Van Saigon via Tay Ninh en de Cu Chi-tunnels, waarin mensen 5 jaar onder de grond leefden, de Mekong delta met de drijvende markt, Mui Né aan de kust, Hoi An en Hué met de Verboden Paarse Stad naar Ban Lac, Son La, Dien Bien Phu, Sapa en Bac Ha in het noorden, waar de bergvolken leven. Via Hanoi naar de Halong Baai. Steeds valt op wat je op één brommer kunt vervoeren: van 3 varkens of een koelkast tot een gezin met kinderen.
In Ho Chi Minh City, de officiële naam van de stad die de Vietnamezen nog altijd Saigon noemen, leven 8 miljoen mensen. Het is een ware heksenketel: duizenden brommertjes, voornamelijk Honda’s, passeren ons links en rechts op weg van het vliegveld naar de stad.
Oversteken is een beproeving. Er is maar één regel: doorlopen en nooit stilstaan of achteruit stappen. Eerst wagen we de oversteek tegelijk met de Vietnamezen, maar al snel zijn we gewend aan de drukte.
Het is ongelofelijk dat er geen ongelukken gebeuren. Iedereen let op elkaar en het verkeer rijdt om je heen. Door al dit verkeer hangt er vrij veel smog in de stad en veel Vietnamezen dragen dan ook een monddoekje, een kolderiek gezicht. Wij verblijven maar een paar dagen in Saigon en doen het zonder monddoekje.
De volgende dag laten we ons per cyclo, een soort riksja, in een drie uur durende tocht door de stad rijden. Als het begint te regenen worden onze benen keurig afgedekt met een dekkleedje en krijgen we een dakje boven ons hoofd, zodat we redelijk droog blijven.
We bezoeken de wijk Cholon, waar voornamelijk Chinezen wonen. Hier gaan we naar de grootste overdekte markt. Het lijkt wel een mierenhoop. Iedereen is aan het inpakken, uitpakken, verpakken, herschikken, voorraden tellen, enz.
Een overdaad aan kraampjes met snoep, groenten, kruiden, vlees, kleding, stoffen, gebruiksartikelen en vooral heel veel schoenen.
We bezoeken een aantal Chinese tempels en natuurlijk ook het Ho Chi Minh-museum.
We vertrekken vanmorgen heel vroeg. Eerst brengen we een bezoek aan Tay Ninh met zijn kleurrijke tempelcomplex van de Cao Dai. Deze religie is een mix van boeddhisme, taoïsme en katholicisme. Vier keer per dag is er een dienst met gebed, muziek en gezang.
Inmiddels is het een toeristische trekpleister geworden die een wat kitscherige indruk maakt. De inrichting is in zuurstokkleuren. Na een slag op de gong loopt de menigte in witte gewaden naar de gebedsruimte. In kaarsrechte rijen neemt iedereen zijn plaats in. De priesters zijn gekleed in blauwe, rode en gele gewaden. Iedereen buigt tegelijkertijd en prevelt z’n gezangen. Al met al is het toch wel indrukwekkend.
Na dit bezoek gaan we naar de Cu Chi-tunnels, vroeger een schuilplaats van de Viet Cong. We krijgen uitleg van een lokale gids en we zien een propaganda film.
In totaal zijn er 250 kilometers tunnel met gangen van 80 tot 120 cm hoog en 60 cm breed. Voor toeristen is de ingang breder gemaakt, maar we kunnen ook nog via een originele ingang naar beneden en ervaren hoe het is om door een ingang ter grote van een grote stoeptegel omlaag te zakken.
Onder de grond bevinden zich werk- en recreatieruimtes, een veldhospitaal, een wapenmagazijn, de commandoruimte en de keuken. Via een ingenieus bedacht 4-kamer systeem werd de rook van de keuken afgevoerd. Boven de grond werden de schoorstenen gecamoufleerd met nep-termietenheuvels met er omheen zeepjes, zodat ook de geur werd gemaskeerd. Dit alles om te voorkomen dat de tunnels door de Amerikanen werden ontdekt.
De voorraden werden via een rivier onder de grond aangevoerd. Op een maquette kunnen we zien hoe dit werkte. Sommige mensen hebben ruim 5 jaar onder de grond geleefd. Het was er vochtig en koud en zeer ongezond.
Tot slot krijgen we in een ruimte onder de grond thee met rijstkoekjes en laten we onze gedachten gaan over al het leed dat hier geleden is.
We vertrekken naar de Mekongdelta. Onderweg zien we van alles: een man met een grote koelkast achter op zijn brommer; een vrouw die in een hangmat boven het vlees van haar kraampje in slaap is gevallen; varkens die gekooid liggen in een ronde stalen rol, de pootjes steken naar buiten en ze kunnen zich niet bewegen; een man vervoert vijf honden in een veel te klein mandje achter op zijn brommer; een vrouw met veel te zware manden op haar schouders zakt bijna door haar knieën en een familie van vader, moeder en twee kinderen zit op één brommer.
Het is een lange busrit naar de Mekongdelta, maar wel een door een prachtig subtropisch landschap met rijstvelden, palm- en bananenbomen.
We gaan naar het eilandje An Binh. De overtocht duurt slechts 5 minuten. Het water is te laag om aan te meren bij de overnachtingsplaats en we lopen in een kwartiertje naar ons onderkomen. Dat is een hutje op palen van een lokale familie. Het ligt in een mooie tuin en onder ons scharrelen de kippen. De hutjes hebben geen wanden, ramen en deuren, alleen een dak. Tegen de muggen hangt er een muskietennet. Ons bed staat op een soort schraag en heeft een dun matrasje.
We maken een wandeling over het eiland en krijgen een tak lychees aangeboden van een Vietnamees. De bevolking is erg vriendelijk. Het wordt al snel schemerig en we zoeken ons guesthouse weer op.
We eten mee met het gezin en smullen van de heerlijke Vietnamese gerechten. Na het diner zingt een meisje een paar liedjes voor ons. Een vertederend gezicht.
‘s Morgens bezoeken we de drijvende markt in de Mekongdelta. Het valt tegen, want erg druk is het niet en de markt zien we alleen van een afstand.
Wel mooi is de tocht in een klein drie-persoons bootje. Het is erg relaxed na het drukke Saigon. We worden door de delta geroeid en genieten van de stilte en de mooie natuur. Aan de oevers staan eenvoudige huisjes, maar ook luxere huizen die nog stammen uit de Franse koloniale tijd. Deze huizen worden nu bewoond door rijke Vietnamese families.
We brengen een bezoek aan een rijstfabriekje waar rijstkoekjes en rijstvellen worden gemaakt. De bananentoffees worden met de hand gemaakt en ingepakt. We mogen er van proeven en ze smaken erg lekker.
We maken een lange busreis naar Mui Né aan de kust. Het landschap zien we veranderen van vlak en subtropisch naar meer heuvelachtig met rijstvelden.
Bij een kwekerij stoppen we om foto’s te maken van grote cactussen met vruchten die eetbaar zijn en die vaak bij het ontbijt worden geserveerd. De vrucht heeft een wat flauwe en melige smaak.
We zetten onze reis voort en komen rond vijf uur in de middag aan in Mui Né, een prachtig oord met allemaal huisjes in een mooie tuin en een groot zwembad. Het ligt aan het strand, dus we kunnen in de Zuid-Chinese Zee zwemmen.
Omdat we gisteren, kerstavond, flink wijn hebben gedronken en pas om half drie in bed lagen, zitten we vanochtend met kleine oogjes in de jeep als we een tocht gaan maken.
Het is een oud beestje en de jeep heeft moeite om een heuvel op te rijden. Het is iedere keer afwachten of we het halen. Al pruttelend komen we toch over alle toppen heen.
We rijden eerst naar de witte duinen, waar kinderen ons belagen met plastic matjes om voor een luttel bedrag de duinen af te glijden. Natuurlijk doen we dat, met als gevolg dat we onder het zand zitten.
Het haventje van Mui Né met zijn vele gekleurde vissersboten is erg leuk. Het is prachtig weer, zonnig en rond de 28 graden. Omdat we niet goed gesmeerd hebben, verbranden we een beetje.
We vertrekken voor dag en dauw met de bus van Mui Né naar Qui Nhon. De weg loopt voornamelijk langs de kust en door de bergen en dat levert prachtige vergezichten op.
Onderweg bezoeken we het oorlogsmonument en museum van My Lai, Son My. In dit dorp zijn 504 mensen, voornamelijk vrouwen, kinderen en ouderen, vermoord door Amerikaanse soldaten tijdens een strafexpeditie op 16 maart 1968.
De foto’s in het museum brengen de gruwelen aangrijpend in beeld. De wanhoop in de ogen van mensen die werden vermoord maakt veel indruk op ons. Als we onze reis voortzetten is het erg stil in de bus en is iedereen in gedachten verzonken.
‘s Morgens vroeg, na een overnachting in een hotel, vervolgen wij de busrit naar Hoi An. We arriveren daar in de namiddag.
Hoi An is een toeristisch plaatsje met een autoluwe binnenstad. Het oude centrum bestaat uit smalle straatjes en is overbevolkt met restaurants, winkeltjes en marktkraampjes. Het is de plaats om souvenirs in te slaan, dat doen we dan ook ruimschoots.
De volgende dag huren we fietsen. Het is helaas zwaar bewolkt, maar tot het einde van de middag blijft het droog. We fietsen door de rijstvelden en bezoeken het prachtige palmenstrand Non Nuoc. Het is te koud om te zwemmen, maar een strandwandeling is goed te doen.
Vanochtend rijden we naar Hué. De busrit over de Wolkenpas is erg mooi met een prachtig uitzicht op de baai. Jammer dat het nog steeds zwaar bewolkt is.
Hué is een voormalige hoofdstad en heeft een rijke historie. Per boot varen we over de Parfumrivier en bezoeken diverse monumenten, pagodes en graftombes van keizers.
De Verboden Paarse Stad die we bezoeken, lijkt op de Verboden Stad in Beijing, China, maar dan veel kleiner. Het is één en al pracht en praal. De stad is redelijk goed gerestaureerd na de bombardementen en beschietingen in 1968 en de overstroming van 1999, die veel monumenten beschadigde.
‘s Middags vertrekken we met de nachttrein naar Hanoi.
Het is oudejaarsavond en we vieren de jaarwisseling in de nachttrein. In het smalle gangpad van de trein wensen we elkaar gelukkig nieuwjaar. Het is een kort nachtje, want ‘s morgens om vier uur komen we aan in Hanoi.
We slapen verder in de bus die ons naar Ban Lac brengt. Dit is een leuk klein dorpje waar veel toeristen komen. Het is omgeven door rijstvelden en ligt in een bergachtig gebied. We maken er een mooie wandeling. In het dorp zijn overal winkeltjes, er worden vooral zijden sjaals en kleding verkocht.
De dorpsbewoners verhuren hun hutjes aan toeristen. Ook wij slapen bij een familie in een hutje op palen. Er wordt weer heerlijk voor ons gekookt en ‘s avonds wordt er voor ons gezongen en gedanst door een lokale dansgroep die traditionele dansen laat zien.
Ook wij moeten meedoen en over heen en weer bewegende lange bamboestokken springen. Menigeen raakt bekneld tussen de bamboestokken, we zijn gewoon niet snel genoeg.
Na afloop drinken we gezamenlijk wijn uit een grote kan waar een stuk of tien bamboestokjes in zijn gestoken.
We ontbijten met warme stokbroodjes, een erfenis uit de Franse koloniale tijd.
De busrit gaat verder richting Son La door een fabelachtig mooi berglandschap en het is helder weer. We gaan over een pas van 1120 meter en genieten van het uitzicht.
Onderweg krijgen we allerlei minderheden te zien: de Witte en de Zwarte Thai en de Mong in hun fleurige kledij en mooie hoofddeksels. Tijdens een korte wandeling door een dorpje mogen we een huis van binnen bekijken en krijgen we thee aangeboden. De bevolking is erg vriendelijk en trots op hun bezit.
In Son La brengen we een bezoek aan een gevangenis van de Fransen. Er is een museum bij. Zeer indrukwekkend en walgelijk om te zien hoe de gevangenen werden behandeld. Cellen van een bij anderhalve meter in een koude vochtige kelder dienden als isoleercel.
We gaan naar de markt en zien kippenpoten, rauw vlees, hart, nieren en overige ingewanden in de blakende zon liggen. Brrrr.
Opeens horen we gekrijs en wordt een varken op z’n rug achter op een fiets gebonden. Een verkoopster klieft een grote vissenkop doormidden en legt de helft op de weegschaal. Waarschijnlijk voor vissoep.
‘s Avonds drinken we bier op een terrasje voor een winkel en zien hoe de Vietnamezen gezamenlijk een waterpijp roken.
Op weg naar Dien Bien Phu wordt het landschap steeds mooier. Hoge bergen wisselen af met groene valleien en rijstvelden. In Dien Bien Phu maken we een fietstocht. Gelukkig is het niet zo druk als in Saigon en laveren we soepel door het brom- en fietsverkeer.
We bezoeken het oorlogsmuseum dat over de Franse overheersing gaat. We zien er een film over hoe de Vietnamezen de Fransen in 1954 hebben verslagen. Op het oorlogskerkhof liggen 700 Vietnamezen begraven, van wie slechts van vier de namen bekend zijn. We steken wierookstokjes aan en staan even stil bij wat hier gebeurd is.
Na een overnachting in Lai Chau arriveren we via een schitterende rit door de bergen, over een pas van 1865 meter, de volgende morgen in Sapa. Hier gaan we een tweedaagse voettocht maken. Bij aankomst is het prachtig weer, al is het koud.
Sapa ligt op 1440 meter hoogte. Het is een mooi dorpje aan de voet van de berg Phan Si Pang, de hoogste berg van Vietnam (3143 meter). Het heeft een leuk centrum met souvenirwinkeltjes en restaurants.
De volgende morgen is het weer omgeslagen en valt er een miezerige regen. Tijdens het wandelen zien we de rijstvelden slechts vaag, want er hangt een dikke mist.
Het pad is glibberig geworden door de regen en menigeen gaat onderuit. Kinderen lopen met ons mee en willen souvenirs verkopen. We passeren kleine dorpjes en minderheden in hun mooie klederdrachten. In een hutje wordt de lunch klaargemaakt en we smullen van stokbrood met smeerkaas, komkommer en tomaat.
We vervolgen onze weg. Het miezert nog steeds en als we het hutje bereiken waar we overnachten, zijn we allemaal koud en doorweekt. Gelukkig is er een houtskoolvuurtje waar we ons aan kunnen warmen. Het is 13 graden in het hutje.
Op een houtvuurtje wordt ons eten klaargemaakt. Het is een feestmaal met springrolls, frietjes met verse knoflook en groenten- en vleesschotels. Het is ongelofelijk dat dit allemaal op één vuurtje is gemaakt.
‘s Nachts zijn er dikke dekens, zodat we tijdens het slapen lekker warm worden.
We krijgen pannenkoeken als ontbijt. We besluiten met elkaar dat we niet de hele dag gaan lopen. Het is nog steeds slecht weer, erg mistig en het regent een beetje.
We laten ons na een uur wandelen ophalen door de bus en keren terug naar Sapa. We zijn een beetje teleurgesteld, want wat een hoogtepunt had moeten zijn, is een dieptepunt geworden. Gelukkig is het in het hutje ‘s avonds erg gezellig.
Als we vertrekken geven we de familie waar we hebben overnacht een warme trui en t-shirts. Ze zijn er erg blij mee.
De bus brengt ons naar Bac Ha, een dorpje op 900 meter hoogte in de bergen. Het is nog steeds koud en op onze hotelkamer is het 10 graden.
We zijn in Bac Ha om de zondagse weekmarkt te bezoeken. Omdat allerlei minderheden, zoals de Zwarte Dao, de Rode Mang, de Lao en de Thai hier naartoe komen, is het een kleurrijk evenement.
Gelukkig is het droog vandaag. We slenteren over de markt en komen langs de groenten-, vlees-, vis-, stoffen-, paarden-, varkens-, honden- en de souvenirmarkt. Er is van alles te zien en er wordt druk onderhandeld. De verkoop van jonge hondjes maakt nog de meeste indruk op ons.
Na een koude lunch waarbij we onze jassen aanhouden, vertrekken we richting Lao Chai, een saai grensstadje aan de Chinese grens. Hier wachten we op de nachttrein naar Hanoi.
Het blijkt een luxe trein; onze coupé is met hout betimmerd en voor de ramen staat een schemerlampje.
We zijn zeer vroeg in Hanoi, waar we ontbijten en dan op de bus stappen voor een twee uur durende rit naar de Perfume Pagode. Als we uit de bus stappen, gaan we aan boord van een bootje waar 5 personen in kunnen en worden we in een uurtje naar de pagode geroeid.
Dan moeten we nog drie kwartier omhoog lopen naar de grot waarin de pagode zich bevindt. De treden zijn glad en uitgesleten door de vele voorgangers. Gelukkig is het droog en loopt het pad geleidelijk omhoog.
In de grot bevindt zich een groot altaar met brandende kaarsen en wierook. Er zit een monnik gebeden te prevelen, de sfeer is mystiek.
Tijdens de bootreis terug schijnt de zon eindelijk en met in de verte het karstgebergte is het dan ook een aangenaam tochtje.
Als we in Hanoi terug zijn, komen we midden in de spits terecht en krioelen duizenden brommertjes en fietsen door elkaar heen. Er wordt van alles achter op de brommer en fiets vervoerd, zoals rollen dekens, kratten bier, planken, een tafel, stapels groenten en kleding.
We zien zelfs drie varkens achter op een brommer. Ze liggen op hun rug, twee onder en één daar bovenop. Het is geen prettig gezicht.
Hanoi is erg gezellig met zijn nauwe straatjes. Vooral in het oude centrum bevinden zich allerlei handwerkslieden en winkeltjes. Per straat is er hetzelfde soort winkels. Er zijn straten voor alles: schoenen, kleding, tassen, horloges, zonnebrillen, koelkasten, tv’s, kunst, souvenirs enz. Op de stoepen zitten Vietnamezen te eten en te praten. Ze koken hun potje eten buiten op straat.
We gaan naar het mausoleum van Ho Chi Minh. Hij wordt nog steeds vereerd door de Vietnamezen. Iets wat hij zelf nooit gewild zou hebben. We moeten door een poortje lopen om te kijken of je ook wapens bij je hebt. Fototoestellen mogen niet mee naar binnen. Daarna in een rij opstellen en onder begeleiding van een militair naar binnen.
Er heerst een serene en plechtige stilte. Om de baar staan vier militairen strak in de houding. We lopen om de kist heen en zien Ho Chi Minh er vredig bij liggen.
We bezoeken natuurlijk ook het schitterende Ho Chi Minh-museum, met moderne kunst en veel foto’s over het leven van Ho Chi Minh.
‘s Middags maken we een anderhalf uur durende fietstocht door het oude centrum. We sluiten de dag af met een bezoek aan het beroemde waterpoppentheater. Een uniek Vietnamees cultureel evenement, waar poppen, ondersteund door live muziek, personages uitbeelden en theater spelen in het water.
Tijdens de vier uur durende reis naar Halong Baai zien we naast bruine, modderige rijstvelden die nog bewerkt moeten worden, prachtige intens groene rijstvelden. De zon komt vaag van achter de wolken te voorschijn vandaag.
In het haventje van Halong Bay, waar tientallen boten liggen, stappen we aan boord van een scheepje en varen door het schitterende landschap met karstgebergte.
Ontelbare rotspartijen en eilandjes met kleine strandjes steken uit het water. Het is een wonderlijk gezicht. De temperatuur is rond de twintig graden, alleen is het wat mistig. Het waait bijna niet en het is goed toeven op het dek.
We leggen aan bij een eilandje en gaan een grot bezoeken. Deze is immens groot en schitterend verlicht. We maken een rondwandeling door de lange, diepe grot.
Op een ander eiland beklimmen we een trap van 423 treden naar een uitkijkpunt. Hier hebben we prachtig zicht over de Halong Baai.
We overnachten aan boord. ‘s Avonds krijgen we bezoek van vier agenten, een cameraman en een interviewer. Ze maken een documentaire voor de Vietnamese tv over veiligheid op schepen en interviewen onze reisleider over zijn ervaringen. Als het over twee weken wordt uitgezonden zijn wij al terug in Nederland.
Na het ontbijt varen we naar Cat Ba. We varen langs drijvende vissersdorpjes en parelduikers. Cat Ba is een eiland in ontwikkeling en vooral onder Vietnamezen in trek als vakantiebestemming. Er wordt dan ook overal gebouwd en een deel van de baai is al drooggelegd om er een groot vakantiepark te bouwen dat in 2010 klaar moet zijn. Jammer van de mooie natuur, maar het brengt Vietnam geld in het laatje.
Op Cat Ba wandelen we onder begeleiding van een lokale gids. We lopen door dicht bos, langs bamboe en rijstvelden, over smalle geitenpaadjes en over de varens die door de gids voor ons worden weggekapt, zodat er een pad ontstaat.
We stappen weer aan boord en genieten voor het laatst van het adembenemend mooie landschap van Halong Bay. De bus brengt ons terug naar Hanoi, waar we de laatste anderhalve dag doorbrengen met souvenirs kopen en waar we ten slotte genieten van een afscheidsdiner waar we voor het laatst genieten van het heerlijke Vietnamese eten.