×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Zuid-Groenland

Fjorden met gletsjers en ronddobberende ijsbergen

Reisverslag: Marianne Komen
Foto's: Marianne Komen

Alleen de kuststrook van Groenland steekt onder het poolijs uit. Soms ligt er zelfs groen grasland tussen de bergtoppen, maar wat domineert zijn gletsjers en fjorden vol ijsbergen. Aan de fjorden in het zuiden liggen dorpjes als Qaqortoq, Hvalsø, Igaliku, Narsaq, Narsarsuaq, Qassiarsuk en resten van neder­zettingen uit de tijd van de Vikingen. Het is een gebied om in alle rust te wandelen. Hoogtepunt is een boottocht langs de enorme ijsbergen in de Qooroq ijsfjord.

Vanuit Kopenhagen vlieg ik in 4 uur en 20 minuten naar Narsarsuaq, het laatste stuk over de ijskap en besneeuwde bergtoppen van Groenland. Op het vliegveld hoor ik dat de boot niet naar Qaqortoq vaart vanwege het vele ijs in de haven aldaar. De boot gaat maar tot Narsaq en de rest gaat per helikopter. Helikopter? Oh, helikopter! Gaat dat hier zo…

Al snel vaart de boot tussen de eerste ijsbergen en ik kijk mijn ogen uit. Het blauwe water, de witte ijsbergen en de rotsen langs de oevers, ik vind het geweldig. Een zeehond ligt op een ijsplateau, als we dichterbij komen glijdt hij elegant het water in. Bij nadering van de haven van Narsaq gaat de schipper staan en vaart voorzichtig tussen al het drijvende ijs door.

In Narsaq brengt een auto mij naar de helikopterstandplaats. De procedure bij het instappen is hetzelfde als bij een gewone vlucht, al is het dezelfde man die me even eerder de instapkaart gaf die nu een paar stappen bij de helikopter vandaan het strookje er afscheurt. Ik vind het wel komisch, zo’n routine in het mini.

Als snel geniet ik van het landschap in de diepte: kale bergen en witte propjes in het prachtige blauw van het water. De vlucht duurt 10 minuten, maar is de moeite waard.

Qaqortoq

Kleine bootjes duwen ijsbergen de haven uit

Qaqortoq is in 1775 door Anders Olsen als handelskolonie gesticht, vlak in de buurt van een Inuitnederzetting. De haven was vanwege het pakijs vaak slecht bereikbaar. Zoals vandaag bleek is dat nog steeds zo.

Qaqortoq is de grootste gemeente in Zuid-Groenland, met ongeveer 3200 inwoners. Het is een onderwijsplaats met lagere en middelbare scholen en scholen voor o.a. technische en commerciële beroepen.

In Qaqortoq word ik opgewacht door iemand van het hotel. Eerst rijden we de berg op, zodat we een mooi uitzicht op de plaats hebben. De gekleurde houten huizen op de heuvels bieden een fleurige aanblik.

Ik krijg een ruime kamer met een prachtig uitzicht op de haven. Met de zonnebril op m’n neus – is écht nodig met dat scherpe licht hier – ga ik wandelen.

Al snel ben ik buiten het centrum en loop langs de Qaqortoqfjord met de vele ijsbergen. Naast al dat moois in het water ligt er langs de weg veel rotzooi: afgedankte koelkasten, autobanden en touwen enz. De weg houdt op een gegeven moment op en ik loop weer terug.

Bij de vissershaven zijn drie mannen netten uit elkaar aan het halen. Ik kom op een pleintje met een kleine fontein uit 1927, een ontwerp van Pavia Høegh, een plaatselijk architect en timmerman. Rond het plein staan banken waar mensen met wat koopwaar zitten.

Ik wandel verder en passeer de rode houten Frelserens Kirke (Verlosserskerk). Deze werd in 1826 in Noorwegen geprefabriceerd en bleef daarna enige jaren in Kopenhagen wachten op transport. Toen er eindelijk een schip beschikbaar was verging dat met de bouwspullen. Het hout kon nog wel gered worden, maar het duurde tot 1832 voordat de kerk gebouwd werd.

Achter het Tourist Office is het project Stone and Man te zien. Op initiatief van Ana Høegh, een bekende beeld­houwster uit Qaqortoq, maakten kunstenaars uit de Scandinavische landen in 1993 en 1994 in de open lucht een groot aantal beeldhouwwerken van steen. De uit de rots gehouwen gezichten van Ana zelf vind ik erg mooi, alsook de rots met de vissen.

Na het eten geniet ik vanuit mijn kamer van het uitzicht op de haven. Een klein bootje duwt ijsbergen naar het open water. Een ander bootje springt bij en samen duwen ze heel wat ijsbergen de haven uit.

Een man van het tweede bootje springt op een groot stuk ijs en gooit een touw als een lasso om de ijsberg. Daaraan trekt het bootje het ijs de haven uit. In open water wordt het touw weer binnengehaald.

Het is intussen laat geworden. Het licht op het ijs is nu gelig van de lage zon. De bergen zijn gehuld in mist.

Op weg naar de leerlooierij begint de mist om 10.00 uur de volgende morgen langzaam op te trekken. Met de gids van het Tourist Office lopen we erheen via de haven waar oude schepen in het dok staan.

In een kamer van de looierij waar huiden aan de muur zijn gespijkerd krijgen we uitleg over de verschillende soorten leer, van o.a. zadelrob. De gids spreekt zo slecht Engels dat veel informatie verloren gaat. Alleen in deze kamer mogen we foto’s maken, in de rest van de looierij niet.

We komen bij enorme machines waar de huiden verschillende wasbeurten krijgen. In een andere ruimte spannen vier mannen de huiden op een grote zachte plaat. Die gaan vervolgens een grote ruimte in waar de huiden worden gedroogd.

Na het drogen is er een kwaliteitscontrole en dan gaan de huiden één voor één op een machine die de grootte en dikte opmeet. Overal liggen enorme stapels huiden. De meeste worden geëxporteerd, o.a. naar Denemarken en Rusland.

Tot slot gaan we naar een atelier waar dames achter naaimachines van de huiden sloffen, tassen, handschoenen, jassen enz. maken. In de winkel er naast kan e.e.a. gekocht worden.

Weer buiten is de lucht opgeklaard en schijnt de zon volop. De temperatuur is aangenaam, hoewel een jas wel nodig is. Ik loop naar het museum vlakbij de haven. Het is een groot donker huis uit 1804, de residentie van de voormalige koloniale gouverneur. Er zijn vooral veel foto’s van het vroegere leven, alsook poppen in klederdracht.

Er hangt een aantal kajaks gemaakt van huiden van zeehonden, waarvan de beharing afgeschraapt is en die op een houten geraamte zijn gespannen. Het ziet er fragiel uit. Naast de kajaks zijn oude Inuitwapens voor het jagen te zien.

Boven zijn de blauwe en rode gastenkamer te bekijken. Het zijn de kamers waar Knud Rasmussen (Deense poolonderzoeker) en Charles Lindbergh (vliegenier) rond 1930 verbleven tijdens hun reizen.

Hvalsø

Schaarse ruïnes uit de Vikingperiode

Na de lunch loop ik naar de boot die me naar de Hvalsøkerk ten noordoosten van Qaqortoq brengt. We varen anderhalf uur met weer ontelbare ijsbergen in het water. Op een desolate plek zien we de ruïne staan. De schipper legt aan bij een steiger en we wandelen over de heuvel naar het kerkje. Enkele schapen kijken verschrikt naar ons en verdwijnen naar elders op de berg.

De nederzetting Hvalsø is in de 14e eeuw gesticht door een oom van Erik de Rode en bestond uit een kerk, een boerderij en enkele andere gebouwen. De ruïnes zijn het best bewaarde van de Vikingperiode in Groenland. Deze plek staat op Unesco ‘s erfgoedlijst.

De kerk is rond 1300 gebouwd en alleen de dikke muren staan nog overeind. In 1408 vond hier een huwelijk plaats, de laatste geregistreerde gebeurtenis in dit plaatsje, daarna is er niets meer bekend over Hvalsø.

Kijkend over de fjord probeer ik me in te denken hoe het was om in die tijd in deze verlatenheid te wonen, maar mijn verbeelding laat me in de steek. Ook omdat er nu niets méér te zien is dan wat muren en stenen.

We maken nog een wandelingetje omhoog om het kerkje van bovenaf te bekijken. Terug op de boot verrast de schipper ons met een kop thee of koffie. Op de terugweg genieten we opnieuw van de boottocht en tevreden stappen we weer uit in Qaqortoq.

Na het avondeten wandel ik eerst langs de bekende fjord en vervolgens via een andere weg richting de bergen. Ik kom langs een kerkhof waar een wit hekwerk om een graf staat.

Verderop is in een rotswand weer een kunstwerk uitgehouwen, nu in de vorm van harten. Links van de weg zie ik beneden me het grote meer Tasersuaq, wat 4 km lang is en dient voor de water­voorziening.

Igaliku

Grasland en roze bloempjes tussen kale bergen

Buiten de haven van Qaqortoq liggen erg veel ijsschotsen. Zigzaggend zwenkt het bootje met flinke vaart schuin over het water. Heftig! De tocht naar Igaliku duurt 2 uur en het is weer mooi, met links steile kale rotsen en rechts meer glooiende bergen met sneeuw op de toppen.

Er groeit prachtig groen mos op de stenen in het water. Vlakbij een bocht in de Tunulliarfikfjord zie ik drie verschillende kleuren bergen en als we voorbij de bocht komen liggen daar twee prachtige ijsbergen op ons te wachten.

In het buurtschap Igaliku, met ongeveer 30 bewoners, legt ons bootje aan tegen vier andere boten. Het is even een gedoe om op de kade te komen. Ik koop ik wat fruit en drinken in het winkeltje en loop naar het hotel. De kamer is heel eenvoudig en oké.

Einar, de beste vriend van Erik de Rode, settelde zich hier en noemde zijn boerderij Gardar. Dit werd een van de belangrijkste plaatsen gedurende de Noorse periode. In Gardar was het parlement van de Noorse mensen en de plaats waar hun rechtbank zetelde.

Na de introductie van het christendom werd Gardar een bisschoppelijke residentie. De eerste bisschop werd in 1124 benoemd. Hij liet er een kathedraal bouwen, waarvan nu alleen nog wat stenen te zien zijn.

Ik ben wat teleurgesteld als ik er langs loop. De kerk vind ik leuker. Die is gebouwd met stenen die duizend jaar eerder ook zijn gebruikt. De kerk is eenvoudig ingericht, met rode banken en blauwe wanden. In het voorportaal is een klein museum met allerlei foto’s van hoe het leven vroeger was.

Ik neem het pad dat van de fjord ombuigt naar links. Al snel zie ik alleen maar natuur om me heen. Bergen begroeid met verschraald gras en wat schapen hier en daar, maar ook kale rotsen. Het is hier een weldadige rust en heerlijk om te wandelen.

Ik passeer een paar boerderijen en het landschap in het dal is ineens helemaal groen van het gras. Kleine mooie vogeltjes dansen van struik naar struik voor me uit. In de verte zie ik een blauw meer.

Op de terugweg zit ik lange tijd op een rots, kijkend naar de fjord en genietend van de enorme stilte.

Na het diner wandel ik een eind naar boven via een ander pad. Er staat een bankje waarop ik zicht heb op de paar huizen van Igaliku. Ik probeer een vogeltje met gele borst te fotograferen.

Het is de volgende dag weer mooi weer, zonnig en lekkere temperatuur, de wind nog wat frisjes, ideaal om te wandelen. Een wandeling langs de fjord moet erg mooi zijn, dus ga ik die kant op. Enige tijd volg ik de kustlijn. Er is geen pad en de grond is erg oneffen. Na een half uur lopen besluit ik terug te gaan.

Verderop langs het pad waar ik gisteren liep zie ik een echt pad, dat ga ik op. Langzaam gaat de weg omhoog en weer is er die stilte. Opeens hoor ik geluid wat ik eerst niet kan thuis brengen, maar even later wordt het duidelijker en ook zichtbaar: een stroompje met wat verval.

Ik ga van de weg af en loop naar het riviertje en volg dit een tijd. Op een steen nuttig ik m’n broodje en rust wat uit. Tegenover me zijn de kale rotsachtige bergen. Twee vliegtuigen trekken een wit spoor, wat mooi aftekent in de blauwe lucht.

Ook hier weer de kleine vogeltjes. Het blad van de lage struikjes is nog in knop, wel zie ik veel kleine roze bloempjes.

De bedding van de rivier wordt steeds breder, maar staat droog. Uiteindelijk kom ik bij een meer met aan de oever een enorm rotsblok. De weg loopt nog door om het meer heen, maar ik ben al een paar uur onderweg en begin moe te worden.

Op mijn gemak wandel ik dezelfde weg terug. Halverwege heb ik gezelschap van een paar schapen die schichtig de berg op gaan als ze me in de gaten krijgen. In de verte zie ik weer de twee enorme ijsbergen in de fjord.

Narsaq

Op de feestdag verschijnen dames in klederdracht

Om 8.45 uur brengt de auto mij naar de boot die in Itilleq ligt te wachten. Het is een mooi ritje over een hoge berg met uitzicht op de huisjes van Igaliku enerzijds en boerderijen in het groene dal anderzijds.

Itilleq ligt aan de andere kant van de landtong en de 3km lange weg vanaf Igaliku wordt Kings Road genoemd omdat deze weg tussen Itilleq en Igaliku werd aangelegd toen Koning Frederik in 1952 Igaliku bezocht. In Itilleq is niets, het is alleen een plaats waar bezoekers met de boot aan land kunnen komen.

Daar aangekomen ligt het bootje ergens in de diepte. Via een steile trap tegen een houten wand moet ik daar zien te komen. De schipper beneden leidt mijn voeten stap voor stap van het luchtledige naar de volgende trede en tot slot met een hele grote stap naar de boot.

Ik ben de enige passagier voor Narsaq. We varen door de Eriksfjord met rechts en links de bergen en in het water wat ijsbergen. Na een uur komt Narsaq in zicht.

Narsaq ligt aan de voet van de berg Qaqarsuaq en heeft ongeveer 1700 inwoners. Bij de haven ligt het lokale museum. Er staat een weefgetouw met daarnaast kleding die hier vroeger gedragen werd.

Verder zijn er foto’s met teksten waaruit ik opmaak dat het nog steeds een raadsel is waarom de Noren 500 jaar na de komst van Erik de Rode in 986 zijn verdwenen. Men denkt dat het klimaat (de kleine ijstijd) hieraan schuldig is, maar er wordt nog steeds onderzoek naar gedaan.

Het andere museum van Narsaq is gesloten, evenals het huis met een collectie mineralen en stenen. Wel is er een workshop. Een paar mannen zitten buiten in de zon. Bij mijn komst komen ze binnen en laten me zien wat er zoal van rendiergewei gemaakt wordt.

Groenland is bekend om de Tupilaks: menselijke gestalten gesneden uit hout, bot, ivoor of hoorn. Volgens oude overleveringen hadden deze figuren magische krachten. Ik laat me overhalen om een Tupilak van rendiergewei te kopen. De oude man is erg blij en demonstreert me aan de werkbank hoe hij te werk gaat. Leuk om te zien.

Ik wandel verder de plaats uit en kom achter het dorp. Ik sla rechtsaf een weg in met links een lager gelegen strand waar veel ijsbergen liggen. Zo dicht ben ik nog niet bij deze ijsmassa’s geweest.

De weg loopt richting de bergen waar ik boven sneeuw of ijs zie liggen. Langs de weg groeien diverse bloemen die ik eerder zag, maar opeens is ook een veldje katoengras te zien.

Ongemerkt is de weg omhoog gegaan. Diep beneden is de kom van de uitloper van de fjord. Ik zit een tijd om de vogels, meest meeuwen, die druk in de weer zijn, gade te slaan. Daarna loop ik nog een stuk de weg af, die zo te zien de bergen in gaat. Het is al laat in de middag, dus ga ik maar terug.

Onderweg zie ik aldoor een helikopter heen en weer vliegen met onder zich een kabel met iets eraan. Later hoor ik dat in de bergen geboord wordt en dat het boorsel per helikopter naar het dorp wordt vervoerd, waar het klaar gemaakt wordt voor transport naar Australië om daar onderzocht te worden.

Vanuit het restaurant zie ik in de verte dat er steeds meer ijs in de fjord is gekomen. Na het eten maak ik nog een wandeling op een weg die achter het dorp direct de hoogte in gaat. Weer met mooie uitzichten.

Vroeg uit de veren, want het is nationale feestdag. Om acht uur ‘s morgens is bij het gemeenschapshuis een bijeenkomst. Een man en een vrouw maken de vlag hijsklaar. Een groepje jongeren staat met vlaggen tegen het gebouw aan.

Iemand neemt het woord, een tweede heeft ook heel wat te vertellen. De vlaggen wordt gehesen, het koor zingt het volkslied en nog een aantal liederen die qua tempo heel traag zijn.

Na dit officiële gedeelte spoedt iedereen zich naar het ontbijt. Onderweg worden er handen geschud en ik krijg ook handen toegereikt. Bij een gebouw staat een enorme rij tafels met schalen brood en koffie en thee. Iedereen tast toe en kletst met elkaar. Het koor zingt nog maar eens. Een groot aantal vrouwen is in klederdracht.

Ik loop naar Gammelhavn, de oude haven die nu jachthaven is. Vlakbij zijn koloniale huisjes te zien (anno 1830-1850), alsook een nagemaakte Vikingwoning. De kerk (1920) van wit hout met rode kozijnen en rood dak, een ontwerp van Pavia Høeg, staat op een heuvel te pronken.

Ik dwaal rond door de nederzetting en kom langs het kerkhof waarop allemaal dezelfde witte kruisen staan. In de tuinen voor de huizen zie ik veel lupines met een vale lichtblauwe kleur.

Na de lunch loop ik weer naar de Gammelhavn omdat ik daar veel mensen zie. Ik ben net te laat. Twee mannen tillen een bak vol met vers vlees in de achterbak van een kleine vrachtwagen. Ik loop naar de kade en zie dat het water gekleurd is met vers bloed. De jager van de boot spoelt zijn handen nog even in het water en vertrekt weer. Hier hebben ze dus net een dier geslacht.

Achter het gemeenschapshuis is een klein dal. De mensen zitten op de heuvel gezellig bij elkaar. Aan de andere kant staan kleine tentjes en ik zie diverse grote barbecues waar heel wat op ligt. Een klein podium wordt door koortjes bezet, afgewisseld met solozang.

Kinderen spelen in het beekje dat het dal doormidden snijdt. Op blote voetjes springen ze van steen naar steen en proberen met de handjes kleine vissen te vangen.

Het is tijd om naar het hotel te gaan, want de boot naar Narsarsuaq vertrekt om 15.00.

Narsarsuaq

Tijdens de wandeling kom ik weer niemand tegen

Eerst moet er nog getankt worden en dan varen we de fjord in. Het is een mooi reisje van ongeveer een uur. In Narsarsuaq word ik met de auto naar het hotel gebracht.

Narsarsuaq ligt in een breed rivierdal en telt ongeveer 160 inwoners die vooral werkzaam zijn op het vliegveld. Toen Denemarken in 1940 door de Duitsers was bezet verzochten de Groenlandse autoriteiten de VS om hulp.

De Amerikanen bouwden in Narsarsuaq een militair vliegveld voor luchtverkeer tussen de USA en Europa. In 1943 kwam er een legerziekenhuis bij en werkten hier duizenden militairen en burgers.

In 1959 werd Narsarsuaq Airport een burgervliegveld. De eerste toeristen waren IJslanders die het land van hun voorvaderen wilden aanschouwen. Tegenwoordig is het een verkeersknooppunt voor het zuiden van Groenland.

Van het hotel richting vliegveld wandelend passeer ik het arboretum. Het is vreemd om hier ineens bomen, vooral Siberische lariksen, te zien. Deze zijn in de zeventiger jaren geplant om te beoordelen hoe de bomen gedijen in een Arctisch klimaat.

De weg vervolgend zie ik bij een bruggetje hoge bergen met een smalle waterval. Verderop hebben de rotsen oranje gekleurde stukken, het zal wel te maken hebben met de samenstelling van mineralen of zo. Het is prettig wandelen en weer kom ik niemand tegen.

Qassiarsuk

De Vikingwoning en het Vikingkerkje zijn replica's

Vanmorgen bezoek ik Qassiarsuk, aan de overkant van de fjord. Dezelfde schipper van gisteren staat me al bij de boot op te wachten. Hij vertelt dat hij me bij het strand afzet en wijst me de aanlegplaats waar ik over een paar uur opgehaald zal worden. Dat strand is een kleine inham met gladde kiezelstenen waar je in weg kunt zakken. Bovendien moet ik een vrij steile helling op.

Van boven komt een kleine Groenlander aangelopen die me zal helpen. Het komt er op neer dat ik tussen de twee heren langzaam naar boven stap. Onderweg gaat de kleine Groenlander onderuit en moet ik hem ophijsen. Zonder al te veel verdere strubbelingen kom ik boven en zwaai de schipper na die met de boot wegvaart.

Qassiarsuk is de voormalige woonplaats van Noorman Erik de Rode. Hij was in 982 voor drie jaar van IJsland verbannen en voer naar Groenland. Na zijn terugkeer in 985 vond hij een groep mensen bereid om zich in het nieuwe land te vestigen.

Zijn vrouw Thjodhildur bekeerde zich tot het christendom en onder bedreiging van een seksuele boycot dwong zij haar man om een kerkje te bouwen. Zo ontstond rond het jaar 1000 de eerste kerk in Groenland.

De zoon van Erik, Leif Eriksson, voer (vermoedelijk in 1000) met een aantal mensen naar het vasteland van Noord-Amerika. Hij was de eerste Europeaan die daar terecht kwam. Later zie ik in het museum een cartoon waarop een Viking vraagt naar Columbus, waarop een Indiaan antwoordt dat deze nog niet gearriveerd is.

Een kleine oude man brengt me naar de Vikingwoning en wijst met een breed gebaar wat er te zien is. De Vikingwoning is een replica van het in 1932 ontdekte origineel. Het ziet er daarom erg nieuw uit, maar geeft toch een beeld.

In de kleine ruimte is eigenlijk weinig te zien. Er staat een weefgetouw en daarbij ligt een prachtige broek gemaakt van poolvossenbont. Verder liggen er wat mooie huiden op de grond.

Even verderop staat het kerkje, wat ook een replica is. Het is heel klein, met een altaar met een paar kaarsen.

Ik volg het pad landinwaarts en kom langs restanten van wat een voorraadhuis moet zijn geweest. Op een rots vlakbij is een kunstwerk van Hans Lygne te zien. Aan de andere kant, bij de rand van het klif, is een ruïne van een Eskimowoning.

De huidige kerk is van rood hout, binnen lichtblauw geschilderd en eenvoudig ingericht.

Langs het pad naar boven kom ik bij het huis van Otto Frederiksen die het gehucht in 1924 stichtte en met schapenteelt begon. Zijn huis is nu een museum met meubels van toen en weer veel foto’s.

Boven op een berg staat het standbeeld van Leif Eriksson. Stoer kijkt hij uit over het landschap.

Ik wandel over een pad evenwijdig met de fjord links beneden. Het landschap rechts is glooiend met her en der een huis. Kleine witte bloemetjes bedekken hier en daar de aarde en op sommige stenen groeit prachtig oranje gekleurd mos.

Bij de aanlegplaats van de boot is een winkel waar ik wat drinken koop, voor ik terugvaar naar Narsarsuaq.

Qooroq ijsfjord

Martini met meer dan 1000 jaar oud ijs

‘s Middags ga ik alweer varen. In de haven ligt de boot Puttut te wachten. Het is een bootje uit 1952 en volgens de schipper altijd gebruikt als passagiersschip. We krijgen dekens uitgereikt tegen de kou. We varen de fjord uit en nemen de bocht naar links.

Over ijsbergen gesproken: hier liggen er heel wat en groter dan ik eerder gezien heb. De schipper vaart langzaam om de hele grote heen om ons de gelegenheid te geven foto’s te maken.

We komen in de Qooroq ijsfjord die niet breed is. In het water nu niet alleen de grote ijsbergen, maar ook kleinere die al bijna helemaal gesmolten zijn. Ook zijn er die blauwig doorschijnend zijn. In het water ziet het ijs er groenig uit en is vaak qua oppervlak groter dan wat boven het water uitsteekt.

In de verte zien we de Qooroqgletsjer op zo’n 9 kilometer. De motor wordt stopgezet en we dobberen in stilte. We krijgen een glas martini met daarin een stuk ijs van meer dan1000 jaar oud.

We proosten en luisteren met het glas bij ons oor naar het twinkelen van het ijs. Ik vind het heel apart allemaal. Ik krijg een groot stuk oud ijs in de hand en ik zie daarin veel kleine luchtbelletjes.

Na een half uur zet de schipper de motor weer aan en varen we langzaam terug. Onderweg komen we langs de Arc de Triomph, een enorm ijsgevaarte met een gat in het midden.

Ook zien we van een grotere ijsberg een stuk naar beneden donderen waardoor de vorm ineens heel anders wordt. Al met al is dit een geweldige ervaring en we vinden het jammer dat we even later weer aan wal staan.

Met een laatste blik op de ijskap in de diepte vliegen we de volgende dag naar Kopenhagen. Het was een prachtige, bijzondere reis.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!