Rijdend over de schijnbaar oneindige onverharde wegen van Namibië kun je voluit genieten van de natuur: Fish River Canyon is een met de Grand Canyon vergelijkbare grillige kloof, waar je het gevoel hebt alleen op de wereld te zijn; Sossusvlei en Hiddenvlei zijn grote duinpannen in een gebied met tot driehonderd meter hoge rode zandduinen en Etosha National Park is een van de grootste en belangrijkste wildparken van zuidelijk Afrika.
Na een paar rustdagen in Kaapstad, om bij te komen van de lange vliegreis, rijden we noordwaarts. Zonder ons te haasten, passeren we na enkele dagen de grens met Namibië. Zo’n veertig kilometer over de grens verlaten we de hoofdweg en rijden westwaarts, over onverharde wegen door een kaal en droog landschap. Ons reisdoel van vandaag is de Fish River Canyon, een met de Grand Canyon vergelijkbare grillige kloof in het zuiden van Namibië.
De totale lengte van de Fish River Canyon is zo’n 160 kilometer, de maximale diepte ongeveer 540 meter. We maken een stop bij de warmwater-bronnen van Ai-Ais, in het uiterste zuiden van de kloof. Van de bronnen zelf kunnen wij niet veel vinden. Op een soort campingterrein ligt een openlucht-zwembad dat wordt gevuld met water uit de bronnen.
Verder is er een gebouwtje met diverse kleine baden en whirlpools. Na een korte pauze – waarin we even het warme water induiken – besluiten we verder te rijden omdat Ai-Ais verder eigenlijk niets te bieden heeft.
De noordzijde van de Fish River Canyon biedt spectaculaire vergezichten. Ook al is de Fish River Canyon de enige toeristische trekpleister in deze omgeving, het aantal mensen dat we hier zien is zeer beperkt. Daardoor we kunnen we niet alleen genieten van een fantastische schemering maar ook van het gevoel bijna alleen op de wereld te zijn.
Over schijnbaar oneindige onverharde wegen rijden we een aantal dagen door in noordelijke richting. Het landschap is inmiddels heuvelachtig geworden en soms zijn de uitzichten net schilderijen. Woeste, donkergekleurde rotsachtige heuvels, ingesloten door vlakke gebieden met groen- gele pastelkleuren.
Onderweg zien we regelmatig groepjes gemsbokken, springbokken en struisvogels. Ook laten zich af en toe wat groepjes bavianen zien. We vragen ons af hoe al deze dieren zich in leven houden, want er is in dit gebied niet veel begroeiing.
Tijdens één van onze overnachtingen logeren we op de Dabis Guest Farm, een boerderij waar men oorspronkelijk alleen schapen fokte maar nu tevens zes logeerkamers verhuurt. Na onze aankomst stelt Joe, de eigenaar, voor om met hem een ritje over zijn grondgebied te maken. Het wordt een enerverende rit in de achterbak van een truck, waarbij Joe regelmatig stopt om ons kudu’s, springbokken, gemsbokken en een soort steenbok aan te wijzen.
Na drie kwartier stopt hij op een hoog punt en probeert ons een indruk te geven van de omvang van zijn land. Hij wijst naar een paar heuvels op vele kilometers afstand en vertelt dat die ongeveer de grens van zijn grondgebied vormen. Het is ons in ieder geval duidelijk dat zijn boerderij een ontzettend uitgestrekt gebied beslaat.
Joe legt uit dat dit ook nodig is, omdat de groei van de nodige bosjes en planten waarvan de schapen eten door het chronische gebrek aan regenwater erg langzaam gaat. Daarom heeft hij zijn uitgestrekte land opgedeeld in vele afgerasterde percelen en het vereist een zorgvuldige organisatie om te bepalen waar hij z’n schapen de volgende keer naar toe moet brengen om te grazen.
Leven op zo’n boerderij in Namibië betekent dat je erg op jezelf bent aangewezen. Het dichtstbijzijnde dorpje met een klein kruidenierswinkeltje ligt op tientallen kilometers afstand. De school waar de kinderen naar toe moeten ligt op honderden kilometers afstand. Het is hier dan ook normaal dat kinderen voor een aantal weken naar school gaan en daarna weer een paar dagen terug naar huis komen.
Joe wijst op een boom en maakt ons attent op een nest van wevervogeltjes dat daar al meer dan twintig jaar hangt. Naar zijn schatting nestelen in het enorme nest ongeveer veertig paartjes.
Wevervogeltjes zie je in heel Namibië en we leren ook al snel dat er vele verschillende soorten zijn. Sommige soorten bouwen een nest voor zichzelf, mooie gevlochten korfjes die aan een tak hangen. Andere soorten bouwen met z’n allen een groot nest met heel veel verschillende kamertjes. Elk jaar wordt er verder gebouwd aan zo’n nest en het gebeurt regelmatig dat een boom uiteindelijk bezwijkt onder het gewicht van zo’n nest. De bewijzen hiervan kom je op je tocht door Namibië herhaaldelijk tegen.
Het volgende hoogtepunt is een gebied met de rode zandduinen bij Sesriem. Na opnieuw een lange rit, over onverharde en zeer hobbelige wegen door een heuvelachtig landschap zonder al teveel begroeiing, arriveren we laat in de middag bij de ingang van het Namib-Naukluftpark waarin de rode zandduinen liggen. Bij de rangers van dit nationale park kopen we snel een toegangsbewijs. We willen gebruik maken van de laagstaande zon om een paar foto’s te maken, omdat rond deze tijd door de schaduwwerking allerlei grillige vormen ontstaan. Dan blijkt dat we nog ongeveer 45 kilometer over een saaie, vlakke weg in het park zelf moeten rijden voordat we een afslag vinden die ons voldoende dicht bij de zandduinen brengt. De duinen zijn vrij hoog, volgens de informatie die we bij de poort kregen tot maximaal 300 meter.
We hebben nauwelijks tijd om een paar plaatjes te schieten, omdat we dezelfde 45 kilometer weer terug moeten rijden en we moeten het park voor zonsondergang weer verlaten.
De volgende dag gaan we opnieuw het park in en gaan vervolgens helemaal naar Sossusvlei, het bekendste punt in dit park. Een vlei is een soort duinpan, een vlakte bedekt met grijs-witte klei die omgeven is door de zandduinen. Eens in de zoveel jaar regent het flink in dit gebied en het regenwater verzamelt zich dan in een vlei, die vervolgens maanden onder water kan blijven staan. Als al het water weer is verdampt, blijven resten over die een witte kleur hebben en daardoor prachtig contrasteren met de rode zandduinen.
De laatste vijf kilometer van de route naar Sossusvlei zijn alleen te berijden met vierwiel-aangedreven auto’s. Er is een soort Landrover-pendeldienst beschikbaar die ons die laatste vijf kilometer naar Sossusvlei kan brengen, voor een fikse financiële vergoeding.
Achteraf blijkt echter dat er in het gebied waar je je eigen – niet vierwiel aangedreven – auto moet achterlaten net zulke mooie plekjes zijn als in de Sossusvlei zelf. Vanuit de parkeerplaats loopt er een uitgezette wandelroute (met stokken aangegeven) naar Hiddenvlei, waar je in ongeveer 45 minuten naar toe kunt wandelen.
Al snel na het verlaten van de parkeerplaats loop je midden tussen de rode zandduinen en Hiddenvlei zelf is een paradijs voor fotografen. Rode duinen, dode bomen en prachtige vormen door de schaduwwerking.
Een dag verder rijden door een vlakke en kale omgeving brengt ons in Swakopmund, een stadje aan de kust van Namibië waar je je een beetje in Duitsland waant. Je komt er veel Duitse straatnamen tegen en ook de huizen zijn gebouwd in een stijl die ons heel Duits voorkomt. Er zijn hier ook verschillende cafés waar je een uitstekende apfelstrudel bij je koffie kunt krijgen. Het is ook niet zo vreemd, want Namibië is tenslotte ongeveer 30 jaar een Duits protectoraat geweest. Het is overigens ook lekker om weer even een paar stukjes over gewone asfaltwegen te kunnen rijden.
Na Swakopmund vervolgen we onze weg naar het noorden. We rijden weer en beetje van de kust af en het valt ook weer snel op hoe droog Namibië is. Overal zie je lege rivierbeddingen en het is alweer een paar dagen geleden dat we voor de laatste keer een riviertje hebben gezien waarin nog een beetje water stroomde.
Ook verbazen we ons over de afgelegen plaatsen waar je mensen ziet. We rijden tientallen kilometers zonder ook maar een teken van leven te zien, en opeens passeren we een klein dorpje – nou ja, vijf hutjes van golfplaten – waar een vrouw in Herero-kledij aan de kant van de weg zelfgemaakte poppetjes verkoopt.
Etosha National Park staat voor de komende drie dagen op onze reisagenda. Dit park ligt in het noorden van Namibië en beslaat een oppervlakte van ongeveer 22.000 vierkante kilometer (de afstand oost-west is maximaal 300 km, noord-zuid 100 km). Het is niet alleen een van de grootste maar tevens een van de belangrijkste wildparken van zuidelijk Afrika.
Alleen het oostelijke deel van het park is makkelijk toegankelijk voor toeristen. Dit gedeelte van het park is voornamelijk vlak, met een begroeiing die varieert van bijna niets tot dichte bossen met bomen tot ongeveer vier meter hoog. Zeker in de periode waarin wij in Namibië zijn (augustus – september) ziet de begroeiing er door de droogte erg karig uit.
In het park zijn drie rustkampen met overnachtingsmogelijkheden, restaurants, winkeltjes, benzinepompen etc. Reizigers zijn verplicht om voor zonsondergang de poorten van zo’n kamp binnen te rijden, waarna die poorten tot zonsopgang de volgende dag worden gesloten.
Omdat het park zo groot is en omdat er relatief weinig slaapplaatsen beschikbaar zijn, heb je hier ook grote kans dat je dieren kunt observeren zonder andere toeristen te zien. Alleen bij de waterplaatsen waar de dieren drinken is het vaak wat drukker, maar absoluut niet storend. In de paar dagen die wij in het park rondrijden zien we een grote verscheidenheid aan dieren: neushoorn, olifant, giraffe, zebra, gnoe, springbok, kudu, jakhals, cheetah, leeuw, wrattenzwijn etc etc.
Het loont overigens zeer de moeite om in één van de rustkampen een boekje aan te schaffen met foto’s en bijzonderheden van alle beesten die in Etosha rondlopen. Dit vereenvoudigt de herkenning aanzienlijk en je weet zo tenminste wat je ziet.
Aan de rand van de rustkampen ligt net buiten de omheining een waterpoel die ‘s nachts wordt verlicht. Het is een bijzondere ervaring om na zonsondergang een uurtje of wat bij die waterpoel door te brengen. Het heeft wel iets weg van een theaterstuk; links loopt een grote olifant weg die net heeft gedronken en rechts komt alweer een dorstige neushoorn het toneel op!
Het loont ook zeer de moeite om een uurtje eerder op te staan om nog even bij de waterpoel te kijken voor je gaat ontbijten. Het is dan heerlijk stil en er is veel bedrijvigheid bij de waterpoel.
Overigens, in Etosha moet je ook een andere gebeurtenis goed plannen. Toiletten zijn zeer schaars en even de auto uit om je behoefte te doen wordt sterk afgeraden. Je weet tenslotte nooit welke dieren in de buurt zijn! Het beste is om als je enige aandrang krijgt, direkt op de kaart te kijken waar een toiletgebouw is en daar heen te rijden. Met de toegestane snelheid van twintig kilometer per uur (veel sneller is ook niet mogelijk) en een grote kans dat er weer een olifant midden op de weg staat, kan het makkelijk langer dan een uur duren voordat je een toilet in zicht krijgt.
Overigens moet je je van de sanitaire faciliteiten buiten de rustkampen niet teveel voorstellen. Vaak zijn het niet meer dan twee toiletgebouwtjes zonder stromend water op een terreintje met een omheining om de dieren op afstand te houden.
Vanuit Etosha rijden we weer zuidwaarts naar Windhoek, eindelijk via een verharde weg. Over Windhoek valt eigenlijk niet zo veel te vertellen. Het is een stad met ongeveer 160.000 inwoners, er zijn wat musea en er is een uitgezette stadswandeling langs toeristische hoogtepunten als een klokkentoren, een watertoren en een dierentuin. Ons trekt dat allemaal niet zo; wij besteden onze tijd hier aan het winkelen.
Via Keetmanshoop verlaten we Namibië in zuidelijke richting. Wij hebben van onze twee weken in Namibië genoten en steken de grens met Zuid-Afrika weer over om daar nog een paar dagen door te brengen.