×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Wandelen in het Bükkgebergte

Dichte beukenbossen, felgekleurde zangvogels, wegvluchtende eekhoorntjes en wilde orchideeën

Reisverslag: Manja Ressler
Foto's: Piet de Geus

Dichte beukenbossen waar eekhoorntjes wegschieten, bloeiende velden met orchideeën en wilde monnikskap, zangvogels tussen het groen en buizerds hoog in de lucht. Het Hongaarse Bükkgebergte is terecht beschermd natuurgebied. Wandelaars en fietsers komen hier volledig aan hun trekken.

Een stoptrein is in Hongarije echt een stop-trein; dat merkte ik toen ik met fiets en al van Boedapest naar Miskolc reisde om het Bükkgebergte te verkennen, dat voor een groot deel beschermd natuurgebied is en een paradijs voor fietsers en wandelaars die van een pittige tocht houden. Het kostte wat moeite om de – oninteressante, vervuilde – industriestad Miskolc uit te komen, maar tot mijn opluchting werd de omgeving meteen na het verlaten ervan al mooier.

Vlak voor Lillafüred gaat de weg ineens steil omhoog langs een dichtbeboste helling. Ik vervloek mezelf en mijn behoefte om op vakantie genoeg te lezen te hebben. Het in Hongarije bekende kuuroord Lillafüred blijkt een piepklein plaatsje aan een sprookjesachtig mooi meer.

Aangezien de stijging zich voortzet tot Hollostetö moet ik het grootste deel lopen, want aan het begin van deze wandel- en fietsvakantie heb ik nog geen echt geweldige conditie. Hollostetö ligt midden in het bos en bestaat uit drie boerderijen, een camping en een zoge naamd Turistahaz, een zeer eenvoudig soort vakantiehotel.

Een houtgestookt bad

Hoog in de lucht cirkelen buizerds

Na een mij slecht bekomen overnachting in het Turistahaz, besluit ik naar Bükkszentkereszt te fietsen, drie kilometer verder het Bükkgebergte in. Dat blijkt een goede ingeving: het plaatsje ligt heel mooi in een groot dal en er is geen toerist te bekennen.

Als ik tijdens een wandeling door het dorp met zijn gedeeltelijk onverharde straten nergens een bordje Zimmer frei ontdek, besluit ik een passerende vrouw aan te spreken, die mij een adres noemt waar ze kamers verhuren. Ondertussen mengt een tweede vrouw zich in het gesprek en gebaart dat ik haar moet volgen.

Zij brengt mij naar een huis aan het einde van de straat. Het is een mooi, groot huis met een balkon op de eerste verdieping van waaruit je een fantastisch uitzicht over het dal moet hebben. Ik denk nog: die kamer krijg ik vast niet. Maar Hilda, de vrouw des huizes, brengt me meteen naar die kamer. Voor omgerekend vijf euro per dag mag ik deze ruime kamer met inderdaad een schitterend uitzicht gebruiken.

Hilda spreekt alleen Hongaars, maar is in het bezit van een Hongaars-Duits woordenboek, dus we komen er wel uit. En zo leer ik deze vakantie ook nog wat Hongaars. Het eerste uur van mijn verblijf doe ik niet veel anders dan over het dal naar de bosrand en de bergen staren, genieten van de stilte en mij de droom proberen te herinneren waarin ik dit uitzicht al eens had gezien.

‘s Avonds neem ik voor het eerst van mijn leven een bad in water dat verwarmd wordt door een houtgestookte geiser, die naast het bad staat te loeien. Mijn gastvrouw, die één en al hartelijkheid is, en haar volwassen dochter, die een beetje Engels spreekt, blijven zich excuseren voor het gebrek aan comfort. Ik kan niet anders reageren dan door ze verbaasd aan te kijken: het huis is groot, heeft een enorme tuin waarin zij zelf groenten kweken en ligt op één van de mooiste plekjes die je ooit zou kunnen bedenken.

De volgende dag maak ik een flinke wandeling, via Hollostetö naar Répashuta en weer terug, berg op, berg af. De bergen zijn hier dichtbegroeid met loof- en naaldbomen, veel beuken: ‘bükk’ is Hongaarse voor beuk. Overal zie en hoor je vogeltjes tussen het groen. Hoog in de lucht cirkelen roofvogels, waaronder buizerds. Op de open plekken en in de dalen groeien tientallen soorten bloemen, waaronder vele die ik niet ken.

Hongaarse barbecue

Geroosterd spekvet op een stuk brood laten druppelen

Ik ben uitgenodigd voor een ‘Hongaarse barbecue’ in de tuin. De buren zijn er ook, een cardioloog en zijn vrouw. Ze wonen in Boedapest wonen maar hebben hier een tweede huis. Hij spreekt vlot Frans, Duits en Engels, na een paar glazen wijn voornamelijk alledrie tegelijk.

De ‘barbecue’ bestaat uit een kampvuurtje waarboven aan zelfgesneden houten pennen stukken vetspek geroosterd worden tot ze gaan druipen. De bedoeling is dat je het gesmolten vet op een stuk brood laat druppelen, waarop je eerst dunne schijfjes ui hebt gelegd. Daarbij wordt kolbasz (pittige worst), radijs, tomaat en paprika gegeten. Voor toe heeft Hilda grote hoeveelheden kleine zandtaartjes gebakken, gevuld met zelfgemaakte gelei van verschillende vruchten en er bovenop aalbessen.

Deze eerste week maak ik verschillende fietstochtjes in de omgeving, waaronder verschillende naar Jávorkút, dat op een soort hoogvlaktetje in het hart van het natuurgebied ligt. Uitkijkend over een zee van bloemen lig ik hier uren in de zon, af en toe lezend. Er is een kleine uitspanning waar ze heerlijke bableves (bonensoep) en mineraalwater verkopen.

 

De week daarop nemen de kinderen van Hilda me mee voor een echte trektocht door de bergen. Gyuri, met zijn negentien jaar de oudste zoon, heeft de leiding. Ze maken mij om zes uur wakker en besteden vervolgens een uur aan een discussie over de te volgen route. Gyuri neemt ons mee naar de andere kant van het dorp, waar we de heuvels in lopen, eerst over een stukje grasland met uitzicht op het dorp, dan het beukenbos in.

De ochtendnevel hangt nog zwaar tussen de bomen als ik mij ineens in een roman van Dostojewski waan: in de verte doemt tussen de bomen vanuit het niets het zwarte silhouet op van een wagen met een paard ervoor. Op de bok zitten twee zwijgende mannen die, alsof zij in een andere wereld thuishoren, langzaam tussen de grijze stammen verdwijnen. De ochtendnevel verdwijnt en onthult fraaie vergezichten, tientallen soorten mij onbekende bloemen, talloze kleurige vlinders en wegschietende eekhoorntjes.

Wijn- en barokstad Eger

De stad van de Egri Bikaver, het 'stierenbloed van Eger'

De derde week heb ik eindelijk genoeg moed en voldoende conditie om een fietstocht naar Eger te maken, een prachtige stad aan de andere kant van het Bükkgebergte. De tocht van – heen en terug – 90 kilometer gaat dwars door de bergen en door het hart van het natuurreser vaat. Een bijzonder mooie tocht en eigenlijk niet eens zo zwaar.

Behalve de fraai gerestaureerde binnenstad in Hongaarse barokstijl, bezit Eger een elfde-eeuws bolwerk met kazematten en een zeer bezienswaardig museum, paleizen, een minaret (restant van de Turkse overheersing van Hongarije) en verschillende bezienswaardige kerken – waaronder de Minorietenkerk met zijn schitterende driehoekige binnenplaats – en musea.

Overal in het centrum zijn, zomaar op straat, ongelooflijk mooie en ingewikkeld bewerkte smeedijzeren hekken en haremvensters uit de Turkse tijd te bewonderen. En uiteraard is het de stad van Hongarije’s beroemdste wijn; de Egri Bikaver, het ‘stierenbloed van Eger’.

Naar de hoogste top

Over open velden en door beukenbossen

Een paar dagen later maak ik met Gyuri en zijn kleine broertje Gergö, een nakomertje van 10, een grote bergwandeling naar de Tar-kö, met 949 meter de op twee na hoogste top van het Bükkgebergte. De hoogste top is de net tien meter hogere Istállós-kö.

De wandeling voert over open velden en door beukenbossen, hier en daar steil omhoog. Bovenop de Tar-kö hebben we een wijds uitzicht: het is wat nevelig, zodat de verder weg gelegen bergen eerst grijs en dan zwart worden – het heeft iets van een Japanse prent. Rechts is Felsötarkany te zien en schuin daarachter, wat vager, Eger. Als ik recht vooruit kijk, zie ik de laatste rijen heuvels van het Bükkgebergte en daarachter, heel vaag, de grote laagvlakte: de puszta. Verder naar links zie ik Répashuta en, met de verrekijker die Gyuri heeft meegenomen, zelfs een paar daken van hoger gelegen huizen in ons eigen dorpje Bükkszentkereszt.

We blijven zo’n anderhalf uur op de Tar-kö, die bestaat uit witte rotsen die aan één kant loodrecht naar beneden gaan. Leuk voor echte klimmers, maar daartoe reken ik mijzelf niet. De rotsen zijn werkelijk bezaaid met bloeiende vetplanten en andere fraaie bloemen. Ik ontdek zelfs een orchidee. Van de Tar-kö wandelen we naar de lager gelegen Harom-kö (ruim 900 meter) en vandaar gaat de wandeling verder door beuken- en eikenbos en over velden waar wilde monnikskap bloeit.

Waterval tussen het groen

Tientallen soorten felgekleurde zangvogeltjes

Als ik weer eens wordt overvallen door de behoefte aan een wat langere fietstocht is Szilvásvárad het reisdoel. Het is een vanouds bij Hongaren geliefd vakantieoord, met onder andere een Lippizanerstoeterij, die in het seizoen elke dag een dressuurshow geeft. Tijdens de tocht, met dankzij het heldere weer prachtige uitzichten, kom ik langs een bosmuseum dat zeer de moeite waard is.

De omgeving van Szilvásvárad is heel mooi, zolang je niet te dicht bij het dorp zelf komt. Rond de ingang van het natuurpark aan deze kant van de bergen is een toeristenkermis ingericht, compleet met souvenierstalletjes, vies eten, een treintje dat door een deel van het park rijdt en een hertenkamp.

Maar even verderop is de rust al vrijwel absoluut. Je komt er geen mens tegen, alleen bomen, bloemen, vlinders en tientallen soorten felgekleurde zangvogeltjes. Hier blijken zelfs verschillende soorten orchideeën te groeien. De enige reden om je iets dichter bij Szilvásvárad te wagen is de prachtige waterval, die tussen het groen van de bomen en de varens in verschillende etappes naar beneden komt.

 

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win