Piazza’s, kerken, fonteinen, palazzo’s, ruïnes: resten uit de Romeinse tijd, de Middeleeuwen, de Renaissance en de Barok staan in Rome op straat. Daartussen het moderne Rome: terrassen, leven, lawaai, mode, disco’s, uiterlijk vertoon, rijkdom en armoede.
Op vliegveld Fiumicino drinken we onze eerste echte Italiaanse espresso, voordat we de trein naar Rome Termini nemen. Daar aangekomen lopen we via eindeloze gangen en veel roltrappen naar het beginpunt van metro A.
Na twee haltes zijn we op de Piazza Barberini, waar vijf straten op uitkomen. Midden op het plein staat de Fontana del Tritone van beeldhouwer en architect Bernini, van wie we hier nog veel meer moois zullen zien.
We slaan linksaf de Via delle Quatro Fontane in, die omhoog loopt, naar hotel Quatro Fontane. Goede, schone kamers, maar wel lawaaiig omdat we aan de straatkant zitten. Gelukkig zijn er dubbele ramen.
Met bus 60 rijden we naar de Piazza Venezia. Elke keer is het weer leuk op dit plein te staan, met het monument van Victor Emanuel, bijgenaamd de suikertaart (19e eeuw), de Santa Maria in Aracoeli-kerk (7e eeuw), het Piazza del Campidoglio (15e eeuw), het forum van Trajanus (2e eeuw), de San Marco-basiliek (4e eeuw) en het Palazzo Venezia (15e eeuw). Allemaal verschillende tijdperken bij elkaar. De suikertaart is duidelijk schoongemaakt en is nog witter en megalomaner dan we ons herinnerden.
We lopen over de Via Plebiscito naar de Piazza della Minerva en bekijken de Santa Maria Sopra Minerva, de enige gotische kerk van Rome, in de 8e eeuw gesticht op de ruïnes van een tempel voor Minerva. Het gewelfde plafond heeft een prachtige helblauwe sterrenhemel.
In de kerk staat een borstbeeld van Bernini. Rechts van de ingang duiden gevelstenen het waterniveau aan tijdens verschillende overstromingen van de Tiber. Op het pleintje voor de kerk staat van Bernini een olifantje met een Egyptische obelisk op zijn rug. Veel huizen hebben hier mooie binnenplaatsen.
Via de achterkant van het Pantheon lopen we naar de Piazza della Rotunda. Daar heb je prachtig zicht op het Pantheon met zijn imposante entree van zuilen en zijn koepel. Het is erg druk op het plein, maar we vinden toch een plaats vooraan op een terras en bestellen een fles wijn en wat te eten. En dan maar kijken.
Allerlei soorten toeristen komen langs en ook een enkele Romein. We letten op het schoeisel, de meeste mensen hebben wandelschoenen aan, maar een enkeling vindt teenslippers of naaldhakken net zo geschikt om Rome te bewandelen. Veel mensen eten ijs, dat een begrip is in Rome. Vooral in deze buurt zijn veel gelateria’s met ijs in tientallen smaken.
We bekijken het Pantheon van binnen. Door het gat in de koepel schijnt de zon naar binnen. Het is de enige lichtbron. De kerk is gebouwd als ‘kerk voor alle goden’ door Agrippa, schoonzoon van Keizer Augustus. Keizer Hadrianus herbouwde het in de 2e eeuw. Sinds 609 is het een katholieke kerk. Zowel doorsnee als hoogte van de koepel is 43,30 m, het gat in de koepel is 9 m in doorsnee. In de kerk zijn de graven van Raphael en de koningen van Italië te bezichtigen. Op de Piazza della Rotunda is een ouderwetse delicatessenwinkel van Franco Rossi met prachtige kazen, hammen en worsten.
Door naar de Piazza Navona. In de Romeinse tijd was dit een stadion, wat je aan de vorm nog kunt zien. In de 17e eeuw was het de gewoonte om bij warm weer de afvoerbuizen van de fonteinen af te sluiten, waardoor het plein overstroomde. De voorname burgers konden pootje baden in de 60 cm water of er met hun rijtuig doorheen rijden. De waterpret was niet bestemd voor het gewone volk.
We bekijken de drie fonteinen op het plein, vooral de Vierstromenfontein (van Bernini) met beelden die de Nijl, de Donau, de Ganges en de Rio de la Plata voorstellen. Het gezicht van de Nijl is bedekt, omdat men in die tijd de bron van de Nijl nog niet kende.
De voorname gevels van de huizen en palazzo’s zijn terracotta en geel. Tegenover de Vierstromenfontein staat de barokke Sant’Agnese in Agone-kerk. Op het plein zitten veel tekenaars en schilders.
Bij bar Tre Scalini nemen we de beroemde Tartuffo. We denken dat er heel wat vakwerk aan te pas komt maar een meneer haalt kant-en-klare ijsjes uit de diepvries en legt ze op een plastic schoteltje. Een plastic lepeltje erbij, klaar. Het is wel heerlijk chocoladeijs met stukjes chocola en een dot slagroom, maar wel aan de prijs (3,20 euro).
Door de Via dei Coronari lopen we tot aan de Tiber tegenover het Castel Sant’Angelo en weer terug. Vroeger was dit een straat waar veel pelgrims doorheen trokken op weg naar de St. Pieter. Het is een leuke straat vol antiquairs en aparte winkeltjes.
In de Via della Scrofa kopen we bij delicatessenwinkel Volpetti Toscaanse droge worstjes. Er liggen ook mooie kazen en lekkere belegde broodjes.
Verder door de Via Clementino en de Via Condotti. Hier zijn heel dure haute couture-winkels en juweliers, ook mooie tassenzaken. Het wemelt van de mensen. Aan het eind van de via Condotti zien we de Spaanse Trappen. De trappen lopen vanaf de Piazza di Spagna naar boven tot aan de kerk Trinità dei Monti (16e eeuw). Aan weerszijden van de trappen staan potten met azalea’s, maar ze zijn bijna uitgebloeid.
Vanaf de kerk heb je een mooi uitzicht over het plein en de rest van Rome. Op het plein is een Engelse tearoom, Babington’s, en veel andere eet- en drinkgelegenheden. Rechts naast de trap staat het gedenkhuis van de Engelse dichters Keats en Shelley. Keats stierf hier in 1821. Zijn huis is te bezichtigen.
Ook staat hier het huis van de schilder Giorgio de Chirico, nu een museum. In het midden van het plein staat de Barcaccia-fontein, in de vorm van een boot, gemaakt door de vader van Bernini.
Met de metro rijden we terug naar Piazza Barberini. Bij de Hostaria Romana in de Via Rasella moeten we een kwartiertje wachten, maar dan kunnen we naar binnen. Het ziet er erg leuk en Italiaans uit, aardige obers, veel Italiaanse eters. We eten de antipasti della casa. Dan saltimbocca, lekkere wijn van het huis. Kroketjes met rijst en mozzarella gevuld (supplì) krijgen we van de zaak.
Een paar Italianen krijgen een mandje met verse tuinbonen op tafel. Ze doppen ze en eten de rauwe tuinboontjes met brokken parmezaanse kaas.
We pakken weer bus 60 naar Piazza Venezia. We beklimmen hijgend de 124 treden van de trap van de Santa Maria in Aracoeli-kerk. Onderaan kun je gelukkig het bord bovenaan de trap al lezen: Aperto (Open). Mooie, oude kerk (6e eeuw). Sommige zuilen zijn gestolen uit andere gebouwen, onder andere een uit de slaapkamer van een keizer. Knap cosmatenwerk (mozaïek van geometrische figuren gemaakt van gekleurde stukjes marmer) op de vloer en op pilaartjes.
Achterin de kerk is een speciale kapel voor de Santo Bambino, een Christusbeeldje van cederhout, dat erg geliefd is vanwege zijn vermogen zieken te genezen. Met Kerstmis komt hij in de kerk te staan, waar kinderen hem vanaf een soort kinderpreekstoel een verhaaltje mogen vertellen, een gedichtje opzeggen of bidden. De Santo Bambino die er nu staat is een replica, want het originele beeldje is een aantal jaren geleden gestolen en niet teruggevonden. Om hem heen liggen brieven die mensen (ook kinderen) uit de hele wereld naar hem gestuurd hebben. Het adres ‘Santo Bambino, Roma’ is voldoende.
We lopen naar de Piazza di Campidoglio, een mooi plein uit de 16e eeuw naar een ontwerp van Michelangelo.
Recht tegenover de trap naar het plein staat het Senatorenpaleis, gebouwd op de resten van het Tabularium, het Romeinse staatsarchief. Nu is het de zetel van de burgemeester van Rome.
Links staat het Palazzo Nuovo en rechts het Palazzo dei Conservatori. Beide zijn museum, waar je met één kaartje in kunt.
In het Palazzo dei Conservatori is een mooie binnenplaats met de reusachtige kop en ledematen van keizer Constantijn II die je haast in elke reisgids tegenkomt.
De Pinacoteca heeft een mooie verzameling schilderijen, onder meer van Tintoretto, Rubens, Caravaggio en Van Dyck.
Bovenop het palazzo is een daktuin met een restaurant waar je een mooi uitzicht over Rome hebt.
Via een nieuw gemaakte ondergrondse gang onder het Senatorenpaleis is sinds kort de galerij van het Tabularium te bereiken. Op de galerij heb je een prachtig uitzicht over het hele Forum Romanum. Achter de galerij zijn de oude muren van het Tabularium te zien, beschermd door glazen wanden.
Op het Forum Romanum staan de klaprozen in bloei. We proberen ons voor te stellen hoe het hier 2000 jaar geleden was en wandelen van ruïne naar ruïne.
Het Forum ontstond tussen de 6e eeuw v. Chr. en de 6e eeuw na Chr. Het was een gebied met allerlei publieke gebouwen waar Romeinen elkaar ontmoetten. Er werd recht gesproken, terechtstellingen uitgevoerd, parades afgenomen en legers marcheerden erdoorheen.
Na de ondergang van het Romeinse rijk raakte het forum in verval. Er graasden koeien en er werd een veemarkt gehouden. Vanaf de 15e eeuw werden er woningen gebouwd en handel gedreven. Al die gebouwen zijn verdwenen sinds in 1870 de opgravingen begonnen. Het verschil in straatniveau tussen toen en nu is 5 tot 10 meter. Het forum was in de loop der eeuwen bedekt met een laag puin, stof, aarde en planten.
Voor de Tweede Wereldoorlog liet Mussolini tussen het Forum en de keizerlijke Fora een brede boulevard aanleggen, de Via dei Fori Imperiali. Deze imposante weg was vooral bedoeld om legers met veel militair vertoon te laten paraderen. Nu is het een razend drukke weg, waarvan het lawaai op het Forum Romanum te horen is. Onder de weg liggen nog steeds resten van enkele fora.
We lopen door de Via dei Serpenti omhoog door de wijk Monti, die volgens kenners in opkomst is. Leuke buurt, een beetje volks- en studentenwijk met alternatieve winkels, exotische eethuisjes, volgepropte levensmiddelenwinkels.
Op de Piazza della Madonna dei Monti zit iedereen op de stoep. Er wordt met een voetbal tegen de kerk geschopt. Geeft niet, de beelden aan weerszijden van de kerkdeur worden beschermd door een ijzeren hekwerk.
Aan de Via del Quirinale zitten we in een parkje nog even bij te komen van de klim. De Via del Quirinale is een heksenketel van lawaai, maar in het parkje heerst rust. Ons hotel ligt vlak voor de tuinen van het Quirinaal, het presidentiële paleis waar nu Berlusconi resideert. Vroeger was het een zomerresidentie van de pausen.
Het Quirinaal zelf is maar een keer per jaar te bezoeken, op monumentendag. De tuinen kunnen we dus helaas niet zien, want die liggen achter een 15 meter hoge muur. Ook staan er langs de muur wachthuisjes met gewapende agenten. Die zie je hier trouwens bij vrij veel gebouwen staan.
‘s Avonds om half zeven gaan we weer op pad. We lopen naar de Trevifontein door erg toeristische buurtjes, veel souvenirwinkels en andere toeristentrekkers. De Trevifontein is natuurlijk schitterend, maar het is nog licht, dus is hij nog niet op zijn mooist.
We drinken koffie in een zijstraatje en eten bij restaurant Le Tamerici in een steegje vlakbij. Op de terugweg lopen we nog even langs de nu prachtig verlichte Trevifontein, waar iedereen bezig is achterstevoren een muntje in het bassin te gooien. Dat betekent dat je vast en zeker terugkomt in Rome. In de smalle straatjes achter de fontein staat het vol met scooters.
De volgende dag regent het pijpestelen. In plaats van de St. Pieter bezoeken we daarom de Galleria Nazionale d’Arte Antica, die tegenover het hotel ligt. Het museum is gevestigd in Palazzo Barberini, gebouwd door Borromini en Bernini ter verheerlijking van paus Urbanus VIII.
Een oud, wat verwaarloosd palazzo, een marmeren trappenhuis met draaitrap, prachtige plafondschilderingen in de Gran Salone en schilderijen uit de 13e-18e eeuw van o.a. Caravaggio, Holbein, El Greco en Reni. Er zijn ook appartementen te bezoeken, maar dat kan alleen met een gids en de groep is vol. Op de Via Barberini drinken we staande aan de bar espresso, de goedkoopste manier.
Terug in het hotel reserveren we de lunch in een enoteca (wijnbar) in het Ghetto. In Rome zijn veel enoteca’s, waar je een los glas wijn kunt bestellen van meestal mooie Italiaanse huizen en je kunt er ook wat bij eten.
We stappen in een van de bussen op Piazza Barberini, stappen uit bij Largo di Torre Argentina en bekijken de Area Sacra, een opgraving waar vier tempelresten gevonden zijn. Het wordt ook wel kattenforum genoemd vanwege de vele katten die hier kwartier houden.
Het stikt in deze stad van de opgravingen en veel ligt nog onder de grond. Het is heel bijzonder om midden in de stad opeens ruïnes van Romeinse tempels en zuilen te zien staan.
Door de Via Arenula komen we in het Ghetto. In de enoteca staat het langs de kanten vol met flessen wijn uit alle delen van de wereld. We zoeken bij de vitrine een bord met lekkere hapjes uit. We kiezen een witte wijn uit Friuli en een rode Toscaanse. Bij de kaas beveelt de eigenaar een rode wijn uit Sicilië aan, erg lekker. Bij het dessert drinken we een zoete Passato van Pantelleria.
Na de lunch lopen we het Ghetto in. Het miezert zo nu en dan, maar de echte regen is over. We bekijken het Teatro Marcello, gebouwd door Ceasar en Augustus (13 v. Chr.), dat 20.000 toeschouwers kon bevatten. Het sombere gebouw is nog ouder dan het Colosseum. Stenen van de bovenste galerij zijn gebruikt voor een brug. Later werd het gebruikt als fort en als paleis. Op de bovenverdieping wonen nog steeds mensen.
Rond het theater zijn veel opgravingen die er stilletjes bij liggen, onder andere overblijfselen van gedeelten van de Porticus van Ottavia, een Romeinse bibliotheek en feestzaal. We zijn nu vlak bij de Tiber. Daar staat de St. Angelo in Pescheria, de kerk waar de joden uit het getto elke zaterdag verplicht waren naar de preek te luisteren.
Bij een pilaar hangt een marmeren maatsteen. Van in de Tiber gevangen vissen die langer waren dan deze maat moesten de koppen afgegeven worden aan het stadsbestuur, omdat ze in de 16e eeuw als delicatesse werden beschouwd. Op het Tibereiland, een soort Romeins Ile de la Cité, staan een joods ziekenhuis dat oorspronkelijk een pesthuis was en de Bartholomeus-kerk.
We lopen langs de synagoge die aan de Tiber staat en kopen een kaartje voor een bezichtiging. Onze tassen worden grondig doorzocht en binnen hangen overal camera’s. Een mevrouw vertelt de geschiedenis van het Ghetto en de synagoge. De synagoge is in 1904 gebouwd. Daarvoor werden de diensten gehouden in een synagoge in de Via dei Cinque Scuole. Het is een immense, hoge ruimte.
Van 1555 tot 1870 was deze buurt een getto met muren er omheen en drie poorten die ‘s nachts op slot gingen. De paus vond dat joden en christenen niet bij elkaar konden wonen en bedacht dat het daarom het beste was de joden op te sluiten in hun wijkje.
De meeste joden kwamen uit Spanje, Portugal en Griekenland. Ze hadden een eigen taal, die afweek van het Hebreeuws en het Jiddisch. Drie eeuwen werd met man en macht gewerkt aan hun bekering tot het christelijk geloof. In 1870 verloren de pausen echter hun wereldlijke macht en daarmee kwam een eind aan het Ghetto.
We lopen door de Via Porta d’Ottavia, met wat kosjere eethuisjes en een bakker, naar de Piazza Mattei, waar vijf oude palazzo’s staan. De Tartarughe-fontein in het midden wordt beschouwd als een van de mooiste van Rome. Het stelt vier naakte jongens voor die elk een dolfijn aan de staart vasthouden en proberen schildpadjes over de rand van het bekken te tillen.
Langs de Tiber (een lawaai van jewelste door het verkeer) lopen we naar de kerk van Santa Maria in Cosmedin. We komen eerst langs twee Romeinse tempels, de tempel van Vesta (rond) en de tempel van Portunus (vierkant). Vroeger was hier een haven aan de Tiber. Verderop links zien we de Boog van Janus, een Romeinse poort met vier doorgangen. Achter de kerk ligt het Circus Maximus.
We lopen de kerk in. Een heel sober en somber interieur. Veel cosmatenwerk. Hij is in de 6e eeuw gebouwd voor Grieks-orthodoxe monniken die vanuit het oosten naar Rome waren gevlucht. Nog steeds is het een Grieks-orthodoxe kerk.
In de galerij aan de voorkant is de Bocca della Verità, een putdeksel in de muur gemetseld met daarop een gezicht met een open mond. Het verhaal wil dat wie liegt en zijn hand erin steekt, die hand kwijt is. Dat vinden twee busladingen Japanners erg spannend. Ze staan in rijen te wachten tot iedereen gefotografeerd is met zijn hand in het gat. Wij vinden dat ook een bezienswaardigheid.
‘s Avonds lopen we door de mooie straatjes rond de Piazza Navona. Op de Piazza Pasquino staat het ‘sprekende beeld’ van Pasquino, waar men vroeger pamfletten aan bevestigde om te protesteren tegen toestanden in Rome waar men het niet mee eens was. We drinken een glas prosecco op de Piazza Navona en bekijken wat er zoal gebeurt. Dan eten we in een pizzeria op de Piazza Pasquino een lekkere pizza met dunne bodem, de echte Romeinse.
Later op de Via del Corso komen eerst een paar politieauto’s met zwaailichten langs, dan een wagen met oplegger, camera’s op het uiteinde. Hier wordt een film opgenomen. Op de oplegger zitten twee mensen in een auto en doen alsof ze rijden.
Het Castel Sant’Angelo is in de 2e eeuw gebouwd als mausoleum voor keizer Hadrianus en zijn opvolgers. De brug ernaartoe is de Ponte Sant’Angelo met tien marmeren engelen (gebouwd door Bernini). Vanaf de 13e eeuw is het fort een filiaal van het Vaticaan. Het bestaat uit vijf verdiepingen, op de bovenste heb je een mooi uitzicht over Rome. Je kunt er ook wat drinken.
De voormalige pauselijke appartementen zijn van vloer tot plafond prachtig beschilderd. Het motto ‘Festina lente’ (haast u langzaam) van paus Paulus III oftewel Allessandro Farnese (16e eeuw) staat in twee hoeken van het plafond. Hij besloot uit veiligheidsoverwegingen een appartement in de Engelenburcht in te richten en liet het fraai decoreren. Het kon kennelijk niet op toen, zelfs het bed in de slaapkamer is twee meter breed.
Paus Nicolaas III liet voor de clerus de Passetto di Borgo maken, een geheime vluchtgang bovenop een muur die van het kasteel naar de St. Pieter leidt. De vluchtgang is nu gerestaureerd, maar is alleen met gids en op afspraak te bezoeken.
Langs de muur waar de pauselijke vluchtweg over loopt wandelen we naar de Piazza San Pietro en betreden het ronde plein tussen twee van de 284 zuilen door. Hoog op de zuilen staan 140 heiligen, martelaren en andere katholieken die hun sporen verdiend hebben.
Op het plein kunnen 400.000 mensen staan. Een overweldigend en prachtig gezicht, maar het grote aantal stoelen bederft het zicht op de kerk. We worden gefouilleerd voor we de St. Pieter in mogen. Een agent neemt de gelegenheid te baat ons te vragen wat ‘open your bag’ in het Nederlands is.
In de St. Pieter slenteren we langs de 147 dode pausen, het mooie baldakijn met de gedraaide poten (ook van Bernini) boven het altaar, de heiligen en de Mariabeelden, de Pietà van Michelangelo. Aan het eind van het schip staat het standbeeld van St. Pieter met afgesleten voet: wie de voet aanraakt heeft een aflaat voor vijftig dagen.
Het is de grootste kerk ter wereld, 194 meter lang. Bramante was de architect, de koepel is ontworpen door Michelangelo en het interieur door Bernini. Pracht en praal, ook op de wanden, de plafonds, de koepel. Het kon niet op, alles ter meerdere glorie van pausen en kerk. We hebben er in ieder geval veel prachtige kunst aan overgehouden. De koepel is te beklimmen en geeft een schitterend uitzicht over Rome.
We rijden per bus naar de Thermen van Caracalla. Vanaf de bushalte is het een leuke wandeling door veel groen (en klimmen) tot aan de thermen.
Een prachtig complex in een groot park met parasoldennen. Er is geen plattegrond te krijgen maar er is maar één route, een rondwandeling. Er staan nog veel resten van de thermen: gebouwen met hoge gewelven, mozaïekvloeren, fonteinen.
Op de Piazza Farnese is een fontein gemaakt van twee badkuipen die hier vandaan komen. Een mooie sfeer, ook door de late middagzon. Lekker rustig ook, we komen letterlijk op adem op een bankje in de zon.
We eten ‘s avonds in een restaurant in de Via dell’Orso, aanbevolen als beste antipasto-restaurant van Rome. Met de bus gaan we eerst naar het Largo di Torre Argentina, dan via het Pantheon door mooie oude straatjes naar de Via dell’Orso.
Als we zitten staat de tafel binnen de kortste keren vol met schaaltjes antipasti. Als we dit allemaal zouden opeten kan er geen volgend gerecht meer bij. Een aantal gerechten is erg lekker, maar er zijn ook minder lekkere bij en alles is behoorlijk machtig. De wijn is middelmatig.
Verder gaat alles in gigantisch tempo. Ook andere gasten kijken in verbijstering naar de rondrennende obers en de vele gerechten die ze op tafel gesmeten krijgen. Na een uurtje staan we alweer buiten.
We lopen de Via delle Quatro Fontane af tot aan het kruispunt met de Via del Quirinale waar de vier fonteinen staan, elk op een hoek. Het eerste barokkerkje (de Santa Maria della Vittoria) is nog dicht, de tweede (de Sant’ Andrea al Quirinale) is open. Een kleine, halfronde barokkerk (van Bernini) met een mooi rond dakraam waar de zon goudgeel doorheen schijnt. Een serie kleine, maar zeer realistische staties hangt aan de muur. Zelfs de gereedschapskist van de mannen die Jezus aan het kruis spijkeren staat erbij.
We lopen de Via del Quirinale uit en drinken koffie op een terras. Het Quirinaal staat in de steigers. In de voormalige stallen, de Scuderie, is een tentoonstelling over diamanten. De Scuderie is onlangs pas opengesteld voor het publiek, maar alleen voor tentoonstellingen.
Op de Via del Corso nemen we de bus naar de Campo de’Fiori. De gevels van de huizen aan dit oude plein zijn terracotta, geel, bruin, de was hangt uit het raam, rommelige winkeltjes, terrasjes, kroegjes.
De markt hier bestaat al sinds de Middeleeuwen. Er staan kraampjes met mooie pioenrozen en lathyrus. Jammer dat we ze niet mee kunnen nemen.
De groentestalletjes zijn om te watertanden, veel soorten sla, allerlei kruiden, veel soorten tomaten, courgettes, artisjokken. Oudere dames doppen enorme bergen tuinbonen.
We lopen door naar de Piazza Farnese, waar het mooie palazzo Farnese uit de Renaissance staat, pas gerestaureerd, en de twee badkuip-fonteinen uit de Thermen van Caracalla. Bij bakkerij Al Forno bij de Corso kopen we koekjes die de bakker als een cadeautje inpakt, compleet met rood lint. Met de bus gaan we terug naar de Piazza Barberini.
Van daar lopen we de Via Veneto op, naar boven (een flinke klim). Veel mondaine hotels, mooie platanen, chique herenhuizen.
Hier speelde zich een deel van de film La Dolce Vita af. Maar ook zijn er in de jaren zeventig en tachtig mensen neergeschoten door de Rode Brigade.
Alle terrassen zien er duur uit. Veel Amerikanen. Uiteindelijk vinden we in de Via Aurora, een zijstraat van de Via Veneto, een terras buiten waar we van ons laatste maal in Rome genieten.