×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Argonne-Verdun

Op zoek naar de sporen van WO-I

Reisverslag: Lieven Plettinck
Foto's: Lieven Plettinck

Zoeken naar de sporen van WO-I is in de streek van Argonne en Verdun niet echt nodig: je kunt eenvoudig niet om de kraterlandschappen, de forten, loopgraven en resten van nimmer herbouwde dorpen heen. En anders wijzen borden je er wel op binnen de gebaande paden te blijven, vanwege niet-ontplofte granaten. De natuur lijkt vooral te profiteren van deze gedwongen rust.

Mijn fascinatie voor de Eerste Wereldoorlog is altijd al zeer levendig geweest. De wereldbrand aan het begin van deze eeuw heeft als geen andere gebeurtenis zijn stempel gedrukt op de geschiedenis. Wat mij echter zo aanspreekt is het drama. Het is als een antiek Griekse tragedie. De schokkerige zwart-wit filmbeelden uit die tijd kunnen het enthousiasme, het idealisme, de zucht naar avontuur en heroiek van de oprukkende troepen niet verhullen. Al gauw werd die 19e eeuwse romantiek geconfronteerd met de resultaten van de 20e eeuwse wetenschappelijke ontwikkelingen: artillerie met tientallen kilometers draagwijdte en ongekende precisie, machinegeweren, vliegtuigen, gas De mensenlijke moira wordt door de Goden op de Olympos onverbiddelijk gestraft!

Deze ramp trof ook mijn eigenste Vlaanderen. Mijn geboortestad Tielt was het hoofdkwartier van de Duitse Generale staf voor het Westelijk Front. Ieper laat in zijn Engelse schrijfwijze ‘Ypres’ nog steeds rillingen over de Britse ruggegraten lopen. Kleine dorpjes zoals Passendale zijn tot in Canada een begrip: ‘I died in hell, they called it Passchendaele’.

De andere trieste hoogtepunten van de strijd: Marne, Somme, Artois en Verdun

Argonne

Een idylische, iewat achtergebleven streek

Een weekje er tussen uit met bestemming Argonne en Verdun. Argonne is ons meer dan bekend: een idylische, iewat achtergebleven streek met een ongelooflijke rijkdom voor de natuurliefhebber. Onze vorige bezoeken vonden plaats in de lente en situeerden zich ruwweg in een driehoek gevormd door de dorpjes Beaulieu-en-Argonne in het noordoosten, Châtrices in het noordwesten en Belval in het zuiden. Het is een vlakte met vele vismeren, die onstaan zijn door het afdammen van riviertjes. Men oogst de vis simpel door het openen van een schot in de dam, waardoor het meer leegloopt en men de vis maar op te scheppen heeft uit de modder.

De vismeren, de uitgestrekte wouden die de vlakte omringen, de talrijke hagen die akkers en weiden omzomen en de talrijke oude hoogstamboomgaarden vormen een ideaal biotoop voor een ongelooflijk aantal vogelsoorten. De bodem is pure kalk. Naast het feit dat er voor de fossielenliefhebber heel wat te rapen valt, is dit ook het ingredient om interessante planten te vinden. Quasi alle orchideeën die in Frankrijk voorkomen vind je hier op een hoopje.

Ons reisdoel is deze keer echter niet de natuur, wel gaan we op zoek naar de sporen van WO I. Ook de periode is anders: begin november. Dicht bij Wapenstilstand, gepaster kan niet.

We hebben een huisje gehuurd in Vauquois even ten zuiden van Varennes. Zelfs al is het bij onze aankomst bijna donker en regent het pijpestelen, het is reeds duidelijk dat ook het landschap hier anders is. Ten noorden van de weg Bar-le-Duc naar St Ménehould is de Argonne veel woester: steile hellingen, bekroond door loofboomwouden, nauwe valleien. Een natuurlijk bastion op de linkeroever van de Maas even ten noorden van Verdun.

Grote gedeelten van dit noordelijke stuk van de Argonne werden reeds in 1914 door de Duitse troepen veroverd. Uiteindelijk werden ze er pas in 1918 door de Amerikaanse troepen uit verdreven. Alhoewel ik er aantwijfel of ook maar één Amerikaan Argonne kan situeren, is het voor hen een naam van hetzelfde niveau als Omaha Beach.

De weg van Bar-le-Duc die via St Ménehould naar Verdun loopt is ‘la Voie Sacrée’. De laatste levenslijn die Verdun op het hoogtepunt van de strijd nog met de buitenwereld verbond. Langs deze weg moesten de Fransen alle voorraden, munitie en troepen aanvoeren naar het front. Om de ongelooflijke inzet van de wegarbeiders, chauffeurs enzovoorts te herdenken die deze slagader openhielden, is de hele weg afgezoomd met speciale witte kilometerpalen bekroond met een Franse soldatenhelm en laurierkrans.

Vauquois

Een pokdalig landschap van bomtrechters

Mevrouw Compagnon ontvangt ons bijna letterlijk met open armen. De gîte is smaakvol ingericht. Een grote gietijzeren kachel zorgt voor gezelligheid. Vauquois is een miniscuul dorpje (tien huizen, een kerk en de obligate mairie). In het dorp wijst een wegwijzer naar de ‘Butte de Vauquois’. Dat is dan ook ons eerste doel voor de volgende morgen.

In het centrum van het dorpje ligt een met mos begroeide trap die de heuvel (butte) boven het dorp opklimt. Borden waarschuwen de argeloze wandelaar op de bewegwijzerde paden te blijven en al vlug blijkt waarom. We komen in een slecht onderhouden bos en zelfs de welig tierende ondergroei kan de lidtekens niet verbergen. De hele bergflank is een pokdalig landschap van bomtrechters. De rand van de ene inslag krater naadloos overgaand in de volgende.

Even verder zien we de ingang van ondergrondse gangen en schuilplaatsen. Overal staan bordjes met verboden toegang. We komen aan de top van de heuvel. Loopgrachten, Friese ruiters met flarden roestend prikkeldraad, zware metalen platen met schietgaten voor scherpschutters, lichtere metalen platen van oud landbouwmateriaal doorzeefd met grote kogelgaten en een bordje ‘Dit was de eerste Franse linie’.

We zetten nog enkele stappen verder en plots gaapt voor ons de grote leegte: onvoorstelbaar reusachtige kraters getuigen van de gruwelijke mijnenoorlog. Aan de overkant van de 17 mijnenkraters hetzelfde landschap als aan deze kant, enkel in een meer degelijke uitvoering. Zelfs na 80 jaar geven de overblijfselen aan de ‘Duitse’ kant een indruk van degelijkheid.

De Duitsers waren dan ook in het voordeel. Ze veroverden het dorpje Vauquois gelegen op de top van de gelijknamige heuvel in september 1914. Vanaf de top van deze heuvel had je een weids overzicht over de Argonne en ‘la Voie Sacrée’, ideaal dus als artilleriestelling. De Duitsers maakten er toen ook werk van de zaak te versterken. Het hele dorpje werd een bastion en in krijtlagen van de heuvel werd een gangenstelsel van 15 km lengte uitgegraven om de verschillende stellingen met elkaar te verbinden.

De Fransen probeerden vanaf februari 1915 de heuvel te heroveren, maar de opeenvolgende offensieven liepen na zware verliezen vast aan de rand van het dorp. Het was een complete patstelling. Toen begonnen beide tegenstanders gangen te graven onder het dorp, tot diep onder de vijandelijke stellingen. Daarin plaatsten ze ladingen van tientallen tonnen springstof en lieten het zaakje met dorp en heuvel en al in de lucht vliegen.

De zwaarste mijn was een Duitse. Met 60 ton dynamiet sloegen ze een krater van 30 meter diepte en 100 meter diameter. Het trieste resultaat na 17 dergelijke mijnen is verbijsterend: de complete heuvel is gewoon doormidden gespleten. ‘Butte de Vauquois’ is gewoon een verkeerde benaming, men zou moeten spreken van ‘Les deux Buttes de Vauquois’. Uiteindelijk kwam de heuvel pas september 1918 terug in Franse handen, na verovering door de Amerikanen.

Latere wandelingen in de buurt van onze gîte tonen dat de strijd niet beperkt gebleven is tot de heuvel zelf. Overal in de omringende bossen zie je de restanten en het vraagt echt niet veel verbeelding om de lijnen van de loopgraven te herkennen in de door granaten pokdalig gemaakte bosbodem. Het geeft een iewat lugubere sfeer. Met in het achterhoofd de simpele statistiek dat 30 procent van de afgevuurde granaten niet ontploft is en dat daarvan de overgrote meerderheid nog op scherp staat, lijkt het me ook niet erg verstandig de waarschuwingen in de wind te slaan en van de gebaande paden af te wijken.

Verdun

700.000 soldaten lieten het leven tijdens de slag

Verdun, de stad aan de Maas, was het doelwit van operatie ‘Gericht’. In 1916 zat het front muurvast. De Duitse oppebevelhebber von Falkenhayn had wel een heel cynisch plan bedacht. Hij wou de Fransen verplichten een voor hen hopeloze strijd aan te gaan en zo te laten leegbloeden. Bedoeling was de tegenstander te verzwakken en dan op het Westfront een doorbraak te forceren.

Voor dit plan koos hij Verdun uit. De plaats had weinig strategische waarde, maar door zijn geschiedenis was de symbolische betekenis des te groter. Bovendien was de situatie ideaal: Verdun lag in een saillant met 15 kilometer doorsnee. Dit liet hem toe massaal artillerie in een halve cirkel rond de stad op te stellen om zo de Fransen plat te walsen.

Op 21 februari 1916 openden duizenden stukken Duits geschut het vuur. In de eerste 6 dagen schoten ze maar liefst 1.230.000 granaten af op een gebied van 15 bij 4 kilometer. Voor de volgende 12 dagen hadden ze nog eens hetzelfde aantal ter beschikking.

Zoals voorspeld gingen de Fransen tot het uiterste om Verdun te verdedigen. Maar de Duitse opperbevelhebber had zich wel erg misrekend toen hij dacht dat enkel de Fransen gingen bloeden. Op 18 december 1916 was de slag voorbij: 700.000 soldaten hadden het leven gelaten, zo’n 800.000 waren gewond. Beide zijden telden quasi gelijke verliezen. Verdun had stand gehouden.

Verdun is vandaag een iewat grauwe ongezellige stad. De beschietingen van 1916 en de fantasieloze werderopbouw zal daar wel voor iets tussenzitten. De twee interessantste bezienswaardigheden zijn ongetwijfeld de ‘Cathédrale Notre-Dame’ en de ‘Citadelle Souterraine’.

De kathedraal is een gebouw uit de 10e eeuw dat het hoogste punt van Verdun domineert. Van dichtbij maakt het een wat slordige, verwaarloosde indruk. Een bezoek aan de citadel is zeker de moeite waard. In de citadel kan je met een automatisch karretje een rit maken door de ondergrondse gangen van het fort. Met behulp van driedimensionele projectie en geluidseffecten krijg je een beeld van het leven in het fort en aan het front.

Knap is het virtuele bezoek aan een loopgracht die onder artillerievuur ligt. Je wordt in de rol van een officier gezet. Je wandelt door de loopgracht, je mannen maken plaats voor je en kijken je bang aan. Granaten fluiten en slaan in. Eerst ver weg, dan dichterbij tot het gedonder in je darmen voelbaar wordt. Er zijn gekwetsten Gelukkig is de scene snel voorbij, maar het laat ontegensprekelijk een indruk na.

Le Carré Rouge

Overal sijpelt water door de gekraakte muren

Vanuit het centrum van Verdun klim je in noordoostelijke richting de Maasvallei uit en al gauw ben je in het epicentrum van het drama: het Rode Vierkant, rood van het bloed van letterlijk honderduizenden die op dit gebied van nauwelijks 7.5 bij 10 kilometer op de rechteroever van de Maas het leven gelaten hebben.

Vandaag is het een bosrijke omgeving, waar een kille stilte hangt. De bomen groeien op een maanlandschap vol met kraters. In het struikgewas kan je de lijnen van de tranchées volgen. Verweerde planken van de borstweringen liggen op de bodem te rotten. De donkere dennebossen op de pokdalige bodem geven alles een trieste, duistere tint.

Het gebied is omsloten door een gordel van 19e eeuwse forten: Belleville, Souville, Tavannes, Vaux en last but not least Douaumont.

Het meest vooruitgeschoven ligt Fort Douaumont. Op 25 februari 1916 viel deze sterkste vesting van de fortengordel zonder slag of stoot in handen van de Duitse aanvallers. De Fransen hadden na de val van gelijkaardige forten rond Luik besloten dat dergelijke forten nutteloos waren en hadden Douaumont grotendeels ontruimd.

Deze vergissing zou hen peperduur te staan komen: pas laat in oktober konden ze de Duitsers na ongelooflijke verliezen uit het fort verdrijven. Maar ook de Duitsers vergisten zich. Toen het fort viel in februari, luidden in heel Duitsland de klokken want Douaumont was gevallen, dus Verdun zou wel vlug volgen.

Een bezoek aan het fort is een beklemmende ervaring. Als je de auto parkeert, laat niets vermoeden dat je je eigenlijk op de buitenste muur bevindt. Dit wordt pas duidelijk als je in de diepte de restanten van de hoofdingang ziet liggen. Wanneer je eindelijk een muur voor je ziet verschijnen, ben je eigenlijk reeds op de binnenplaats.

Door een klein poortje kom je in het binnenste van het fort. Hier wordt de ellende pas echt duidelijk. Je loopt door gangen waarin je passen galmen. De lucht is er kil en vochtig. Overal sijpelt water door de gekraakte muren, soms druppeltje bij druppeltje, soms zijn het echte watervallen. In donkere gewelven met enkele centimers water staan ijzeren ledikanten te roesten.

Dit was een rustplaats! Uitgeputte Duitse troepen konden hier enkele dagen bekomen van de gevechten. Het fort was ontworpen voor een bemanning van een paar honderd. In werkelijkheid werden er een paar duizend gehuisvest. De ontwerpers hadden zich helemaal niet bekommerd om futiliteiten als latrines.

Constant werd het fort beschoten, maar de granaten raakten niet door het 12 meter dikke dak. Er was dus wel een relatieve veiligheid, maar het constante gedonder moet de zenuwen gewoon kapot gemaakt hebben. De veiligheid was relatief: dit bewijst de vernietiging aangebracht door Franse 400mm granaten. Die bommen van meer dan een ton gingen wel door het dak en richten een ware ravage aan.

In de vesting bevindt zich ook een dichtgemetseld gewelf: hier ging om onbekende redenen een voorraad munitie en vlammenwerpers de lucht in. Het gewelf werd gewoon dichtgemesteld en vormt zo een massagraf voor de verkoolde slachtoffers.

Centraal in het gebied ligt het knekelhuis van Douaumont. Het is een 137 meter lang gebouw. In het midden staat een toren in de vorm van een granaat. Het hele gebouw is eigenlijk een groot massagraf.

De gebeenten van naar schatting 130.000 onbekende soldaten, zowel Duitse als Franse, werden hier in kelders ondergebracht. Door kleine raampjes aan de voet van het gebouw kan je een voyeuristische blik werpen in deze lugubere grafkamers.

Fleury-Devant-Douaumont

De streek was permanent onbewoonbaar geworden

In tegenstelling tot het Vlaamse front, werden de dorpjes hier nooit meer herbouwd. Enkel de borden aan de rand van de weg geven nog hun ligging aan. Vrijwel uit niets kan je opmaken dat hier een dorpje lag. Kleine bordjes geven de ligging aan van de kerk, de school, de bakker, de mairie

In het iets verder gelegen museum krijg je een duidelijke beeld van een dorpje: twee rijen huizen langs een weg met in het centrum een kerk. Fleury is een van de negen ‘Villages Détruits’ in de streek: verwoeste dorpjes, die nooit meer werden herbouwd, omdat de streek permanent onbewoonbaar geworden was.

Naast het dorpje Fleury ligt het oorlogsmuseum. Het is een klassiek oorlogsmuseum: er is veel wapentuig te zien en het relaas van de strijd wordt uit de doeken gedaan. Interessant is vooral het vele beeldmateriaal van de vele plaatsen die we tijdens onze trip bezocht hebben.

Le Mort-Homme en Côte 304

7 meter lager na de beschietingen

Le Mort-Homme of de Dode Man. De man of vrouw die de heuvelrug op de rechteroever van de Maas zijn naam gegeven heeft moet wel een helderziende geweest zijn. Enkel schoot zijn of haar verbeeldingsvermogen wel schielijk tekort bij de keuze van het enkelvoud. In werkelijkheid zouden het er vele tienduizenden worden.

De eerste Duitse aanval in februari 1916 was geconcentreerd op de rechteroever van de Maas. De stormloop ging echter allesbehalve zo vlot als de Duitse plannenmakers gewild hadden. Dit kwam hoofdzakelijk door de Franse artilleriestellingen op twee hoge heuvelruggen op de linker oever: de Mort-Homme en de Côte 304.

Vanuit deze twee arendsnesten brachten de Franse kanonnen de Duitse aanvalstroepen op de rechter oever grote verliezen toe. Begin maart gingen de Duitsers dan ook in de aanval om deze twee strategische doelwitten op de linkeroever te veroveren. De strijd was bijzonder hevig. Het feit dat de Côte 304 bij de zestig uur durende beschieting van 3 mei gereduceerd werd van 304 tot 297 meter hoogte kan tot de verbeelding spreken.

De wandeling over de Mort-Homme begint in het vernietigde dorpje Cumières. Wederom is een gedenkteken en een kapelletje de enige aanduiding dat hier ooit menselijke bewoning is geweest. De wandeling door het nu dichte bos op deze zonnige herfstdag is bijna vrolijk, ware het niet van die ongrijpbare lugubere sfeer.

Op de top van de Mort-Homme staat wellicht het meest aangrijpende oorlogsmonument. Hier geen heraldiek of met lauwerenkransen overdekte strijders! Het beeld drukt de gruwel van de oorlog uit: een wit marmeren skelet hult zich in een vlag. De ogen zitten diep in hun kassen. De ingevallen ribbenkast is nog overdekt met vel en slap vlees.

Op de Côte 304 wacht ons een andere verrassing. Tijdens onze tocht komen we op een picknickplaats. Terwijl we even uitblazen doet Janne, mijn dochter van 6 jaar, een ontdekking. Op de rand van een bomkrater ligt een verroeste, niet gexplodeerde 75mm granaat. Niet direct een aanrader voor een zondagse picknick met de familie!

Montfaucon en Varennes

Hier en daar wat schamele overblijfselen

Even ten Noorden van Vauquois ligt Montfaucon, de Valkenberg. Net zoals Vauquois, bevond het dorp zich in 1914 op de top van de heuvel. Eveneens zoals Vauqois werd Montfaucon al vroeg in de oorlog door de Duitsers veroverd en als artilleriestelling ingericht.

De resten van het dorpje liggen er nog steeds: zwartgeblakerde resten van de kerkmuren met in het midden een blockhaus gemaakt van stenen van de kerkmuren. Een reeks bunkers rond de heuveltop en hier en daar nog wat schamele overblijfselen van huizen. In het midden staat een 60 meter hoge witmarmeren toren, bekroond met een vrijheidbeeld, ter nagedachtenis van de Amerikanen die het dorpje in september 1918 terug veroverden. De toren kan je beklimmen via een trap binnen in de kolom. Vanaf de top heb je een prachtig uitzicht over de noordelijke Argonne.

Tussen Vauquois en Montfaucon ligt Varennes. Aan de zuidzijde van het dorp ligt het wat pompeuze Pennsylvania War Memorial. Een monument geschonken door de Amerikaanse staat Pennsylvania ter gedachtenis aan haar gevallen soldaten bij de herovering van het dorpje Varennes.

Beaulieu en Châtrices

De vredige Argonne

Als anti-gif tegen al dat oorlogsgeweld besluiten we onze laatste dag door te brengen in een vredig stukje Frankrijk: de zuidelijke Argonne. We steken daarvoor de ‘Voie Sacrée’ over en zakken af naar Beaulieu-en-Argonne.

Beaulieu ligt als een arendsnest boven op de top van een scherpe heuvel. De pittoreske huisjes zijn overwegend in vakwerk opgevuld met baksteen gebouwd. Het uizicht is er adembenemend.

Als de Argonne over het algemeen een eerder verlaten en vergeten streek is, dan heeft het toerisme in dit dorpje wel duidelijk reeds toegeslagen. De nu lege bloembakken kaderen in een recent ‘bloemendorp’ initiatief. In de enige straat die het dorpje rijk is vind je nu een viertal brasseries met pannekoeken en ander lekkers.

In deze tijd van het jaar zijn we hier echter heel alleen. De zon schijnt en Beaulieu is en blijft een prachtig dorp.

Ik kan het ook niet laten een wandeling te maken op mijn favoriete plaats in de Argonne: het bos van Châtrices. Via een steile helling daal je door het bos af naar een van die typische viskweekmeren, die zo typisch zijn voor de zuidelijke Argonne. Beneden kan je een wandelpad volgen dat je langs nog twee andere meertjes dieper in het bos leidt. Het is een echt vogelparadijs. Niet zelden zie je uitzonderlijke soorten zoals de zwarte specht.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win