×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Venezuela

In de bus worden we getrakteerd op salsa

Reisverslag: Corinna Exel
Foto's: Corinna Exel & Michel Balduk

Een rondreis langs visserdorpjes en zandduinen, door de hoge bergen van de Andes, via de gras- en moeraslanden van Los Llanos naar Gran Sabana, met zijn tafelbergen en vele watervallen. Per boot door de Orinoco delta en terug bij de kust langs eilanden en riffen, terwijl dolfijnen meezwemmen. Maar dan zijn we al vier weken verder.

We landen ‘s avonds op Maiquetía, het vliegveld van Caracas. De volgende ochtend verkennen we Caracas. De Plaza Bolivar is vernoemd naar Simon Bolivar, ‘El Libertador’. Hij bevrijdde Venezuela in het begin van de 19e eeuw van de Spanjaarden.

Op het plein staat zijn standbeeld; verder staan er bladerrijke bomen zodat het lijkt op een klein parkje. Er staan mensen hun visie op de wereld te verkondigen. Zo ook een man die schreeuwt dat alle buitenlanders het land uit moeten. Ook tegen ons, ik had me een vriendelijker welkom voorgesteld.

Rondom het plein staan oude gebouwen waaronder de kathedraal en het Casa Amarilla dat zijn naam eer aan doet met zijn gele kleur. Het stamt uit de 17e eeuw en was vroeger een gevangenis en later de presidentiële residentie. Tegenwoordig zetelt het Ministerie van Buitenlandse Zaken er.

Het witte Capitolio Nacional is gebouwd in neo-classicistische stijl. Het bestaat uit twee gebouwen en is de zetel van het congres. Het Concejo Municipal is gebouwd als bisschoppelijk paleis in de 17e eeuw. Nu is het gemeentehuis en huisvest het Museo Caracas.

Op busstation ‘La Bandera’, waar de bussen naar het westen en zuidwesten vertrekken, is het erg druk en mensen van verschillende busmaatschappijen roepen om het hardst om je in hun bus te krijgen. Eenmaal in de bus worden we getrakteerd op harde salsa muziek. Dit blijkt hier gewoon te zijn.

Puerto Colombia

Door de bergen van Parque Nacional Henri Pittier

In Maracay nemen we de bus naar Puerto Colombia. De weg voert door het Parque Nacional Henri Pittier. We rijden over een gebergte, de Cordillera de la Costa. De vegetatie verandert naarmate we hoger komen: van gewone loofbomen via bamboebossen tot varens. Het wordt merkbaar koeler.

In Puerto Colombia willen we, ook al is het laat in de middag, nog even naar het strand. Playa Grande is vlakbij, maar erg toeristisch, dus lopen wij verder naar Playa El Diario. De weg er naar toe is onduidelijk en in plaats van dat strand wat zo mooi moet zijn, belanden we op een kiezelstrandje waar veel afval ligt.

De volgende ochtend lopen we naar Choroni, een plaatsje landinwaarts. De huizen in de smalle straatjes van Choroni zijn in koloniale stijl gebouwd en een aantal heeft een mooie pastelkleur. Ook hier is een Plaza Bolivar met monument.

Chichiriviche

Stranden en mangrovebossen in Parque Nacional Morrocoy

Chichiriviche is een uitvalsbasis om het Morrocoy park te verkennen dat bestaat uit een kuststrook en een gebied in zee vol eilandjes, omgeven door zandstranden en koraalriffen. Veel koraal is er niet meer, door een lek van een nabij gelegen olieraffinaderij is een deel afgestorven.

We maken een tochtje langs de eilandjes. Het eerste is Cayo Muerto. Tata, onze bootsman, zet ons met zijn boot af bij de steiger. Er is een mooi smal strand met aan het eind mangrovebossen.

Cayo Pelon is een piepklein eilandje dat alleen uit zand bestaat. We leggen niet aan, maar varen door naar Cayo Pereza, een rond eilandje omgeven door strand. Wij zijn de enige bezoekers. We zwemmen wat en wachten tot Tata ons weer op komt halen.

Tata wil opeens niet naar Cayo Sombrero varen omdat het te ver zou zijn. Hij wil er wel heen als we bijbetalen. Dit is niet volgens afspraak. Omdat we niet meer willen betalen, gaan we er niet heen.

We varen langs een schiereiland met veel mangrovebossen. We leggen aan bij Playa Varadero, waar we een duik nemen in de hoge golven. Vervolgens varen we terug en leggen voor de tweede keer aan bij Cayo Muerto. De rest van de middag brengen we hier door, o.a. met snorkelen. Langs de rotsen en de wortels van de mangroven zwemmen allerlei mooi gekleurde visjes. Ook zien we vliegende vissen. Op het strand zijn veel krabben en hagedissen.

‘s Avonds eten we bij een restaurant met typisch Venezolaanse gerechten. De pabellón criollo (het nationale gerecht met rijst, bonen en gebakken banaan) smaakt heerlijk.

De volgende ochtend nemen we de bus naar Coro. Onderweg zien we flamingo’s die in het Morrocoy park leven. Verder weer veel gieren, zoals in heel Venezuela.

Coro

Hoge zandduinen in Parque Nacional Médanos de Coro

Coro is één van de oudste steden in Venezuela, uit het begin van de 16e eeuw. Ook hier een Plaza Bolivar met een standbeeld en veel bomen.

We lopen door de straatjes met pastelkleurige koloniale huisjes, vele met smeedwerk voor de ramen. Laat in de middag, als het iets minder warm is, gaan we op weg naar het Parque Nacional Médanos de Coro, dat ruim 91.000 ha groot is.

Het park bestaat uit hoge zandduinen met nauwelijks vegetatie. Het lijkt alsof we midden in de woestijn zijn. Het waait vrij hard, wat aan een kant lastig is, maar ook een mooi beeld geeft. We zien het opstuivende zand rond de duinen waaien en zich verplaatsen.

Peninsula de Paraguana

Grote cactussen, bromelia's en mooie vlinders

Het Peninsula de Paraguana was vroeger een eiland van 2500 km2 was vroeger een eiland, maar is nu dankzij wind en golven door een smalle zandbank met het vasteland verbonden. Vanuit de jeep zien we het dorre landschap met op de achtergrond de Cerro Santa Ana (830 m), weilanden met ezels, geiten en koeien langs de weg.

In het Reserva Biológica de Montecaño staan grote cactussen, veel epifyten waaronder bromelia’s, mooie vlinders, rode sprinkhanen, een tarantula, een kolibrie en een uiterst giftige ratelslang, die in een boom ligt te slapen.

We rijden verder naar het noorden. We passeren een zoutmeer dat roze en violet is door het jodium. Aan de noordzijde van het schiereiland stoppen we bij een zandstrand. In de verte is de omtrek van Aruba te zien.

Ondanks dat het landschap dor is, is er genoeg te zien: divi-divi bomen, hagedissen en vlinders. We rijden via het zoutmeer terug in zuidelijke richting. Bij de baai van Tiraya stoppen we om de flamingo’s te bekijken.

Mérida

Puntige granieten rotsen, deels met sneeuw

Mérida is een redelijk grote stad op 1500 m hoogte in het Andes-gebergte. Ook hier is het centrum van de stad weer het Plaza Bolivar.

‘s Ochtends nemen we de Teleférico. Deze kabelbaan is de langste (13 km) en hoogste ter wereld en gaat tot 4765 m. In 10 minuten zijn we bij het eerste station, ‘La Montaña’ op 2436 m. We lopen wat rond voor de gondel naar het tweede station vertrekt. ‘La Aguada’ ligt op 3452 m.

Op het derde station (‘Loma Redonda’) op 4045 m merken we goed dat we op een grote hoogte zijn; het is kouder en de lucht is ijler. We bekijken de typische hoogland-plantjes en gaan dan met de gondel naar het hoogste punt.

Het laatste station ‘Pico Espejo’ ligt op 4765 m. Door de hoogte raak ik na een paar stappen al buiten adem. Het is onbewolkt zodat de toppen zichtbaar zijn: puntige granieten rotsen, deels met sneeuw. De hoogste top is Pico Bolivar, 5007 m.

Vanaf het derde station willen we terug lopen naar het tweede station. We worden echter tegengehouden omdat het te gevaarlijk is. We gaan dus met de kabelbaan naar ‘La Montaña’, om van daar naar beneden te lopen.

We lopen door nevelwoud met varens, boomvarens, bromelia’s en andere epifyten. Daarna volgt drogere vegetatie. We zien veel soorten vlinders, af en toe wat vogeltjes, 2 gieren van heel dichtbij en een kolibrie-nestje met een jong en een eitje erin. Na 3 à 4 uur lopen zijn we weer terug bij het dalstation.

Vandaag bezoeken we het traditionele Andes-bergdorpje Jají. Op 8 km voor Jají stappen we uit bij de waterval Chorrera de las González. We klimmen over rotsen langs de waterval, maar echt ver komen we niet. De waterval zelf stelt niet veel voor. Leuker is om te zien hoe de Venezolanen hun zondag doorbrengen: autowassen, picknicken of rondhangen (de jongeren).

Het centrum van Jají bestaat uit een plein (ja: Plaza Bolivar) met standbeeld en kerk. Met de por puesto (taxibusje) gaan we terug naar Mérida.

Los Llanos

Uitgestrekte vlakke gras- en moeraslanden

We worden ‘s ochtends opgehaald door een ‘Crocodile Dundee’-type (met hoed en mes) in een jeep: Stefan, een Duitse gids. We stoppen in San Rafael bij een klein kerkje. Dit is gebouwd door een kunstenaar die, samen met zijn vrouw, binnen begraven ligt.

Een stuk verder stoppen we om het landschap te bekijken: páramo (braakland) met velden vol met frailejónes, typische vegetatie voor deze hoogte.

Vanaf Barinas wordt het landschap saaier. We rijden over een snelweg. Als we die verlaten wordt de weg smaller en hobbeliger. Als de schemer invalt komen de dieren te voorschijn: een kaaiman, allerlei vogels en een marter die voor ons de weg oversteekt.

Het laatste stuk in het donker op een weg met veel kuilen krijgen we pech. Een veer is stuk, maar gelukkig kunnen we verder rijden. Echte pech krijg je liever niet in dit niemandsland (geen dorp in de wijde omtrek). Ik ben blij als ik de lichten van het campamento zie.

Het is een boerderij met twee extra verblijven waar toeristen kunnen slapen. We slapen in een rond gebouwtje waar acht hangmatten hangen. De hangmat is vrij smal en echt lekker slapen lukt me niet.

‘s Ochtends vissen we op piranha’s. Stefan zwaait een haakje met kip als aas aan een visdraad rond, gooit het in het water en daar vangt hij de eerste al. Wij proberen het ook. Michel vangt 3 piranha’s. Ik geen één. Ik wil pas stoppen als ik iets heb gevangen, maar in de moordende zon is het niet lang uit te houden.

Om ons heen zijn uitgestrekte vlakke gras- en moeraslanden. Er zijn aalscholvers, wielewalen, zilverreigers, koereigers, slangenhals-vogels, ijsvogels, witte en rode ibissen, koeten, natuurlijk gieren en een visarend. In het water zien we kaaimannen en langs de kant schildpadjes.

‘s Middags gaan we reptielen bekijken. Stefan vangt in een moeras een anaconda van 6 meter lang. Deze wurgslang komt hier veel voor. We ontdekken ook een ratelslang, een mapanare die uiterst giftig is.

Vervolgens vangt Stefan een kaaiman met een lasso. Een touw om zijn bek zorgt dat hij niet kan bijten.

Vanaf het campamento maken we de volgende ochtend een rit te paard door de uitgestrekte velden van Los Llanos. We stoppen bij een rivier. De bomen zitten vol schimmelkop-ooievaars en roze lepelaars. We zien een familie capibara’s – de grootste knaagdieren- die echter vlucht zodra ze ons ziet. Er zwemmen talloze krokodillen in de rivier.

Laat in de middag maken we een boottocht. Onderweg zien we een dode kaaiman op de weg liggen met gieren eromheen. Aangezien het op de plek is waar wij gisteren de kaaiman hebben gevangen, vermoed ik dat dit dezelfde is. Ik bekijk de excursie nu vanuit een ander oogpunt en vind het zielig wat er met die dieren gebeurt ten behoeve van toeristen.

We varen op de Guaritico rivier en zien ara’s, hoatzins en ijsvogels. Ook zien we apen en zoetwater-dolfijnen. Om ze goed te zien blijven we op bepaalde plekken lang ronddobberen. De overige stukken varen we snel, zodat we de andere dieren niet goed kunnen zien.

De volgende ochtend beginnen we vroeg aan de lange terugreis. In de jeep luisteren we naar jorope muziek, met als voornaamste instrument de harp, die kenmerkend is voor Los Llanos.

Santa Fé

Vissersbootjes liggen langs de kant

Santa Fé is een vissersdorpje aan de rand van het Parque Nacional Mochima. De weg erheen is spectaculair: mooie vergezichten op de eilandjes voor de kust vanaf een bochtige bergweg.

De sfeer is gemoedelijk. Vissersbootjes liggen langs de kant, net binnen van de vangst. Aan de kade worden de vissen gewogen en verkocht. Pelikanen dobberen langs de kant rond, in de hoop een visje mee te kunnen pikken. Hier relaxen we wat aan het strand.

Ciudad Bolívar

Door de recessie is alles verwaarloosd

In Ciudad Bolívar lopen we een stukje over de boulevard langs de Orinoco. Deze rivier is met zijn 2150 km de langste van Venezuela en is de derde langste van Zuid-Amerika. Vanaf de Mirador Angostura zien we de rivier en de Angostura brug (de enige brug over de Orinoco).

 

Ciudad Bolívar is een grote, moderne, regionaal belangrijke stad met een oud koloniaal centrum. Door de recessie is alles verwaarloosd, verf bladdert van de muren en vele huizen zijn slecht onderhouden.

De straatjes rond het Plaza Bolivar zijn een uitzondering. Deze zijn, lijkt het, net geverfd, fel groen, rood en geel. Het Plaza Bolívar met monument laten we voor wat het is.

‘s Middags nemen we de bus richting Santa Elena. In het schemerdonker zien we onderweg de eerste tepuis (tafelbergen) opduiken.

Gran Sabana

Onderweg zien we tafelbergen van zo'n 3000 meter hoog

 

Santa Elena de Uairén is de enige stad in de regio en het centrum bestaat eigenlijk uit één straat met wat winkeltjes, goud- en diamantenopkopers en kleine eetgelegenheden.

We maken een tocht langs de vele watervallen van de Gran Sabana. Onderweg zien we tafelbergen van zo’n 3000 meter hoog, savannes met groepjes (palm)bomen en kleine Indiaanse nederzettingen.

De eerste stop is bij Quebrada de Jaspe, een niet zo grote waterval die stroomt over het oranje-bruine jaspis-gesteente, dat vooral als de zon er op schijnt mooi glinstert.

De Salto Yuruaní, gelegen in de Yuruaní rivier, wordt ook wel Salto Cortina genoemd, om zijn ‘gordijn-vorm’ en is 6 m hoog en 60 m breed. Je kunt er achter langs lopen, maar volgens onze gids is dat te gevaarlijk omdat het erg glad kan zijn.

Na Balneario Soruapé, waar je kunt zwemmen in natuurlijke baden, rijden we door naar Salto Kamá, met vijftig meter de hoogste waterval die we zullen zien.

Bij Salto Kawi nemen we een douche onder de ijskoude waterstralen van deze kleine waterval en lopen door het water en over de rotsen langs de rivier. Op de terugweg stoppen we nogmaals bij de Salto Kamá, nu om te kijken bij het punt waar het water naar beneden stort.

Bij de Quebrada Pacheco staan lege indianenhuisjes: de Pemón-indianen komen hier alleen in het hoogseizoen om wat aan de toeristen te verdienen.

De volgende dag vertrekken we naar El Pauji. We rijden in zuidelijke richting en slaan 7 km voor de Braziliaanse grens af naar het westen, een weg die slechts een klein gedeelte verhard is en voor de rest bestaat uit rood zand.

We bekijken twee watervallen. La Gruta is de mooiste, vooral omdat er een natuurlijk bad is, waar de waterstralen een aangename massage geven.

We rijden naar ons kamp, dat bestaat uit een huisje met erachter een overkapping voor de hangmatten. In het huisje woont een oudere man, Marchiano, met vijf honden, die de boel bewaakt en af en toe goud en diamanten zoekt.

Er is een riviertje en er groeien wat ananassen. We lopen een stuk het bos in, naar een plaats waar goud en diamanten te vinden zouden zijn.

Eerst wordt er een gat gegraven waar water inloopt, dan wordt er zand afgegraven en dat wordt in het water gezeefd in drie verschillende zeven. We vinden twee indicaciones, steentjes die te vinden zijn waar ook diamanten zijn.

‘s Ochtends worden we gewekt door het geluid van vogels en insecten. We zien een mooie grote blauwe vlinder (een Blue Morpho). Vanuit de auto zien we voor ons op de weg een slang. Frank zet hem aan de kant van de weg. Het is een boa constrictor.

Vandaag beklimmen we de laatste 300 meter van de Abismo, een berg van 1650 m. Het uitzicht op de top is mooi: overal oerwoud, waarvan het grootste gedeelte in Brazilië. Dit is nog onontgonnen gebied: er lopen geen wegen en er wonen geen mensen.

We rijden door het dorp El Pauji. De meeste bewoners zijn buitenlandse kunstenaars of goudzoekers. We stoppen bij de bodega, winkel-van-Sinkel en ontmoetingspunt. De eigenaar heeft pas goud en diamanten gekocht van de mineros en Frank koopt in om het daarna door te verkopen.

We lunchen bij een Venezolaanse familie. Het is leuk om te zien hoe mensen hier wonen. Kleine, half open huizen waar het hele gezin woont.

We gaan naar een deel van het bos waar iedere dag rond vijf uur toekans te zien zijn. We wachten geduldig en zien loro papagaaien overvliegen en uiteindelijk ook een toekan.

Orinoco Delta

In een boomstamkano over zijriviertjes

Tucupita is een middelgrote stad waar niet veel bijzonders te zien is. Als het ook nog eens hard begint te regenen krijgt de stad helemaal een troosteloos gezicht. Aan het eind van de dag zit de hele stad zonder stroom en het is dan ook nog eens aardig donker.

De volgende dag worden we aangesproken door twee jongens die excursies aanbieden. Het zijn duidelijk ‘illegalen’, geen officiële gidsen, iets waar men in reisgidsen voor waarschuwt.

Eén van de jongens beweert een reisbureau te hebben en we lopen met hem mee. Het blijkt een klein huisje te zijn, waar een hele familie woont. Het hoofd van de familie, Rafael, heeft aan een muur wat foto’s hangen van gemaakte excursies. Uiteindelijk boeken we een excursie, ook bij gebrek aan iets anders.

We lopen nog wat door Tucupita, bekijken de Catedral de la Divina Pastora, die met zijn zilverkleurige torens het gezicht van de stad bepaalt en de Iglesia de San José de Tucupita uit 1930, het oudste gebouw in Tucupita.

De volgende ochtend rijden we eerst de hele stad door om uiteindelijk te worden afgezet bij een huisje, waar we kunnen wachten. Rafael verontschuldigt zich dat het zo lang duurt en zegt dat we echt zo vertrekken.

We lopen naar de boot en wachten. Er moet nog benzine gekocht worden en ze vragen of wij nog wat willen betalen. Wij weigeren, want we hebben al genoeg vooraf betaald. Dan zeggen ze dat we met een kleinere boot gaan (zonder afdak), wat we ook weigeren.

Er is maar één gids, tevens bootsman. Hij heet Antonio en spreekt alleen (slecht verstaanbaar) Spaans. Als we nog maar net op weg zijn, vraagt hij Michel of deze het roer wil overnemen, zodat hij kan gaan slapen.

We varen op een brede rivier, de Caño Manamito, een zijtak van de Orinoco. Onderweg zien we een zoetwater-dolfijn, een brulaap en een ijsvogeltje. We arriveren bij het huis van Antonio’s familie aan de hoofdrivier, waar we overnachten. Op het erf lopen honden, biggetjes, kippen, eendenkuikens en een groot vet varken.

We maken een tocht op de kleinere zijrivieren en zien een mooie zoetwater-dolfijn met een roze buik. Bij een nog kleiner zijriviertje stappen we over in een boomstamkano. Wij zitten in het midden, voor en achter ons zitten een broertje en zusje die peddelen. We zien papegaaien, hoatzins en een toekan.

Als we terug zijn, zijn de hangmatten en muskietennetten opgehangen. Ze ruiken muf en er zitten gaten in de muskietennetten. We herstellen de grootste en smeren ons goed in met muggenmelk. ‘s Nachts lig ik wakker van het gepiep van de kuikentjes die in dezelfde ruimte in een doos zitten.

Het gaat hard regenen en ik schrik wakker omdat een hond onder mijn hangmat loopt. Met moeite krijgen we hem weg. Dan begint het dak te lekken en regendruppels maken mijn hangmat nat.

Tijdens ons ochtendboottochtje zien we hutjes van Warao-indianen langs de kant, waar de kinderen langs of in het water spelen en de ouderen in een hangmat liggen. Als we in een kleinere zijrivier overstappen in de boomstamkano is het gelukkig droog.

We zien een grote groep groene loro-papegaaitjes in een boom, maar ook toekans, hoatzins en apen. Ook veel waterhyacinten en mangrove. We stoppen bij een indianenfamilie die houtsnijwerk en kettingen maakt. Ze hebben niet veel en onze aandacht is meer gericht op het baby-krokodilletje dat aan een touwtje vastzit.

We spelen als we terug zijn nog wat met het jongste zusje en de kuikentjes en varen dan terug naar Tucupita.

Parque Nacional Mochima

Een groep dolfijnen zwemt met de boot mee

Mochima is een klein dorpje aan de kust met fris geschilderde huisjes. Het maakt deel uit van het Parque Nacional Mochima, dat voor het grootste gedeelte uit zee en eilandjes bestaat.

De volgende ochtend varen we eerst langs Playa las Maritas en Playa Blanca, stranden aan het vasteland en dan langs steile rotskusten richting volle zee. We zien veel pelikanen.

Omdat we graag dolfijnen willen zien, varen we een heel eind uit de kust. Een groep dolfijnen zwemt met de boot mee. Als we het water in gaan, verdwijnen ze echter snel en zien we ze alleen nog ver onder ons.

Onderweg gaan we voor anker om te snorkelen in het kristalheldere water. Als het anker wordt gelicht liften wij aan een touw mee naar het strand. Met de duikbril op zien we zo de koraalriffen en de vissen onder ons voorbij trekken.

Op het strand van Playa Manara, een schiereiland, blijven we een tijdje en we brengen de meeste tijd door met snorkelen. Er zijn veel soorten vissen: inktvisjes, doktersvissen, papegaaivissen en andere mooi gekleurde vissen.

Als we wegvaren, gooit de schipper een vislijn uit. Je kunt hier zonder aas met alleen een zilverkleurig haakje vissen. We proberen het zelf en het lukt ons ook.

Een stuk verder gaan we opnieuw voor anker. Het water lijkt hier nog helderder en we zien vanaf de boot de koraalriffen en vissen. We snorkelen en zien gele, groene en paarse orgelpijpen, zee-anemonen, zeekomkommer, mooie bloemetjes in het koraal en veel vissen.

Terug op de boot varen we door naar La Piscina. Dit is een stuk ondiep water tussen twee eilandjes in (Isla Arapo en Isla Arapito) dat daardoor een mooi azuurblauwe kleur heeft, als een zwembad. We leggen aan op Isla Arapo.

Als we nog maar net zitten, komen de eerste leguanen al uit de boom. Kennelijk nieuwsgierig en op zoek naar eten. Er zitten een stuk of zes om ons heen.

We lopen een stuk langs het strand, soms klauterend over rotsen of door het water, om naar de verste kant van het eilandje te lopen en zo iets van La Piscina te kunnen zien.

Vervolgens varen we naar Playa Colorada op het vasteland waar wij de bus nemen naar Puerto La Cruz.

Puerto La Cruz

We zwemmen, zonnen en snorkelen wat

Onze een-na-laatste dag wordt een relax-dag aan het strand. Vanaf de pier nemen we een bootje naar Playa Puinare op Isla Chimana Grande, een kaal, rotsig eiland. We zwemmen, zonnen en snorkelen wat.

‘s Middags varen we terug naar Puerto La Cruz. We lopen door de stad, langs de boulevard. De volgende ochtend gaan we per bus naar Caracas en dan meteen door naar het vliegveld, waar we na vier weken Venezuela verlaten.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win