Belém, Lissabon’s entree aan de Taag, herinnert met zijn toren en klooster nog steeds aan de tijd van de zeevaarders. De benedenstad Baixa toont architectuur van na de verwoestende aardbeving in 1755. En in het Parque das Nações zie je de modernste architectuur. In Bairro Alto en Alfama tref je nog de wirwar van middeleeuwse straatjes. Overal bovenuit torenen witte kerken en kloosters. En het beeldbepalende Castelo de São Jorge.
Aan de oevers van de Taag, niet ver van de monding waar deze rivier zich in de Atlantische Oceaan stort, zie je niet enkel schepen voorbij drijven. Wanneer je een stadsgids van dit deel van Lissabon in de hand hebt, komen ook zeeën aan herinneringen voorbij.
Het zijn de relazen van heroïsche ontdekkingsreizigers en hun scheepsbemanningen uit de grote tijden van Portugal, die in de 15e en 16e eeuw vanaf deze plek het ruime sop kozen. Portugal was een machtige zeevarende natie, die grote delen van de wereld wist te onderwerpen.
In dit wat afgelegen stadsdeel Belém staat de Torre de Belém, een toren uit het begin van de 16e eeuw. Ooit stond het torenfort op een eilandje midden in de Taag, maar doordat de loop van de rivier is gewijzigd ligt de toren nu pal tegen de noordoever.
Beroemde zeevaarders als Vasco da Gama vertrokken al voor de bouw van de Torre de Belém vanaf deze plek. Da Gama ontdekte dat India om Afrika en Kaap de Goede Hoop heen over zee te bereiken was.
Als dank voor de succesvolle expedities van Vasco da Gama en dankzij de enorme rijkdom die dit Portugals koning Manuel I door de handel in specerijen uit de oost bracht, werd vlakbij de oevers van de Taag in Belém het grote klooster Mosteiro dos Jerónimos gebouwd, waarvan de manuelstijl zeer karakteristiek is. Deze Portugese laatgotische stijl is tamelijk extravagant, met rijke decoraties die verwijzen naar de zeevaart en de ontdekte nieuwe werelden.
Iets verderop langs het water in dit westelijke stadsdeel werd in 1960 het Monument der Ontdekkingen opgericht, wederom een groots eerbetoon aan de wereldreizigers van toen.
Vanaf die plek is er een prachtig uitzicht over de indrukwekkende 25 April-brug, met daarachter het 28 meter hoge Christusbeeld Cristo Rei, dat op een 75 meter hoge sokkel staat. Het beeld is een kleinere uitvoering van het wereldberoemde beeld dat Rio de Janeiro zo kenmerkt.
Belém is slechts een stadsdeel, maar de veelvoud aan musea (zeevaart, archeologie, elektriciteit, koetsen, Verre Oosten, klooster) en de flaneermogelijkheden door het park, maken dat je hier immer tijd tekort komt.
Het centrum van de Portugese hoofdstad is niet heel groot. Lissabon ligt bovenop en tussen zeven heuvels langs de brede Taag en het centrum bestaat uit oude delen en nog oudere delen. De oudste delen, zoals Alfama, die niet te lijden hebben gehad onder de zware en verwoestende aardbeving en daarop volgende tsunami in 1755, doen heden ten dage nog steeds middeleeuws aan.
Ze vormen een doolhof aan stegen die tussen oude huizen door kronkelen en zich een weg naar boven of naar beneden banen. Wandelen door deze pittoreske straatjes is echt een stap terug in de tijd.
Grote delen van Lissabon werden in 1755 echter helemaal verwoest en werden vervolgens opnieuw opgebouwd. Het was de kans om de benedenstad een moderner en logischer stratenplan te geven. Dat gebeurde onder leiding van de staatsman Markies van Pombal, waarvan het standbeeld trots troont op de rotonde voor het noordelijke Eduardo VII park.
Vanaf de noordkant van het park heb je een uitzicht over deze nieuwe benedenstad, die Baixa Pombalina wordt genoemd. Je ziet hoe de rotonde overgaat in de befaamde Avenida da Liberdade, de weelderige flaneerpromenade van de stad. Op de achtergrond glinstert de Taag.
De kleinschaligheid van de stad maakt dat de loopafstanden misschien niet zo groot zijn, maar door het vele klimmen en dalen worden de afstanden evenwel gauw onderschat. De hoogteverschillen geven de hoofdstad een aparte schoonheid, want van bovenaf wordt de stad gedomineerd door eeuwenoude bouwwerken.
Grote kerken, het van oorsprong Romeinse fort Castelo de São Jorge en het dicht daarbij gelegen klooster Mosterio de São Vicente de Fora steken boven de omringende daken uit, evenals het iets lager gelegen Panteon.
Langs de muren van het fort staan nog steeds oude kanonnen opgesteld en over de metalen lopen van deze oude vuurmonden heen kijkend heb je een adembenemend uitzicht over deze koloniaal en tropisch ogende hoofdstad.
De vele grote pleinen, de overwegend oranje daken, reusachtige kerken en de brede rivier komen hier allemaal samen tot hun recht op één plaatje.
Op wandelavontuur langs de kantelen van het fort bemerk je overigens hoe hachelijk het gesteld was met de veiligheid van soldaten in de tijd dat er om deze muren gevochten werd. Een misstap betekende een gewisse dood, hetgeen op sommige plaatsen voor bezoekers nog steeds een echt gevaar vormt.
Het Mosterio de São Vicente de Fora en de aangebouwde kerk zie je al van verre liggen. Ze zijn tegen de achter het kasteel gelegen heuvel van de wijk Graça gebouwd. Eenmaal binnen voert een wandeling door de kloostergangen of over het dak je even terug naar tijden waarin het gebouw werd bewoond door monniken. Je wordt er overmand door een serene vrede terwijl enkele exposities je iets meer vertellen over de geschiedenis van zowel klooster als stad.
Een van de ruimtes fungeert als pantheon voor het vorstenhuis Bragança, waarvan de koningen van 1640 tot 1910 over Portugal regeerden. Twee markante graftombes in het midden van deze ruimte staan zij aan zij en aan het hoofd daarvan knielt een uit wit marmer gehouwen vrouw, wenend, met haar handen voor haar gezicht.
Zij is de weduwe van koning Dom Carlos I en de moeder van de kroonprins Luís Filipe die in 1908 werden vermoord en nu daar hun laatste rust hebben gevonden. Zelfs meer dan honderd jaar later is het tafereel nog steeds hartverscheurend. Haar tweede zoon werd gekroond tot koning Dom Manuel II maar in 1910 werd de monarchie in Portugal na een revolutie afgeschaft.
Na het einde van het koningschap kende Portugal verschillende staatsvormen en werd het uiteindelijk een dictatuur, onder leiding van Antonio Salazar die in de jaren 20 van de vorige eeuw de macht greep. Hij werd uiteindelijk op 25 april 1974 tijdens de geweldloze Anjerrevolutie afgezet.
De datum 25 april heeft nog steeds veel betekenis voor de Portugezen als zijnde het begin van de democratie en deze vind je op veel plaatsen terug.
Niet alleen koningen werden begraven in cryptes. In het Nationaal Panteon in de Santa Engrácia-kerk, dat niet ver van het klooster ligt, wordt aan bekende Portugezen de laatste eer bewezen.
Hier liggen presidenten, kunstenaars en ook de zangeres Amalia Rodriguez, die het melancholische Portugese levenslied, de fado, wereldwijd bekend maakte. Deze volksmuziek is nog steeds heel populair in de stad en in het land. Velen reizen af naar Lissabon om daarvan te kunnen genieten.
De grootse pleinen in de benedenstad Baixa, die omgeven zijn door majestueuze gebouwen, geven goed weer hoe rijk het land is geweest tijdens zijn grote eeuwen.
Veel gebouwen in de stad behoeven weliswaar enige restauratie en je ziet ook hoe façades worden hersteld, maar de grandeur komt echt volop naar voren op plaatsen als de Praça do Comércio en het Rossio (officieel het Dom Pedro IV-plein).
Op de Praça dos Restauradores, een van die betoverende pleinen, staat een obelisk die herinnert aan de restauratie-oorlog met Spanje in de 17e eeuw. Het Eden Teatro aan dat plein mengt verschillende bouwstijlen door elkaar zonder echter qua uitstraling te vloeken met de overige indrukwekkende gebouwen die aan het plein grenzen. Het is gebouwd in 1931 en is thans in gebruik als hotel.
Het Rossio-station, een van de treinstations van Lissabon, ligt net om de hoek van de Praça dos Restauradores. Het station is 1886 gebouwd in neo-manuelstijl en doet Moors aan. Gezien het oude en authentieke karakter van het gebouw, dat ooit als centraal station fungeerde, verwacht je hier geen moderne treinsporen.
Maar vanaf dit station duiken treinen een 2600 meter lange tunnel in, om passagiers onder de heuvels rond de benedenstad door naar Sintra te vervoeren.
Op luttele meters afstand ligt om de volgende hoek het Rossio. Fonteinen benadrukken de grandeur van deze Praça en door de waterstralen heen zie je aan de ene kant de schouwburg en aan de andere kant een grote zuil met daarop het standbeeld van Dom Pedro IV, die de eerste keizer was van het veroverde Brazilië.
Aan de zuidkant van dit plein nodigt een poort uit om de chique winkelstraten in te lopen die tussen het Rossio en de Praça do Comércio liggen. Zoals overal in de stad zijn de stoepen handgemaakt en ingelegd met kleine, platte stenen die een onregelmatige mozaïek vormen.
Veel buitenmuren van huizen zijn ook bekleed met tegeltjes (azulejos) waardoor de woningen kunstwerken op zichzelf worden. De rijke pastelkleuren waarmee andere panden geschilderd zijn doen je beseffen dat je even in een andere wereld verkeert die kunstiger oogt dan de onze.
De straat achter de poort, de Rua dos Sapateiros, leidt naar het zuiden. De straat links ervan, de Rua Augusta, eindigt bij een triomfboog zoals de Romeinse keizers ze in hun glorieuze tijden ook bouwden. Door de boog heen is in de verte weer een beeld zichtbaar, dit keer van koning Jozef I die, gezeten op zijn paard, uitkijkt over de Taag.
Het grote plein rond het beeld, de Praça do Comércio, is net als de hele benedenstad opnieuw opgebouwd na de fatale aardbeving. Voorheen stond hier het Ribeira-paleis, dat door de aardbeving totaal werd verwoest. Maar nog steeds wordt het plein in de volksmond Terreiro do Paço (Paleisplein) genoemd.
De Praça do Comércio wordt omgeven door fabuleuze gele gebouwen die in een U-vorm zijn opgesteld, met de opening naar de rivier. Daar ligt zelfs een klein stukje niet al te schoon strand en links ervan vertrekken vanaf Estação Fluvial do Terreiro do Paço veerboten naar Barreiro aan de overkant van de Taag en toeristische riviercruises. De gebouwen rond het plein herbergen tegenwoordig niet toegankelijke ministeries maar onder de arcaden daarvan bevinden zich talloze uitnodigende terrasjes.
De route tussen de pleinen in de benedenstad is redelijk vlak maar elders in Lissabon is dat toch beduidend anders. Dalen en klimmen hoort erbij wanneer je ervoor kiest om een stad die op heuvels is gebouwd te voet te ontdekken.
Het openbaar vervoer biedt veel mogelijkheden om hieraan te ontsnappen, waarbij het evenwel zonde is om het authentieke gevoel van de stad te missen door sommige wijken over te slaan.
Op de minder toeristische plaatsen zijn namelijk ook leuke aspecten van het stadsleven te zien, zoals bewoners die zich verpozen bij een kiosk in een park, mannen die sardientjes grillen op een barbecue, mensen die op een bankje zitten om duiven te voeren of leuke braderieën en markten die anders aan het zicht onttrokken blijven.
Maar de stad heeft een uitstekend metrostelsel te bieden, alsook bussen, taxi’s en zelfs tuk-tuks. Helemaal legendarisch is de oude tram, lijn 28, die je onder andere door de achter het kasteel gelegen wijk Graça voert. De tramstellen zijn klein, het onderstel oogt smal en niet heel erg stabiel, de bovenbouw is van hout. Een kaartje kopen bij de conducteur en vervolgens plaats nemen biedt daarna voldoende charme en comfort om er vaker gebruik van te maken.
Om wel lopend afstanden af te leggen maar daarbij minder te hoeven klimmen zijn de elevadores in het leven geroepen. De Elevador de Santa Justa verbindt de wijk Baixa met de 30 meter hoger gelegen wijk Chiado en de daar weer boven gelegen Bairro Alto (hoge wijk of bovenstad).
Elevador de Santa Justa is een lift in een gietijzeren constructie die niet echt binnen het straatbeeld van de Baixa past maar daarom misschien juist zo bijzonder is. Bovenin bevindt zich een terras met, behalve de mogelijkheid om iets te drinken, ook de kans om weer van een uitzichtpunt over Lissabon te genieten.
Vanaf de Praça dos Restauradores naar Bairro Alto is de Elevador da Glória een ander middel dat wordt ingezet om de hoogte in te gaan. Het betreft in dit geval geen lift maar een 19e eeuwse funicular die via een spoor over de steile helling van 20% omhoog en omlaag schuift. De twee tramstellen hebben een onderstel in de hoek van de helling.
Aan de zuidkant van Bairro Alto daalt een zelfde soort tram af richting de Taag en het station Cais do Sodré waar de treinen richting Belém en Cascais vertrekken: de Elevador da Bica.
Een iets vermoeiender manier om het hoogteverschil tussen Baixa en Bairro Alto te overbruggen vormen de lange rij trappen die vanaf de achterkant van het Rossio-station via de Calçada do Duque omhoog voeren.
Eten en drinken om bij te komen van de wandelingen kan letterlijk overal in Lissabon. Zelfs hier tussen de traptreden, met uitzicht op het fort aan de overkant van de benedenstad.
Veel parken en ook botanische tuinen bieden overdag schaduw en afkoeling. De maaltijden worden veelal in de open lucht genoten, door toeristen vaak laat in de middag en door de inwoners van Lissabon wat uurtjes later in de avond. Gegrilde sardientjes en kabeljauw staan vaak op de menukaart maar ook vlees wordt hier graag gegeten.
Traditiegetrouw worden er bij het plaats nemen aan tafel appetizers neergezet, bestaande uit kaas en rauwe ham. Wanneer je ervan proeft, dien je er echter wel voor te betalen. Nu is eten in Lissabon beslist niet duur, dus je zult er geen grote buil aan vallen indien je het snoepen niet kunt laten.
Gelet op de rooms-katholieke achtergrond van Portugal is het niet verrassend dat er veel koepels en façades van kerken uitsteken boven de skyline van Lissabon. De 13e eeuwse Igreja da Graça is één van de oudste kerken van de stad, al moest die na de aardbeving van 1755 bijna vanaf de grond opnieuw worden opgebouwd.
Zij staat onder meer bekend om het weer eens bijzondere uitzicht dat geboden wordt wanneer je ervoor staat. Vanaf de Miradoura da Graça (officieel Miradouro Sophia de Mello Breyner Andresen) kijk je o.a. uit op de Bairro Alto aan de overkant van de Baixa en op het kasteel dat een heuvel naar links ligt. Ook dat Castelo de São Jorge is niet bepaald origineel. De restauratie waarmee in 1938 is begonnen is eerder een herbouw.
De São Roque-kerk in Bairro Alto, niet ver van de bovenkant van de trappen vanaf het Rossio-station, ziet er van buiten niet heel spectaculair uit en biedt ook geen adembenemende vergezichten.
Voor het laatste kun je terecht bij de nabijgelegen Miradouro de São Pedro de Alcântara, in een park bovenaan de Elevador de Santa Justa. Van hier kijk je over de Baixa weer uit op het kasteel en de heuvels ernaast.
De Igreja de São Roque aan het Largo Trindade Coelho mag van buiten niet bijzonder lijken, de kerk kent van binnen een ongekende rijkdom aan kunst en goud. Bragança-koning João V lette niet op geld, toen hij deze toenmalige jezuïetenkerk in de 16e eeuw liet inrichten.
De inrichting werd in Rome uit rijke materialen gemaakt, in onderdelen uiteen gehaald en naar Lissabon verscheept. Wanneer je deze kerk binnen treedt word je, gelovig of niet, vanzelf stil van overdondering.
Na het traditionele en kunstige stadsbeeld van de oudere wijken, vormt het afgelegen oostelijke stadsdeel Parque das Nações een ware verrassing. Het is eenvoudig te bereiken met de metro. Het is voor de wereldtentoonstelling van 1998 gebouwd op een oud en vervallen industrieterrein langs de Taag, dat zo een nieuw leven kreeg. Kosten noch moeite zijn gespaard om hier een moderne wijk van te maken, waarbij namen van gebouwen en straten herinneren aan de zeehelden van vroeger.
Een stoeltjeslift biedt de kans om het Parque das Nações (Park der Naties) van boven te bekijken, terwijl het ook interessant is om eens naar beneden te gaan en af te dalen in de zeeën en oceanen van deze planeet.
Het hier gelegen Oceanário is het grootste zeeaquarium van Europa en biedt bezoekers een urenlange ontdekkingsreis aan door de blauwe planeet. Het immense aquarium herbergt fenomenale diersoorten, als maanvissen, verschillende soorten haaien, grote roggen en zelfs een manta! Het is zeer zeker uniek te noemen. De fotogenieke otters en de papegaaiduikers maken het schouwspel compleet.
Nu kan er in de omgeving van Lissabon ook ‘gewoon’ gedoken worden in de Atlantische Oceaan, met een paar duikscholen die vanuit onder andere Sesimbra met boten de zee op varen. Maar het water is redelijk fris, er staat vaak stroming en van een echte kleurenpracht is geen sprake in het groenige water, ondanks een mooie variëteit aan vissoorten.
Onderduiken in het grote aquarium van het Oceanário is dan een betere optie. Om na afloop van het bezoek nog eens helemaal ontworteld te raken, bieden tropische tuinen uit de verschillende streken die Portugal in het verleden veroverd heeft, de gelegenheid om al ontdekkend rustig langs de rivier te wandelen.
Het centrum van deze wereldstad is zowel groots als kleinschalig en die mix maakt Lissabon bijzonder aantrekkelijk. De gezelligheid is overal op straat te vinden. Mensen zijn hartelijk en behulpzaam, iedereen lijkt de tijd te hebben.
Musea en parken, monumentale gebouwen, kleurrijke bezienswaardigheden en heel veel uitzichtpunten wisselen elkaar af en dat allemaal gewoon op loopafstand van elkaar.
Enkel Belém en het Parque das Nações liggen te voet gewoon te ver van het centrum. Als er hoofdsteden zijn in Europa waar je vaker zou willen komen, dan hoort Lissabon daar zeker bij. Een eerste keer voor de cultuur en de kennismaking, de tweede keer puur voor de ontspanning, de muziek en de vele terrasjes.