×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

West- en Midden-Turkije

Moskeeën, kerken, synagogen en tempels

Reisverslag: Manja Ressler
Foto's: Manja Ressler

De grote variatie aan godshuizen in Klein-Azië weerspiegelt de geschiedenis van dit gebied op de grens tussen Oost en West: islamitische moskeeën, Byzantijnse kerken, joodse synagogen, Griekse en Romeinse tempels. Reis via Roemenië en Bulgarije langs Istanbul, Izmir, Efeze (Ephesus), Sardis en Ankara. En terug via Macedonië en Kroatië.

Nadat de garagehouder zijn zegen heeft gegeven, vertrekken we met mijn kleine, oude auto uit Amsterdam. We rijden in vier dagen naar Istanbul. Onze eerste overnachting is in Linz, Oostenrijk. Een wandeling vanuit ons comfortabele hotel in het centrum bevestigd mijn eerste indruk: een ‘spiessbürgerlich’ stadje, echt Oostenrijks.

De volgende dag rijden we door Hongarije, tussen zonnebloemvelden die zich met hun gouden gloed uitstrekken tot aan de horizon. De dorpjes onderweg zien er beter uit dan twintig jaar geleden, toen ik hier fietste. Maar ze houden nog steeds van ooievaars: elk gat heeft ten minste een ooievaarsnest, op een van de hoge palen die daarvoor zijn neergezet.

We bereiken Szeged, onze bestemming voor vandaag, in de namiddag. Szeged werd vrijwel weggevaagd tijdens een overstroming aan het begin van de twintigste eeuw. Voor de eerste keer in de Europese geschiedenis kwam er een internationale hulpactie op gang, waarbij andere Europese landen geld en hulp gaven voor de wederopbouw.

Omdat de mode in die tijd Art Nouveau/Jugendstil was, zijn de meeste gebouwen in Szeged in die stijl gebouwd.

Roemenië en Bulgarije

De weg is meer gat dan asfalt als een kudde paarden opduikt

Bij de Hongaars-Roemeense grens moeten we de volgende ochtend door een bak met ontsmettingsmiddel rijden. Schijnt iets te maken te hebben met vogelgriep.

Eenmaal in Roemenië kunnen we opschieten wel vergeten. De wegen zijn slecht en het zijn tweebaanswegen. Maar het ergste is, dat niemand hier schijnt te begrijpen hoe gevaarlijk het is om dan in te halen. Meer dan eens komt een auto in hoog tempo recht op ons af en schiet pas op het allerlaatste nippertje terug in z’n eigen baan.

Roemenië is prachtig. De Karpaten zijn precies wat je denkt als je de naam hoort. Al passen herfst en winter misschien beter bij de onheilspellende rotswanden die honderden meters boven de weg oprijzen.

Omdat we nog maar iets meer dan een dag hebben om in Istanbul te komen, waar we hebben afgesproken met vrienden, hebben we geen tijd om Dracula’s kasteel te bezoeken. En een bezoek aan Braov of Sibiu, twee oude steden in de Karpaten, zit er ook niet in. Uiteindelijk overnachten we in een splinternieuw motel aan de autoweg.

Op de laatste dag van onze Amsterdam-Istanbul rally rijden we naar Constanta en volgen dan de kustlijn van de Zwarte Zee door Roemenië en Bulgarije, bijna helemaal tot de Turkse grens.

Het uitzicht is schitterend, vooral in Bulgarije: rechts van ons groene heuvels en links de zee en stadjes die over wonderschone baaien uitkijken.

We eten ‘s avonds in een van de Bulgaarse dorpjes onderweg naar de Turkse grens. De serveerster spreekt geen Engels en zij haalt er een collega bij, een aardige meid die op school Engels leert en blij is dat zij het nu eens kan gebruiken. De eigenaresse, een struise dame van middelbare leeftijd, brengt ons het eten: een heerlijke salade met witte Bulgaarse kaas.

Nog maar een klein stukje tot de grens. Althans, dat denken wij. We slaan braaf rechtsaf bij een bord dat ons vertelt dat de grens die kant op is. Maar na een paar honderd meter raken we ervan overtuigd dat we verkeerd zijn gereden: de weg is meer gat dan asfalt.

Ik draai om en we rijden terug naar het dichtstbijzijnde dorp. Daar vinden we uiteindelijk een vrouw, die voor de deur van haar huis zit. Ja hoor, dat is echt de weg naar de grens, zo vertelt ze mij in tamelijk goed Duits. Maar, zo belooft ze, na een tijdje wordt hij beter. Maar niet heus, zoals we al snel merken. We doen zeker drie uur over de 111 km tot de grens.

Ondertussen is het donker geworden. De verzameling gaten leidt door een bos zonder straatverlichting, dus ik doe mijn groot licht aan. Terwijl we in slakkentempo door het bos rijden, zien we opeens een vos in de koplampen. Even later steken een egeltje en kikkers vlak voor ons over.

Na wat nog een uur lijkt, gebeurt er iets verbazingwekkends: een kudde verwilderde paarden duikt op. Het zijn er zeven of acht, met een veulen. Ze rennen zenuwachtig heen en weer, in verwarring gebracht door het felle licht van de koplampen. Ik draai de lichten een seconde uit en doe ze dan weer aan en we zien de kudde nog net verdwijnen tussen de bomen.

Rond middernacht bereiken we de grens. Het duurt even voor we verder kunnen, want we moeten een visum kopen en ik moet wat onduidelijke formulieren invullen die met de auto te maken hebben.

De wegen in Turkije zijn een stuk beter dan die in Roemenië en Bulgarije. Toch duurt het nog uren voor we in Istanbul zijn. Daar moeten we nog zoeken naar ons hotel. We rijden door stille straten en genieten van het uitzicht op de verlichte Aya Sofia en het Topkapi Paleis.

Istanbul

Met een bootje over de Gouden Hoorn en de Bosporus

Als ik de volgende ochtend wakker wordt, zijn mijn vrienden al op stap. Na enig gemopper verlaat ik in mijn eentje het hotel, dat in het centrum ligt, vlakbij de bekendste bezienswaardigheden, die in de wijk Eminönü liggen. Ik heb nog geen kaart en loop eerst maar eens naar de waterkant.

Vissersboten dobberen op de kalme Zee van Marmara. Ik krijg geen gelegenheid om lekker weg te dromen bij dit uitzicht, want de ene na de andere ober van de vele restaurants op de kade spreekt mij aan om toch ten minste iets te komen drinken. Aangezien ik op dit moment de enige toerist ben, kan ik het hun niet kwalijk nemen.

Ik wandel verder in oostelijke richting en zie minaretten verschijnen boven de huizen. Ik steek de straat over en loop de stad weer in. Al spoedig ben ik bij de Blauwe Moskee (Sultan Ahmed Moskee) en het Hippodroom er tegenover.

Het Hippodroom is in 203 gebouwd door de Romeinse keizer Septimus Severus. Het was een stadion voor wagenraces, worstelen, boksen en andere sporten, dat ook diende als ontmoetingsplaats voor politici. Denk aan de huidige VIP-boxen in voetbalstadia. De arena is 400 meter lang en 120 meter breed.

In het midden van het Hippodroom staat een enorme obelisk, die oorspronkelijk voor de tempel van Karnak stond in Heliopolis in Egypte. Hij was daar geplaatst door de farao Tutmosis III. Keizer Theodosius bracht de 27 meter hoge, roze granieten obelisk in 390 mee naar Istanbul. De hiëroglyfen op de obelisk, die tegenwoordig nog maar 17 meter hoog is, beschrijven de overwinning van de farao en een offer aan de zonnegod Amon-Ra.

De Blauwe Moskee wordt omringd door een prachtig park waar duizenden mensen, toeristen zowel als gelovigen, rondlopen en het enorme gebouw met zijn zes minaretten bewonderen. De Blauwe Moskee is gebouwd in opdracht van Sultan Ahmet I. Hij werd ingewijd in 1616.

Terwijl ik ronddwaal, wordt ik aangesproken door een kleine man (de meeste mensen hier zijn korter dan ik), die mij vertelt dat ik de moskee alleen kan bezoeken als er geen diensten zijn.

Aangezien moslims vijf keer per dag bidden, is dat een heel gepuzzel. In elk geval, zo zegt hij, is er op dit moment een dienst bezig. Hij leidt mij rond het gebouw en laat mij zien waar de stallen en ander nevengebouwen zijn. Langzaam maar zeker wordt duidelijk dat hij een tapijtwinkel heeft en mij graag een tapijt wil verkopen.

Ondanks mijn beleefde pogingen om hem er van te overtuigen dat ik op dit moment geen tapijt nodig heb, lukt het hem om mij mee te tronen naar zijn winkel. Ik ben niet echt een sul, maar hij is zo aardig en beleefd, dat ik het niet over mijn hart kan verkrijgen om zonder meer weg te lopen. Hij vertelt me dat hij ook een leerwinkel heeft. Gelukkig, nu kan ik hem om zijn visitekaartje vragen, zonder me een leugenaar te voelen: ik zou best een leren jack willen kopen. Maar niet nu.

Na zijn uitnodiging om thee te blijven drinken zo beleefd mogelijk te hebben afgeslagen, ben ik weer vrij en loop in de richting van het hotel, op mijn gevoel, want ik heb nog geen kaart gevonden.

Gewapend met ervaring weet ik nu de tientallen andere tapijtverkopers te ontwijken: het is een kwestie van voorkomen dat je in gesprek raakt. Op Divan Yolu Straat, waar ik moskeeën en andere oude gebouwen bewonder, loop ik Steve tegen het lijf.

Iets later, terug in het hotel, arriveren onze vrienden ook en we gaan met ons vieren lunchen. We gaan naar een restaurant op de Galata-brug, die terrassen heeft op (bijna) waterhoogte. Het is heerlijk om hier te zitten, met uitzicht op het water, de Blauwe Moskee en de vissnoeren van de hengels die vissers vele meters boven ons steeds weer in de Gouden Hoorn uitwerpen. Het eten is heerlijk: mezze, die op een reusachtig blad worden gebracht en waarvan je kunt kiezen wat je wilt hebben. We nemen auberginesalade, gevulde paprika’s en andere heerlijkheden.

Na de lunch steken we de rest van de brug over en dan zijn we in Galata, aan de andere kant van de Gouden Hoorn. We beklimmen de Galata-toren, waar we een fantastisch uitzicht hebben over een groot deel van de stad. Het is een mooie toren, gebouwd in 528 door de Byzantijnse keizer Justitianus.

Na afloop lopen we wat rond in Galata en ontdekken, geheel verstopt tussen woonhuizen, een synagoge. Omdat we nieuwsgierig zijn, wandelen we om het blok heen om een ingang te vinden. Als we eindelijk een poort vinden die toegang geeft tot een binnenplaats, stapt een politieagent op ons af en blaft ‘No! Only for Turkish!’

Dat blijkt zijn enige Engels te zijn, want een toelichting krijgen we niet. Dit is onze enige onprettige ervaring in dit land, waar iedereen zijn best doet om aardig en behulpzaam te zijn.

Omdat we ‘s avonds te moe zijn om nog naar buiten te gaan, dineren we op het dak van het uitstekende hotel. Terwijl Steve en ik wijn bestellen, vertel ik de ober dat het mij verbaast dat een moslimland wijn produceert. Hij lacht wat en zegt dat het verbod in de Koran volgens hem niet betekent dat je niet mag drinken, alleen dat je niet dronken mag worden. De wijn is lekker licht en fruitig. Het is een heerlijke avond, het maanlicht weerspiegelt in de donkere Zee van Marmara en de stad ziet er sprookjesachtig uit met al die lichtjes.

De volgende ochtend gaan we op pad om de belangrijkste bezienswaardigheden te zien. Dit is alweer onze laatste dag in Istanbul. We lopen naar het Hippodroom, dat ik al heb gezien. Voordat we vervolgens de Blauwe Moskee in mogen, moeten onze schoenen uit en moet ik mijn haar en schouders bedekken. De moskee is van binnen al net zo indrukwekkend als van buiten: een gigantisch koepelgewelf met mooie glas-in-loodramen met uiteraard abstracte motieven en overal gekalligrafeerde Arabische teksten.

De Aya Sofia is slechts een paar pasjes verwijderd van de Blauwe Moskee. Het was oorspronkelijk een kerk, tussen 532 en 537 gebouwd door de Byzantijnse keizer Justinian. Het gebouw werd een moskee nadat Mehmet de Veroveraar Istanbul in 1453 veroverde.

Op dit moment is het noch het een noch het ander, al zijn er extreme stemmen die willen dat het weer een moskee wordt.

Maar de charme van het gebouw, dat nu een museum is, is juist dat het een mengeling is van christelijke en islamitische cultuur. Byzantijnse fresco’s wonen hier vreedzaam samen met abstracte islamitische ornamenten en in het Arabisch gekalligrafeerde lofprijzingen van Allah en Mohammed.

Op weg naar de volgende bezienswaardigheid, het Topkapi Paleis, bezoeken we de Basilica-cisterne, een verbazingwekkend fraai ondergronds waterreservoir dat dateert uit 532.

De geraffineerde, gekleurde belichting en de tussen de honderden pilaren rondzwemmende karpers en goudvissen storen niet, integendeel, ze voegen nog iets toe aan de geheimzinnige sfeer, evenals de grote stenen Medusahoofden aan het eind van de uitgezette wandeling. Het verbaast mij niet dat deze ruimte nogal eens is gebruikt als filmlocatie.

Het ene gebouw van het Topkapi-paleiscomplex is nog overweldigender dan het andere. Sinds de bouw ervan begon onder Sultan Mehmet II, na de verovering van Constantinopel in 1453, hebben alle Ottomaanse sultans er gewoond.

De laatste sultan die er woonde was Abdulmecid I (1839-1860). Het paleiscomplex ligt op Seraglio Point, een heuvel die uitkijkt over zowel de Zee van Marmara als de Bosporus.

Na afloop lopen we weer naar de Galata-brug, waar de veerboten liggen die naar het Aziatische deel van Istanbul varen. Voordat we kaartjes hebben gekocht, worden we aangesproken door een man die de kapitein blijkt te zijn van een klein bootje.

Hij wil ons met zijn boot een privé-rondvaart geven over de Gouden Hoorn en de Bosporus. Hij vraagt er niet veel voor en is erg sympathiek, dus we gaan in op het aanbod.

Hij vaart dicht langs de kust, zodat we de moskeeën en luxueuze paleizen aan de kant kunnen bewonderen. Hij gaat tot net voorbij de Bosporus-brug, keert dan en vaart terug langs het Aziatische deel van Istanbul. Het is heerlijk op het water, een lekker briesje doet me geheel vergeten hoe warm het hier is.

‘s Avonds gaan we naar een concert en Dansende Derwisjen ceremonie van de Sufi Group of Istanbul Galata Mevlevi Lodge. Het is in het Sirkeci Station, vanwaar in de twintigste eeuw de Oriënt Expres vertrok naar het Verre Oosten. Soefi is een mystieke moslimsekte, die via meditatie het goddelijke in zichzelf probeert te bereiken.

In het eerste halfuur spelen en zingen musici en zangers enigszins esoterische, mooi dromerige traditionele soefi-muziek. Daarna begint de Sema met het reciteren van lofprijzingen van de profeet Mohammed, gevolgd door een solo-stuk voor drums en een improvisatie van de fluit.

Dan doen de semazens (dansende derwisjen), die lange zwarte jassen dragen over witte, wijde jurken en bruine hoeden die op sterk vergrote vingerhoeden lijken, hun jas uit en de een na de ander begint rond te draaien. Elke beweging en zelfs de kledingstukken hebben symbolische betekenis. Het is mooi en op een vreemde manier ontroerend..

Na afloop zoeken we een restaurant. Ik eet gekruid lamsgehakt met geroosterde aubergine.

Izmir

Door groene heuvels, bergen en olijfboomgaarden

De volgende morgen rijden Steve en ik weg uit Istanbul, onze vrienden nemen het vliegtuig. We gaan naar Izmir (Smyrna, in de legende de geboorteplaats van Sint Nikolaas). Het is een havenstad aan de Egeïsche Zee.

Het is een prachtige tocht door groene heuvels, bergen en olijfboomgaarden. En nu en dan een panoramisch uitzicht over de zee en de kust, die zich in baaien langs de zee slingert.

We lunchen in een restaurant langs de weg, dat in geen enkel opzicht te vergelijken is met wat we in het Westen als wegrestaurants kennen. Het is een echt restaurant dat echt eten serveert. De geroosterde lever is overheerlijk.

Izmir is een moderne stad, op het eerste gezicht niet bijzonder interessant, al maakte de verlichte citadel op een heuvel boven de stad veel goed. Er is een volle maan, zo merken we tijdens het eten, ‘s avonds op een terras aan de haven.

Efeze (Ephesus)

Een echte stad, met een theater, straten en gebouwen

Vandaag rijden we met ons vieren naar Efeze (Ephesus), een archeologische bezienswaardigheid in de buurt van Selçuk, ruim 70 km van Izmir. Ephesus is de beste bewaard gebleven Griekse stad uit de antieke oudheid in Klein-Azië. Hij werd gebouwd tussen 1500 en 1000 voor de christelijke jaartelling en werd verschillende keren verwoest en weer opgebouwd.

Ephesus is overweldigend: een echte stad, met straten en gebouwen. Er is een prachtig Romeins theater dat nog steeds wordt gebruikt voor voorstellingen. Er is de Tempel van Artemis (één van de zeven wereldwonderen) en een bibliotheek uit de Romeinse periode, de Celcus-bibliotheek, met Griekse en Latijnse inscripties. Alles is ongelooflijk goed bewaard gebleven en hier en daar uiteraard gerestaureerd of gereconstrueerd.

Er is een overdekt complex met zes appartementen, waarvoor je extra entree moet betalen, maar dat is het meer dan waard. Er zijn prachtige, soms complete mozaïeken – de mooiste vind ik die van een leeuw – en fresco’s.

Een van de appartementen heeft fresco’s van Romeinse vrouwen die zijn gekleed in verschillende soorten modieuze jurken uit die tijd.

De volgende ochtend vliegen onze vrienden vanuit Izmir terug naar Amsterdam. Wij gaan eerst op zoek naar een camerawinkel. Tijdens het zoeken worden we aangesproken door een wat sjofel uitziende man, die ons geen tapijt wil verkopen. Hij neemt ons mee naar een camerawinkel. We bedanken hem hartelijk en willen hem wat geld geven. Maar hij zegt dat we moeten meekomen, hij wil ons nog iets laten zien.

Hij neemt ons mee naar een oude caravanserai, waarin nu allerlei winkels zijn gevestigd. Als we zijn uitgekeken, brengt hij ons naar een 450 jaar oude moskee. We mogen naar binnen en zo veel foto’s maken als we maar willen. De ‘koster’ loopt mee naar boven, naar het damesbalkon, en biedt ons… tapijten aan. Oude, uit de moskee, zo zegt hij. Beneden ons, in de gebedsruimte, speelt ondertussen een groep kinderen. Officieel hebben zij nu Koranles, maar ze rennen rond en hebben veel plezier, zo te zien.

Sardis

Winkels, een forum en een synagoge uit de eerste eeuw

Even later verlaten we Izmir en rijden naar Sardis, eveneens een stad uit de antieke oudheid, in de buurt van Salihli. Eerst bezoeken we de nabijgelegen Artemis-tempel, die enorm moet zijn geweest. Ondanks dat er nog maar een paar zuilen en wat halve muren overeind staan, is het zeer indrukwekkend.

En het is er stil. Gisteren, in Ephesus, kon je over de hoofden van de toeristen lopen, maar hier zijn we alleen. De heuvels om ons heen, het paard en het ezeltje die temidden van de ruïnes grazen, maken de ervaring nog uitzonderlijker.

In Sardis is ook bijna niemand, hoewel het een zeer interessante plek is: een Romeins/Byzantijnse stad met straten waaraan overblijfselen van winkels liggen, er is een forum en een prachtig gerestaureerde synagoge uit de eerste eeuw, met mooie mozaïekvloeren.

We rijden verder naar het oosten, in de hoop dat we vandaag Cappadocië zullen bereiken. Het landschap verandert langzaam van heuvelachtig met olijfboomgaarden en wijngaarden naar bergachtig met meren.

Hoe verder we naar het oosten rijden, hoe vaker we paard-en-wagens tegenkomen met hele gezinnen erop. Terwijl het later en later wordt, moeten we uiteindelijk erkennen dat Turkije echt een heel groot land is en dat we ons doel niet zullen bereiken. In plaats daarvan rijden we naar Ankara.

Ankara

De Citadel oogt als een middeleeuwse stad met dikke muren

We vinden een leuk en goedkoop hotel, waar wij de enige buitenlandse toeristen zijn. We zijn in een buurt terechtgekomen met overal cafés, bars en restaurants. We vinden uiteindelijk een terras waar we wijn bij het eten kunnen bestellen (veel restaurants hier schenken geen alcohol). Een paar tafeltjes bij ons vandaan zijn twee mannen muziek aan het maken. De ene speelt ud (ziet er een beetje uit als een luit) en de ander speelt tabla. Naarmate de avond vordert, wordt het gezelschap aan hun tafel sentimenteler.

Als ik de volgende ochtend ga ontbijten, voel ik me enigszins opgelaten in mijn topje met spaghettibandjes: de enige andere vrouw in de ontbijtzaal is zedig gekleed en draagt een hoofddoek. Ik ben dan ook opgelucht als er een Turkse moeder en dochter binnenkomen die ook topjes dragen.

Het verkeer is een nachtmerrie, zo merk ik als we naar de Citadel rijden. Niemand laat zich iets gelegen liggen aan verkeersregels, er wordt constant getoeterd en, nog erger, mensen maken er extra rijbanen bij door hun auto’s tussen de officiële rijbanen in te persen. Gelukkig vinden we de Citadel makkelijk en is hij het onaangename ritje meer dan waard.

Gelegen op een hoge heuvel die over Ankara uitkijkt, ziet de Citadel eruit als een middeleeuwse stad, omgeven door hoge, dikke muren. Legenden claimen dat de Citadel is gebouwd door de Hittieten ofwel door de beroemde koning Midas van Phrygië.

De fundamenten van de huidige Citadel werden gelegd in 278 voor de christelijke jaartelling, maar de buitenste muren zijn pas in 668 gebouwd.

De Citadel werd in zijn lange geschiedenis verschillende keren verwoest en weer opgebouwd. Van de buitenste muur met zijn twintig torens is niet veel meer over. De binnenste muur is gemaakt van Ankarasteen en marmer; hij heeft 42 torens. Latijnse inscripties en reliëfs wijzen erop dat voor de bouw van de Citadel oude Romeinse gebouwen of de overblijfselen daarvan zijn gebruikt.

Binnen wordt het middeleeuwse gevoel versterkt door de oude, vaak vervallen huizen. De mensen die hier wonen zijn arm. We klimmen helemaal naar boven, waar we vanaf de muren over heel Ankara kunnen uitkijken.

We rijden terug de stad in en parkeren de auto bij het grote busstation. Een korte wandeling brengt ons bij de Zuil van Julianus: een hoge Romeinse zuil met een enorm ooievaarsnest erop. Dichtbij is de Tempel van Augustus, die bijna leunt op een vijftiende-eeuwse moskee. Aangezien het ernaar uitziet dat er een dienst aan de gang is, lopen we door.

Vanmorgen vond ik op internet dat er een synagoge is in Ankara. We zijn nieuwsgierig, dus we vragen de weg. Maar niemand heeft ooit van de straat gehoord. We lopen een officieel uitziend gebouw binnen en spreken een man aan die net naar buiten gaat om te lunchen. Hij werkt bij de douane en is net in Engeland geweest. Hij wil ons graag de weg wijzen.

Onderweg wordt duidelijk dat hij geen flauw idee heeft waar de straat is, maar hij blijft vragen en we worden allerlei kanten op gestuurd. De wandeling brengt ons in elk geval in een bazaar die ik niet had willen missen: helemaal niet toeristisch, geen souvenirs, maar vlees en vis, verse groenten en fruit, kleding en stoffen, huishoudelijke artikelen en zelfs een bakkerij.

Dankzij de hulpvaardige man, die helaas slecht Engels spreekt, vinden we uiteindelijk het straatje.

Het is een teleurstelling, want de synagoge is omgeven door een hoge muur, de poort is dicht en er is niemand. Op de hoek bevindt zich een kleine, geïmproviseerde politiepost.

De volgende ochtend verlaten we Ankara en nemen de snelweg naar Istanbul. We willen vandaag Thessaloniki in Griekenland bereiken, maar na tien uur rijden besluiten we te stoppen. We overnachten in Alexandroupoli, een leuke badplaats in Thracië met een boulevard en alleen maar Griekse vakantievierders. We eten gegrilde sardines op een terras bij de zee.

Macedonië en Kroatië

De weg slingert langs hoge bergen en diepe kloven

Vandaag rijden we Thessaloniki voorbij: het ziet er niet aantrekkelijk uit. We rijden verder naar de grens met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, waar ik een idioot bedrag moet betalen omdat ze erachter komen dat mijn verzekeringspapieren zijn verlopen. Dat wil zeggen: ik heb kennelijk de verkeerde papieren meegenomen.

Macedonië is prachtig, in het bijzonder in het zuiden. Meteen na de grens loopt de weg parallel aan een rivier die zich tussen de bergen door slingert. De bergen worden steeds hoger en uiteindelijk bereiken we een diepe kloof. Precies op dit mooie punt ligt een auto op zijn kop in de berm. Dat verbaast mij niet: overal in dit deel van Europa rijden mensen als gekken en halen elkaar in in bochten in de bergen.

We overnachten in Skopje, de hoofdstad van Macedonië, een van de lelijkste steden die ik ooit heb gezien. Verpest door de communistische architectuur. Alles is grijs en vervallen. We vinden een hotel in een zijstraatje. Het is ontroerend om te zien hoe hard mensen hun best doen om iets van hun deprimerende omgeving te maken. Het hotel wordt opgeknapt en het is duidelijk dat de eigenaar er alles aan doet om het kleurig en mooi te maken.

De volgende dag bereiken we Zagreb in Kroatië. Tot onze verbazing is deze stad het omgekeerde van Skopje: het oude centrum is goed bewaard gebleven. Ons hotel is tegenover een mooi negentiende-eeuws treinstation. De rest van de gebouwen in deze buurt dateert ook uit die tijd. We wandelen door een mooi parkje naar het oude centrum, dat voornamelijk achttiende-eeuws is.

In een van de oudste straten, waar ook druk wordt geflaneerd, vinden we een restaurant met terrassen die uitkijken over de straat. Terwijl we genieten van een van de beste maaltijden van deze vakantie, bekijken en becommentariëren we de voorbijgangers.

We vertrekken later dan gepland de volgende ochtend, omdat we nog wat foto’s willen maken. Die nacht slapen we in een motel aan de Autobahn in Zuid-Duitsland. De volgende dag zijn we weer in Amsterdam. Wat een reis.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win