Dublin, de hoofdstad van Ierland, is gelegen aan de oostkust aan de monding van de rivier de Liffey. Het centrum van de stad bevindt zich aan weerszijden van de rivier, dat daardoor een Southside en een Northside heeft.
Er is een aantal bruggen die de zuid-en de noordkant van Dublin met elkaar verbinden. Al die bruggen passeer je als de ene kant richting Docklands gaat, of de andere kant richting Irish Museum of Modern Art (IMMA). Lopend is dit prima te doen.
We logeren onze vakantieweek in een hotel in een van de zijstraten van de de O’ Connellstreet, de belangrijkste verkeersader en winkelstraat van de Northside, het centrumdeel op de oostoever van de Liffey.
Op de O’Connellstreet tref je een aantal bezienswaardigheden aan zoals bijvoorbeeld het David O’Connell Monument, het Charles S. Parnell monument en een standbeeld van Jim Larkin. Allemaal monumenten die te maken hebben met de geschiedenis van Dublin. Ook ”The Spire of Dublin” is hier te vinden, een kunstwerk in de vorm van een naald.
Een opvallend gebouw aan O’Connell Street is het General Post Office. Het gebouw is opgetrokken in Greek Revivalstijl en voorzien van enorme stijlen en een groot fronton (de omlijsting van een gevel, venster of ingang in driehoeks- of segmentvorm). Tijdens de Paasopstand in 1916 was dit pand het hoofdkwartier van de opstandelingen. Het gebouw brandde vervolgens vrijwel geheel af.
Na het inchecken in het hotel gaan we snel de stad verder verkennen. Eerst naar het Trinity college, de oudste universiteit van Ierland. De universiteit biedt scholing aan 17.000 studenten met 122 nationaliteiten en een breed scala aan sociale achtergronden, leeftijdsgroepen en culturen.
Het universiteitsterrein is ongeveer 19 hectare groot, waarvan een deel bestaat uit een landschapspark, wat tussen 8 uur in de ochtend en 22 uur in de avond voor iedereen toegankelijk is. Er zijn diverse standbeelden te bewonderen (van o.a. Edmund Burke) en gebouwen zoals de Campanile, een 30 meter hoge toren uit 1853, een kapel EN de Old Library met het Book of Kells, een van de oudste boeken ter wereld. Het is boeiend om over het terrein rond te lopen. Het lijkt wel een klein dorp.
In de buurt van Trinity tref je het standbeeld van Molly Mallone aan. Molly Mallone is de hoofdpersoon in een Iers drinklied. Dat lied klinkt overal in Ierland en lijkt wel het officieuze volkslied van Ierland te zijn. Het gaat over een jonge visvrouw die een viskraam heeft en die mosselen een kokkels verkoopt op de markt. Het beeld is in 1988 onthuld naar aanleiding van het 1000 jarig bestaan van Dublin. Er is geen bewijs dat het drinklied gebaseerd is op een bestaande vrouw in 17de eeuw of andere tijd
s‘ Middags bezoeken we de National Gallery. Tot de collectie van dit museum behoren vele doeken van Ierse schilders (o.a. Yeats), maar ook andere scholen zijn vertegenwoordigd, met werken van Rembrandt, Vermeer en Van Gogh, maar ook van Kees van Dongen. Het is een schitterend gebouw waarin je uren kunt doorbrengen.
De tweede dag wandelen we ‘s ochtends via de rechteroever langs de rivier naar de Docklands. De Docklands is het havenkwartier van Dublin. Het was erg in verval geraakt, maar het is ingrijpend gemoderniseerd met hypermoderne gebouwen met uitzicht op de rivier. Het doet denken aan Canary Wharf in Londen of IJburg in Amsterdam. Op de route naar dit stadsdeel tref je tal van bezienswaardigheden aan zoals onder andere de Samuell Beckett Bridge, die lijkt op een Ierse Harp
Op de terugweg (via de linkeroever) naar het centrum passeren we het Custom House, een neoklassiek 18de-eeuws gebouw waar het ministerie van Volkshuisvesting, Planning en Plaatselijk Bestuur is gevestigd.
In het water ligt het Jeanie Johnston Taal Ship aangemeerd. Het is een herbouwde driemaster uit de tijd van de grote Hongersnood. Arme migranten probeerden elders een nieuw bestaan op te bouwen. Hun vlucht wordt verbeeld door een standbeeldengroep van 6 hongerige emigranten en een uitgemergelde hond.
We passeren ook het EPIC: the Irish Emigration Museum. Het EPIC, zo lees ik op de website van dit museum, “is gevestigd aan Custom House Quay. CHQ, voorheen bekend als Stack A, of de tabakswinkel, werd gebouwd tussen 1817 en 1820 om waardevolle ladingen tabak, thee en sterke drank op te slaan. Dit industriële meesterwerk, ontworpen door de Schotse ingenieur John Rennie met zijn gelijknamige zoon als zijn belangrijkste assistent, had de grootste vrije vloeroppervlakte van vóór de 20e eeuw in de stad Dublin. Het gebouw werd beroemd toen het in 1856 het Krimoorlogsbanket organiseerde en de terugkeer van 3.000 Ierse soldaten vierde”.
‘s Middags lopen we naar het Croke Park Stadium. Dat was niet echt de bedoeling: het doel was eigenlijk om naar Green Park te gaan. Foutje, maar toch is het interessant om het grootste stadion van Europa te zien. Tijdens de wandeling er naar toe, zien we huizen met hun felgekleurde voordeuren. De arbeiderswoningen in de omgeving zijn ook apart om te zien, met hun trapjes naar beneden
’s Avonds eten we Indiaas in het stadsdeel Temple Bar, genoemd naar een van de oudste en bekendste pub in het gebied. Veel restaurants met eten van vele nationaliteiten en veel pubs: toeristisch maar wel heel gezellig en mooi. We bereiken dit stadsdeel via de Ha’ pennybridge.
De brug werd geopend als de Wellington Bridge in 1816 en was tot 2000 de enige voetgangersbrug over de rivier. De brug is gemaakt van gietijzer, maar dat materiaal was zo onderhevig aan roest dat de brug tussen 2001 en 2003 werd gesloten voor een grondige renovatie. De brug dankt zijn naam aan het feit dat, toen de brug net klaar was, een halfpenny betaald moest worden als tol. Uiteraard hoeft dat tegenwoordig niet meer.
Omdat we steeds voorbereid zijn op regen en de buienradar goed in de gaten houden, lijkt de 3de dag het meest geschikt om naar de kust te gaan. We nemen de trein naar Howth, een klein havenplaatsje, het eindpunt van een van de DART lijnen. De reistijd er naar toe is 34 minuten. De eerste trein vertrekt om 06:07. De laatste trein vertrekt om 19:30.
De reis is prima te doen. Na ongeveer 20 minuten heb je zicht op de Irish Sea. Het is wel leuk in Howth: je kunt er een klifroute wandelen en overal kun je (uiteraard) vis eten. De viswinkels zien er prachtig uit met een groot assortiment.
Voordat we terug gaan naar Dublin, maken we – via een omweg- een tussenstop in Malahide. Malahide is een stadje met een grote jachthaven en een kasteel, Malahide Castle. Het kasteel stamt uit de 12de eeuw en staat bekend als het meest authentieke middeleeuwse fort van Ierland. Het kasteel is sinds 1976 in bezit van de gemeente Dublin. Nu is het een museum dat per rondleiding bekeken kan worden. De kasteeltuinen zijn gratis toegankelijk. De inrichting van het kasteel is nog volledig in tact. Het kasteel heeft een prachtige botanische tuin. Tussen de middag eten we Fish and Chips: een enorme maaltijd, eigenlijk teveel als lunch.
De volgende dag is weer museumdag. We gaan naar het Irish Museum of Modern Art. Het museum is gehuisvest in een deel van wat vroeger het Royal Hospital was: een tehuis voor gepensioneerde soldaten. Nu is het het belangrijkste museum voor moderne en hedendaagse kunst.
In een van de bijgebouwen is een tentoonstelling van Lucian Freud
Nog steeds niet museum-moe doen we ook nog het National Decorative Arts and History Museum aan. Het museum is een dependance van het National Museum of Ireland. Het museum bevindt zich in de Collins Barracks, wat vroeger een voormalige kazerne is. In het museum is veel te zien: meubels, juwelen, keramiek en historische kleding. Op het moment dat wij er waren was er een tentoonstelling van een mode-ontwerper.
En dan weer een kustdag: opnieuw pakken we de trein en gaan naar Graystones en Bray, 2 badplaatsen met kiezel-en zandstranden boulevards en voorzieningen voor dagjesmensen.
Tussen deze badplaatsen wordt de kust onderbroken door een hoge uitstulping, Bray Head, een kaap van 240 m hoogte. Er loopt een wandelroute overheen.
De laatste (regenachtige) dag gaan we naar het James Joyce huis. James Joyce, de auteur van het wereldberoemde boek Ulysses. We gaan naar “ het huis van de doden” op Usher’s Island nr. 15. Grappig om te lezen dat door het moedige gedrag van een vrouwelijke uitgever het boek ooit is uitgegeven: niemand durfde het aan vanwege de scrupuleuze inhoud.
Van daaruit vertrekken we naar het Library Museum: een fantastische bibliotheek met een heel mooi interieur. De bibliotheek is nog steeds in gebruik als bibliotheek. Dus mag je niet overal naar binnen en moet je vooral heel stil zijn.
Op de terugweg naar het hotel lopen we door het stadspark Merrion Square, waar je een beeld aantreft van Oscar Wilde (1854-1900), de schrijver van de The Picture of Dorian Gray, maar vooral bekend als toneelschrijver (the Importance of Being Earnest) en dandy. Het beeld is geplaatst tegenover de voormalige woning van hem.
We vervolgen onze wandeling door het St. Stephens Green.
En dan zit de vakantie er toch echt op. Veel gezien, maar helaas: ook veel nog niet gezien. Dublin is echt bezienswaardig. De stad is zeker de moeite om (nog een keer?) te bezoeken.
Wat praktische zaken: