Fuerteventura is een kaal, winderig en door erosie geteisterd Canarisch eiland. Toch is het niet alleen populair bij surfers. Onder water is het een en al kleur, dankzij de vele soorten vissen. Langs de kust vind je niet alleen zandstranden maar ook kliffen, rotspartijen en grotten. Zelfs de kale bruine bergen in het binnenland hebben iets bijzonders. Soms lijkt het alsof de slingerende wegen door een maanlandschap gaan.
Het Canarische eiland Fuerteventura heeft zijn naam niet voor niets gekregen: fuerte staat immers voor hard en ventura voor wind. Die wind waait dan ook vrijwel voortdurend op dit één na grootste eiland van de archipel. De ene bezoeker zweert erbij, de andere wordt horendol van die continue luchtstroom.
Fuerteventura ligt op zo’n 100 kilometer van de Sahara, in het deeltje van de Atlantische Oceaan waarvan de vulkanische eilanden bij Spanje horen. Vanuit die Sahara is zand overgewaaid waardoor op sommige plaatsen op Fuerteventura zelfs duinen zijn gevormd.
Ooit was Fuerteventura bedekt met bossen maar houtkap door Europese veroveraars ten behoeve van de scheepsbouw (de Canarische eilanden vormden een springplank voor de oversteek naar Amerika) maakte daar korte metten mee. Overbegrazing door geiten deed de rest.
Tegenwoordig is het door erosie geteisterde eiland een speelbal van de winden uit de immense Noord-Afrikaanse woestijn.
Het landschap van Fuerteventura is niet zo groen als dat van andere delen van de eilandengroep, al werden ook daar veel bossen gekapt. Zand, rotsen en bruine bergen kenmerken het aangezicht van Fuerteventura. Dat maakt het eiland niet eens lelijk maar juist bijzonder.
In de 15e eeuw werd Fuerteventura veroverd door de Franse ontdekkingsreiziger Jean de Béthancourt, die in dienst was van Castilië. Waar zijn kamp was opgeslagen ontstond een dorp, dat nog steeds naar hem vernoemd is en Betancuria heet. Tot bijna 200 jaar geleden was het de hoofdstad van het eiland. Er wonen nu nog maar rond de 200 mensen. De overheid is druk bezig om het kleine historische centrum weer op te bouwen, waarvan de grote bezienswaardigheid de kerk Santa Maria de Betancuria is.
Ouder dan 600 jaar stamt hij uit de tijd van de ontdekkingsreizigers en is het een van de oudste kerken van het eiland. De kerk heeft wel te lijden gehad onder een zware aardbeving in de 17e eeuw waarbij enkel de klokkentoren ongeschonden bleef. De rest is toen herbouwd.
Ondanks de weinige attracties hier komen er veel toeristen en kent het dorp opvallend veel winkeltjes met souvenirs van het eiland.
Tegenwoordig is de havenstad Puerto del Rosario de hoofdstad van het 110 kilometer lange eiland. Hiervandaan vertrekken veerdiensten naar de eilanden Lanzarote en Gran Canaria en in de buurt ligt ook het vliegveld, waarvan de landingsbaan opvallend vaak last heeft van een venijnige zijwind.
Velen voelen zich gezegend met de wind die over het eiland waait. In de zomermaanden wordt de hitte wat draaglijker dankzij de bries, terwijl de windsporters er het hele jaar door van genieten.
Golfsurfers spelen met de door de wind aangewakkerde hoge branding die hen weer naar de rotsen en de stranden voeren. Kitesurfers vliegen door hun vliegers voortgetrokken over het water en windsurfers krijgen blaren in de handen terwijl ze proberen hun zeil in bedwang te houden. Zeilen is hier sportiever dan op vele andere plekken op aarde en de wind is voor velen een niet beïnvloedbare maar zeer welkome vriend.
Maar soms ook stuift het zand meedogenloos over de stranden en de daarachter liggende duinen heen en worden de badgasten gezandstraald door de fijne korrels. Niet voor niets worden er op sommige stranden door bezoekers met behulp van lavastenen muurtjes opgetrokken om daarachter te kunnen genieten van een windvrije omgeving.
Die walletjes lijken wat op bunkertjes en menig bouwer of bezetter staat er ook achter met een kordate houding die doet vermoeden dat hij dat stukje luwte met alle macht zal verdedigen tegen welke indringer dan ook.
De stranden van Fuerteventura zijn fenomenaal: of het nu de El Cotillo Lagunes in het noordwesten betreft of de langgerekte zandstranden op het schiereiland Jandia in het zuiden. De stranden zijn over het algemeen goed toegankelijk en nodigen uit tot zonnen, wandelen en zwemmen.
De Atlantische Oceaan is warm genoeg in de zomermaanden, met een watertemperatuur van 22 graden. De gemiddelde buitentemperatuur ligt in die periode boven de 25 graden. Ook in de winter is het aangenaam, alhoewel de watertemperatuur dan toch wel onder de 20 graden duikt.
Het strand Playa de la Barca is één van de natuurlijke schoonheden op Jandia. Vanuit de duinen begint een moerasachtige zandstrook waar wat struikgewas groeit, met daarna een ondiepe en doorwaadbare, heerlijk warm aanvoelende lagune, met vervolgens een lange strook dun, fijn en warm zand en uiteindelijk de zee, die zich openbaart in alle kleuren blauw.
Het water is lichtblauw waar je kunt staan, oogt nog lichter wanneer de branding het onderliggende zand vermengt met de golven, wordt dieper blauw naarmate je uit de kust gaat en lijkt zilverblauw zodra de zon het wateroppervlak met haar stralen beroert.
Mensen flaneren over de zandbank, duiken de onweerstaanbare zee in of liggen uren lang te genieten van de zon. Al dan niet bloot, want op het eiland is naturisme nagenoeg overal toegestaan.
Onder de oppervlakte is de zee verrassend. De helderheid die je van boven aanschouwt zet door in de diepte en het van boven onzichtbare decor biedt een mix van tropisch en getemperd leven. Soorten uit de Rode Zee, de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan lijken hier bij elkaar te zijn gekomen.
Je treft hier dan ook tandbaarzen, barracuda’s, trompetvissen, koffervissen, schildpadden en grote, majestueuze roggen aan.
Ze leven op het zand of rond de riffen die opvallend kleurrijk zijn. Er bevinden zich voldoende duikscholen die introductiecursussen organiseren maar ook de meest verwende duikers tevreden weten te stellen. Het water is genadig dankzij de helderheid en de temperatuur, maar de stroming kan verraderlijk zijn.
Fuerteventura is voor velen een actieve bestemming. Windsporten en watersporten liggen voor de hand maar ook een quad-expeditie of zelfs een rit op de rug van een kameel behoren tot de mogelijkheden.
Het ruige landschap kun je op deze wijze buiten de gebaande paden op avontuurlijke wijze ontdekken. Ook fietsers vinden hun geluk op dit eiland en laten zich graag uitdagen door de stilte en de eenzaamheid alsmede de lange klimmen.
Voor hen die willen genieten van rust zijn er talloze luxe en minder luxe resorts die pal aan zee liggen en van alles bieden, van strand tot wellness, met eigen zwembaden en voortreffelijke maaltijden die in buffetvorm of à la carte worden genoten.
Spaanse gerechten ontbreken hierbij vanzelfsprekend niet en de buffetten bieden een keur aan hamsoorten, gerechten met veel knoflook en natuurlijk paella. Er wordt veel vis geserveerd, logisch op een stukje land dat is omgeven door water. Vaak wordt de vis opengesneden alvorens hij gegrild wordt en vervolgens opgediend met knoflook.
Met name rond Corralejo worden nog all-inclusive resorts gebouwd maar de ontwikkeling van het massatoerisme die in 1965 op gang kwam met de opening van het vliegveld en het eerste toeristenhotel zal niet verder doorgaan. De Eilandraad (Cabildo) van Fuerteventura geeft geen nieuwe bouwvergunningen meer af en kiest voor een ecologische koers en wil zelfs aangetaste gebieden gaan herbebossen. Zo massaal als op sommige Canarische eilanden is het toerisme op Fuerteventura overigens bij lange na niet. Hier vind je geen Playa del Ingles.
Reizigers die voor de wat minder kunstmatige rust dan die van het resort kiezen kunnen onderdak zoeken bij de plaatselijke bewoners en zo ook meteen beter kennis maken met de lokale cultuur. In de grote resorts kom je vooral in aanraking met andere bezoekers.
Deze bestaan voornamelijk uit Britten en Duitsers, waarbij de Britten veel in het noorden verblijven en de Duitsers eerder in het zuiden. Het noorden is iets koeler in de zomer en er staat ook wat meer wind dan elders.
Zelf een auto huren en op ontdekkingsreis gaan is eigenlijk een must. Dan komt wel de eerste verrassing om de hoek kijken. Op de kaart lijken de afstanden namelijk kort, maar de bergen en de slingerachtige wegen maken de afstanden stukken langer dan ze op het oog lijken.
Ook is de reistijd over het algemeen wat langer doordat op veel wegen niet echt hard gereden kan worden, ook al zijn ze in goede staat.
Bij de verschillende gemeenten, zes in totaal, staan langs de weg witte poorten met een doorgang en hun naam erop, een teken van gastvrijheid.
De hoogste berg van het eiland, de Pico de la Zarza, is maar iets meer dan 800 meter hoog, maar de uitzichten vanaf de bergen zijn fenomenaal. Het bruine glooiende landschap met daarachter overal de zee, is er om bekeken en gefotografeerd te worden.
De panorama’s hebben een woestheid die duidelijk laten zien dat je je in een ander werelddeel bevindt.
Op sommige plaatsen is het decor zelfs maanachtig en lijkt het dood te zijn. Desalniettemin zie je overal leven. Sommige planten weten te overleven, langs water vormen zich groene oases en op het strand paraderen brutaal en onverstoorbaar jonge watervogels langs de vloedlijn.
Op veel plaatsen komen kleine grondeekhoorns je tegemoet om hun pootjes omhoog te houden. Ze bedelen om eten, een pinda of een nootje, en komen zo dichtbij dat je ze aan zou kunnen raken. Ze zijn verpest door toeristen die ze voeren maar zo te zien bevalt het ze prima.
De voornaamste bron van inkomsten voor Fuerteventura is het toerisme. Ooit was het echter een agrarische gemeenschap en werd er veel graan verbouwd. De akkers worden tegenwoordig niet of amper meer gebruikt en de geitenhouderij vormt nu nog de enige agrarische activiteit. Uit die vroegere tijd echter stammen wel de witte windmolens die vooral gofio maakten: meel van geroosterde tarwe.
Gofio was een belangrijk ingrediënt voor de lokale keuken. Veel van de molens met de donkere wieken staan er nu verlaten bij maar zijn bijzonder pittoresk.
De zachte kust van het eiland wordt gevormd door de stranden, alhoewel die zachtheid niet overal even aanwezig is. Sommige delen van de kust zijn bedekt met rotsen en stenen, alsof ze iedereen die blootvoets is, willen weren.
De hoge, steile en scherpe rotspartijen worden bij harde wind geteisterd door branding en hoge golven. Hier ziet men wat erosie is, hoe de elementen zich al eeuwenlang een weg banen door het meest harde gesteente.
La Pared, aan de zuidwestkust, kent zulke verraderlijke kliffen maar is tegelijkertijd een paradijs voor brandingsurfers. Stoere jongens in shorts lopen met de plank onder de arm naar de kliffen om daar via een pad af te dalen en de zee op te zwemmen, op korte afstand gevolgd door de wat oudere jongeren die nog steeds in de surf-scene hangen.
Iets meer naar het noorden langs dezelfde westkust, bevindt zich Ajuy, een klein dorp met zowel een zwart vulkanisch strand als grote rotspartijen.
Meteen na de lokkende terrasjes voert een niet heel eenvoudig begaanbaar pad vanaf het strand langs deze rotsen naar de grotten van Ajuy. Ook hier hebben de elementen de wanden glad gestreken.
De grotten kunnen deels bezocht worden, op voorwaarde dat het water laag staat. Wanneer je er iets dieper in wilt gaan, is een lamp onontbeerlijk.
Helemaal in het noorden ligt Corralejo, een populaire badplaats met een groot zandstrand van wel 12 kilometer lang. In de directe nabijheid ligt het natuurpark El Jable, met zandduinen die in leven lijken te zijn doordat het zand door toedoen van de wind steeds maar blijft stuiven en bewegen.
Eenmaal in het noorden, maar dan iets meer aan de westkant, is het dorp El Cotillo ook een plek die je niet wilt missen. De huisjes zijn wit en de ramen zijn omgeven door lichte varianten blauw. Het is een vissersdorp en wanneer je hier wilt eten, staat er dan ook vrijwel uitsluitend verse gegrilde vis op de kaart. Wat de vis van de dag is, weet je pas als de vangst binnen is.
Behalve stil blijven zitten in een resort kun je het eiland ook prima op een andere manier verkennen. Alleen moet je de wind niet onderschatten. De aangejaagde golven komen soms hoog en ver het strand op en blijken dan toch sterker te zijn dan de gemiddelde badgast.
Lang niet alle stranden kennen overigens strandwachters en de vuurtorens, zoals bij Morro Jable in het zuiden, zijn niet bedoeld als uitkijkpost maar zijn ook hier nog steeds bestemd voor de scheepvaart. Het maakt het kijken naar dat natuurgeweld dat zich op het strand stort overigens niet minder spectaculair.
Dat laatste is misschien ook wel het woord dat dit eiland met zowel Spaanse als Afrikaanse uitstraling het beste kenmerkt: gewoonweg spectaculair!