×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Beklimming Mont Blanc: ‘It is a-easy’

Over gletsjers, rotswanden en een sneeuwgraat

Reisverslag: Johan-Paul van Dijck
Foto's: Johan-Paul van Dijck

Via stalen ladders naar Mer de Glace om in touwgroepen te leren lopen en ijsklimmen in een gletsjerspleet. Een trainingstocht naar Aiguille de Tour en dan de Grand Couloir op, een muur van rotsen, ijs en sneeuw. Na een overnachting in de Goûter-hut via de Dome du Goûter en het Vallot Bivak over gletsjers en een sneeuwgraat naar de top van de Mont Blanc.

We vertrekken om half zes ‘s ochtends en rijden via Duitsland naar Zwitserland. Dan raak ik de weg kwijt, omdat mijn kaartlezer Max in slaap is gevallen.

Het laatste stuk gaat over een smal bergweggetje met haarspeldbochten. Zo komen we in Frankrijk. Het weggetje gaat over een pas van 1.500 meter. Rond half vier rijden we Chamonix binnen.

Goedkope hotels, want die zoeken we natuurlijk als Nederlanders, hebben ze hier niet. Maar via het Bureau de Tourisme krijgen we toch een mooie kamer met korting.

Chamonix du Mont Blanc, zoals dit plaatsje in het departement Haute-Savoie (regio Rhône-Alpes) officieel heet, ligt op 1.035 meter hoogte in een kloof omringd door grote bergketens. Het is helder weer en we zien gletsjers en vele spitse bergtoppen.

Pas als we souvenirwinkels zijn binnengelopen en foto’s en posters hebben bekeken, beseffen we dat die hoge berg wel eens de Mont Blanc zou kunnen zijn. De bolvormige top, de twee sneeuwbultjes ervoor, ja, het is de Mont Blanc met zijn 4.810 meter.

Wandeling Glacier Les Bossons

Grote scheuren en spleten in een witblauwachtige ijsmassa

De volgende ochtend regent het. We checken uit en rijden naar Les Praz om ons chalet te zoeken. Les Praz is een klein plaatsje, een stukje buiten Chamonix, dus we zijn er zo met de auto.

We zijn de eersten en krijgen de sleutels van het chalet. Het ziet er goed uit, drie slaapkamers en evenveel badkamers.

Inmiddels is het droog. Max en ik gaan wandelen. We nemen de Glacier Les Bossons-route, omdat we verwachten dat we hier het dichtst bij de gletsjer komen.

We starten op 1.050 meter en beginnen meteen met een flinke klim door de bossen. Ik kan Max maar net bijhouden, maar ik heb dan ook mijn rugzak bij me en Max niet. Het is flink zweten, zeker als af en toe de zon door het wolkendek schijnt.

Binnen een uur staan we aan de voet van de gletsjer. Grote scheuren en spleten zijn zichtbaar in de uitgestrekte witblauwachtige ijsmassa.

Max neemt de rugzak, dus ik loop wat gemakkelijker, al is het pad weer behoorlijk steil. Onderweg begint het weer te regen, dus gaat de regenkleding aan en de regenzak over de rugzak. Gelukkig regent het niet lang.

Het bergpad loopt door de bossen, maar als we hoger we komen wordt de bebossing minder en uiteindelijk komen we aan bij Les Pyramides, een hut. We zijn inmiddels op 1.895 meter. We genieten van het uitzicht op de gletsjer.

Als we terugkomen in het chalet blijkt de rest inmiddels te zijn gearriveerd. Michel, onze reisleider, John, Marieke, Ellen en Marinka.

Gletsjertocht Mer de Glace

Onder mijn voeten kan ik honderd meter naar beneden kijken

We rijden de volgende ochtend naar Chamonix waar onze berggids David op ons wacht. David is een Italiaan en spreekt redelijk goed Engels.

Met een treintje vertrekken we naar Mer de Glace, een rit van een half uur. Op het einde zien we de gletsjer liggen, een dikke honderd meter lager.

Via een verticale wand, waaraan vier of vijf stalen ladders zijn bevestigd, moeten we afdalen. Telkens maar één van de vier punten los, want we zijn ongezekerd. Onder mijn voeten kan ik honderd meter naar beneden kijken.

Beneden trekken we de gletsjeruitrusting aan: klimgordel, stijgijzers, pickel, gammaschen en helm. We krijgen uitleg over gletsjers en hoe we gaan lopen. Het weer is perfect, een prachtig zonnetje met hier en daar een klein wolkje.

We lopen rustig over de gletsjer en David legt de verschillende oefeningen uit. Bij alles zegt hij: ‘But it’s a-easy, hey.’

We lopen omhoog en omlaag op steile stukken, traverseren op een steil stuk (je blijft op dezelfde hoogte). De clou is om je voeten altijd plat op de ondergrond te houden, zodat je met alle punten van je stijgijzers in het ijs kan boren.

De oefeningen gaan redelijk, één keer hang ik onvoldoende naar achter bij een steile afdaling waardoor ik bijna voorover flikker. Nu gaan we in touwgroep verder over de gletsjer. Je pickel in je hand aan de bergzijde. We lopen en stappen over diepe spleten, sommigen moeten af en toe zelfs springen, waarbij ze ook de pickel in het ijs moeten slaan. Met mijn lange benen kan ik over de meeste spleten heen stappen. Na een uurtje zoeken we een plek om te lunchen.

Michel en David hangen ondertussen enkele touwen in een diepe kloof zodat we een stuk kunnen ijsklimmen. Er hangen een moeilijke en een gemakkelijkere route. De gemakkelijke route gaat me redelijk af, al kost het wel wat armkracht.

Voor de moeilijke route laat Michel me in de spleet zakken tot net boven het stromende gletsjerwater. Ik heb met mijn stijgijzers weinig grip in de licht overhangende ijswand.

Bijna alles moet uit mijn armen komen en dat houd je niet lang vol. Na een kwartiertje ben ik misschien vijf meter geklommen. Gelukkig kan ik af en toe in het touw hangen om uit te rusten. Ik zit een klein stukje onder de overhang, maar kom er niet uit.

David is inmiddels een reddingslijn aan het maken, maar dat gaat me te ver. In een uiterste krachtsexplosie (geholpen door het strak gehouden touw) kom ik uiteindelijk zonder reddingstouw boven, maar ik ben uitgeput en mijn armen trillen flink.

Chalet La Floria

Wandelen naar een terrasje in een bloemenzee

Het heeft de hele nacht en morgen geregend en de lucht blijft grijs. Michel komt terug uit Chamonix, waar hij met David heeft gesproken. Het weer blijft wisselvallig en de voorspellingen voor morgen zijn niet goed. We stellen de geplande huttentocht een dagje uit.

Later wordt het droog en de zon komt er zelfs af en toe door. We gaan wandelen. Meteen achter het chalet kunnen we de bergen in. We kiezen een niet al te lange route, want Max en ik barsten van de spierpijn.

De route start op 1.060 meter en begint met een flinke klim. We hebben geleerd van de eerste twee dagen, dus we lopen in een rustig tempo. Omdat Chamonix in een kloof ligt tussen bergen van 3000-4000 meter, hebben alle wandelroutes flinke stijgingen en dalingen.

We volgen de route met het bordje La Floria. Na een uurtje komen we bij Chalet La Floria op 1.337 meter hoogte. Het terrasje valt bijna in het niet bij de bloemenzee er omheen. De zon schijnt door een gat in het wolkendek en we drinken wat en genieten van de zon.

Als we verder lopen, wordt het bospad smaller. We traverseren langs een berghelling, passeren een watervalletje en enkele losse steenhellingen totdat ons pad zich splitst. Omhoog leidt naar een refuge (berghut), maar wij kiezen de weg naar beneden, terug naar het dorp.

Na vijftig meter gaat het pad over in smalle richeltjes en wordt het griezelig steil. Voetje voor voetje gaan we naar beneden.

Als we terug zijn bij het chalet wordt het buiten helder en we kunnen de Mont Blanc bijna in zijn geheel zien in de ondergaande zon.

Huttentocht Aiguille de Tour

Klauteren over de met ijs afgezette rotsen en sneeuwstukken

Vannacht heeft het geregend en geonweerd. Als we opstaan regent het nog steeds en het ziet er naar uit dat dat zo blijft. We starten toch met de eerste huttentocht.

Om twee uur ontmoeten we David in het plaatsje Le Tour op een hoogte van 1.453 meter. We gaan met een kabelbaan naar 1.568 meter en daarna met de lift naar 2.190 meter, vanwaar we vertrekken naar de Refuge Albert Premier op 2.707 meter.

Het smalle bergpaadje loopt over rotsen en af en toe over sneeuw. Het waait behoorlijk en het is koud. Onderweg wat regen en hagel, maar het valt mee.

Het laatste stuk naar de hut gaat over een steile sneeuwhelling en ik vraag me af of stijgijzers hier niet gemakkelijker zouden zijn. Maar David stapt rustig verder, dus het zal wel goed zijn.

Als we net in de hut zijn, begint het te stormen, we zijn precies op tijd binnen. Binnen is het met zestien graden ook niet warm, zeker niet met bezwete kleren aan. Maar een kop warme thee doet veel goed.

De volgende ochtend worden we om kwart over vier al gewekt. Het weer is goed. Rond half zes vertrekken we bepakt en met stijgijzers aan voor de gletsjerbeklimming van Aiguille du Tour.

We lopen in een touwgroep van zeven personen, David en wij met ons zessen. We vorderen goed. Na ongeveer anderhalf uur wordt de route behoorlijk steil.

Via een steile bergflank, waarbij we alleen met zijwaartse stappen omhoog kunnen komen, komen we aan op een colletje. Hier heeft de wind vrij spel en het is goed uitkijken om niet weg te waaien.

De lichtgewichten in onze groep lopen gemakkelijk over de bevroren sneeuwlaag met vlieggewicht David voorop. Voor Max, met kleine bierbuik, wordt het al wat minder, bij de helft van zijn stappen zakt hij zo’n dertig centimeter door de bevroren sneeuw. Ik, inclusief rugzak een dikke honderd kilogram, zak elke keer door de sneeuwlaag. Dit maakt het lopen erg zwaar.

Tegen negen uur ‘s morgens bereiken we het topgedeelte van de Aiguille du Tour. Hier steekt de rots door de sneeuw heen. De uiteindelijke top ligt ongeveer honderd hoogtemeters hoger. We laten de rugzakken achter en met David gaan Max, Marieke, John en ik in touwgroep naar boven.

Het is klauteren met handen en voeten over de met ijs afgezette rotsen, ijspassages en sneeuwstukken. Bovendien waait het hard en het is lastig om je evenwicht goed te bewaren. We lopen en klauteren over smalle richeltjes en randjes en zoeken steun met onze pickel en handen. De afgrond onder ons wordt steeds prachtiger.

Het is wel extreem klimmen, een aantal passages vind ik eng. Zonder David had ik dit nooit gedurfd. Uiteindelijk bereiken we de top, niet meer dan een klein stukje spitse rots. We zitten op 3.544 meter, de eerste top van deze week hebben we gehaald!

Het uitzicht is fantastisch en het is prachtig weer. We zien Italië, Zwitserland en Frankrijk in één oogopslag. Na tien minuten dalen we weer af. David gaat als laatste, zodat hij iedereen goed in de gaten kan houden.

De afdeling biedt mooie vergezichten, maar soms zakken we tot ons middel in de sneeuw, zeker als we ons eigen gespoorde pad niet volgen. Om elf uur zijn we terug bij de Albert Premier-hut.

In het zonnetje doen we onze gletsjeruitrusting uit om te eten en te rusten. Rond half twaalf gaan we verder naar beneden. De bovenste laag sneeuw is door de zon inmiddels een witte pap geworden. Een aantal schoolkinderen gebruikt de sneeuwhelling onder de hut als glijbaan.

David lacht ze toe en roetsjt dan, achteroverleunend op zijn wandelstokken, op zijn bergschoenen naar beneden. Max probeert het zonder wandelstok en glijdt binnen enkele meters op zijn kont naar beneden.

Op mijn billen glijd ik achter Max aan. Het gaat behoorlijk hard en je komt helemaal onder de sneeuw te zitten. Uiteindelijk volgt de hele groep ons voorbeeld.

Tijdens de afdeling glijd ik met Max nog een aantal keren zo naar beneden, we hebben de smaak goed te pakken. We krijgen een voorsprong, waardoor we bij de lift een biertje kunnen nemen.

Als we terugkomen bij het chalet vertelt Michel dat de beklimming van de top van de Mont Blanc een dag wordt uitgesteld wegens boekingsproblemen. Een dagje extra vakantie voor mij! Als later de rest van de groep ook terug is, blijken er drie af te vallen.

Wandeling naar Lac Blanc

Uitzicht op de Mont Blanc, Aiguille du Midi en Aiguille du Tour

Om de beenspiertjes los te krijgen, maken we vanmiddag een wandelingetje. Vanuit het chalet lopen we naar de liftgondel die ons naar Le Flégère brengt op 1.877 meter. Vandaar lopen we naar Lac Blanc, een mooi bergmeertje.

We lopen aan de andere kant van de kloof, dus we hebben uitzicht op de Mont Blanc, de Aiguille du Midi en later zoeken we ook de Aiguille du Tour, waar we gisteren op de top hebben gestaan. We zien de Refuge Albert Premier bij de gletsjer, dus één van de spitse toppen in de buurt moet de Aiguille du Tour zijn.

Bij Lac Blanc zoeken we een plaatsje op een rots waar we languit genieten van de zon. Lac Blanc ligt op 2.352 meter.

Beklimming Grand Couloir

Een 600 meter hoge muur van rotsen, sneeuw en ijs

Om negen uur ontmoeten we onze twee Franse gidsen bij de gondellift in Les Houches. Mijn Frans is niet erg goed, maar ik merk meteen dat de twee gidsen vechten over wie de gids wordt voor Marieke. Het wordt Stefan. Max en ik gaan met Alain op stap. Het weer is super: een strakblauwe hemel en om elf uur al een graadje of vijfentwintig.

Een treintje brengt ons naar 2.372 meter. Hier begint onze klim. Het eerste gedeelte loopt over een pad van grote rotsen en stenen. Onderweg komen we steenbokken tegen.

Dan komen de eerste besneeuwde hellingen en gaan we in touwgroepen verder. Zo komen we bij de Refuge Tête Rousse op 3.167 meter. Deze berghut ligt aan de voet van de Grand Couloir. We eten en drinken wat voordat we de Grand Couloir oversteken naar de Goûter-hut.

De Grand Couloir lijkt op een ruim 600 meter hoge steile muur van rotsen, sneeuw en ijs.

Dit wordt het lastigste stuk van de tocht. Klauteren, steun zoeken met je pickel of met je handen. Het eerste stuk gaat over een gletsjer, deze stijgt eerst flauw maar wordt steeds steiler.

Het wordt vermoeiend en het is nog ver, al kunnen we de Goûter-hut al zien. Het gaat voetje voor voetje in een rustig tempo en toch ben ik continu buiten adem. Af en toe hebben we even een rustpauze, maar het wordt alleen maar extremer.

De route is een combinatie van rotspassages, ijs en papsneeuwpassages, gesmolten door de felle zon. In de sneeuw heb je je stijgijzers nodig en op de rotsen weer niet. Alain vindt dat we wel zonder stijgijzers verder kunnen gaan, hij denkt dat we zo sneller gaan. Op de stenen en rotsen heeft hij gelijk, maar de passages op sneeuw en ijs worden zo een beetje tricky.

De richel waarover we lopen, is nauwelijks twintig centimeter breed, twee schoenen naast elkaar is het maximum en soms zijn er diepe scheuren. Als je naar beneden kijkt, zie je dat je op een steile helling staat die meer dan honderd meter onder je doorgaat.

Dit is het gevaarlijkste stuk van de route. Hier gebeuren de meeste ongelukken, waarvan zo’n tien per jaar met dodelijke afloop. Meestal door onvoorzichtigheid maar ook door vallende stenen en rotsblokken. Als we verder naar boven lopen, zien we regelmatig stenen naar beneden komen, waarbij zelfs één klimmer wordt geraakt, maar hij krabbelt weer overeind en kan zijn tocht voortzetten.

We zijn pas halverwege de Grand Couloir, voetje voor voetje, dan weer klauterend met handen en voeten klimmen we verder. De vermoeidheid begint steeds meer toe te slaan.

Bij elke stap moet ik me concentreren, één misstap kan fataal zijn. Soms glijd ik door sneeuw een klein stukje weg, maar gelukkig voel ik dan iedere keer dat Alain het touw voldoende strak trekt.

Het laatste stuk is nog zwaarder. Gelukkig zijn hier staalkabels langs de rotsen gespannen voor extra houvast en om je aan omhoog te trekken. Telkens een klein stapje omhoog. Dan wordt het bijna zwart voor mijn ogen. Ik moet stilstaan, krachten verzamelen en dan weer verder.

Gelukkig komt de hut dichterbij. Nog een paar stapjes en we zijn boven, de Goûter-hut op 3.817 meter hoogte. Ik ben echt kapot, ik geloof niet dat ik ooit een dergelijke inspanning heb gedaan. Het lastigste stuk hebben we achter de rug, al zullen we morgen terug moeten. Maar als het goed is hebben we dan de Mont Blanc op onze naam staan.

We gaan al om acht uur ‘s avonds slapen, morgen is het vroeg dag.

Beklimming top Mont Blanc

De gevoelstemperatuur is rond de min vijfentwintig graden

Om twee uur ‘s nachts staan we op. Ik heb een paar uurtjes geslapen met mijn oordoppen in. We slapen met veertig personen op een slaapzaal, erg warm, alleen de lakenzak is voldoende. Je ligt op een matrasje van zestig centimeter breed als sardientjes in een blikje en dat in twee lagen stapelbedden.

In de hut is het druk. Er slapen zo’n honderd mensen in de hut en de meesten hiervan willen vandaag naar de top van de Mont Blanc.

Na een ontbijtje gaan de gore-texjassen aan, de stijgijzers onder de schoenen, de klimgordel om en de helm op. Zo vertrekken we rond drie uur ‘s nachts in twee touwgroepen. Het is donker, dus we hebben hoofdlampen op. Er zijn al groepen voor ons, het is een schitterend gezicht, al die lichtjes op de berghelling.

Het eerste gedeelte is vlak, maar daarna stijgt het. Al snel merk ik dat ik de vorige dag nog in de benen heb en dat ik niet veel nachtrust heb gehad. Het vriest een graad of tien, maar met de wind valt het mee, of we hebben hem in de rug.

Dan beginnen we aan de klim van de Dome du Goûter. Deze is behoorlijk steil, zodat we alleen omhoog kunnen komen door onze voeten zijwaarts en kruislings over elkaar naar boven te verplaatsen. Het lijkt of er geen einde komt aan deze klim, we zien steeds lampjes boven ons.

Uiteindelijk komen we toch boven en dalen dan iets af naar de Vallot-bivak. Dit is een kleine onbemande hut die alleen in geval van nood wordt gebruikt. Op de drempel van de hut pauzeren we even.

We drinken warme thee en ik werk een isostarreep naar binnen. Door de aangewakkerde wind wordt het koud en ik trek mijn fleecetrui aan. Ik heb nu vier lagen kleding aan; thermokleding, een polyester T-shirt, mijn fleece en mijn gore-tex jas. Onder mijn windstopperhandschoenen trek ik mijn thermohandschoentjes aan.

We gaan weer verder en ik krijg koude handen. Later worden mijn vingers stijf en later zelfs mijn hele handen. De vermoeidheid komt ook terug. Zou het liggen aan de beperkte hoeveelheid zuurstof op deze hoogte?

Rond half zes komt de zon op. Een oranjerode gloed trekt over de sneeuw. De temperatuur wordt aangenamer en mijn handen worden warmer.

Alain loopt snel en als we langzamere groepen tegenkomen, gaat hij die met een paar grote passen voorbij. Het is dan aanpoten om hem bij te houden.

Af en toe vraag ik Alain te stoppen om foto’s te maken. Maar eigenlijk vraag ik dat om bij te komen.

We komen uit op een smalle richel, volgens Alain net onder de top. We krijgen een harde wind van opzij en het is lastig om rechtop te blijven lopen en je voeten goed neer te zetten. Bovendien snijdt de koude wind in je gezicht.

Om tien voor zes is het zover. We hebben het gehaald, we staan op 4.810 meter, de top van de Mont Blanc! Het weer is helder, het uitzicht ver: hier hebben we het voor gedaan.

Met zo’n veertig tot zestig kilometer per uur waait het hard op de top. De gevoelstemperatuur zal ergens rond de min vijfentwintig graden liggen. Alle hoge bergtoppen kunnen we zien, het grote massief van de Monta Rosa, de spitse piramidevormige top van de Matterhorn en de naaldvormige top van de Aiguille du Midi.

Ook de tocht naar beneden is zwaar. Max gaat voorop en hij daalt iets sneller dan ik. Dus komt het touw regelmatig strak te staan en moet ik Max vragen om rustiger te lopen. Nu het licht is, zien we over welke smalle richels we vannacht hebben gelopen. We kijken soms honderden meters naar beneden.

We lopen langs les Bosses, via de bivak Valot, een stukje omhoog naar de Dome de Goûter en weer verder naar beneden. Onderweg moeten we een aantal keer stoppen om uit te rusten.

Rond elf uur ‘s morgens komen we uitgeput in de Goûter hut aan. We rusten maar een half uurtje, want de gidsen willen niet te lang wachten om over de Grand Couloir af te dalen. Hoe later het wordt, hoe slechter de sneeuw- en ijsconditie en hoe groter de kans op vallende stenen.

Deze keer nemen we de route geheel op stijgijzers. We lopen en klauteren naar beneden. Het is lastig om je evenwicht te bewaren maar het is minder zwaar dan omhoog. Eén keer dreig ik uit te glijden richting gapende afgrond. Ik kan mezelf nog net corrigeren en tegelijkertijd voel ik dat het touw me strak tegen de rotsen aangooit. Alain had gezien wat er gebeurde.

Dacht ik in het begin dat het om commerciële redenen was dat er één Franse berggids op twee deelnemers meegaat, nu kom ik daar op terug. Veiligheid is het allerbelangrijkst.

Dan moeten we de Couloir weer oversteken. Ik vraag Max om rustig aan te doen. Maar dan komt er een steen naar beneden, anderhalve meter achter mij langs en Alain kan hem met een duik maar net ontwijken. Ik volg nu toch maar Max’ tempo, we moeten snel over deze helling heen.

Bij de Tête Rousse-hut rusten we uit, voor zover dat lukt, we zijn uitgeput. Het laatste stuk gaat door diepe sneeuw. De benen willen niet meer en de controle is soms ver te zoeken. Toch moeten we nog zo’n 700 meter afdalen voordat we bij het treintje zijn.

Met de gidsen zoeken we een alternatieve route: we nemen alleen sneeuwhellingen waar we op onze billen naar beneden kunnen glijden. We worden zeiknat, maar wat geeft dat.

Teruggekomen in het chalet vieren we de overwinning van vandaag. Met zijn vieren drinken we een vaatje wijn weg.

We slapen de volgende dag een beetje uit, ontbijten en nemen afscheid van Michel en Marieke. En dan op weg naar huis. Eerst moeten we nog langs de supermarkt om een vaatje wijn in te slaan. Dat van gisterenavond was eigenlijk voor thuis bedoeld.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win