Door Thailand reizend zie je tandeloze tuk tuk-bestuurders, olifanten, markten met amuletten, verse vis en nephorloges, regenwouden, een park met tempels, Khao San Road in Bangkok, de Bridge over the river Kwai, nieuwsgierige apen, kokospalmen, parelwitte stranden en bounty-eilanden.
Vanaf Changi Airport in Singapore krijgen we gratis vervoer naar ons hotel in de buurt van China Town, een wijk vol obscure kruidenwinkeltjes waar ze veel soorten paddestoelen verkopen en ook vreemde ingrediënten als gedroogde zeepaarden.
Door een uurtje te slapen proberen we ons een beetje aan te passen aan het tijdsverschil van 6 uur met Nederland. Daarna belanden we al gauw op Orchard Road, het grote luxueuze centrum van de stad. Het is hier vooral ‘kijken kijken niet kopen’ want de prijzen zijn op het absurde af.
Na Little India en China Town is het alweer avond en strijken we neer op Boat Quay, een lange boulevard aan de Singapore River met tientallen restaurantjes.
De volgende dag bezoeken we de Singapore Zoo. Deze dierentuin ligt buiten de stad in een tropische omgeving waar de dieren zoveel mogelijk in hun natuurlijke omgeving leven. Het is een grote dierentuin, als je alles wilt zien ben je bijna een hele dag kwijt.
Na nog wat sightseeing door de stad en het bekijken van wat grote winkelcentra eten we op de Lau Pasat festivalmarket, een soort grote eet-braderie. Een aanrader als je veel verschillende hapjes wilt proberen voor weinig geld.
Voordat we doorvliegen naar Chiang Mai in het noorden van Thailand, bezoeken we Sentosa Island, de attractie van Singapore. Het blijkt een soort groot pretpark; enorm toeristisch en nep.
Vroeg in de ochtend landen we in Chiang Mai, waar tientallen mannetjes de aandacht trekken om een taxi of om een hotel aan te bieden. We kiezen een taxi uit en komen na een half uur aan in een warm en stoffig stadscentrum, een groot verschil met het sjieke Singapore. Ondanks de vele toeristenbureau’s en de tientallen tandeloze tuk tuk-bestuurders die ons aanspreken, zien we de hele dag nergens toeristen.
Hoewel de meeste toeristen hier komen om een jungletrektocht te maken en de bergstammen (langnek) te bezoeken, voelen wij hier niks voor. Achteraf blijkt dat een goede keus; de zogenaamd afgezonderd levende stammen ontvangen dagelijks vele hordes toeristen en heffen meteen maar 400 baht (10 euro) entree per persoon. Het is dus wel duidelijk dat deze mensen niet van de landbouw leven.
We bekijken wat folders van bezienswaardigheden in de buurt en onderhandelen met een tuk tuk-chauffeur, die ons vandaag zal rondleiden in de omgeving. We betalen 200 baht en beginnen een lange rit naar het olifantenkamp. We maken hier een rondit op zo’n dier, hoewel we ons hier een beetje schuldig over voelen omdat we eerder zagen hoe een mahout een jonge olifant een tik gaf met een pikhouweel.
Van de olifanten brengt de tuk tuk ons naar een nationaal park met een waterval, waar we tot onze verbazing 200 baht per persoon entree moeten betalen. Het is duidelijk dat de regering ook deze vorm van toerisme goed uitbuit. De waterval valt ook nog eens tegen.
We kiezen een restaurant uit de Lonely Planet en belanden dan ook op een terras vol toeristen met dikke Lonely Planet-gidsen op de tafels. Hierna nemen we een kijkje op de gezellige Night Bazar, een waar paradijs voor goedkope kleding, horloges en handgemaakte spullen.
Het handwerk op deze markt zie je nergens anders in Thailand. Opvallend zijn de grote aantallen kunstenaars die zwart-wit portretten maken; elke tekenaar heeft exact dezelfde stijl.
De tweede dag in Chiang Mai boeken we een vlucht naar Bangkok voor de volgende ochtend. Aangezien het vliegtuig een tussenlanding maakt in Sukhothai besluiten we daar een stop-over van een dag te maken. De rest van de laatste dag in Chiang Mai maken we vol door een taxi te huren en in de buurt wat plekken te bekijken. Halverwege stopt de chauffeur om duidelijk te maken dat de afgesproken prijs per persoon betaald dient te worden. We dingen 100 baht af en gaan mokkend akkoord met de verhoogde ritprijs. Spreek dus van te voren duidelijk af dat de ritprijs niet per persoon is.
Een lange rit langs rijstvelden en kleine dorpjes brengt ons naar een grot, waar een klein jongetje ons rondleidt en wat opvallende druipstenen laat zien. Na een slechte lunch bezoeken we een warmwaterbron. Het water is zo heet dat veel Thai er ter plaatse aangeschafte eieren in koken.
Hierna brengt de chauffeur ons naar een fabriekje waar we zien hoe aardewerk word bewerkt, met achteraf uiteraard de mogelijkheid wat van dit spul te kopen. Op de parkeerplaats verkoopt een vrouwtje piepkleine mandjes vol vogeltjes. Een handgeschreven bord met ‘Let the birds free for good’ maakt duidelijk dat we de vogeltjes tegen betaling uit hun benarde positie kunnen bevrijden. Hoewel we de lugubere handel hier alleen maar mee bevorderen, kopen we 20 vogeltjes en laten ze vrij.
Sukhothai blijkt een afgelegen stadje met weinig plaatsen om te slapen. Het duurt dan ook even voor we een gezellig guesthouse vinden met een vriendelijke eigenaar en leuke, schone hutjes.
Hetzelfde mannetje dat ons hier rondreed op zoek naar een hotel zal ons vanmiddag ook naar de oude stad rijden, waar we een middagje rondkijken en wat eten. De kleefrijst die we niet opeten wordt in een zakje gestopt. Onze chauffeur is er erg blij mee.
De oude stad Sukhothai bestaat uit een historisch park met een grote verzameling veelal vervallen tempels. Het is een van Thailands belangrijkste historische bezienswaardigheden omdat het de hoofdstad was van het eerste Thaise koninkrijk. De tempels zijn hier en daar voorzien van bordjes met een minimum aan informatie. We hebben ook geen gids die iets vertelt, dus moet de Lonely Planet uitkomst bieden.
Er lopen hier weinig toeristen rond en ‘s avonds blijkt ook wel dat het stadje niet op toeristen is ingesteld. Er zijn nauwelijks restaurants en het eten is belabberd. Ook hebben we erg veel last van insecten.
We vliegen van Sukhothai naar Bangkok Airport en gaan meteen door naar Khao San Road, de beruchte straat vol hotels voor backpackers, waar de film ‘The Beach’ zich in het begin afspeelt.
De bus erheen zit overvol en door het chaotische verkeer duurt de rit dik anderhalf uur. Khao San Road is inderdaad vergeven van de backpackers en (veelal smerige) guesthouses.
Vanwege het gesjouw met de rugzakken nemen we het eerste dat we tegenkomen. Door smalle, vochtige gangen komen we in een enorme, kille kamer zonder ramen en met een matras die aanvoelt als beton. Vreemd genoeg staat er wel een grote kleurentelevisie, maar met het felle TL-licht doet het ons nog het meest denken aan een gevangenis.
Op de broeierige Khao San Road is het druk. We willen hier dan ook niet lang blijven. ‘s Avonds bezoeken we de Patpong nightmarket in de wijk Patpong, de beruchtste rosse buurt van Bangkok. Buiten de drukke avondmarkt is het er vergeven van de sexclubs, waar je weinig subtiel op wordt gewezen door de vele mensen die je naar binnen proberen te krijgen. De volgende ochtend nemen we meteen de bus naar Hua Hin.
Na alle stoffige steden willen we nu eindelijk naar het strand. Hua Hin is van de enigszins bekende kustplaatsjes in het zuiden het dichtst bij Bangkok gelegen, zo’n 4 uur met de bus. We hebben de rit op Khao San Road geboekt, bij een van de vele tourdesks. Achteraf hadden we beter zelf een kaartje kunnen kopen op het busstation, want het bureau brengt ons alleen maar naar het busstation en berekent bovendien nog een flinke toeslag op het buskaartje, dat normaal nog geen euro kost.
De reis met de bus is leuk omdat er veel Thai mee reizen. Een meisje biedt ons zelfgeplukte zure appels aan die we moeilijk wegkrijgen. In ruil hiervoor geven we haar een dropje. Hoewel ze het netjes opeet valt aan haar gezicht te zien dat ze het erg smerig vindt. Onderweg worden de nodige stops gemaakt om mensen in en uit te laten stappen. De natuur verandert langzaam in ruige rotspartijen.
In de middag bereiken we Hua Hin. Omdat we nu wel wat comfort kunnen gebruiken kiezen we een wat duurder, zeer goed hotel uit. Hua Hin blijkt een gezellig plaatsje met veel restaurantjes. De stad ligt aan een strand waar we later een paardrijtocht over zullen maken. Op de food market eten we het lekkerst van de hele reis. Overal ligt verse vis in het ijs; met name de scalop-schelpen van de barbecue zijn aan te raden.
Het plan was om verder zuidelijk te trekken naar de eilanden, maar de weersvoorspellingen zijn nogal slecht. We blijven daarom twee dagen in Hua Hin en reizen dan per minibus naar Kanchanaburi, terug richting het noorden.
Kanchanaburi is bekend door de ‘Bridge over the river Kwai’, naar de bekende film over de aanleg van de Burma-spoorlijn. Nadat we een hotel hebben gevonden gaan we deze brug bekijken. Samen met drommen Japanners met fototoestellen zien we een boemeltreintje over de brug rijden, verder is er weinig spectaculairs te zien.
We boeken ‘s avonds een toertje met een ‘aircon minibus’ naar wat attracties in de omgeving. De minibus blijkt een ‘song taew’; een pick up met bankjes in de laadbak. Langs een warmwaterbron rijden we naar een waterval, waar ik een verfrissende duik neem. Het heeft hier kennelijk flink geregend want de waterval is tot immense grootte uitgegroeid.
De volgende middag bekijken we de ‘Hellfire Pass’, een uitgehakte doorgang voor de Burma-spoorlijn waar vele duizenden krijgsgevangenen het leven lieten. Daarna bekijken we nog een waterval die een populaire picknick plek voor Thai blijkt te zijn. Van daaruit gaan we met de trein over de death-railway terug naar Kanchanaburi. Hoewel de trein met gemak wandelend is bij te houden, is het een leuke ervaring om met deze boemel te reizen. De natuur is prachtig en de passagiers zijn voornamelijk schoolkinderen.
We zitten twee uur opgevouwen tussen krijsende Israëli’s in een minibus van Kanchanaburi terug naar Bangkok. We komen weer aan op Khao San Road en overnachten wederom in een guesthouse dat doet denken aan een gevangenis. We nemen gelijk een tuk tuk naar Bangkoks railway station. Het is een wonder dat we de rit overleven, de tuk tuk-man rijdt als een idioot door het verkeer en knalt met regelmaat bijna op het tegemoet komende verkeer.
Op het station kopen we eerste klas kaarten voor de nachttrein naar Surat Thani, met aansluitend de expres-boot naar Koh Samui. De trein vertrekt pas morgenavond, dus eten we vanavond op Khao San Road weer sushi bij de Japanner, waarschijnlijk het beste restaurant van de straat.
Terwijl we onze bagage in het onbetrouwbare hotel laten, nemen we de volgende ochtend een taxi naar de Sunday Market, maar komen niet verder dan een vreemd marktje met oude Boeddha-amuletten, die door de vele kopers met vergrootglazen worden onderzocht. Deze amuletten worden om de nek gedragen, voornamelijk door taxi- en buschauffeurs. Het beschermt hen tegen ongelukken. Hoe belangrijker de monnik, hoe meer geld er wordt betaald voor zijn afbeelding op de amulet en hoe meer geluk hij zal schenken.
Na een nacht in een slaapcoupe komen we vroeg in de ochtend aan in Surat Thani, waar de bus al staat te wachten om ons naar de haven te brengen. Het is eindelijk prachtig weer. Op de boot worden we belaagd door mannetjes met geplastificeerde foto’s van hotels en guesthouses.
We kiezen er een uit en laten ons, eenmaal op Koh Samui, erheen rijden terwijl we kijken naar de voorbijrazende kokos-palmen, strak afgetekend tegen de blauwe lucht. Het hotel ligt direct aan het strand waar we gelijk gretig gebruik van maken; we zijn nog steeds hartstikke wit! ‘s Middags laten we ons in de houdgreep nemen tijdens een stevige Thaise massage.
Aan het eind van de middag springen we in een vol Thaise schoolkinderen geladen song taew naar Chaweng, de grootste stad van het eiland die vooral ‘s avonds erg gezellig is. De vele barretjes zijn tot diep in de nacht open en overal is live muziek (of gewoon techno) of cabaret.
Als je niet dichtbij Chaweng overnacht en ‘s nachts een taxi terug moet nemen, betaal je ongeveer het 10-voudige van de prijs die je overdag betaalt. Vandaar dat we het er de volgende dag op wagen en een motor huren.
Hoewel ik nog nooit op een motor heb gereden, blijkt deze erg makkelijk te bedienen en het ideale vervoermiddel op het eiland. We zullen ons de rest van de vakantie met zo’n 110 cc-tje verplaatsen. Met de motor maken we een rondrit over het hele eiland. We bekijken de mooiste stranden, waarvan de meeste zijn voorzien van accommodatie, de een met wat meer comfort dan de ander.
‘s Avonds boeken we een tourtje naar Ang Thong National Marinepark; een archipel van kleine eilanden. De belangrijkste bezienswaardigheid is een binnenmeer van turquoise zeewater, uniek in de wereld (zegt men).
Verder doen we wat bounty-eilandjes aan en maken een loodzware klim met een touw tegen een rots op, om vanaf een schitterend uitkijkpunt over de hele archipel uit te kijken. Op de weg terug door de met jungle overwoekerde rotsen ontmoeten we een troep apen die ons nieuwsgierig komen bekijken.
De boot zet ons aan het eind van de dag persoonlijk af op het strand recht voor onze bungalow. ‘s Avonds kopen we een bootkaartje naar onze volgende bestemming: het buureiland Koh Phangan.
Met de boot meren we aan in de plaats Hat Rin; de meest bekende plaats van het eiland, omdat de Full Moon Parties hier eens per maand duizenden bezoekers trekken.
Helaas is er geen volle maan tijdens ons bezoek, dus verlaten we Hat Rin snel en laten ons naar een gedeelte van het eiland vervoeren wat volgens verschillende tips zeer exotisch, paradijselijk en ‘deserted’ is.
Afgezonderd ligt het zeker. De rit erheen is zwaar: de weg blijkt niet geasfalteerd en gaten van een halve meter diep zijn geen uitzondering. De rit gaat dwars door een dampende jungle, waar we nauwelijks andere mensen tegenkomen, tot we twee uur later het beloofde paradijs bereiken. Daar blijkt niets over te zijn gelogen; Tong Nai Pan bestaat uit twee baaien voorzien van parelwitte stranden, kokospalmen en helderblauwe zee. De zon schijnt genadeloos en hier en daar hangen mensen in hangmatten tussen palmbomen, spelen gitaar of doen nog minder.
Op de stranden staan uitsluitend bungalowtjes, allemaal met uitkijk over de zee. Voor weinig geld vinden we een romantisch ogend hutje pal aan zee. We liggen twee dagen gaar te bakken in de zon en nemen vroeg in de ochtend de longtail-boot terug naar Koh Samui.
Omdat het weer mooi is, gaan we nog een dag naar het strand Tong Ta Kian, het mooiste strand van Koh Samui, vanwege de grote ronde rotsen die verspreid in het heldere water liggen. We kiezen een sjiek hotel in Chaweng en nemen de volgende dag de boot en bus naar Krabi.
Krabi is de hoofdstad van de gelijknamige provincie. Deze zuidelijke kuststreek staat bekend om de mooie natuur en de stranden en ligt op vaarafstand van de exotische Phi Phi eilanden.
Krabi zelf is een stoffig stadje dat niet al te interessant is, dus nemen we een taxi naar Ban Ao Nang, een nabijgelegen kuststadje met vriendelijke mensen, tourdesks, hotels en restaurants. We pakken de motor naar het nabijgelegen nationale park, waar bizarre rotsformaties uit de zee schieten. Hier liggen veel mooie schelpen.
De volgende dag laten we ons met een taxi naar het 2,5 uur verderop gelegen Khao Sok National Park brengen. Khao Sok bestaat uit honderden vierkante kilometers ongerept primair regenwoud vol groot wild als beren, tijgers, luipaarden en olifanten.
Uiteraard zien wij geen van deze beesten maar een loodzware wandeling (onder begeleiding van een gids) langs de oevers van een wilde rivier brengt ons naar een van de mooiste plekjes van het park, waar we heerlijk zwemmen tussen de rotsen van de blauwe rivier die hier wel 15 meter diep is.
Pas tijdens de wandeling goed op voor bloedzuigers. Er zat er eentje in mijn sok, en voor je het merkt zit je onder het bloed.
‘s Avonds terug in Krabi kopen we een kaartje voor de boot naar de Phi Phi eilanden.
De Phi Phi eilanden zijn even exotisch als de naam klinkt. De boottocht van Krabi naar Phi Phi toont het ene na het andere tropische, onbewoonde eiland, zoals je ze alleen maar kent van ansichtkaarten.
Phi Phi bestaat uit twee eilanden, Koh Phi Phi Leh en Koh Phi Phi Don, waarvan alleen de laatste bewoond is. Eenmaal aangekomen sloffen we met de rugzakken door het witte zand naar het luxueuze Phi Phi Hotel, huren snorkels en een longtail-boat en laten ons naar Koh Phi Phi Leh varen, het eiland met de beroemde baai die model stond voor het verborgen paradijs uit de film The Beach.
Hoewel het niet erg verborgen ligt en erg toeristisch is, is het wel ontzettend mooi. Phi Phi Leh is een uit hoge rotsen bestaand eiland omgeven door helder water vol tropische vissen. We snorkelen in de Mae Ya Baai, daar waar Leonardo haast door een haai werd opgegeten.
De zee is diep en het zicht reikt tot op de bodem. Op ‘The Beach’ zelf is de teleurstelling groot als we ontdekken dat het strand een twee meter hoge vuilnisbelt is, bestaande uit lege flessen en andere in zee gedumpte troep.
De volgende ochtend vroeg op om, met een Engels sprekende haaien-expert, te snorkelen met ‘White-tipped Reef Sharks’. Als we, voorzien van een wet-suit, erg lang en erg stil in het water liggen benaderen de 1,5 meter lange beesten ons en cirkelen om ons heen alsof we een lekker stukje vlees zijn.
Helaas hebben we maar 1 nacht en 1,5 dag op de Phi Phi eilanden kunnen doorbrengen, omdat we al vanuit Nederland voor de duur van 5 dagen een prijzig resort op Phuket hebben geboekt. En we zijn al een dag te laat, dus varen we de volgende dag met een overvolle boot vol dikke Duitsers en Japanners naar Phuket.
Ons gigantische resort bevindt zich aan Patong Beach, de meest toeristische plek van deze vakantie, een soort Benidorm vol bouwvakkers, maar ook wel erg gezellig om ‘s avonds wat te eten en drinken. Het blijkt ook een goeie plek om nog even veel kleren en nep-horloges in te slaan.
Het drukke strand van Patong houden we snel voor gezien. Met onze motor rijden we wat rond op het eiland en vinden al gauw veel rustigere plekken, met haast lege stranden.
We gaan een dag diepzee-vissen; er wordt slechts één vis gevangen, maar dat is dan ook wel een hele grote. We bezoeken Simon’s Cabaret, waarschijnlijk de beste travestieten show in Thailand.
De laatste avond ontdekken we een eetmarktje, 10 minuten van Patong. Net als in Hua Hin eten we hier verse vis van de barbeque. Onze laatste Thaise maaltijd, want de volgende dag vliegen we alweer terug naar Singapore, waar we nog een dagje rondslenteren op Orchard Road en Planet Hollywood bekijken. Daarna stappen we op de verplichte retourvlucht naar Amsterdam.