×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Stedentrip Beijing I

De hoofdstad van de tegenstellingen

Reisverslag: Ralph van Wolffelaar
Foto's: Ralph van Wolffelaar

China’s hoofdstad herbergt niet alleen het Plein van de Hemelse Vrede, de Verboden Stad, het Zomerpaleis en het Sun Yat Senpark maar ook een doolhof van steegjes vol winkeltjes, langs razende riksja’s en brutale verkopers. Ook ‘s avonds leeft de stad. De Muur is per bus te bereiken.

Nadat de Trans-Mongolië Expres ons tot in China heeft gebracht, verblijven we zeven dagen in Beijing. Na de relatief korte rit van Ulaan Bator naar Beijing – anderhalve dag is kort wanneer je je normen bijstelt – is het eerste wat opvalt de gigantische verkeerschaos. De chauffeur van het taxibusje dat ons naar het hotel brengt, manoeuvreert zich handig een weg door de onvoorstelbare hoeveelheid auto’s, taxi’s en fietsers. Verkeersregels lijken niet te bestaan; richting aangeven gebeurt niet, fietsers en riksja’s rijden midden op de weg en voorrang geef je niet maar neem je vooral. Wanneer je een kruispunt met hogere snelheid nadert dan een medeweggebruiker die van rechts komt ga je gewoon voor, ook al heeft die ander groen licht. Dit alles gaat vergezeld van een kakofonie van claxonnerende automobilisten. Wat echter opvalt is de rust die de betrokkenen behouden. In Nederland zou een en ander regelmatig uit de hand lopen, maar hier geen onvertogen woord.

Het 'Mao-Soleum'

Nog dagelijks staan duizenden voor Mao in de rij

De dag na aankomst bezoeken we het Plein van de Hemelse Vrede. Dit immense plein schijnt meer dan een miljoen mensen te kunnen herbergen en daar sta ik niet van te kijken.

Grote vierbaanswegen flankeren het plein, met aan de noordkant Chang ‘An Avenue, de belangrijke oost-westas. Hierlangs betraden bij de studentenopstand van 1989 de tanks het plein met alle gevolgen van dien. De gedachte dat op deze plaats een groot aantal studenten het leven liet geeft een tweeslachtig gevoel.

Het enorme mausoleum van Mao staat midden op het plein. Vergeleken hierbij ligt Lenin in Moskou in een achterafkamertje. Het ‘Mao-soleum’ is grootser dan groots en trekt nog steeds dagelijks duizenden mensen. We staan dan ook een uur in de rij vooraleer we het gebouw kunnen betreden.

Op het plein zelf bevinden zich louter Chinese toeristen. Voor de meesten van hen is Beijing figuurlijk verder weg dan voor ons. Ze maken dan ook net zo veel foto’s als wij tijdens dit voor velen eenmalige bezoek. Je hoeft niet bang te zijn dat je je camera niet terugkrijgt wanneer je iemand vraagt een foto te maken; ondanks de grote drukte voel ik me bijzonder veilig. Dat heeft misschien ook te maken met de belachelijk hoge straffen die worden opgelegd. Dan laat je het wel uit je hoofd om toeristen te beroven.

Als westerling word je bekeken

Vijftien Chinezen kijken toe als ik een ansicht schrijf

Trouwens, aan de populariteit van Mao valt toch niet te ontkomen. De Grote Roerganger overleed reeds in 1976, maar zijn aanwezigheid is nog overal voelbaar. Zo kun je met de beste wil niet om het portret aan de Qianmenpoort heen. Het schilderij heeft, zoals alles in deze stad, enorme afmetingen.

De poort zelf vormt de toegangspoort tot de Verboden Stad. Bekend bij eenieder die ‘The Last Emperor’ wel eens gezien heeft, regisseur Bernardo Bertolucci kreeg bij hoge uitzondering toestemming om er te filmen.

De stad was vroeger verboden terrein voor gewone stervelingen, alleen de keizer en zijn gevolg kregen toegang tot de wereld die achter de rode muur schuilgaat. Tegenwoordig doet de Verboden Stad dienst als openluchtmuseum. Tempels, tuinen en overdadige versieringen domineren het aangezicht, met langs een duidelijke noord-zuidas de belangrijkste gebouwen.

Vroeger bevond er zich in Beijing geen gebouw wat hoger was dan het hoogste punt in de Verboden Stad. De keizer moest over de stad kunnen uitkijken en dan mocht zijn uitzicht niet belemmerd worden. Inmiddels zijn ook hier de eerste wolkenkrabbers zichtbaar, wat weer in schril contrast is met het toch aanzienlijke aantal zwervers en bedelaars. Een keer hangt een jongetje zelfs letterlijk aan mijn kleren.

Waar je niet omheen kunt, is dat je als westerling overal bekeken wordt. Eenmaal moet ik zelfs met iemand op de foto, en dat is niet omdat ik zo’n leuk T-shirt aanheb. Een andere keer, als ik op het Plein van de Hemelse Vrede enkele ansichtkaarten wil schrijven, staan er in een mum van tijd tien tot vijftien Chinezen mijn verrichtingen te volgen. Zonder echt opdringerig te worden bekijken ze druk gebarend de postzegels, kaarten en de wereldkaart waarop ik Nederland aanwijs. Nee, ‘Helan’ weten ze niet te liggen.

Grappig zijn de vele keren dat overwegend jonge Chinezen naar ons toekomen om hun Engels te toetsen. ‘Hello’, en ‘How are you’ zijn de meest gehoorde kreten. De beheersing van de Engelse taal is zonder uitzondering matig te noemen. In ons hotel kunnen we het er mee redden, maar ik ben niet één taxichauffeur tegengekomen die begreep wat ik bedoelde. Het beste is dan ook de plaats van bestemming in het hotel te laten vertalen. Voor de terugreis volstaat doorgaans een adreskaartje van het hotel.

Om de drukte enigszins te ontvluchten gaan we de volgende dag naar het Sun Yat Senpark, genoemd naar de voorganger van Chang Kaishek als hoofd van de republiek en oprichter van de Kwomintang.

Vergeleken bij de hectiek van de stad heerst hier, hoewel gesitueerd vlak naast de Verboden Stad, welhaast een serene rust. De grote hoeveelheid paviljoenen, aquaria en parkjes zorgen ervoor dat je op een gegeven moment alles maar normaal gaat vinden, terwijl je stuk voor stuk kleine kunstwerkjes voorbijloopt.

Het Zomerpaleis beslaat 300 hectare

3000 tempels, paviljoenen, torens, bruggen en tuinen

De vierde dag gaan we naar het reusachtige Zomerpaleis. In de zomer, wanneer het te heet werd in de stad, trok de keizer naar dit 40 kilometer noord-westwaarts gelegen park.

Voor een bezoek aan het Zomerpaleis mag je best een dag uittrekken, de oppervlakte bedraagt namelijk niet minder dan 300 hectare. Daarvan wordt driekwart in beslag genomen door het Kunmingmeer, maar dan nog valt er genoeg te zien. Drieduizend hallen, tempels, paviljoenen, torens, bruggen en tuinen zorgen voor overweldigende vergezichten.

Wie Beijing bezoekt zal vanwege het grote aanbod aan culturele bezienswaardigheden keuzes moeten maken, maar een bezoek aan het Zomerpaleis mag eigenlijk niet ontbreken.

We bereiken het Zomerpaleis, evenals de meeste bezienswaardigheden in de stad, met de taxi. In deze metropool is dat nu eenmaal het snelste, makkelijkste en veiligste vervoermiddel. Na enkele dagen komen we er bovendien achter dat rijden volgens de meter goedkoper is dan een prijs afspreken. Voor een startbedrag van tien yuan (ƒ 2,50) kun je vijf kilometer rijden en daarmee kom je zelfs in Beijing een heel eind. Elke volgende kilometer kost 1,20; 1,60 of 2 yuan, afhankelijk van het formaat taxi waarin je je bevindt.

Daarnaast moet iedereen eens een ritje met een van de vele riksja’s maken. We laten ons door een baasje van een jaar of zestig rondrijden. Wanneer we echter op de verkeerde plaats zijn afgezet en de vogel alweer gevlogen is, rijden we een stukje met de bus.

De uitbrander van de chauffeur is niet omdat we zwartrijden, maar omdat we aan de verkeerde kant van de overvolle bus instappen.

Een gevaarlijk stuk muur

Stenen rollen rechtstreeks in het diepe ravijn

De volgende dag gaan we naar de Chinese Muur. Gebouwd als bescherming tegen de Tataren bereikte het bouwwerk uiteindelijk een lengte van bijna 2500 kilometer. Met name in het oosten van China is een aantal delen intact gebleven en opengesteld voor het publiek.

De meeste toeristen zijn te vinden bij Badaling en Mutianyu; wij besluiten naar het wat verder gelegen Simatai te gaan dat op UNESCO’s lijst van beschermde monumenten staat. De 120 kilometer lange en ruim drie uur durende busreis in de snikhete zon nemen we op de koop toe.

Eenmaal aan de voet van de berg aangekomen blijkt het een niet-gerestaureerd deel van de Muur te betreffen dat pas sinds twee jaar te bezoeken is. Mede daardoor is dit een van de rustigste stukken. Volgens ons ticket (ƒ5,-) bevinden we ons op een van de gevaarlijkste stukken van de Muur en ook dat durf ik niet in twijfel te trekken. Naast de steile klim ontbreken hier en daar de kantelen. Menig maal duw ik bij het afzetten onbewust een steen in het diepe ravijn, mezelf maar ternauwernood overeind houdend.

Op het hoogste punt aangekomen is de verbazing groot wanneer we er naast de gebruikelijke versnaperingen een televisie aantreffen waaruit luidkeels 2Unlimited schalt. Het kan niet altijd meezitten.

Opmerkelijk zijn trouwens de wat oudere dames die ons de gehele klim vergezellen, af en toe een hand toereikend wanneer we bijna onderuit gaan. Aan het eind van de afdaling komt de aap uit de mouw; vliegensvlug wordt een aantal boeken en kaarten haast smekend te koop aangeboden. Na enig afdingen schaffen we een fotoboek over de Muur aan.

De restaurants lijken eetzalen

Op de andere tafels wijs je aan wat je wilt eten

Uit eten gaan in een van de vele restaurantjes annex eetzalen staat garant voor grappige taferelen. Als westerling ben je overal welkom, want ‘westerlingen hebben geld’, zo zie je ze denken. Na een paar keer sta ik er al niet meer van te kijken wanneer we in het voorbijgaan zowat letterlijk naar binnen getrokken worden.

Eerst maar eens zorgen dat je in het bezit kunt komen van een menukaart waarop de gerechten ook in het Engels aangegeven staan. Als dat lukt, probeer dan maar eens binnen tien minuten duidelijk te maken wat je wilt eten en drinken. Niet zelden dien je een rondje door het restaurant te maken en de gerechten van jouw keuze aan te wijzen op andere tafels. Vervolgens dient het gevecht met de welbekende chopsticks zich aan. Na een kwartiertje klungelen en ongelovige blikken trotseren (‘kunnen die westerlingen niet met stokjes eten?’) hebben we het echter wel ongeveer onder de knie.

Wanneer dat gebeurd is heb je het ergste gehad en kun je je voor nog geen tientje laven aan de heerlijke gerechten die de Chinese keuken rijk is. Omdat je in Nederland in een Chinees restaurant overwegend Indisch voedsel krijgt, is het iedere keer weer een verrassing wat je voorgeschoteld krijgt.

Bij een visstoofschotel lepel ik als eerste de kop van de vis uit de kom. Door die mee te koken laat de kok zien dat de gebruikte vis vers is, rottingsverschijnselen zijn immers als eerste zichtbaar aan de kop. Een kwestie van wennen, net als het feit dat bij hoge temperaturen Chinese mannen in hun blote bast komen eten. Niemand die er van onder de TL-buizen van opkijkt.

Leuk is ook een bezoekje aan de plaatselijke McDonalds. Eenmaal binnen in het filiaal aan de zuidkant van het Plein van de Hemelse Vrede lezen we louter Chinese tekens op de lichtbakken. Als we op het punt staan naar buiten te gaan, komt een serveerster een placemat brengen waarop afbeeldingen staan van de cheeseburgers, milkshakes en kipnuggets. Wij wijzen aan wat we willen hebben, zij noteert het en met het briefje kunnen we zelf aan de toonbank bestellen. Een simpele manier, maar het werkt wel.

Ook 's avonds een levendige stad

Eenvoudig over straat lopen kan een belevenis zijn

Eenvoudig lopen over straat kan ook een belevenis zijn. Beijing blijkt ‘s avonds een bijzonder levendige stad te zijn waar mensen op het trottoir poolbiljarten, een kaartje leggen of liggen te slapen.

De aanwezigheid van de vele stalletjes zorgt voor een gezellige sfeer, al is het jammer dat je steeds moet afdingen. Niet voor niets zijn de goederen niet geprijsd. Zelfs een fles cola is niet te krijgen zonder te onderhandelen. Wie direct de genoemde prijs betaalt, is meer kwijt dan in Nederland. De eerste twee keer is het leuk om je onderhandelingscapaciteiten te testen, maar daarna begint het snel te vervelen. Als je op de helft van de eerstgenoemde prijs uitkomt, zit je ongeveer goed.

Het is aan te raden ook eens de geijkte avenues te verlaten en de smalle straatjes in te duiken. Op het eerste gezicht lopen deze ‘hutongs’ parallel aan de grote straten die de stad hoofdzakelijk in noord-zuid en oost-westrichting doorkruisen. Niets is minder waar; de steegjes vol winkeltjes, langs razende riksja’s en brutale verkopers blijken een waar doolhof. Je komt altijd ergens anders uit dan je denkt.

Tijdens een van onze wandelingen worden we aangesproken door twee jonge meisjes die een eindje met ons meelopen. Ze spreken opvallend goed Engels en willen weten wat we van Beijing vinden, of we hier voor het eerst zijn en tot wanneer we blijven. Mijn vermoeden dat we langzaam een donker bordeel binnengeloodst worden blijkt ongegrond; de dames werven klanten voor een achteraf gelegen galerie waar schilderijen te koop zijn. Helaas is de prijs er ook naar. Met de belofte dat we later in de week nog eens terugkomen als er nog geld over is nemen we afscheid.

Als afsluiting van onze reis mogen we de toch geboekte transfer naar het vliegveld zelf regelen. Enigszins bezorgd vraag ik aan de balie in het hotel hoeveel er in Beijing zijn. Dat zijn er dus vijf. Gelukkig kan het bijna niet missen of we moeten op ‘Capitol Airport’ zijn, volgens de receptionist. We moeten immers naar Europa. Een uur met de taxi later en 15 euro lichter staan we op de luchthaven. Als de douanier, kijkend in mijn paspoort, ziet dat ik uit Nederland kom en haast onherkenbaar de naam van Marco van Basten aanstipt, realiseer ik me dat mijn reis er nu echt op zit.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win