×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Sulawesi (Celebes)

Spookdiertjes, koralen en begrafenisrituelen

Reisverslag: Carole Swarthof
Foto's: Marcel van der Looij

In Noord-Sulawesi snorkelen bij Bunaken en een tocht door natuurpark Tangkoko. Vanuit Manado in het zuiden een reis naar Torajaland, met de typische Toraja-huizen en bijzondere rituelen rond huwelijk en begrafenis. Ossen en talrijke varkens worden geofferd voor de dode, die daarna wordt begraven in een rots, grot of boom. Je kunt ook raften op rivieren en wandelen over markten en terrassen met rijst.

We landen op een piepklein vliegveld in Manado, in het uiterste noorden van Sulawesi (voormalig Celebes). De twee douaniers kunnen de hoeveelheid passagiers nauwelijks verwerken. Wachttijden dus.

Buiten worden we opgewacht door een chauffeur, die ons binnen een uur naar resort Tasik Ria rijdt. Noord-Sulawesi is vooral bekend door de bijzondere plaatsen om te duiken of te snorkelen, zoals Bunaken en Lembeh Street. Tasik Ria ligt tegenover Bunaken.

We maken met een groep duikers een snorkeltrip bij het eiland Bunaken, waar we koralen in alle soorten en maten zien: van hersenachtige vormen tot hertengeweien, van sluiers tot grassen, van boomschorsachtige vormen tot sponsen.

Blauwe zeesterren klampen zich vast aan rotsen en koralen. De zee is vergeven van de vissen en vooral op de rand van het ondiepe en diepe gedeelte zie je scholen van tientallen, soms honderden visjes en grotere vissen rondzwemmen.

Ook de kleuren onder water zijn bijzonder. De koralen variëren van gifgeel tot zachtblauw en van oranjepaars tot roodbruin. De kleuren van de vissen doen daar niet voor onder: een zwartwit gestreepte zeeslang, visjes die diagonaal geel, zwart en wit gestreept zijn of juist horizontaal geel en zwart. Andere vissen zijn fluorescerend groenblauw of hebben een rode kop en een paars achterlijf. Na 3 snorkelstops is de geweldig leuke dag bij Bunaken voorbij.

Tangkoko Nature Park

Neushoornvogels, zwarte makaken en spookdiertjes

We maken een trip naar Tangkoko Nature Park, op het noodoostelijke puntje van Sulawesi. Tijdens de tocht van 3 uur maken we een tussenstop bij een enorm Jezusbeeld op een heuvel. De Nederlanders hebben destijds een groot deel van de bevolking tot het christendom bekeerd.

In Tangkoko leidt een ranger ons rond door de jungle. Eerst gaan we op zoek naar de zwarte makaken, een apensoort die je alleen in Sulawesi vindt. Na ruim een uur klimmen en lopen lijkt het ons niet mee te zitten, geen makaak te zien.

Wel zien we de red-knobbed hornbill (de roodknobbelige neushoornvogel), ook alleen hier te zien. Het vrouwtje heeft zich met haar jongen opgesloten in een nest in een boomholte. Er is slechts een kleine opening om lucht door te laten en om de heer des huizes een paar keer per dag voedsel te laten aanreiken.

De ranger verzoekt ons een paar minuutjes te wachten. Binnen 5 minuten horen we zwaar geklapwiek en strijkt een enorme neushoornvogel neer op een tak bij het nest en steekt zijn gele snavel naar binnen. Dit herhaalt zich een paar keer en daarna wordt de arme kerel er weer op uitgestuurd om nieuw voedsel te halen.

We gaan op zoek naar het spookdiertje of tausier, de kleinste aap ter wereld. Ze komen pas tegen de schemering tevoorschijn. Hun ogen met nachtzicht zijn enorm groot in verhouding tot hun lichaamsgrootte.

Het zijn carnivoren die vooral leven van hagedisjes en insecten. We hebben geluk, bij de eerste grote woudreus zien we in een grote spleet in de stam een spookdiertje zitten. Met behulp van een zaklantaarn kunnen we hem van top tot teen bekijken.

Ook zien we een blue-headed kingfisher (een ijsvogel) die in een boom zit te slapen. En na wat geklauter over boomwortels en gladde paadjes lopen we toch nog tegen een groep van zo’n 25 apen zwarte makaken op, met een mannetje als leider.

De grootste aap is zo’n 40 cm, met een diepzwarte zeer dichte vacht, roze onbehaarde billen en een grotendeels onbehaard zwart gezicht.

De apen storen zich niet aan ons, we kunnen op ons gemak het spektakel bekijken. Vooral de jonge apen zijn erg actief, ze zitten elkaar met veel gekrijs door de toppen van de bomen achterna en laten zich soms plotseling uit een boom vallen om zich op het laatst op te vangen aan hun lange armen of staart.

Als het begint te schemeren keren we om. Na een uur komen we net voordat het pikkedonker wordt bij de auto aan. Na het diner in een lokaal restaurant volgt de lange rit terug.

Havenstad Manado

De markt is verspreid over diverse straten

De laatste dag in Noord-Sulawesi gaan we naar Manado, de hoofdstad van deze provincie. Het is een langgerekte plaats aan zee, met een groezelige haven. Manado heeft eigenlijk niet zoveel te bieden, behalve een paar grote shopping malls. Leuker is de markt, een hoeveelheid winkeltjes verspreid over diverse straten.

Mars maakt indruk bij de locals als hij een motorrijder waarvan de motor omvalt helpt. Van alle kanten complimentjes, baik baik (goed zo) en brede glimlachen. Daarna worden we overal vriendelijk toegelachen.

De mensen – die naar onze normen behoorlijk arm zijn – zijn zowel nieuwsgierig als een beetje verlegen. Maar als je ze vriendelijk toelacht, krijg je een brede lach terug en soms wat Engelse kreten (‘Hello mister’) of iets in het Bahasa.

Als Mars een foto maakt van een meisje in een schoenenshop, duikt ze eerst weg. Maar als hij de foto’s laat zien vindt ze het prachtig en wil wel poseren. Binnen een mum van tijd staan er 6 giechelende collegaatjes bij.

Ook in de rest van de straat heeft men door dat er een stel blanken met een fototoestel rondloopt en we worden van alle kanten toegeroepen of gevraagd om foto’s te nemen.

Van Makassar naar Torajaland

Langs de weg liggen rijst en vis op matten te drogen

De vlucht is behoorlijk bumpy maar na een kleine 2 uur landen we veilig in Makassar, de hoofdstad van Sulawesi. We worden opgehaald door een busje met chauffeur.

Van de buitenkant ziet ons hotel er onooglijk uit, maar binnen straalt de luxe je tegemoet. Mooie paden door een tuin met houten cottages in de lokale bouwstijl, waarvan een deel op palen in het water staat.

De volgende dag reizen we met een busje van Makassar naar Rantepao, de grootste stad in Torajaland (Tana Toraja). Rantepao ligt in de bergen van Zuid-Sulawesi, zo’n 325 kilometer van Makassar. Gids David en chauffeur Umar komen beiden uit Torajaland, wat handig is voor de contacten en de taal.

Het is een tocht van zo’n 10 uur. We rijden langs rijstvelden. Aan de kant van de weg liggen matten waarop rijst te drogen ligt.

Het merendeel van de oogst is binnen en de rijstvelden zijn nu droog. Sommige velden worden onder water gezet om vis te kweken. Langs de kant van de weg staan stalletjes waarin gedroogde vis hangt te drogen. Ook ligt er vis op matten te drogen.

Onderweg stoppen we bij een markt waar we nog een docar zien, een wagentje getrokken door een paard. Elders zie je nog wel de betjak (fietstaxi) of bemo (gemotoriseerde taxi met bakje voorop voor 2 Europeanen of 5 Indonesiërs).

Gids David vertelt dat Zuid-Sulawesi 4 volkeren kent: de Bunginezen die vooral te vinden zijn rond de zee, boten bouwen en veel handel drijven, de Makassarezen, de Batu-mensen die vooral op het land werken en de Toraja.

Aan de stijl van de huizen, met dakranden die elkaar op het hoogste punt kruisen, is te zien dat we nu door Batu-land reizen. De daken met een gekruiste dakbalken zijn van de middenklasse, bij die van de hoogste kaste eindigt de gekruiste dakrand in een draak, vaak zijn er ook meerdere draken en daken te zien.

De huizen van de laagste kaste hebben geen bijzondere kenmerken.

We maken een stop bij de Erotic Mountains, die zo heten omdat ze met flink wat fantasie de vorm van vrouwelijke geslachtsdelen hebben. Los hiervan zijn het gewoon interessante en mooie bergen, met veel verschillende kleuren. Vanaf een stalletje met bankjes hebben we een mooi uitzicht op deze bergpartij.

Rond 19.30 uur komen we in donker bij het hotel aan. Het is ons als goed aangeraden (3 sterren) maar heeft wel als nadeel dat het op zo’n 3 km van het stadje Rantepao ligt. Nu is dat ook geen bruisende stad, maar een kroegje of internetcafé kun je er wel vinden.

Na een goede nachtrust beginnen we onze dagtrip door dit gebied om kennis te maken met de cultuur van de Torajas.

Vooral de doodsriten en begrafenisrituelen zijn bijzonder. We vallen we met onze neus in de boter, omdat er een begrafenisceremonie plaatsvindt die we kunnen bijwonen.

Begrafenisceremonie Torajaland

Ossen en varkens worden aangevoerd en ter plekke geslacht

Als iemand overlijdt wordt het lichaam eerst een tijd (gebalsemd) in het familiehuis gehouden, maar soms ook tijdelijk begraven. Nu wordt de hele familie benaderd (soms tot uit Papua Nieuw Guinea aan toe) en uitgenodigd voor de begrafenis. Nog belangrijker is dat de familie geacht wordt om geld te geven.

Een goede begrafenis is zeer kostbaar, want er moeten minimaal 1 os en 4 biggen geofferd worden. Naarmate je status hoger is, neemt dit aantal fors toe. Pas als men voldoende geld bij elkaar heeft gespaard, kan de officiële begrafenis plaatsvinden. Dat kan wel 1 tot 2 jaar duren.

Een begrafenis in Toraja duurt 3 dagen. De eerste dag wordt de overledene diverse malen in zijn kist rond het dorp en zijn woonhuis gedragen. De 2e dag worden alle geschenken en offers met veel ritueel door de familie in ontvangst genomen. De 3e dag vindt vooral het offeren van de dieren plaats.

Wij zijn getuige van de ceremonies van de 2e dag. Natuurlijk moeten wij ook iets meenemen, de gids vertelt dat een slof sigaretten een prima bijdrage is voor twee bezoekers. De overledene is een vrouw van de hoogste kaste, dus wordt het een grootse bijeenkomst.

We komen aan bij een dorpje bovenop de berg. Het ziet er allemaal rommelig Indonesisch uit. We zien eerst wat van de traditionele huizen van Toraja (mooi bewerkte huizen met een dak in de vorm van een hoorn) in een kring staan.

Het is enorm druk met allerlei mensen die in het zwart gekleed zijn. Links van de ingang staat de kist op de 1e verdieping van een open huis. Daaronder zitten de dorpsoudsten op een verhoging.

Midden op een grote binnenplaats liggen afgehakte koppen van ossen en stukken van de karkassen op een bloederige, rommelige hoop in het stof. Daaromheen liggen varkens, met samengebonden poten aan bamboepalen vastgebonden. Met die bamboepalen worden de varkens aan- en afgevoerd.

Steeds komen er nieuwe groepen mensen binnen met varkens aan palen. Soms heeft een groep een buffel bij zich. Als ze onrustig worden, volstaat een forse ruk aan hun neusring. Dit alles speelt zich bepaald niet zachtzinnig af en het is dan ook een fors tumult met die loeiende ossen en krijsende varkens.

Rechts van de ingang is een huis neergezet met allerlei zitplaatsen die uitkijken op de verhoging met de kist. Bij de ingang staan mooi aangeklede mensen in Torajaanse klederdracht: veel oranje kralen gecombineerd met zwart, rood, geel en wit.

De meisjes en vrouwen hebben prachtig gekapt haar en zijn mooi opgemaakt met gepoederde gezichten. De mannen zijn vooral in zwart gekleed met ook een zwarte sarong; de stamoudsten zwart met witte sarongs.

Bij het geluid van een gong komt een processie op gang die voorgegaan wordt door een oude man met een zwaard en schild die gekleed is in bonte kleuren. Hij danst met wilde gebaren voor de groep uit.

Daarachter volgt de familie waarvan de eersten mooie koperen bladen dragen met daarop offers zoals betelnoot in koperen kannetjes en bakjes. Daarachter volgt de rest van de familie met bladen met welkomstdranken, gevolgd door de gasten.

Iedereen wordt uitgenodigd plaats te nemen in het gastenhuis. Daarna wordt door de dorpsoudsten een gebed voor de overledene uitgesproken. Vervolgens komt er een ceremoniemeester die de verschillende giften bekijkt en opsomt wat er door welke familie gegeven is.

Hier wordt een nauwkeurige administratie van bijgehouden, zodat zij later – als iemand van hun familie overlijdt – hetzelfde terug kunnen krijgen. Bedenk dat kinderen door dit systeem soms al beginnen met een grote schuld.

De geschenken zijn als het dieren betreft zowel een offer als bedoeld om de vele gasten tijdens de ceremonie te voeden. Oneerbiedig kun je het zien als een soort American party waarbij iedereen zijn eigen eten meeneemt.

Als beloning krijgen de dragers van de varkens een stuk vlees, van het stapeltje vlees met botten dat in een hoop op de grond ligt en inmiddels redelijk wat vliegen heeft aangetrokken.

Na nog een gongslag mogen de gasten vertrekken om plaats te maken voor een volgende groep. De gasten worden nog ritueel uitgeleide gedaan door een zelfde soort processie als tijdens de intocht. De dragers nemen hun last – de varkens – op en vertrekken via de achteruitgang.

We worden voorgesteld aan de dochter van de overleden vrouw en bieden onze gift aan. Deze wordt in dank aanvaard. Omdat wij geen varken of os geven mogen we wel ergens zitten en krijgen we wat te drinken, maar dan 2e rang.

Achter het hoofdgebouw zijn diverse tijdelijke gebouwen neergezet waar alle gasten die van heinde en verre komen – het zijn er honderden – tijdens de 3 dagen durende begrafenisplechtigheid ondergebracht kunnen worden.

Na wat plichtplegingen en vriendelijk gepraat met (verre) familieleden, vinden we het genoeg voor vandaag.

Bij het verlaten van het dorpje wordt duidelijk wat er met de afgevoerde varkens gebeurt. Eerst kunnen we nauwelijks een grote bloedplas ontwijken. Daarna zien we een varken dat door 3 mensen onderhanden genomen wordt. Zijn buik wordt opengesneden en ze rukken de darmen eruit. De inhoud spuit er uit. Verderop zien we dat een varken met haar en al in het vuur wordt gelegd en zo wordt geroosterd.

Terwijl we het pad aflopen en grote bloedplassen ontwijken, moeten we echt uitkijken niet over de berg varkens te struikelen. Het zijn er zeker honderd die tegelijk geslacht worden. Langs de kant liggen de hopen darmen enzovoorts.

We besluiten dat we morgen niet terug zullen komen om het offeren van de ossen te zien, zeker niet als we horen dat de horens van de ossen van de kop worden gescheiden met grote bijlen nadat ze eerst de kop hebben afgehakt.

Huwelijksceremonie Torajaland

Wie buiten zijn kaste trouwt moet Tana Toraja verlaten

Na de nogal gruwelijke begrafenisceremonie, zijn we toe aan wat vriendelijkers. Gids David neemt ons mee naar een huwelijksceremonie in zijn eigen dorp. Er is een grote overkapping gebouwd waar de vele gasten op matjes onder zitten. Vooraan is een mooi podium met plaats voor bruid en bruidegom en de ouders van beiden.

Wij nemen achterin plaats en bekijken rustig hoe het hier allemaal toegaat. Blijkbaar is het gebruik dat de ouders van de bruid en gom gezamenlijk een varken kopen en dat dit wordt geslacht. De kop van het varken wordt opbod verkocht. De opbrengst komt ten goede aan de kerk waar het paar net getrouwd is.

Als dit afgerond is schrijden bruid en bruidegom, mooi gekleed in gele zijde met veel gouden details, gevolgd door bruidsmeisjes en familie naar binnen en nemen plaats op het podium. Een familielid houdt een lange toespraak, daarna spreekt de priester een gebed uit. Het is grappig te zien dat de beide schoonvaders een geleend pak aanhebben en zich daar nogal onwennig in voelen. Dat is ook niet vreemd, want bij de een is de broek veel te kort en bij de ander veel te lang.

Het is overigens gebruik in Torajaland dat pasgehuwden een tijd in het huis van ouders van de bruid wonen. Ook een bruidsschat is gebruik, de hoogte ervan hangt af van de schoonheid van de bruid.

Nadat de toespraken en gebeden zijn uitgesproken maken de bruid en bruidegom een rondje langs de gasten en wordt het eten opgediend. Dit is een waar spektakel, want als een zwerm sprinkhanen stort de menigte zich op de tafels met eten.

In no time zijn de tafels helemaal leeggegraasd! Om de feestvreugde te verhogen, wordt er tuak geschonken, de lokale palmwijn. Het smaakt een beetje zurig.

De Toraja-mensen hebben nog een sterk kastensysteem. Er zijn 3 kasten: gold-sticks (de hoogste kaste), iron-sticks (de middenklasse) de bamboo-sticks (de laagste klasse). Men mag alleen trouwen met iemand van zijn eigen kaste.

Trouw je toch met iemand van een andere kaste dan moet je uit Torajaland vertrekken. Eventuele kinderen uit deze verbintenis mogen wel terugkeren naar Torajaland.

De gold-sticks zijn de enige kaste die bezittingen (zoals land) heeft en mag hebben. Status is hier erg belangrijk, ook als je rijk mocht worden is het niet beschikken over de juiste achtergrond een blijvend probleem.

De Toraja zijn overigens protestants. Ze zijn ze rond 1906 bekeerd door de Nederlandse dominee Van der Loosdrecht en het gebied wemelt van de kerken. Het is in onze ogen een merkwaardige mix van christelijk geloof en animistische rituelen.

Tongkonans in Makale

De traditionele huizen zijn prachtig beschilderd

Na de trouwerij rijden we met David naar het dorpje Makale. Daar bezoeken we een tongkonan (Torajahuis). Het is gebouwd op palen en heeft een dak in de vorm van de romp van een schip, met voor en achter een verhoogd gedeelte. De huizen oude stijl hebben een dak van bamboe, de nieuwere van onderhoudsarm maar gehorig golfplaat.

Een gemiddelde tongkonan is zo’n 3,5 meter breed en 9 meter lang. Er wordt alleen op de 1e verdieping gewoond, de begane grond is bestemd voor de dieren. De hoogte is op het hoogste punt zo’n 15 meter.

De voor- en zijkanten van het huis zijn beschilderd met zich steeds herhalende patronen in rood, wit, geel en zwart. Vaak zie je onder het dak afbeeldingen van hanen, lager afbeeldingen van de zon (het leven), nog lager afbeeldingen van buffels (een essentieel onderdeel van het leven van Torajamensen) en aan de onderrand een patroon met horizontale en verticale lijnen die het sociale systeem symboliseert.

Maar ook zie je – met enige fantasie – afbeeldingen van rijstplanten etc. in de beschilderde huizen.

Naast de tongkonans zijn er ook rijstschuren. Deze lijken erg op de huizen, maar zijn vele malen kleiner en hebben aan de onderkant een plateau waarop men kan zitten, bijvoorbeeld tijdens ceremonies.

Overigens mogen alleen leden van de hoogste kaste een beschilderde tongkonan bezitten, andere kasten mogen hun huis niet beschilderen.

Daarnaast kun je de status van de familie ook nog afzien aan de hoeveelheid buffelhoorns voor het huis. Deze worden op een of soms zelfs meerdere palen bevestigd en symboliseren de hoeveelheid ossen die voor de familie geofferd zijn.

Graven in Torajaland

Graven in rotsen, grotten, bomen en lavabrokken

De volgende dagen zien we vooral de verschillende vormen van de graven in Torajaland. In zo’n in de rotsen uitgehouwen graf worden niet alleen de overledenen geplaatst maar in de loop der tijd ook de overige familieleden.

Ter nagedachtenis aan de overledene wordt op een balkon voor het graf een houten, aangeklede pop neergezet; een tau tau.

In het plaatsje Lemo zijn veel rotsgraven. Er zijn wel 15 galerijen met tau tau. Een typisch kenmerk van de tau tau uit Lemo is dat deze poppen hun handen uitsteken in een soort smekend gebaar.

Ook bezoeken we een zogenaamd koningsgraf, een grot waarin de sultans van Torajaland zijn begraven. Het is wel een beetje commercieel, want men heeft de botten en schedels ‘artistiek’ gearrangeerd op interessante plekken in de grot. De tau tau en de kisten zijn extra mooi bewerkt, dus het is zeker het bezichtigen waard.

Verderop zien we een andere manier van begraven. Overleden baby’s jonger dan 3 maanden worden begraven in een boom, als het nog foetussen zijn met de placenta erbij. Er wordt dan een gat in de boom gemaakt en daarin wordt het babylijkje rechtop geplaatst. Naarmate de boom verder groeit, groeit het gat dicht.

Een andere soort rotsgraf wordt gemaakt van lavabrokken of grote stenen. Er worden dan geen tau tau bij gezet. We zien mannen zo’n graf maken. De steen is hard en het duurt zo’n jaar om het graf uit te houwen.

De steenhouwers zijn bezig hun gereedschap te scherpen. Een smid gooit de beitels in het vuur. Dat vuur wordt warm gehouden door een constructie van 2 bamboepijpen waarin een zuiger is geplaatst die met de hand wordt bewogen en lucht in het vuur blaast.

Als laatste bezoeken we de hangende graven. Hoog in de rotsen, onder een overhangend gewelf, zijn lange houten palen in de rots geboord waarop de grafkist gezet wordt.

Overigens gaat men wel wat anders om met grafresten dan wij gewend zijn. Onderaan zo’n graf liggen stapels botten en schedels die er uit gevallen zijn.

Terwijl wij zo’n graf hoog in de bergen bezoeken steekt opeens een enorme storm op. Het is behoorlijk griezelig om op de glibberige trappen te staan, terwijl de regen op ons neerklettert en de wind met de minuut sterker wordt.

Om ons heen staan bamboebomen van zeker 20 meter die bijna dubbel klappen. We schuilen onder het rotsgewelf. Opeens, bij een hevige windvlaag, valt een deel van het bovengelegen graf naar beneden, gevolgd door een stuk bot…

Rijstcultuur van Batutumonga

Op de terrassen wordt twee keer per jaar geoogst

Voor de afwisseling gaan we een halve dag wandelen. Het plaatsje Batutumonga ligt mooi tegen een berg en staat bekend om de rijstvelden die in terrasvorm tegen de berg aan zijn gebouwd. Helaas voor de foto’s is het nogal bewolkt.

We maken een mooie wandeling bergafwaarts en lopen daarna door de rijstvelden over de dijkjes, soms afgewisseld met bruggetjes van bamboe.

Ondertussen bespreken we de rijstcultuur. Er wordt 2x per jaar rijst verbouwd. Eerst wordt rijst gedurende een maand in water uitgezet. De jonge rijstplantjes groeien dan dicht op elkaar en worden vervolgens verzameld.

In een veld dat onder water staat worden de plantjes vervolgens met tussenruimtes van 5 cm weer uitgezet. Hier groeien ze uit tot volwassen rijstplantjes en worden ze na 4 tot 5 maanden geoogst.

Om het geschikt te maken voor een volgende oogst wordt het veld omgeploegd: vroeger met buffels maar steeds meer met tractors.

Raften bij Rantepao

Stijle wanden, watervallen en dichte bossen

De laatste dag in Rantepao gaan we raften. Eerst checken we of er wel voldoende water in de rivier staat, anders wordt het meer een braaf kanotochtje. Hoewel het vastgestelde prijzen zijn, kunnen we het niet laten wat te pingelen.

We vertrekken met een 44 jaar oude Landrover. De bestuurder heeft hem ooit overgenomen van een Nederlandse priester. De Landrover blijkt geen overbodige luxe, want we moeten naar het hoogste punt in de bergen en de wegen zijn erg slecht. Af en toe moeten we op de motorkap zitten om extra grip te krijgen op de gladde bergweggetjes.

Boven aankomen moeten we een flink stuk te voet bergaf om bij de rivier te komen. De 2 gidsen pakken de nog niet opgeblazen boot, peddels, lunch, pomp etc. bij elkaar, binden er touw om en steken een bamboestok door de bundel.

Het pakket van zo’n 60 kilo dragen ze op blote voeten naar beneden. Wij hebben al moeite om ons staande te houden met alleen een rugzakje om, zo steil is het.

Ruim 3 kwartier lopen we zo naar beneden en zijn dan doorweekt van het zweet en hebben pijnlijke benen van de afdaling. De gidsen niet, die beginnen gelijk met het oppompen van de boot. Na deze kleine survival kan het raften echt beginnen. De rafttocht duurt zo’n 3 uur. De moeilijkheidsgraad is niet erg hoog, maar we genieten van de prachtige omgeving.

Soms wordt de rivier aan beide kanten omgeven door steile wanden, watervallen die naar beneden kletterden en een schitterende natuur. Op sommige plekken is het wel spannend qua stroom­versnellingen. Ondertussen zien we nog de nodige hagedissen en veel soorten vogels en wilde eenden.

Markt in Rantepao

Vooral de witte buffels zijn zeer kostbaar

De volgende dag gaan we eerst naar de gewone markt in Rantepao en daarna naar de lokale veemarkt, waar honderden buffels en duizenden varkens vastgebonden liggen op bamboe plateaus.

De buffels zijn veel waard, vooral witte (albino) buffels zijn zeer kostbaar (zo’n 3500 euro). Ook de grootte van de hoorns is een belangrijk prijsbepalend element.

Doordat je weet dat alle dieren bedoeld zijn om te offeren én door de wijze hoe er met de dieren wordt omgegaan, geeft de markt ons wel een triest gevoel. De enige uitzondering hierop zijn kleine varkentjes die nog een of twee jaren respijt hebben, totdat ze vetgemest zijn.

Makassar

Fort Rotterdam is deels ingericht als museum

Na de lange terugreis naar Makassar bekijken we daar de volgende dag Fort Rotterdam. Dit fort stamt uit midden 1500, is gebouwd door een sultan en later door de Nederlanders veroverd en in 1634 voorzien van een vestingmuur en bastions.

Het fort is gerenoveerd en deels ingericht als museum. Naast een overzicht van de renovatie zien we een nogal obligate uitstalling van klederdracht, landbouwwerktuigen en huisnijverheid en wat stambomen van sultanaten.

De volgende dag vertrekken we naar Bali waar we zo’n 10 dagen doorbrengen voordat we weer naar Nederland terugvliegen. We kunnen terugkijken op een geweldig interessante reis door Sulawesi.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win