Dunbevolkt Wit-Rusland met zijn dorpjes van houten huizen kent een grote biodiversiteit, met bossen, moerassen, venen, meren en rivieren. Berezinsky Biosphere Reserve ligt op de overgang van naald- naar loofwoud en is niet alleen rijk aan vogelsoorten maar ook aan zoogdieren als de bever, wisent, bruine beer, wolf en lynx. Het Woud van Bialowieza is een ongerept oerbos. Hoogtepunt zijn de wolven in Krasny Bor.
Aan boord van de vlucht van Belavia (Belarusian Airlines) naar Minsk moet ik een migratieformulier invullen. In ruil hiervoor krijg ik bij de paspoortcontrole (tegen betaling) een door de douane ingevulde migratiekaart, die ik bij vertrek uit Wit-Rusland weer moet tonen. Daarnaast heb ik vooraf al een visum moeten aanvragen.
Het vliegveld van Minsk ziet er verzorgd en schoon uit. Het douanepersoneel maakt een afstandelijke en gedisciplineerde indruk. De paspoorten worden streng gecontroleerd. Met een loep. Wit-Rusland is sinds 1992 onafhankelijk van Rusland. Hoewel formeel een democratie heeft de president grote macht en kritiek op zijn regime wordt niet geaccepteerd.
Hoofdstad Minsk telt 2 miljoen inwoners, het hele land 10 miljoen. En dat op een oppervlak 5 keer zo groot als Nederland. Als we richting het noorden rijden zitten we al snel in een heel andere wereld, met weinig verkeer en uitgestrekte bossen.
Veel toeristen komen niet in deze uithoek, het blijft vooral beperkt tot vogelreizen, omdat Wit-Rusland veel bijzondere vogelsoorten telt. Via het Centrum voor Natuurfotografie heb ik geregeld dat ik hier o.a. op een verantwoorde manier wolven in de sneeuw kan fotograferen.
Het is een rit van ruim 6 uur naar ons logeeradres in het natuurreservaat Krasny Bor, nabij de grens met Rusland en het drielandenpunt met Letland. Krasny Bor is een groot bosgebied met hoogvenen, moerassen en riviertjes. Met onderweg maar een pauze is het een stevige rit.
Ik kom dan ook vermoeid aan bij de houten lodge in het bos. Na een hartelijke ontvangst en een voedzame maaltijd kunnen we wat op krachten komen.
Zoals gebruikelijk in noordelijke landen staat de verwarming in de winter erg hoog en zijn de ramen gesloten. Ik draai meteen bij binnenkomst de verwarming van mijn kamer wat lager en zet ‘s nachts het raam iets open voor de nodige frisse lucht.
De lodge, waarlangs een riviertje stroomt, is eigendom van een lokale gids, Dima (of Dmitry) Shamovich. Dima is zoöloog en ecoloog en bovendien de kundige leider van een roedel wolven die hij heeft grootgebracht en die hij beschermt tegen de jagers in het bos. De twee mannetjeswolven, waaronder het dominante mannetje, hebben een verblijf vlakbij de lodge. De vrouwtjeswolf zit in een apart hok niet ver daar vandaan. Ik hou me verre van de met gaas van de buitenwereld afgescheiden wolvenverblijven.
Nabij het wolvenverblijf heeft Dima een observatiepost voor kleine vogels gemaakt. De vogelhut staat langs een meertje waar een beverpaar een dam heeft aangelegd. Her en der liggen bomen die de bevers om hebben geknaagd. Ze houden vooral van zachte bomen, zoals berken.
Al struinend krijg ik geen bever te zien. We leggen wat wortels op het ijs om te controleren of de bevers erop af zullen komen. Een speciale stof wordt gebruikt om de bevers te lokken: castoreum of bevergeil. Bevers gebruiken deze sterk geurende stof die door een klier in hun achterlijf wordt geproduceerd om hun vacht in te vetten. Blijkbaar werkt het ook als lokmiddel, want twee dagen later blijken de wortels te zijn weggehaald.
De omgeving van de lodge is wat rommelig, op de ruige vlakte ernaast staan elektriciteitspalen. ‘s Nachts hoor ik de wolven huilen. Een aangename manier om wakker te blijven. Het huilen is een belangrijke manier waarop de wolven met elkaar communiceren.
Er loopt ook een soort Russische windhond op het terrein. Die maakt een vriendelijke indruk en begroet iedereen die naar buiten komt met geblaf. Wolven blaffen zelden.
Iedereen die de wolvensessies mee wil maken moet eerst een formulier ondertekenen dat dit op eigen risico is. Er worden strenge afspraken gemaakt: de groep moet bij elkaar blijven en je mag de wolven niet strak in de ogen kijken, zeker niet als ze geagiteerd zijn.
Over een drassig pad met sneeuw en ijs lopen we langs de rivier naar de plek waar Dima voer voor de wolven heeft neergelegd: een elandenkop en rundvlees aan het bot. Dima houdt de regie stevig in handen en positioneert de fotografen op circa 10 meter afstand van het aas. Daarna worden de wolven losgelaten.
De wolven rennen langs de rivieroever naar het aas. Ik houd mijn hart vast, want ik ben al bang voor grote honden. En een herdershond schiet in het niet vergeleken bij het 6 jaar oude alfamannetje van de wolven.
De twee mannetjeswolven storten zich met veel agressie en gegrom op het aas. Daarbij bijten ze elkaar stevig maar er vloeit geen bloed. De hiërarchie wordt duidelijk onderstreept: het alfamannetje mag als eerste eten, daarna het andere mannetje en pas op het laatst het eenjarige vrouwtje, dat veel kleiner is.
Ook dat gaat niet zonder slag of stoot. Het vrouwtje durft wel agressief te doen richting het subdominante mannetje maar niet tegen de alfaman.
Het is een delicaat spel, waarbij de signalen die de wolven elkaar geven erg duidelijk zijn. Ze laten hun tanden zien en grommen maar bijten niet echt. Wolven zijn sociale dieren waarbij lichaamstaal erg belangrijk is. Een beer is bijvoorbeeld veel moeilijker te peilen, omdat dat solistische dieren zijn en geen roedeldieren.
Het valt me op wat voor een agressie en kracht er bij de wolven loskomt. Dima houdt de wolven en de fotografen voortdurend in de gaten en stuurt de wolven zo nodig bij door bepaalde geluiden te maken. Wolven moeten op een ondubbelzinnige manier behandeld worden. Dima heeft een hark bij zich om ze in noodgevallen van een veilige afstand te kunnen corrigeren.
De meeste tijd zijn de mannetjes en vrouwtjes van elkaar gescheiden. Tijdens zo’n sessie hebben de wolven gelegenheid om te paren. Het dominante mannetje (alleen hij mag met het vrouwtje paren) neemt die gelegenheid verscheidene malen te baat. Ook nemen de wolven de tijd om te rennen en te ravotten.
Als ze door het struikgewas lopen zijn de wolven moeilijk te fotograferen. Voor handmatig scherpstellen bewegen ze te snel. Door de autofocus en motordrive te gebruiken en een salvo van foto’s te maken is de kans aanwezig dat er een scherpe foto tussen zit.
De omstandigheden om te fotograferen zijn verder goed. Er is geen felle zon maar het licht is gedempt. De temperatuur ligt rond het vriespunt. Gelukkig ligt er sneeuw, dat geeft een extra accent aan de foto’s. De sessie duurt meer dan een uur. Soms ga ik op de grond liggen om de wolven op ooghoogte te kunnen fotograferen.
Tijdens een volgende wolvensessie blijft het vrouwtje thuis, waardoor de mannen minder onrustig zijn. De wolven rennen over de besneeuwde velden bij de lodge en staan aan de oever van de rivier te huilen. Als ik weer plat op de grond lig om foto’s te maken snuffelt een van de wolven aan mijn rugzak.
Volgens Dima is er niets aan de hand en is de wolf slechts nieuwsgierig. Ik schrik er desalniettemin genoeg van om een derde sessie af te slaan.
Het fotograferen van de wolven was het hoogtepunt van de reis maar nu verlang ik naar de rust van de schuilhut. Niet ver van ons logeeradres ligt in Krasny Bor een vogelobservatiepost. De gids brengt me er om 6.30 met de bus naar toe, van zijn echtgenote krijg ik een ontbijtpakket mee. Ik neem een potje mee om in te plassen, want ik mag om de rust niet te verstoren tussendoor de hut niet verlaten.
Het vriest 5 graden en het is nog donker als de bus zich door de verse sneeuw op de bospaden ploegt. Met een zaklantaarn weet ik de weg naar de hut te vinden. Af en toe zak ik door het ijs dat op de aanlooproute ligt. Ook glijd ik nog een keer uit voordat ik om 7.00 in de hut zit.
Als ik me in de hut heb geïnstalleerd zie ik een mooi decor van besneeuwde dennen. En het sneeuwt nog steeds. Op 30 meter afstand ligt een aantal dode wolven als aas op een heuveltje. Al snel verschijnen de raven en die hebben me snel door.
Ik heb het koud van het stilzitten in de hut, als na anderhalf uur een ruigpootbuizerd in een boom landt en zich vervolgens op het aas stort. De ruigpootbuizerd is forser van postuur dan een gewone buizerd en heeft een witte bovenstaart. Na het eten zit de buizerd wel een uur in een boom om uit te buiken. De raven durven hem niet te verjagen.
Ik zie dat de buizerd zijn kop wel 180 graden kan draaien: hij zit met zowel zijn rug als met zijn kop naar mij toe, wat een bizar gezicht is. Met een korte schreeuw vliegt hij op uit de boom. Het lukt me om hem tijdens zijn vlucht nog eens te fotograferen, tegen een achtergrond van uit de hemel neervallende sneeuw.
Tijdens een tweede sessie in de fotohut komt een steenarend op het aas afgevlogen. In tegenstelling tot de buizerd post de steenarend niet eerst in een boom om te kijken of de kust veilig is maar gaat de grote roofvogel direct op het aas af. Een raaf tikt de steenarend tijdens de duikvlucht even op de kop maar die laat zich niet wegpesten.
Met een korte schreeuw en wapperend met zijn vleugels verjaagt de steenarend de raven, die verder uit de buurt blijven. Een ekster durft wel aan het aas te zitten terwijl de steenarend op een meter afstand staat. Na een half uur vliegt de steenarend weer weg. En dan wordt het rustig. Ook de raven komen niet meer terug. Voordat de gids me ophaalt belt hij even om te controleren of er geen roofvogels in de buurt zijn. Als die er wel zijn mag ik de hut niet uit omdat ik dan de observatieplek zou verstoren.
Het is tijd om wat meer van Wit-Rusland te zien. Ik reis af naar het Berezinsky Biosphere Reserve, dat halverwege Krasny Bor en Mins ligt, om naar elanden te speuren. Berezinsky is een van de vijf nationale parken in Belarus. Het natuurgebied meet 82.000 hectaren, maar daarbinnen vindt ook commerciële houthandel plaats en is zelfs ruimte voor de jacht. Wel zijn er rustgebieden voor het wild, dat zich zeker in de gebieden waar gejaagd wordt overdag niet of nauwelijks laat zien.
Berezinsky Biosphere Reserve ligt rond de Berezina-rivier. Het lichtglooiende landschap met veel natuurlijke overgangen is gevormd tijdens de laatste ijstijd, toen veel zand en leem zijn afgezet. In de lage delen liggen laaglandmoerassen en oevergebieden met nat oerbos, waaronder elzenbroekbossen.
De berk komt hier ook veel voor. Door beverdammen staan grote delen van het bos blank en sterven de berken af.
Op de hoger gelegen zandgronden liggen uitgestrekte naaldwouden. Ondanks de houthandel is het gebied nog grotendeels bebost. Wit-Rusland ligt op de overgang van Midden-Europese loofbossen naar de naaldwouden van de taiga. Nog verder naar het noorden wordt het ook voor dennen veel te koud. De bodem van de taiga is erg zuur: wanneer de naalden van de dennen composteren scheiden ze een zuur af dat andere soorten bomen hindert in hun groei.
Het is nu maart en koud in Wit-Rusland maar de zomers zijn door het landklimaat erg warm. Ik houd meer van de koelte en ben blij dat ik niet lijdt onder de zomerse hitte en de onvermijdelijke muggen, want het gebied wordt ook gekenmerkt door hoogvenen, meertjes, beken en rivieren.
De biodiversiteit in dit gevarieerde natuurgebied is groot: er leven 234 soorten vogels (waaronder tientallen zeldzame) waarvan er 179 hier nestelen. Sommige zaadetende vogels (kruisbek) en roofvogels (ruigpootbuizerd, steenarend, zeearend) blijven ook in de winter in dit gebied.
Relatief weinig soorten zoogdieren overleven de strenge winters in Wit-Rusland. Toch leven er hier nog 56 soorten, waaronder de bever, wisent, bruine beer, lemming, wolf en lynx. Daarnaast telt Berezinsky 800 soorten planten, waaronder 45 bedreigde soorten.
De dode bomen die afsterven door de beverdammen zijn aantrekkelijk voor spechten, waaronder de grijskopspecht en de witrugspecht. Het is windstil in het bos en voor spechten is dat gunstig, want dan horen ze de bewegingen van de insecten als ze tegen de bast timmeren. Onze gids maakt typische geluiden om deze spechten te lokken. Resultaat blijft uit maar ik zie nog wel een bonte specht in de top van een berkenboom pikken. De ochtendzon schittert op het ijs.
Dichtbij een modderpad ligt een klein watervalletje dat water uit een meer afvoert. Ik maak hier met draadontspanner wat tijdopnamen vanaf het statief. Ik probeer stil te staan zodat het sneeuw niet gaat schuiven en ik onscherpe foto’s krijg.
Vervolgens zoek ik naar sporen van bevers op het zandpad. Die zijn er niet. Bevers lopen niet op het land maar maken een gang onder het wegdek door om de overzijde te bereiken, waar ze ook een dam hebben aangelegd. We vinden her en der nog wel keutels van elanden en uitwerpselen van wolven langs de weg.
Veel dorpen liggen op zandige heuvels, omdat de dalen overstromen als de rivier buiten zijn oevers treedt. De houten huisjes zijn fel gekleurd en ogen netjes. De vensters en daklijsten zijn versierd met fijn houtsnijwerk.
In een verlaten dorp zie ik in een huis een stukgeslagen televisie en een lege koffer liggen. Vreemd. Soms zie ik monumenten die herinneren aan het Sovjet-verleden en de Tweede Wereldoorlog die in de USSR veel slachtoffers heeft geëist.
Sommige dorpsbewoners kijken me wantrouwend aan. Ik knik vriendelijk naar een jongeman en krijg een knikje terug. Soms lijken de huizen wel uitgestorven. Vooral ouderen blijven achter in de dorpen. De meeste jonge mensen trekken naar de stad, waar meer werk is te vinden.
Bosbouw en jacht leveren blijkbaar niet altijd voldoende op. Op de hoger gelegen delen vind je ook wat landbouwgrond. Vaak ligt dat braak. Veel dorpsbewoners zijn zelfvoorzienend. Het is een sober bestaan. Er wordt ook wodka gedronken.
In een ‘supermarkt’ doe ik wat boodschappen. Ook in een winkel met bederfelijke producten als vlees staat de verwarming erg hoog. De dame achter de balie maant ons dan ook om de buitendeur na binnenkomst snel te sluiten.
Terug in de ongerepte natuur zet de gids schuiltenten met een metalen frame op, van waaruit het wild gefotografeerd kan worden. Wisenten lopen tweemaal over de besneeuwde weiden langs mij heen. Na enige tijd verschijnen aan de rand van het berkenbos edelherten, die erg waakzaam zijn. Door de enorm grote berken lijken de dieren kleiner dan ze zijn. Hoewel het begin maart is dragen de edelherten een volledig gewei. In Nederland hebben ze dat rond deze tijd al afgeworpen.
Het licht is vaak wat te hard voor goede opnamen maar het tegenlicht biedt mogelijkheden als er een kudde wisenten langskomt, geleid door een grote stier. De rand van de vacht licht hierdoor wat op.
Er lopen hier geen snelwegen door het bos, dus ik hoor geen auto’s maar alleen de vogels en de wind. Over het algemeen is het hier erg stil. We rijden uren over (zand)paden door het bos zonder iemand tegen te komen. Tegen de schemering zien we de gestalten van twee elanden, verscholen achter de struiken.
Op rustige momenten is het mogelijk wat te experimenteren, bijvoorbeeld door de veelkleurige boomstammen met ‘vallende’ camera te fotograferen. De gids wordt er onrustig van. Hij is meer een man van de actie en houdt er alleen van om wild te traceren.
De maan gloeit aan de schemerhemel. De nachten zijn hier erg helder, want er is geen storend omgevingslicht. Ik zie de sterren duidelijk. De planeet Jupiter schittert aan de nachthemel.
Midden in de nacht probeert de gids met geluiden de oeraluil te lokken. We horen een mannetje en vrouwtje met elkaar communiceren. Maar die hebben het te druk met elkaar en komen niet dichterbij.
Oeraluilen zijn gevaarlijke grote roofvogels, zeker als ze jongen hebben. Dan kiezen de volwassen uilen met uitgestrekte klauwen voor de stormaanval. Nestonderzoekers dragen dan ook een helm met een traliewerk om het gezicht en de ogen te beschermen.
Een stuk verder naar het zuidwesten ligt het Woud van Bialowieza, dat op de werelderfgoedlijst van Unesco staat. Het is het oudst bewaarde Europese laaglandoerbos dat nog een beetje in natuurlijke staat verkeert. Aan de Poolse kant van de grens ligt 10.000 hectare, aan de Wit-Russische kant 177.000 hectare, inclusief bufferzone.
Oorspronkelijk was dit het jachtgebied van de Poolse koningen en later van de Russische tsaren. Uit die tijd is de gewoonte overgebleven om de dieren in de winter met hooi bij te voeren. De Russen legden door het bos een dicht stelsel van wegen aan om makkelijk bij het wild te kunnen komen en tot op de dag van vandaag wordt er hout gekapt.
Op de grens tussen Belarus en Polen, aan de rand van het Woud van Bialowieza, ondertekenden Rusland, Wit-Rusland en Oekraïne december 1991 in een datsja het Akkoord van Minsk waarmee de USSR werd ontbonden.
Een boswachter met grijze baard en camouflagepak die we hebben ingehuurd begeleid ons door het gemengde woud. Aan de hand van een overzichtskaart geeft hij wat achtergrondinformatie over het gebied. Doordat het zuidelijker ligt dan Berezinsky heeft het minder te lijden van de koude en komen er meer soorten loofbomen voor, waaronder eeuwenoude zomereiken, Noorse esdoorns en winterlindes.
We rijden uren over zandpaden door de bossen en langs de velden. Helaas zien we geen wisenten of elanden, wel een buizerd, een zwarte marter en beverdammen. De witte berken langs de sloten geven een mooie fotografische impressie. Je moet toch wat.
Onderweg raken we ook nog vast in de modder. De gids gebruikt een krik om de auto op te tillen en de voorwielen iets te verplaatsen. Ik vind keien om onder de wielen te leggen. Er zitten flinke gaten in het modderpad. Die vullen we op met takken en stenen. Wat actie in de tent kan geen kwaad als het grote wild zich toch niet laat zien.
Eind van de middag nemen we afscheid van de boswachter en bedanken hem. Hij tikt vriendelijk op zijn pet als ik hem een hand geef. Via de lodge gaan we naar het vliegveld van Minsk, waar we afscheid nemen van onze gids. Over het geheel gezien vond ik dit een bijzondere spannende wildfotografiereis, met het fotograferen van de wolven in de sneeuw als het absolute hoogtepunt.
De uitgestrektheid van de natuur in Wit-Rusland staat in schril contrast met de hokjesgeest in Nederland. Een gids die in een oude dieselbus rijdt met kettingzaag, petroleumbus en mes in zijn riem zou in Nederland direct van de weg worden gehaald, terwijl het een uitermate goede man is.