×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Sumatra actief

Ongerepte natuur en ongekende gastvrijheid

Reisverslag: Daphne Gakes
Foto's: Daphne Gakes

In Bukit Lawang over een schommelende hangbrug de jungle in, klauteren over rotsen met cacao- en rubberbomen, raften op een boot van banden en kennis maken met een orang oetan-familie en een schildpad die zich tegoed doen aan de lunch. Bij het Toba-meer op een brommer langs batak-huizen en een bruiloft bijwonen. In Berastagi door regenwoud en de Gunung Sibayak-vulkaan beklimmen. Tot slot shoppen in Medan.

Bukit Lawang

In een walm van insectenspray de jungle in

De warme wind waait zacht en aangenaam om ons heen. Tim en ik zitten in een becak (soort motor met zijspan). We komen ogen tekort op de wegen van Medan: er ligt een man onder zijn minibus te sleutelen, er gaat een motor onderuit tijdens een onmogelijke inhaalmanoeuvre.

We worden overal nageroepen ‘Hello mister’ (‘Hello miss’ ontbreekt in het vocabulaire). De Aziatische gekte ten top. We zijn op weg naar Bukit Lawang.

Bukit Lawang, een eenvoudig dorp, bestaat uit een aantal hutten aan een brede rivier. We schommelen op een smalle, provisorisch in elkaar gedraaide hangbrug de rivier over. Kinderen komen uit school en springen over de rotsen het water in. Helaas geen schoolslag-oefeningen voor ons.

Wij zoeken naar een geschikte gids die ons de komende dagen door de uitgestrekte jungle van Bukit Lawang kan loodsen.

En zo staan Lung en zijn kornuiten de volgende morgen op ons te wachten. Omringd door een walm van insectenspray storten we ons in dit vruchtbare, dichtbegroeide stuk natuur.

Lung, de kleine, energieke, gespierde Indonesiër doet ons denken aan een vrolijk doodskopaapje.

Handig springt hij van steen naar steen en maakt de weg voor ons ietwat minder handige reuzen vrij.

Lung neemt me mee in zijn fascinatie voor de jungle. We ontmoeten de cacao- en de rubberboom die zich diep hebben geworteld in de rotsen. ‘Proef deze tropische angelbloem! Ruik aan de uitwerpselen van deze termiet!’ roept hij met een brede lach op zijn gebruinde gezicht.

Snuffelend en observerend klauteren we met gespitste oren over glibberige zandbergen via jonge, smalle maar ijzersterke bomen en stenen. Het klimmen en stuurloos zoeken naar houvast lijkt sprekend op de basisschoolse activiteit apenkooi.

Het vocht van dit bos zit diep in de bladeren gedrongen. Hoe hoger we komen, hoe benauwder het klimaat. Het ruikt hier naar weke haast stroopachtige planten. Het ademen van deze levende jungle is bijna voelbaar. Achter ons ligt een steile afgrond bedekt met twintig meter hoge bomen die er vanaf hierboven uitzien als een pan vol met broccoli.

Aan het einde van de middag wordt de slaapplaats gebouwd van takken en zeil. Op het vuur staat nasi goreng te pruttelen. De pittig gekruide nasi goreng is hier het meest voorkomende ontbijt. En lunch. En ogenschijnlijk ook het diner.

Terwijl Lung met flinke boomstammen aan het slepen is om het vuur brandend te houden, lig ik uitgeput op de stenen met mijn tong op mijn knieën en pijnlijke steken in mijn bovenbenen.

Naast mij landt een reuzenvlinder met felblauwe vleugels omrand door een witte lijn en pikzwarte stippen. Mijn dagelijkse beslommeringen in Nederland liggen mijlenver van mij vandaan.

Orang oetans

Een kikker zoenen levert niets op

De zon verdwijnt achter de bergen. Een orkest van sprinkhanen en krekels barst los. De lucht wordt pikzwart. Uit alle hoeken komen geluiden van de wind en van dieren waarvan ik op dit moment niet weten wil wie ze zijn. Op de stenen ondergrond voel ik bij iedere beweging pijnscheuten in mijn gespannen rug en heupen. Pas bij zonsopkomst wordt het stil. Ik val in slaap.

Selamat Pagi! (Goedemorgen) Lung drukt een palmblad vol watermeloen en ananas onder mijn neus. Een explosie van smaak komt mijn mond binnen. Niet te geloven hoeveel smaak er aan vers fruit kan zitten!

Met een gevulde maag lopen we dieper de jungle in. Achter de laaghangende lianen verschijnt een bruinharig beest. Een lange arm steekt naar ons uit, verfijnde vingers komen mij tegemoet alsof het dier ons gedag komt zeggen. Zie hier de orang oetan. Vrij vertaald ‘de oerwoudmens’. We kruipen over de grond en nestelen ons een paar meter voor een apenfamilie.

Moederaap hangt uiterst chill aan een tak terwijl haar kleintjes wild van de ene boom naar de andere krioelen. Na wat camerageflits en gapende blikken van onze kant is vaderaap het zat en stormt op ons af.

‘Hatti Hatti,’ schreeuwt Lung, hij duwt ons een bospad op en grist fruit uit zijn tas om de geagiteerde aap wat te sussen. Met een hartslag van duizend slagen per minuut wachten we tot de aap zijn middageten naar binnen heeft gewerkt. Ach ja, voor wat hoort wat.

Onderweg blijft het niet bij apen. Ik ben verkocht van de haast knuffelbare schildpad die met zijn kleine tandjes onze lunch opeet. Ook zien we een joekel van een kikker (die ik zoen, hopend op een prins, helaas zonder resultaat), angstaan­jagende kevers en torren met velgekleurde pantsers waarvan ik dacht dat ze alleen in Disney-films voorkomen.

Een komodo-krokodil vergrijpt zich vanuit het water aan punky aapjes. De middag vliegt voorbij.

In deze jungle sluipt nog gevaarlijker gedierte rond. We ontdekken berenklauwen in een aan gort geslagen boom waar ooit enkele bijen hun werk deden. Een na-spartelend slangenlichaam waarvan het hoofd is afgebeten. Getver!

Lung knutselt van groen blad en smalle takken een kroon Er wordt een inwijdingsritueel gestart wat erop neerkomt dat Tim tegenwoordig als Caro Caro door het leven gaat. Mijn naam is Bukit. Aangenaam.

Met de nodige schaafwonden, intens stinkende broek, doorweekt T-shirt en de zojuist toegevoegde kroon begin ik mij steeds meer jungle woman Jane te voelen. Mijn fobie voor insecten en al het andere wat zich voortbeweegt op acht hoekige pootjes daalt aanzienlijk. Wel kijk ik angstig in het rond als ik geluiden hoor die katachtig klinken.

Waterpret

Een boot rijgen van rubberen banden

De zon zakt, het oerwoud wordt koel en schemerig. We naderen een brede rivier waar het water wild tegen de rotsen aanknalt.

Over de glibberige stenen van de bodem zwoegen we voorzichtig naar een hevige waterval met een vlak, diep stuk meer waar we zweet en modder van onze afgematte lichamen afwassen en wat uitrusten. Het tentenkamp wordt opnieuw opgezet. We eten die eeuwige nasi goreng en vallen in een diepe slaap.

Ik ontwaak door gekriebel op mijn hoofd. Naast mij heeft een mierenkolonie onze etensresten gevonden. Zevenendertighonderdnegenenvijftig kleine miertjes wemelen chaotisch over mijn kleding, mijn buik, mijn haar. Het ochtendhumeur ligt op de loer bij dit soort ongein.

Nadat ik met mijn verkeerde been uit bed, of liever gezegd zeiltje op de vloer stap, is het tijd om een hoekje te zoeken voor mijn ‘behoefte’. Driftig op zoek naar bladeren, ter compensatie van wc papier, begint het verlangen naar beschaving te borrelen.

Fonkelende watergolven deinen voorbij, kleuren van overvliegende vogels worden opgelicht door de zon. Lung heeft van stokken een soort kledinghanger boven het vuur gemaakt voor het drogen van onze kleding. Vervolgens rijgt hij rubberen banden aan elkaar en vertelt ons hoe-overleef-ik-in-het-oerwoud-wijsheden.

De banden vormen een boot. In het midden zitten Caro caro en Bukit te relaxen zoals het verwende en onhandige Europeanen hier betaamt.

We raften de rivier naar beneden. Lung staat met zweet op zijn voorhoofd de uitstekende rotsblokken te vermijden met een zelfgemaakte speer. Als een groepje scholieren ons zwaaiend en lachend tegemoet komt begint het te dagen dat dit het einde is van ons eerste avontuur.

Lake Toba

Verstopt onder sari's het ja woord geven

Mijn netvlies is bezaaid met benen, buiken en, jawel, kippen! We zitten op de grond van de bus met massa’s andere mensen en beesten. Vrouwen met boodschappentassen op hun schoot, mannen met een kretek (kruidnagel) sigaret in hun hand. De hele santenkraam jakkert zich voort naar Lake Toba.

In het midden van Sumatra ligt een helblauw meer met daarin een pittoresk eilandje. Toeristen komen naar deze plek om te relaxen. Het eiland staat dan ook vol met resorts waar we, gezien het laagseizoen, voor een habbekrats alle gewenste luxe hebben om op krachten te komen.

Nadat we ons volgegooid hebben met de meest goddelijke lokale vruchtensappen, waarvan het bestaan nieuw is voor mij, huren we een schakelbrommer.

Volledig in mijn sas ben ik weer zestien jaar, rondrijdend op een opgevoerde Zip, geen helm want dat ruïneert mijn coupe en dat is natuurlijk niet egostrelend. Knetterhard scheurend over de wegen word ik uit mijn flashback gerukt door een luid getoeter. O ja, er wordt hier links gereden. Hobbelend en bobbelend over de bejaarde wegen verkennen we het eiland.

Het meer van Toba is ontstaan door een vulkaanuitbarsting. Dit is te zien aan het gebergte dat lijkt op lagen dik versmolten cement.

Op Lake Toba wonen de Bataks. Kenmerkend zijn hun huizen met schuine puntdaken. Als je voor zo’n hut staat is het net of het huis naar je toe kantelt. Tijdens stops onderweg ontmoeten we Bataks. Deze trotse, vrolijke, muzikale christenen hebben (op het islamitische Sumatra) een autonome cultuur. Dit gaat gepaard met een stapel rituelen waarvan een tipje van sluier voor ons werd opgeheven.

Buitenlanders op je bruiloft brengt geluk. We worden dus enthousiast en gastvrij een traditionele bruiloft binnen getrokken.

Nieuwsgierig duiken we de menigte in. Mannen keurig in pak, vrouwen verhuld in kleurrijke kebaya’s met topjes van kant. In het centrum van de mensenmassa zitten twee jonge mensen op een lage kruk. Hun schouders zijn behangen met sari’s. Aanwezigen belagen het bruidpaar ermee. In een kring dansen familieleden een soort polonaise met vreemde gebaren. Het doet mij denken aan een indianendans en ik begin wat mee te bouncen.

Dit ritueel duurt een aantal uren. We zijn kennelijk een belangrijk gedeelte van de twee dagen durende bruiloft aan het aanschouwen. Zij is namelijk Batak, hij komt uit de hoofdstad Medan. In het midden staan zowel zijn als haar familie. Het is de eerste kennismaking. Dit gaat door middel van een dans. De vreemde gebaren zijn tekenen van respect voor de nieuwe familie, ze heten elkaar welkom.

Wij hebben ondertussen het jungle juice ontdekt. Daar bier, wijn en sterke drank voor de inheemse bevolking onbetaalbaar is, wordt er een wit-geel drankje gedronken, gemaakt van de papaya-plant. Een doordringende geur van terpentine en, ongelogen, ontlasting komt mijn neus binnen. ‘Verstand op nul en proberen,’ zegt de ondertussen wit weggetrokken Tim. De smaak… Hm. Ik hou het erop dat ik nog liever de neus van iedere aanwezige hier leeg eet, dan nog één keer dit flesje in de buurt van mijn mond te houden.

Maar goed. Na deze indrukwekkende indruk is het tijd om te ontdekken wat Sumatra ons nog meer te bieden heeft. We reizen af naar Berastagi.

Berastagi

Na regen komt onweer

Vijf uur ‘s morgens, het gegalm van ontelbare moskeeën op iedere straathoek. Als alle moslims voor de adhan (oproep tot het gebed) zijn wakker geblèrd, start een haan uit volle borst met zijn minutes-of-fame-in-the-morning. Tim is nog ergens in dromenland. Daar komt abrupt een eind aan als ik rechts van mij een kakkerlak spot.

Zo gebeurt het dat we voor dag en dauw al aan de voet van de vulkaan Gunung Sibayak staan. Het vulkanisch gebergte ziet er groen en drassig uit. Het is een frisse dag. Wolken drijven over de aangelegde wandel­wegen. Een reisgids vinden we niet nodig aangezien de Lonely Planet het kratergebied van de vulkaan als ‘very easy to find’ genoteerd heeft.

Een paar uur later liggen we in elkaar gedoken onder een struik. Rillend van de kou zoeken we warmte bij elkaar. Regen komt als een hogedrukspuit uit de hemel vallen. We bevinden ons op een open vlakte. De weg gaat niet verder. Nergens een krater, noch volgbaar voetpad te bekennen. Wanhopig staan we op en klimmen op de rotsen, een weg naar boven zoekend.

Ondertussen voel ik regen mijn ondergoed en sokken binnendruppelen. Ik kijk omhoog en zie scherpe flitsen gevolgd door een oorverdovende donderslag. Een hevige onweersbui komt los. De grijze lucht wordt fel verlicht met witte, roze en gele bliksemschichten. We rennen de weg af naar beneden. Tot onze enkels staan we in het water. De regendruppels doen pijn op mijn hoofd.

Snakkend naar adem pauzeer ik tegen een boom. Precies in het midden van de boomstam is een gleuf te zien in de vorm van een bliksemschicht. Van de kruin tot de voet is deze boom geruïneerd door onweer. Onrust slaat toe. Als losgeslagen idioten rennen we verder. Na ruim een uur komen we in de bewoonde wereld. We zoeken een dak om onder te schuilen. Het regent nog steeds. Nog uren.

Na een soortgelijk ochtendritueel staan we de volgende morgen wederom, ditmaal gewapend met reisgids, aan de voet van de vulkaan Gunung Sibayak. De omgeving is gevuld met koffieplantages, vlaktes met fruitbomen en ordeloos aangelegde moestuintjes. We komen langs kleine dorpjes met bouwvallige huizen. Renovatie heeft geen prioriteit in dit handelsgebied.

Ondank dat deze boeren goed boeren, zijn de woonsituaties primitief en afgeleefd. De sfeer in het dorp is er niet minder om. Kinderen imiteren levenslustig Mortal Kombat, en in no time loopt de hele bups koters achter ons aan.

We lopen door, richting kraters. De laatste uitbarsting van de Sibayak was zo’n honderd jaar geleden. Toch blijft de vulkaan actief stoom afblazen.

We bekijken verschillende warmwaterbronnen. Het donkergrijze gesteente aan de top van de vulkaan bestaat uit kristallijn zwavel. De krater is gevuld met een klein meer. Door het doorstromen van zwavelhoudende gassen is het water geel en hard geworden.

Voldaan komen we terug in Berastagi waar vandaan we na het peuzelen van bananenpannenkoeken doorreizen naar Medan.

Medan

Lege rugzak en volle portemonnee mee

Arme Tim sjokt als een trouwe lobbes achter me aan. Het is tijd om mijn shopping-driften te bevredigen. Als je naar Medan gaat: zorg voor een lege rugzak en een volle portemonnee.

Als er in de Medanse shopping mall, achter de bergen Gucci en Armani tassen (made in China), een stuk of twintig Aziatische vrouwtjes opduiken staan we versteend. Uit alle hoeken en gaten klinkt luid gekrijs: mister, mister. Deze wezens tonen vreemd gegiechel en schichtig gedrag bij toenadering.

Na vergeefse pogingen concluderen we dat er geen gesprek mogelijk is. Dan maar schaapachtig terugkijken, afdingen tot zweetdruppels mijn bilnaad inlopen en weg uit deze snikhete chaos. Het is tijd voor Tim’s dagelijkse ijsje en het einde van onze vakantie.

Sumatra is een onontdekt stukje wereld met ongerepte natuur en pure mensheid. Heerlijk om hier plekken te bewandelen die nog niet platgestampt zijn door het massatoerisme.

De gastvrijheid en vriendelijkheid van de bewoners is voor mij ongekend. We zijn bij mensen thuis geweest om te eten, behulpzaam op weg geholpen, er is eindeloos voor ons gezongen door enthousiaste gitaristen. Kortom, we hebben veel toewijding en levendigheid ervaren.

Al met al met pijn in mijn hart het vliegtuig in. Maar dat hoort volgens mij het maken van onvergetelijke reizen.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win