Aan de voet van de Sierra Nevada ligt Granada, een stad met terrasjes, pleintjes, trapstraatjes en mooie vergezichten. Op een heuvel ligt de oude Moorse wijk Albaicín, op een andere heuvel Alhambra en Generalife, met daarachter de bijna altijd witte bergtoppen. Een van die toppen is de Pico Veleta (3396 m), die per fiets bereikbaar is: na 50 km onafgebroken klimmen over de hoogstgelegen weg van Europa.
Nadat we met de bus vanaf het vliegveldje in Granada zijn aangekomen, gaan we de stad meteen lopend verkennen. Dat is de beste manier om deze niet al te grote stad (zo’n 240.000 inwoners) in Andalusië te beleven en een goed overzicht te krijgen.
Ik ben niet zo’n stadstoerist, maar Granada lijkt heerlijk. Net zo prettig als bijvoorbeeld Cusco in Peru. Er zijn honderden restaurantjes, terrasjes, winkeltjes, straatmuzikanten, fraaie gebouwen, smalle trapstraatjes en mooie vergezichten. En dan is het in oktober ook nog eens 25 tot 30 graden, terwijl het thuis maar 13 graden was.
Het eten is de eerste avond ook al een prettige belevenis in het Marokkaanse restaurant Riad Albayzin. Ze schenken er geen alcohol maar dat is geen onoverkomelijk bezwaar. We houden het hier wel even vol, met of zonder.
Ontbijten moet de eerste ochtend buiten de deur, want de eetzaal van het centraal gelegen en toch rustige hotel Monjas del Carmen is nieuw en gaat morgen pas open. Helemaal geen bezwaar, want om de hoek is een drukbezocht restaurantje waar veel ontbijters zitten.
Dat wij niet de enigen zijn die deze stad ontdekt hebben, is wel duidelijk. Ze zijn van over de hele wereld naar Granada gekomen en dan is het ook nog een belangrijke studentenstad. Er is dus veel jong volk op straat.
We maken een geheel verzorgde excursie naar het Alhambra, de topattractie van Granada. We worden opgehaald, krijgen een Engels sprekende gids toegewezen en slenteren uren over het complex met z’n torens, paleizen, tuinen en binnenplaatsen.
In schilderachtige bewoordingen vertelt onze gids over de wonderen die de dynastie der Nasridische sultans hier van 1237 tot 1492 heeft verricht. Uiterlijke schijn (pracht en praal) moest bij de bouw van de paleizen vermeden worden, maar dat gold niet voor het interieur waarvan iedere centimeter juist bewerkt en kleurrijk moest zijn.
Dus lagen er tapijten op de vloeren, waren er schitterende abstracte wandversieringen en ingewikkeld bewerkte, veelal houten plafonds.
De zes paleizen voor de hofhouding, harem, ministers en iedereen die er verder nog bij hoorde, worden omlijst door geurende tuinen, kabbelende beekjes en dikke muren.
Om dat alles in volle glorie te kunnen zien, hadden we echter wat eerder moeten komen want de dikke muren weerhielden de troepen van Napoleon er niet van om vrijwel het hele complex zwaar te beschadigen.
Onze gids ziet echter kans om iedere keer in beeldende bewoordingen de spanning op te voeren over het volgende wereldwonder wat we te zien zullen krijgen. Of eigenlijk te zien zouden krijgen als Napoleon er niet geweest was. Er is evengoed nog best veel te zien en imposant is het Alhambra alleen al door z’n omvang en de spectaculaire vergezichten. In combinatie met het verhaal van de gids gaat het in ieder geval wel echt leven, ondanks het vrijwel ontbreken van de kleuren van vroeger. Heel bijzonder is ook de binnenplaats met de levensgrote stenen leeuwen.
We eindigen de toer met een lunch op een lommerrijk terras. Daarna kuieren we terug door het park aan de voet van het Alhambra, langs een indrukwekkende foto-expositie over de bomen en bossen van onze planeet. Dat die cruciaal zijn voor het leven op aarde wisten we al, maar zulke mooie foto’s op zo’n bijzondere plek maken indruk.
Ten zuidoosten van Granada ligt de Sierra Nevada (besneeuwde bergen), met als hoogste top de Mulhacén (3482 m) en vlak daarnaast de Pico Veleta (3396 m). Vanaf uitzichtpunten in Albaicín kun je ze achter het Alhambra zien liggen. Vrijwel het hele jaar zijn ze wit.
Vandaag moest het dan toch maar gebeuren; een rondje die kant op fietsen. We vertrekken om 9 uur op gehuurde ATB’s van de firma FOP, met dikke profielbanden, gewone trappers en een ongewend zadel. We weten ongeveer welke kant we op moeten, naar die lonkende Pico Veleta in de verte. Het is niet zomaar een berg, want de hoogstgelegen weg van Europa leidt hier naar de top.
De stad uitkomen lukt aardig en vervolgens een eindje bergop ook. Maar deze weg gaat 50 km lang bergop. Samen met Dineke heb ik al heel wat boeiende fietstochten gemaakt maar we zijn hier niet voor expedities maar op vakantie.
We drinken koffie op de eerste col en raken aan de praat met een aardig stel Schotse ATB’ers. Zij weten nog niet hoever ze bergop zullen gaan en wij ook nog niet.
De klim is zwaar en Dineke vindt het op 2000 meter hoogte wel genoeg. Geen wonder als je ongetraind vijf uur aan het klimmen bent. Het is dus wel mooi geweest en we dalen af om in de stad verder te gaan vakantie vieren. Met een avondwandeling langs de kathedraal en andere kerken bijvoorbeeld.
Er is hier genoeg te doen en te zien. Je kunt over de hoofden lopen. Of dat normaal is voor de tijd van het jaar, wordt ons niet duidelijk. Het kan zeker ook aan het weer liggen, want ‘s avonds is het nog 25 graden. Niet slecht voor oktober.
Na enig overleg kiezen we de volgende dag voor een scheiding, althans van onze plannen voor vandaag. Dineke besluit een rustdag te nemen. Dat lukt haar natuurlijk niet; ze weet niet eens wat dat is. En ik ga toch maar de lang gekoesterde wens uitvoeren: de beklimming van de Pico Veleta.
Het is weliswaar geen echte col, volgens de regels van Club Cent Cols, maar op mijn eigen collenlijst krijgt hij een ereplaats. Met bijna 3400 meter is het de hoogste plek in Europa waar je op de fiets kunt komen, dus als het lukt vandaag komt hij in m’n top tien. Ik schat dat het minstens vijf uur fietsen is, in 50 km van ruim 400 meter naar bijna 3400 meter.
Ik vertrek om 8.30 uur. Het eerste deel is bekend. Gisteren zijn we ook langs deze route de stad uit gereden om vervolgens tussen de keileemheuvels door hoogte te winnen. Een paar andere fietsers zijn er en ook een man op een ezel. Hij heeft een rustieke hoed op en een knapzak aan z’n zadel. Het geheel wordt gecomplementeerd door de volgzame hond. Ik zeg ‘hola’ en hij ook.
Net op tijd kan ik m’n vloeistofvoorraad aanvullen. Het gaat met dit weer op deze hoogte heel hard met het vochtverlies. Om 10 uur ben ik bij de lunchplaats van gisteren, om 11 uur bij de plek waar we omkeerden en om 12 uur bij het wintersportstation. Ja heus, dat doen ze hier over een maand of twee weer. Verderop wordt het bewijs geleverd: dikke pakken sneeuw op de noordkant van een steile helling.
Het gaat lekker, dus denk ik om 14 uur boven te zijn. Het laatste stuk, waar alleen wandelaars en fietsers mogen komen, is echter vrij pittig. De top is inmiddels goed te zien. Door de heldere kurkdroge lucht lijkt hij niet zo ver.
Je ziet hier veel wandelaars. Ze vertrekken vanaf het parkeerterrein waar ik m’n frisdrank kocht en enkele fietsers doen dat ook. Ze komen niet allemaal boven. Grappig is dat je sommige wandelaars drie of vier maal tegenkomt omdat ze de haarspeldbochten afsnijden. We groeten elkaar steeds weer vriendelijk.
Enkele delen van m’n lijf protesteren tegen de behandeling van de afgelopen vijf uur. Het ongewende zadel veroorzaakt problemen op een voor de hand liggende plek en een stekende pijn schiet door m’n rechter been. De verzengende zon zal me nog een paar dagen bijblijven; verder geen problemen.
Langzamerhand wordt de weg slechter en na iedere bocht ligt er weer een volgende. Toch komt er een eind aan. De laatste 50 meter zijn helaas onfietsbaar en ook bijna onbeloopbaar. Mijn aankomst gaat gepaard met een heuse wervelwind. Een lange slurf van zand en stof verdwijnt in de blauwe lucht.
Je kunt hier 360 graden om je heen kijken. Zelfs Afrika is binnen oogbereik. Zo ziet 3396 meter in Zuid-Spanje er dus uit. Voordat ik weer naar beneden ga stuur ik eerst een sms om m’n fietsmaatjes de ogen uit te steken met ‘de langste klim ooit’.
En dan gaat het voorzichtig omlaag. De verhuurder had geen fietshelm in mijn maat. Vanaf halverwege rij ik over de snelweg. Dat was eigenlijk niet de bedoeling, afslag gemist. Gelukkig hebben ze een soort fietspad langs dit soort wegen. Het kan ook een vluchtstrook zijn. Veel snelheidsverschil is er overigens niet met de andere weggebruikers, dus dat maakt het minder gevaarlijk nietwaar.
Na circa 100 km is er een autotunnel. Daar toch maar niet doorheen. Dus klauter ik over de vangrail en steek de rivier over, fiets verder de stad in en arriveer spoedig op de Plaza Nueva in het centrum. Dineke vraagt: heb je getwijfeld of je het wel zou halen? Nee, dat doe ik nooit.
Na de goddelijke douche, één van de redenen dat ik dit soort inspanningen doe, volgt een al even heerlijk biertje. Dat is de andere reden. We schrijven en lezen wat en zoeken vervolgens een plek bij de kathedraal waar ze goede pizza’s serveren.
Ondanks of dankzij de honderden restaurantjes is een goede maaltijd ook in Spanje nog niet zo makkelijk te vinden. Het Arabische tentje van de eerste avond was tot nu toe het meest geslaagde adres. Bijzonder aan dit plein en terras is dat honderden spreeuwen zich hier ‘s avonds klaar maken voor de nacht. En dat doen ze niet onopvallend.
Na een onrustige nacht door de inspanning, de feestende Spanjaarden en de bouwvakkers onder ons raam, gaan we eerst koffie te drinken. Daarvoor beklimmen we de berg waarop de wijk Albaicín ligt. Deze ligt tegenover de berg met het Alhambra, aan de andere kant van de Rio Darro.
Albaicín is de eeuwenoude Moorse wijk van Granada en een belangrijke attractie van de stad, met zijn kronkelende straatjes, winkeltjes, restaurantjes en steeds weer een ander uitzicht op het Alhambra aan de overkant. Net als het Alhambra en Generalife heeft Albaicín zich een plek verworven op de werelderfgoedlijst van Unesco.
Het is misschien al wel de tiende keer dat we deze berg beklimmen en we hebben inmiddels een paar favoriete plekjes c.q. stamkroegen gevonden in de smalle straatjes en op de pleintjes, waar bij de terrasjes gitaristen optreden en waar te pas en te onpas gedanst wordt.
Dames van alle leeftijden beginnen te wiebelen zodra de eerste akkoorden klinken. Sommigen gaan zelfs met geheven armen en afgewend gezicht op de grond stampen. Dineke is ook bijna niet meer te houden. Ik vind dat het ontzettend afleidt van de tapas en de wijn.
Bij de koffie bedenken we dat het Parque de las Ciencias wellicht een goede bestemming is. Toch maar eens één van de duizend deels elektrische Prius-taxi’s nemen, want het is ruim 30 graden en het park ligt een stuk buiten het centrum.
Het wetenschapspark blijkt een boeiende bestemming, niet in de laatste plaats vanwege de fraaie Esscher-tentoonstelling. Hij is hier bekender dan in Nederland, lijkt het wel. Er is heel veel te zien en te doen, variërend van allerlei doe-dingen voor kinderen tot biologische, natuurkundige, energetische, astronomische en geologische onderwerpen.
Het leukst vinden wij de proef waarbij je door hersenactiviteit een balletje kunt voortbewegen. Feitelijk wordt een EEG omgezet in de beweging van het balletje en wie het meest ontspannen is, wie de minste hersenactiviteit heeft en zich het best kan concentreren, die wint.
We zijn hier uren zoet en sluiten af met de vlindertuin en een vieze lunch. Je kunt niet alles hebben tenslotte.
Vervolgens terug naar het centrum waar we de andere heuvel, die van het Alhambra, maar weer beklimmen. We weten namelijk twee prettige restaurants in het Generalife, de tuin waar vroeger het zomerpaleis van de Nasriden stond.
Voor ons laatste avondmaal in Granada leken die ons wel geschikt. Maar helaas, op donderdagavond zijn beide restaurants gesloten.
Terug dan maar weer door het koele park en laten zien dat we niet voor één gat te vangen zijn. Het restaurant van hotel Casa del Pilar (in een 17e-eeuws herenhuis) blijkt heel geschikt voor ons afscheidsfeestje. Het is mooi geweest. Morgen met de prima busverbinding naar het vliegveld en via Madrid in een uur of vijf naar Schiphol.