×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Rondreis Marokko per trein

Koningssteden Fez, Meknes en Marrakech

Reisverslag: Ton Groothedde
Foto's: Ton Groothedde

Per trein langs Fez, Meknes en Marrakech, waar in de medina’s bedrijvigheid heerst. Het transport gaat er nog vaak per ezel omdat de steegjes te smal zijn voor auto’s. Op veel plaatsen dringen mensen die zich op als gids om wat aan je te verdienen. Maar vraag je de weg dan kan het ook dat een portier zijn werk achter laat en hand in hand met je naar je bestemming loopt. In de trein maakt iedereen een praatje, terwijl onder de bank een verstekeling ligt.

Fez

Hand in hand met een besnorde lachende Marokkaan

Van het vliegveld van Fez reis ik in een stokoude bus naar het treinstation, waar ik in de buurt een hotel heb geboekt. Het moderne station van Fez bevindt zich in de nieuwe stad. Ik vraag de portier voor een gebouw in mijn beste steenkolen Frans waar ik hotel Perla kan vinden.

De man lacht zijn grote gele tanden bloot, laat zijn werk vallen, geeft mij een hand en neemt mij mee. En zo loop ik hand in hand met een grote, besnorde, lachende Marokkaan door de straten van Fez op weg naar het hotel.

Na het inchecken drink ik een kop koffie in een café, waar alleen mannen zitten. Ik word bekeken, maar ook vriendelijk toegeknikt. Een sokkenverkoper biedt bij ieder formicatafeltje zijn handelswaar aan. Niemand heeft interesse. De sokkenverkoper lijkt er niet om te malen. Hij pakt een smoezelig glas van de bar, tapt een glas water uit een even smoezelige jerrycan en verlaat lachend het café.

De volgende morgen wandel ik naar het Koninklijk Paleis. Het redelijk eenvoudige paleis blijkt gesloten, maar heeft wel mooie deuren. Ik loop wat rond over het plein en het park bij het paleis en wandel dan naar de Joodse wijk, die vlakbij ligt.

Een man die zich voorstelt als Abdelkarim zegt dat hij gids is en het leuk vindt om toeristen rond te leiden in de mellah, de Joodse wijk. Hij vraagt of ik de synagoge wil bekijken, die volgens hem moeilijk te vinden is. Ik zeg hem dat ik graag alles alleen ontdek, maar hij dringt nog eens aan, na mij inmiddels al een keer of twintig zijn vriend te hebben genoemd. Het kost mij helemaal niets, zegt hij mij net iets te nadrukkelijk. Om een of andere onverklaarbare reden ga ik toch overstag.

Abdelkarim lacht zijn grote, donkergele, verrotte tanden bloot en zet de pas er in. Ik ben na enkele seconden totaal de draad kwijt, we schieten het ene na het andere bochtje om en Abdelkarim ratelt in zijn beste mix van Frans, Arabisch en Engels onophoudelijk tegen mij en loodst mij een huis binnen, vanwaar ik een prachtig uitzicht heb op het Joodse kerkhof.

De man des huizes vindt het allemaal goed en in gedachten zet ik een euro op de rekening die Abdelkarim mij ongetwijfeld toch gaat presenteren. We lopen naar de in 1999 met steun van Unesco gerestaureerde 17e eeuwse synagoge Ibn Danan. Er is een dienst gaande, ik kan vanuit de ingang net even een blik op het interieur werpen.

Abdelkarim zegt dat hij veel kinderen heeft en dat dat een dure business is. Even later zijn we terug bij de plek vanwaar we vertrokken. Abdelkarim overlaadt zichzelf met complimenten, verwijst nogmaals naar zijn kinderen en vraagt dan 150 dirham. Ik blijf vriendelijk, zeg lachend dat hij een schooier is en geef hem 60 dirham. Hij verstaat mij niet, maar begrijpt wel dat hij niet verder moet zeuren.

Ik loop door een poort en beland in de soek, die een stukje voor de medina ligt. Ik wandel over de markt en bekijk hoe de plaatselijke visboer zich zittend op een blik vermaakt met het fileren van een vis, terwijl zijn collega’s de kraam bestieren.

Door Bab Bou Jeloud, de hoofdingang van de medina, ga ik voor mijn gevoel terug naar de Middeleeuwen. Ik word echt positief overvallen door de sfeer en ben direct de weg kwijt in de enorme hoeveelheid kleine straatjes. Ik maak mij daar niet druk om, ergens zal ik er wel weer uitkomen.

Ik loop langs de winkeltjes met groente, fruit, vlees, vis, gevogelte, olijven, kleding enzovoort enzovoort. De straatjes zijn erg smal en het is af en toe goed opletten als er transportezels, duwkarren en dragers met de meest uiteenlopende goederen voorbij stormen.

Na een tijd ronddwalen probeer ik één van de bekende leerlooierijen te vinden. Dat valt nog niet mee, maar ineens zie ik toch een bordje waarop de richting wordt aangegeven. Nu nog de ingang vinden. Dat los ik op door onopvallend aan te sluiten bij een groep Israëlische toeristen die worden rondgeleid door een gids.

De toeristengroep loopt een lederwinkel in en ik sluit als laatste aan. Een man telt de personen die naar binnen lopen en groet iedereen. Ik beantwoord zijn groet met ‘shalom’.

Als we door de winkel naar boven lopen komen we op het dakterras, vanwaar we een prachtig uitzicht hebben op, zo begrijp ik, één van de oudste leerlooierijen van Afrika. De Israëlische dames krijgen van de winkelmedewerker een takje mint om onder de neus te houden, want de lucht is niet bepaald fris.

Waar sommige looierijmedewerkers zich beneden een slag in de rondte werken, komt een andere als een soort gems naar boven geklommen tot het balkon onder ons en vraagt om wat geld. Ik begrijp het wel, want iedere toerist maakt foto’s van deze mensen en als je in deze omgeving werkend als een toeristisch object wordt bekeken, wil je daar ook wel wat aan verdienen.

Als ik uiteindelijk de Medina verlaat, fris ik me even op in het hotel. Daarna neem ik in de buurt een kop thee met gebak. De vijf klontjes suiker laat ik liggen. Op het terras zitten alleen mannen en terwijl er veelvuldig thee wordt gedronken, wordt er werkelijk van alles verkocht door straatventers, zoals sokken, schoenen, sigaretten en dassen.

Meknes

Als ik wat wil eten word ik nog net niet geknuffeld

Op het station wordt mij duidelijk dat een 2e klas ticket naar Meknes omgerekend ongeveer twee euro kost en een 1e klas ticket ongeveer drie euro. Voor dit bedrag besluit ik maar eens wat luxer te reizen en koop een eerste klas kaartje.

Ik neem plaats in een ruime coupe voor zes personen. Na een tijdje komt een jongen de coupe binnen. Hij is smoezelig gekleed en ziet er nou ook niet bepaald frisgewassen uit. Hij lacht vriendelijk en begint tegen mij te praten, maar Arabisch is niet mijn sterkste kant. Hij wijst naar de bank tegenover mij, gaat op de grond liggen en schuift als een volleerd slangenmens onder de bank, waar niet veel ruimte is.

Ik laat de verstekeling voor wie hij is en korte tijd later komt een andere jongen binnen. Hij knikt mij vriendelijk toe en ploft vrij hard op de bank tegenover mij. Ik kijk met enige schrik onder de bank, waar ik geen beweging zie. Ik ga er maar vanuit dat het allemaal goed gaat met onze onzichtbare medereiziger.

We praten wat over koetjes en kalfjes en na een paar minuten komen een man en een, laat ik zeggen, enigszins corpulente vrouw binnen. Nu voorzie ik toch echt problemen voor de jongen onder de bank. De man gaat namelijk naast mij zitten en de vrouw ploft op de andere bank. Ik hoor nu toch echt een soort van piepend geluid, maar de anderen valt niets op.

De trein zet zich in beweging en dan slaat het noodlot toe voor de jongen onder de bank. De goed gevulde dame pakt uit haar tas een enorme plastic bak salade met ei, sardines, olijven en andere ingrediënten die moeten voorkomen dat de salade naar sla smaakt. Ze staat op om de vork te pakken en als ze deze te pakken heeft laat ze zich met volle kracht weer op de bank stuiteren.

Dit is te veel van het goede voor de jongen. Er komt een pijnlijk gekreun onder de bank vandaan en aan het blazen te horen wordt de lucht uit zijn lichaam geperst. Tegelijkertijd steekt de verstekeling zijn hoofd onder de bank uit en zegt iets tegen de medereizigers.

De vrouw schrikt zich helemaal wezenloos en ook de beide mannen zijn verbaasd om te zien wat er onder de bank vandaan komt. De jongen schuift weer terug en als de conducteur de kaartjes komt controleren doet iedereen of zijn neus bloedt. De verstekeling blijft onopgemerkt.

Vanaf het station van Meknes neem ik een taxi naar Riad Zahraa, midden in de oude medina. Ik word erg hartelijk ontvangen door de eigenaar van het traditionele huis en zijn medewerker en krijg direct muntthee aangeboden. Na de thee krijg ik nog een rondleiding door de riad en een uurtje later begin ik, een paar glaasjes muntthee verder en heerlijk opgefrist, aan een eerste kennismaking met Meknes.

Ik loop eerst naar het vlakbij gelegen centrale plein el-Hedim, waar een verhalenverteller zit, omringd door geïnteresseerden. De man heeft een slang in zijn handen en vertelt hij er op los, ondertussen de slang in een schaal stoppend, er weer uit halend, het beest ronddraaiend in papier enzovoort.

Ik loop door naar het mausoleum van Moulay Ismail, de sultan die Meknes tot hoofdstad van Marokko maakte. Ik ga naar binnen en doe net als alle anderen mijn schoenen uit. Als ik meeloop naar de tombe van Moulay Ismail komt uit het niets iemand naar mij toe, die mij zeer vriendelijk vraagt om niet tot aan de tombe te lopen, want dat mogen alleen moslims.

Knap dat de man aan mijn buitenkant kan zien dat ik geen moslim ben, maar respecteer uiteraard zijn verzoek.

Ik wandel nog wat in de buurt rond en loop dan terug naar het centrale plein Place el-Hedim, waar het inmiddels druk is en mensen zich vergapen aan allerlei activiteiten en geboeid luisteren naar de verhalenvertellers. Als ik nog een keer de markt over ben gewandeld loop ik terug naar het hotel om mij wat op te frissen.

Restaurant Mille et un Nuit is mij aangeraden door de eigenaar van de riad. Het is maar een paar steegjes verder. Als ik via een duister steegje het op het oog eenvoudige restaurant in loop, word ik hartelijk ontvangen door een hele groep vrouwen en kinderen. Ik word nog net niet geknuffeld als ik vraag of ik wat kan eten en word door de hele familie naar een bank achter een gordijn gebracht.

Sommige dames dragen een hoofddoek en anderen weer niet, vriendelijk zijn ze allemaal. Ik krijg een menukaart en besluit een tajine met kip te nemen met een versgeperste sinaasappelsap. Ik moet er even op wachten, maar als het eten wordt gebracht en de deksel van de tajine wordt gehaald komt er een ongelooflijk kleurrijk en heerlijk geurend gerecht tevoorschijn. De kip is supergaar en botermals, de kleurrijke groente smaakt ook voortreffelijk.

Als ik net begin met eten komt de hele familie achter het gordijn en gaat naast mij op een andere bank zitten. Ik word voortdurend bekeken en toegelachen door de dames, tot het moment dat een kleine televisie wordt aangezet en een soap begint.

De volgende dag ga ik naar de stallen van Moulay Ismail, te bereiken over een lange toegangsweg en een plein waar Moulay Ismail parades afnam en zijn Zwarte Garde inspecteerde. Die Zwarte Garde bestond uit duizenden Soedanese slaven.

Als ik een foto maak van een poort waar twee mannen voor staan te praten, begint er één tegen mij uit te vallen. Hij eist met veel misbaar dat ik de foto wis, al staat hij er slechts als een minuscuul poppetje op afgebeeld

Ik koop een kaartje en bekijk op mijn dooie gemak de stallen, de ondergrondse watervoorziening en dergelijke. Het is een behoorlijk complex waar plaats was voor 12.000 paarden.

Daarna bezoek ik het Dar Jamai-museum, een soort paleis gebouwd door de Jamai-familie. Ik word rondgeleid door een gids die alle ins en outs over het museum vertelt en uitlegt welke gebruiken plaatsvonden rond de hamam, de harem en de speciale deur voor hooggeplaatste gasten. Het is een mooi museum en ook de in Andalusische stijl aangelegde tuin is de moeite om te bekijken.

Ik loop een wijk in waar allerlei ambachtslui hun beroep uitoefenen: houtsnijders, metaalbewerkers, ledikantbouwers, automonteurs, kledingherstellers enzovoort. Heel boeiend om te zien hoe er gewerkt wordt.

Een ding is zeker: Arbowetgeving kennen ze hier niet. Er wordt gewerkt in kleine donkere kamertjes en halletjes, olie vloeit rijkelijk over straat en van maskers en veiligheidsbrillen hebben ze ook nog nooit gehoord.

De volgende dag ga ik naar Moulay Idriss en van daaruit naar Volubilis, een Romeinse nederzetting. Op de enorme taxistandplaats word ik binnen de kortste keren omringd door taxichauffeurs, die allemaal in het Arabisch en Frans tegen mij praten, terwijl ik in het Sallands, Nederlands en Engels tegen ze terugpraat. Niemand verstaat nog iemand en we lachen wat af. Uiteindelijk regel ik bij een vriendelijke chauffeur een goed prijsje voor de rit naar Moulay Idriss.

Moulay Idriss blijkt een heel leuk plaatsje te zijn, maar is niet al te groot. Ik loop naar het mausoleum van Moulay Idriss, maar kom niet verder dan een slagboom. Voor niet-moslims is een bezoek niet toegestaan. Ik slenter wat door de smalle straatjes, maar echt veel bezienswaardigheden zijn er niet.

Na een kopje muntthee ga ik naar Volubilis. Ik heb gelezen dat het maar vier kilometer lopen is en zet de pas er in. Het is prachtig weer en het landschap is al net zo mooi. Ik geniet van de wandeling en maak onderweg een praatje met een herder.

Dan zie ik de eerste overblijfselen van Volubilis in het landschap opduiken. Ook hier word ik direct benaderd door een gids, ook hem bedank ik vriendelijk. Ik heb gelezen dat de gidsen je binnen een uur rondleiden en daar heb ik geen zin in.

Ik besluit op mijn dooie gemak een wandeling te maken over de goed bewaard gebleven site. De steden in Marokko zijn redelijk hectisch en het is hier een oase van rust. Ik begin gewoon te wandelen, loop af en toe van de soms provisorisch aangelegde paden af en ontdek al snel mooie, goed bewaard gebleven mozaïeken, die soms verscholen liggen tussen het lage struikgewas.

Van Volubilis wordt gezegd dat het de best bewaarde archeologische opgraving is in heel Marokko. Veel gebouwen, poorten en baden zijn goed herkenbaar. Nog steeds worden door archeologen opgravingen gedaan. Als ik enkele uren heb rondgelopen neem ik een taxi terug naar Meknes.

Marrakech

De grootvizier had vier vrouwen en twintig minnaressen

Het eerste deel van de treinreis naar Marrakech is het landschap mooi groen en heuvelachtig. Op het land is veel bedrijvigheid, het transport vindt grotendeels per ezel plaats. Na zo’n drie kwartier kruipen we Sidi Kacem in. Het landschap is nu helemaal vlak en niet heel bijzonder. Na een uur of twee zijn we in Kenitra en dan volgt de trein de kust van de Atlantische Oceaan en rijdt langs Rabat zuidwaarts, om vervolgens omhoog de heuvels in naar Marrakech te koersen.

Niet veel later komen de bergen van de Hoge Atlas in beeld. We passeren enorme velden met palmbomen en even later rijden we het station van Marrakech binnen.

Ik neem een taxi naar het Djemaa el-Fnaplein, waar het een drukte van belang is. Slangenbezweerders, verhalenvertellers, mannen in eettentjes, mannen met aapjes in pakken, aapjes met mannen in pakken en hennaschilderessen zijn bezig met hun onderneming uit te baten.

Ik wandel richting mijn riad in de medina. Ook de eigenaar van deze riad is zeer geïnteresseerd in waarom ik alleen door Marokko reis. Hij neemt de tijd voor de kennismaking en dat doe ik ook. Het is al behoorlijk laat als ik richting Djemaa el-Fna loop om daar aan een tafeltje bij een stalletje heerlijke soep te eten met een salade en wat brood.

Ik wandel nog wat rond over het inmiddels stampvolle plein en geniet van de levendigheid van alles en iedereen die hier is. Ik sluit af met twee glazen vers geperst sinaasappelsap voor omgerekend 25 eurocent per glas en duik mijn bed in.

De volgende morgen wandel ik met mooi weer naar de 12e eeuwse Koutoubia-moskee, waarvan de zeventig meter hoge minaret de centrale blikvanger van Marrakech is. Van hier wordt door de muezzin vijf keer per dag opgeroepen tot gebed.

Als niet-moslim mag je ook hier niet naar binnen. Je mag alleen de omringende tuinen bekijken en een naast de moskee gelegen opgraving.

Als ik de Koutoubia-moskee van alle kanten heb bekeken, behalve de binnenkant dus, wandel ik verder naar de Saadian Tombes. Deze laatste rustplaats van een sultan is een kleine ruimte omgeven door een tuin en dat is het dan. Het tegelwerk is mooi om te zien, maar voor mij niet de meest interessante bezienswaardigheid van Marokko en dat is een understatement.

Tot overmaat van ramp valt plotseling ook nog eens de regen met bakken uit de lucht. Tussen de buien door besluit ik dan eerst maar helemaal terug te lopen naar de riad om mijn jas te halen. Met jas bezoek ik het Badipaleis. Dat is met name mooi door de ruim aangelegde tuinen er omheen, waar je veel, heel veel ooievaars kunt spotten.

Meer dan een ruïne is er niet over van het 16e eeuwse paleis met honderden kamers. El Badi betekent ‘de onvergelijkbare’.

Toentertijd zal dat zo geweest zijn, maar helaas is de glans er tegenwoordig behoorlijk af. Het is wel een rustpunt in de hektiek van Marrakech. Het zal ook door het slechte weer komen, maar veel bezoekers zijn er niet.

Het 19e eeuwse Bahiapaleis is daarentegen een prachtig architectonisch geheel. Er is in opdracht van grootvizier Si Moussa ruim tien jaar aan gebouwd door de beste ambachtslui die er te vinden waren.

Het paleis beslaat acht hectaren en telt 150 kamers, allemaal op een ingenieuze wijze aan elkaar verbonden door binnenplaatsten en tuinen.

Lang niet alle kamers zijn open voor publiek, maar je kunt hier een leuke tijd doorbrengen, slenterend door tuinen en ruimtes die absoluut de moeite waard zijn. Het paleis werd zo ingenieus gebouwd omdat de grootvizier naar verluidt vier vrouwen en twintig minnaressen had. Hij wilde dat ze konden genieten van hun eigen kamers en tuinen, maar zonder elkaar tegen te komen als hij er zelf niet bij was.

Nadat ik het paleis heb bekeken, drink ik een kop koffie op een terras. Het regent nog steeds pijpenstelen. Dat verhindert de elektriciens echter niet om een storing aan elektriciteitspalen te verhelpen.

Omdat het blijft regenen besluit ik nog eens op mijn dooie gemak door de oude medina en soek te wandelen. Het is hier qua verkeer soms echt gekkenwerk. Er scheuren scooters, ezels met karren er achter, ezels zonder karren, paard-en-wagens, koetsen en mannen met handkarren door de smalle straatjes.

In de Joodse wijk, de mellah, wil ik de synagoge bezoeken, maar het valt niet mee om die te vinden. Uiteindelijk loop ik door een redelijk verlaten straatje als een jongen vraagt waar ik naar toe wil. Ik leg hem uit dat ik naar de synagoge wil, waarna de jongen mij voor gaat en me door diverse straatjes loodst. Verborgen achter een hek, aan een binnenplaatsje, ligt dan plotseling de synagoge.

De synagoge is niet bijzonder en als ik nog maar net binnen ben wordt er al om geld geschooid door zowel de man die me binnen liet als de jongen die me hierheen bracht. Ik kijk even rond en geef zowel de man als de jongen een kleinigheidje.

Het weer blijft slecht en als ik weer door de soek loop, kom ik per ongeluk langs het museum van Marra­kech, waar ik even een kijkje neem. Hoewel ik graag op het Djemaa el-Fna plein wil eten, weerhoudt het slechte weer mij ervan en kies ik voor het overdekte dakterras van een pizzeria. Het blijkt een goede keus, want er barst een enorm noodweer los, met onweer, wind­stoten en hoos­buien.

De volgende dag is het beter weer. Op een kleine overdekte markt gaat het er efficiënt aan toe op de vleesafdeling. Een jongetje koopt een kip bij een kippenboer, die een grote hoeveelheid kippen in kleine hokken heeft zitten. Daarmee loopt hij naar de kippenslachter, die het beest een kopje kleiner maakt en de stuiptrekkende kip zonder kop in zijn armen laat uitrazen. Dan loopt het jongetje door naar de kippenplukker, die in korte tijd de veren van de kip plukt. Waarop het jongetje de kale kip bij de poten pakt en ermee op weg gaat naar zijn moeder.

Andere dieren worden even efficiënt geslacht. Ik kijk nog even bij een konijntje, dat net de jas wordt uitgetrokken. Het verloopt allemaal erg soepel. Ik word overal vriendelijk toegeknikt, ook als ik nieuwsgierig ergens blijf kijken, maar niets koop.

Van het marktje wandel ik naar Maison Tiskiwin, dat een collectie kunst- en gebruiksvoorwerpen uit diverse regio’s van Marokko herbergt van de Nederlandse antropoloog Bert Flint. Daarna kijk ik even rond in museum Dar Si Said, met vooral veel houtsnijwerk.

Ook bezoek ik het Cyberpark, waar tientallen prachtige foto’s te bewonderen zijn die prachtige natuurverschijnselen uitbeelden, maar ook de gevolgen van rampen en oorlogen, zoals Pripiat, de stad waar tot de ramp de werknemers van Tsjernobyl woonden en een tankkerkhof in Koeweit. De foto’s zijn stuk voor stuk indrukwekkend. Het is heerlijk weer en het park is een oase van rust in het hectische Marrakech.

Ik bezoek nog de prachtige Ali Ben Youssef Medersa, waar je ongestoord kunt genieten van de prachtige versieringen aan de wanden, terwijl je door de diverse kamers loopt en via de binnenplaatsen en balustrades in andere gedeelten van het gebouw komt

Aan het eind van de dag wandel ik nog een laatste keer door de medina. Morgen terug naar huis, na een mooie vakantie in een bijzonder boeiend land.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win