lang overwoekerd is geweest en aardig vervallen is geraakt. Opvallender is een witte pagode uit de 2e eeuw v. Chr. Van daaraf lopen we blootvoets en blootshoofds, zoals het boeddhisme voorschrijft, de volgende serie trappen op tot de top. Als je niet blootsvoets over de stenen kunt lopen mag het ook op je sokken, want sokken zouden schoner zijn dan schoenen of sandalen.

Helemaal boven zijn er drie keuzemogelijkheden: verder klimmen naar het witte Boeddhabeeld, naar de rots of naar de grote pagode waar een haar van Boeddha zou worden bewaard. Wij kiezen voor de pagode, vanwaar de omgeving goed te zien is. Op deze plek zou de koning tot het boeddhisme zijn bekeerd nadat hij de Indiase prins-missionaris had ontmoet. Achter de witte pagode is nog een tweede, ongepleisterde te zien.

Vanaf de rots, de Aradhana Gala of de Rots van de Bijeenkomst, zou prins Mahinda zijn eerste prediking hebben gegeven.

We dalen af naar de Naga Pokuna, een waterreservoir in de vorm van een slang.

Naga (de slang) wordt beschouwd als de maker van regen en de beschermer van rijkdom en water. Deze vijver is een onderdeel van een irrigatie­systeem van stenen kanalen en staat in verbinding met de lager gelegen Sinha Pokuna (Vijver van de Leeuw), waar we naartoe lopen. Hier eindigt de waterpijp en spuugt een stenen leeuw het water in het bekken.

Sigiriya

Een door lusthoven omgeven citadel

We verplaatsen ons zuidwaarts naar Sigiriya, dat net als Anuradhapura op de Werelderfgoedlijst staat. Onderweg maken we een omweg om het Boeddhabeeld bij Aukana te bekijken.

Dit indrukwekkende 12 meter hoge beeld is uit een stuk graniet gehouwen en stamt waarschijnlijk uit de 5e eeuw v. Chr. De rechterhand is geheven in een zegenende houding en bovenop zijn haar is een vlam te zien die de opperste verlichting symboliseert.

Langs een van de grote antieke waterspaarbekkens rijden we verder naar onze bestemming. Veel toeristen maken in Sigiriya een rit op de rug van een olifant maar wij hebben daar geen behoefte aan. Ons hotel ligt mooi aan een meer met veel watervogels en ook hier huist een apenfamilie in de tuin.

Vroeg in de morgen bezoeken we de rots van Sigiriya oftewel de leeuwenrots, die bestaat uit door muren en grachten omgeven lusthoven met in het midden een bovenop een rots gelegen citadel.

We zijn niet alleen vroeg omdat het nu nog koel is maar ook omdat het zaterdag is en het vandaag waarschijnlijk extra druk wordt. Van veraf zien we de rots al loodrecht boven het landschap uitrijzen. Het is het restant van een vulkaan waarvan de helling in de loop der tijden is afgesleten zodat er een soort doosvorm is ontstaan. Het is een vreemd gezicht om dit blok steen boven de bomen uit te zien steken.

Onderaan de rots liggen ommuurde terrasvormige watertuinen met vijvers, koninklijke baden en fonteinen, die door een ondergronds distributiesysteem van water werden voorzien. De vijvers zijn er nog maar de fonteinen niet meer. Al met al moeten deze lusttuinen bijzonder indrukwekkend zijn geweest.

Op de top van de bijna ontoegankelijke 180 meter hoge rots lag vroeger een koninklijk paleis met een oppervlakte van zo’n 1,5 hectare. Het paleis annex fort Sigirya is gebouwd als verdedigingswerk. Het was omgeven door brede fortgrachten en stenen wallen, waarvan een deel onder water kon worden gezet. Een katapult met een enorm rotsblok stond klaar om naar beneden gerold te worden als er een aanval zou komen.

Als we via een smalle wenteltrap omhoog klauteren komen we langs tekeningen van rondborstige vrouwen die uit de wolken op lijken te stijgen en wolkenmaagden genoemd worden. Vroeger waren er zo’n 500 tekeningen, verspreid over een wand van twee voetbalvelden groot. Tegenwoordig zijn er nog 23 over.

We klimmen door naar een plateau waar een enorme leeuw in de rots is uitgehouwen, waarvan alleen nog de poten over zijn. Vroeger liep het pad door de opengesperde bek van de leeuw. De kop is echter door de regen en de wind verloren gegaan.

Via open trappen klimmen we door naar het bovenste plateau. Na een flinke klim wacht ons een verrassing: de waterreservoirs en muren van het oude paleis, met in het zuidelijke deel paleistuinen waar ook een groot spaarbekken ligt om de moessonregen op te vangen.

Jammer genoeg is het heiig, want het uitzicht over de omgeving moet fantastisch zijn.

Nu blijft het zicht beperkt tot de lusttuinen en het moeras onderaan de rots. De uitkijkpost van de wachters laat te wensen over: die is open en mochten ze tijdens hun dienst in slaap vallen, dan zouden ze zo naar beneden zijn gevallen. Via een rots waarin een troon is uitgehouwen dalen we weer af naar de parkeerplaats.

‘s Middags maken we een olifantensafari. In een mooie groene omgeving zien we eerst een Indische kuifarend en een pauw. Later zien we ook drie groepen olifanten.

De beste tijd is augustus, omdat de olifanten dan in grote aantallen bij elkaar komen bij de waterreservoirs, maar circa twintig olifanten is voor ons ook geen verkeerde score.

Dambulla

De grottempels zijn prachtig versierd

We starten weer vroeg en reizen door het bergachtige binnenland van Sri Lanka verder zuidwaarts naar Dambulla, waar we de grottempel gaan bezoeken die ook al op de Werelderfgoedlijst staat. In de eerste eeuw v. Chr. vluchtte koning Vattagamini Abhaya vanuit Anuradhapura hier naartoe. In de 14 jaar die hij hier als balling bleef leven liet hij de grottempels aanleggen.

De grottempels van Dambulla zijn een complex van vijf grotten onder een grote overhangende rots. De indrukwekkendste grottempels van Sri Lanka zijn prachtig versierd met muur- en plafondschilderingen en beelden van Boeddha en andere goden en godinnen. Vroeger was het heilige grottencomplex ook aan de buitenkant helemaal beschilderd maar die muurschilderingen zijn op een klein stukje na verloren gegaan.

Sinds 1938 loopt er een gewelfde zuilengang over de hele lengte van het complex. Daarachter liggen de grotten, waaronder een met een liggend Boeddhabeeld van 15 meter. Ook is er een beeld van de laatste koning van Kandy en er zijn zelfs een paar beelden van hindoegoden als Vishnu en Ganesha.

Om half 11 zijn de tempels een kwartiertje gesloten. Er wordt een schaal met eten naar het Boeddhabeeld gebracht, waarna een trommelaar een stuk ten gehore brengt. Daarna gaan de deuren weer open. Het eten wordt onder een zilveren deksel terug naar de keuken gebracht. Wat ze ermee doen? Er zijn wel opvallend veel apen in het deel waar de schalen heen gaan.

Aluvihare

In deze grottempel werd de Pali-canon opgetekend

De route gaat verder zuidwaarts naar de specerijentuin in Matale, waar een deskundige en aardige gids ons rondleidt langs alle kruiden en over het gebruik ervan vertelt. In Sri Lanka wordt er meer dan bij ons gewerkt met traditionele geneeswijzen waarbij kruiden een belangrijke rol spelen en de Sri Lankaanse flora is rijk voorzien van de bestanddelen daarvoor.

Omdat we zo enthousiast waren over de grottempels stelt onze gids voor om naar een andere, bij toeristen minder bekende, grottempel te gaan: die van Aluvihare, zo’n 8 km ten noorden van Matale. In het kleine museum bij de grotten krijgen we uitleg over de betekenis ervan.

Uit India gevluchte monniken begonnen hier in de eerste eeuw v. Chr. met het optekenen van de boeddhistische Pali-canon uit de 6e eeuw v. Chr., een verzameling toespraken uit de laatste 45 jaar van het leven van Boeddha, om deze voor toekomstige generaties te bewaren. Zo’n 500 monniken zouden zich daarmee bezig hebben gehouden in deze afgelegen Aluvihare-grottempel.

Ons wordt gedemonstreerd hoe dat in zijn werk ging. Eerst wordt de tekst in een palmblad gekrast, daarna wordt dat ingesmeerd met een mengsel van o.a. houtskool, vervolgens wordt het gedroogd met een kruidenmengsel en daarna moet het heel lang goed blijven. Desalniettemin gingen de oude geschriften verloren: ze werden in 1848 verwoest door de Engelsen, toen deze een rebellenleider achtervolgden tijdens het Matale-oproer. Later hebben de monniken de teksten opnieuw opgeschreven en die boeken liggen hier nu opgeslagen.

De Aluvihare-grottempel bestaat uit verschillende kleinere grotten. Ook deze zijn beschilderd maar minder verfijnd dan die in Dambulla. In een van de grotten zien we gruwelijke afbeeldingen van wat je als zondaar in de boeddhistische hel te wachten staat: een overspelige vrouw wordt in stukken gehakt en van een mannelijke zondaar worden door demonen beide benen afgehakt. En wij maar denken dat het boeddhisme zo vredelievend was.

Kandy

Tempel van de Tand, olifantenweeshuis en Royal Botanic Gardens

We rijden verder zuidwaarts naar Kandy, de hoofdstad van het oude gelijknamige Singalese koninkrijk en alweer een Werelderfgoed. Ten tijde van de VOC wist het koninkrijk zijn onafhankelijkheid te bewaren maar uiteindelijk viel het toen de Engelsen in 1815 heel Ceylon veroverden.

Kandy ligt op 525 meter hoogte en is omringd door bergen maar evengoed is het er warm vandaag. Kandy wordt beschreven als een mooie stad maar onze indruk is minder positief: het is een volle (112.000 inwoners), drukke en smoezelige stad met veel kleine rommelige winkeltjes en vooral veel chaotisch verkeer.

Langs het fort dat de Nederlanders bouwden ter ‘ondersteuning’ van de Singalese koning (veel meer dan wat muren is er niet van over) rijden we naar de Dalada Maligawa. Deze Tempel van de Tand ligt bij het vroegere paleis van de koningen aan de rand van het Meer van Kandy.

In 1997 is een deel van de tempel verwoest tijdens een bomaanslag door Tamiltijgers. Inmiddels is deze strijd voorbij, de schade hersteld en de tempel weer open voor publiek, al is er wel een veiligheidscontrole bij de poort.

Na de crematie van Boeddha zou een aantal relikwieën uit het vuur gered zijn, zoals zijn bedelnap, een sleutelbeen en een stuk van zijn haar. En een hoektand, die na wat omzwervingen in Kandy terecht zou zijn gekomen. In de loop der eeuwen is er nogal gestreden om deze tand, want het werd traditie dat wie de tand in bezit had Sri Lanka mocht regeren. Toen de Engelsen de tand in 1815 bestudeerden bleek overigens dat het niet erg waarschijnlijk is dat deze tand met een lengte van 5 cm van een mens afkomstig is.

We lopen bewonderend door de tempel: alles is even rijk versierd. Er komen monniken aangelopen waarvan de voeten worden gewassen. Ze roffelen op trommels en dan gaat een deur open. Vervolgens worden we door de menigte meegenomen en kunnen drie seconden een blik werpen op de doos, in de vorm van een rijk versierde verzilverde lotus, waarin de tand wordt bewaard.

Behalve dit relikwie zijn er in het kloostercomplex prachtige zalen te zien vol houtsnijwerk, waaronder een bibliotheek en een audiëntiezaal. Iedere zomer is er een processie waarbij de tand op een rijk versierde olifant door de stad wordt gevoerd.

‘s Middags gaan we naar het Pinawella Elephant Orphanage, een olifantenweeshuis op een uurtje rijden van Kandy. Hier worden gewonde dieren en olifantenwezen verzorgd en klaargestoomd voor een leven als werkolifant. Om 14 uur lopen de olifanten in colonne door het plaatsje naar de rivier, soms met een berijder erop en soms los.

Vanaf het terras van een restaurant naast de rivier heb je, onder het genot van een lekkere curry, een prachtig zicht op de badderende olifanten.

De Royal Botanic Gardens in Peradeniya, een voorstadje van Kandy, zijn 59 ha groot en tellen meer dan 4.000 soorten planten. Februari is een mooie tijd, omdat er nu veel in bloei staat. Bij de ingang leek het druk maar zodra je een stuk verder loopt heb je een heel deel voor jezelf.

Het is heerlijk om een paar uur door de prachtig aangelegde tuinen te struinen om de bloemen en planten te bekijken, naar de vogels te kijken en luisteren, met een boekje op een bankje te zitten en de aapjes te bekijken.

Aansluitend bezoeken we vlakbij het oude Nederlandse fort een dansvoorstelling. De route erheen, rond het meer van Kandy, is een mooie bonus. De voorstelling is leuk om te zien. Aan het eind wordt er een vuurdans uitgevoerd, waarbij twee mannen zowel vuurspugen als over gloeiende kolen lopen.

Nuwara Eliya

Overal op de bergen liggen theevelden

We reizen verder zuidwaarts naar Nuwara Eliya, een stad op bijna 2000 meter hoogte aan de voet van de Pidurutalagala, met 2524 meter de hoogste berg van Sri Lanka. De stad werd in de jaren 60 van de 19e eeuw door de Engelsen gebouwd met als doel om hier koffie te verbouwen. Dat werd geen succes, want de koffieplanten werden aangetast door de bladzwam.

De vele regen en zon, in combinatie met koele nachten, bleken wel een uitstekend klimaat te bieden voor theeplantages. Overal op de bergen zie je de theevelden liggen, waar her en der theepluksters aan het werk zijn.

De beste thee wordt nog steeds met de hand geplukt en wel met niet meer dan twee blaadjes tegelijk. Daarna begint het proces van verleppen, persen, fermenteren, drogen en sorteren. En dat allemaal binnen 24 uur. Tot slot wordt alles gedroogd in een soort kachel van 880 graden. In de dalen worden veel groenten verbouwd, als kool, prei en wortelen, maar ook aardbeien.

Ons hotel in Nuwara Eliya is de voormalige woning van een plantage-eigenaar, die nog steeds compleet in de oude Engelse stijl is. Ook het plaatsje zelf heeft op verschillende plekken nog wel tekenen van het Engelse tijdperk, zoals een paarden­racebaan, het oude postkantoor en de golfclub. Maar verder is het gewoon een Sri Lankaans plaatsje met kleine winkeltjes.

Vlakbij ons hotel ontdekken we een leuke overdekte markt waar groenten en fruit in bergjes worden uitgestald.

De treinreis naar Ella

Vanuit de trein zie je wat achter de lintbebouwing ligt

We zien Sri Lanka op een andere manier tijdens de treinreis naar Ella. Het traject van Kandy naar Ella wordt aanbevolen als een van de mooiste treinreizen ter wereld. De Britten bouwden de spoorweg in de tweede helft van de negentiende eeuw om thee uit het heuvelland via Colombo naar de rest van de wereld te verschepen. Behalve talloze theeplantages passeert de trein meer dan vijftig tunnels.

Met de auto rij je vaak tussen de lintbebouwing, vanuit de trein zie je wat daar achter ligt. Via een groot raam van de eerste klas zien we eerst de theeplantages en later de dalen tussen de bergen, met een enkele waterval. De trein rijdt met een sukkelgangetje, dus er is ruim tijd om foto’s te maken.

Na zo’n drie uur zijn we bij het eindpunt, het bergdorpje Ella. Daar wacht onze gids met de auto en brengt ons naar een mooi uitzichtpunt. Daarna gaan we naar een watervalletje, waar ook een hele school rondloopt en een aantal in kleurig oranje gewikkelde monniken, waarvan sommigen knap jong.

De gids vertelt dat arme families vaak een zoon naar het klooster brengen om monnik te worden, puur omdat er geen geld is voor de opvoeding. De jongens  gaan dan al met hun 8e het klooster in maar als ze later besluiten toch geen monnik te willen zijn kunnen ze ook weer uittreden. Eigenlijk is dat niet de bedoeling maar het wordt oogluikend toegestaan.

De scholing – inclusief de universiteit – en de medische verzorging zijn overigens geheel gratis in Sri Lanka.

Yala NP

Tijdens de jeepsafari zien we een breed scala aan wild

Vanuit Ella rijden we verder naar de zuidoostkust, waar we twee nachten blijven om het Yala NP bij Tissamaharama te bezoeken. Nu geen bergen meer maar vrij vlak land met rijstvelden i.p.v. theeplantages. Het hotel ligt weer aan een meer en aan het einde van de dag hebben we een prachtige zonsondergang.

‘s Morgens om half 6 worden we opgehaald voor een jeepsafari. We rijden in een half uurtje in het pikkedonker naar het NP en zien dan langzaam de zon opkomen. De totale safari duurt een uur of 5 en er is absoluut veel te zien in het park: veel pauwen, zowel in de bomen als op de grond, een paar neushoornvogels, prachtige bijeneters, een krokodil, hertensoorten, buffels, ooievaarachtige vogels, een aantal roofvogels waaronder de witbuik zeearend-, zwarte- en de kuifarend, ijsvogels, halsbandparkieten, wilde zwijnen, mangoesten, olifanten, apen, ibissen en er schijnt zelfs een luipaard in een bosje te hebben gezeten, al konden wij die absoluut niet zien.

We ontbijten op een plek aan zee waar in 2004 een tsunami alles heeft weggeslagen. Precies op deze plek zaten de mensen toen ook te ontbijten en dat geeft een unheimisch gevoel. De kustlijn en de hier gelegen hotels werden compleet verwoest door metershoge golven. De mensen die hier waren hadden geen schijn van kans. Meer dan een miljoen Sri Lankanen werden getroffen door de vloedgolf, 40.000 overleefden het niet.

Het park zelf en de dieren hebben het overigens goed doorstaan. Daardoor is het park kort daarop alweer open gegaan voor het toerisme, immers een belangrijke bron van inkomsten. Er is nu niets meer wat aan deze ramp herinnert. Ook niet op het strand.

Sinharaja rain forest

Een agressieve olifant vormt een te groot gevaar

Het is een eind rijden naar Sinharaja, dat een flink stuk westelijker ligt. Weer een NP maar nu een regenwoud, op zo’n 1000 meter hoogte in de bergen. De route erheen is mooi, met op het laatst een pittig stuk klimmen over een erg smal weggetje door de theeplantages.

Als we aankomen krijgen we meteen een tegenvaller te verwerken. De voor vanmiddag geplande tocht komt te vervallen omdat er in de buurt een agressieve olifant rondloopt die een gevaar vormt. We lopen wel een eindje met een gids naar een watervalletje maar omdat het inmiddels is gaan regenen (een echte tropische stortbui) is er weinig te zien: geen vogels of kleurrijke hagedissen, wel een wandelende tak, een aantal apen en een blauwe ekstersoort. We stoppen bij een poeltje waar vissen aan je voeten beginnen te knabbelen zodra je die in het water houdt. Het kriebelt enorm.

Dubbele tegenvaller: de vogeltrack de volgende ochtend gaat ook niet door, omdat we vanwege werkzaamheden aldaar ons 5 uur van tevoren op de luchthaven moeten melden. Als we vertrekken passeren we aardig wat door de wilde olifant vernielde bamboebossen. Hij schijnt ook nog de voorruit van een busje aan diggelen te hebben geslagen.

Via Galle, waar we even een Portugees-Nederlands-Engels fort bekijken, rijden we naar de luchthaven van Colombo.

De Malediven

In tien minuten loop je het hele eiland Thulhagiri rond

Op een uurtje vliegen van Colombo liggen de Malediven, waar we nog vijf nachten hebben geboekt op een van de paradijselijke eilandjes. ‘s Avonds komen we aan op de luchthaven van Male op het hoofdeiland. Tegenover het vliegveld liggen speedboten die je naar de andere eilanden brengen. Af en toe zien we de verlichting op een van de eilandjes, verder is het pikdonker.

Na een half uurtje varen komen we aan op Thulhagiri, een droom van een mini-eilandje met spierwit zand, een glasheldere blauwe zee en een gebouw van gevlochten palmbladeren in de oude stijl van de Malediven.

Als we de volgende dag wakker worden horen we boven het ruisen van de zee uit de grasparkieten al kwetteren. We doen niet veel deze dagen: met de stoel half in het water een beetje zonnen of wat lezen in de schaduw. Het eiland verkennen is zo gebeurd: met tien minuten ben je het hele eilandje rond.

Tussendoor snorkelen we tussen de prachtige kleurrijke vissen en het koraal, fotograferen de vele vogeltjes en genieten van een prachtige zonsondergang. Het is hier heerlijk.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win