×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Cambodja

Een door oorlog en terreur verscheurd land

Reisverslag: Marcel Jacobs
Foto's: Marcel Jacobs

Phnom Penh, de drukke en chaotische hoofdstad, heeft prachtige paleizen. Het 25 km2 grote Angkor Wat bij Siem Reap, met tempels uit de 6e tot 13e eeuw, wordt tot de wereldwonderen gerekend. Maar Cambodja is ook een arm land, waar de gevolgen van oorlog en terreur nog duidelijk voelbaar zijn.

Op het vliegveld van Phnom Penh maak ik – behalve met de hitte – meteen kennis met de corruptie: enige welgestelde Cambodjanen trekken een politieagent naar zich toe die na enige financiële genoegdoening moet zorgen voor een snellere afwikkeling van de papierstroom.

Ik kijk gelaten naar de omringende activiteiten en wacht geduldig tot een douanebeambte met mijn paspoort begint te zwaaien. Hij wil nog graag 20 dollar luchthavenbelasting ontvangen en dan mag ik gaan. Bij de bagagecontrole wekken mijn Nederlandstalige boeken onbegrip, maar ik mag doorlopen.

Buiten klinkt overal ‘taxi sir, taxi sir, sir taxi, sir, sir’. Mijn nicht Henriëtte helpt me een weg te banen door de menigte en in de 4×4 jeep van de organisatie Handicap International, Henriëtte’s werkgever, leggen we snel de 7 km van de luchthaven naar Phnom Penh af.

De enorme, actieve mensenmassa en het verkeer maken een chaotische indruk. Er zijn weinig tot geen verkeersborden en verkeersregels, dus je moet brutaal en voortvarend zijn. Het straatbeeld wordt overwegend bepaald door auto’s en brommers, daarnaast nog een enkele fietstaxi en enige voetgangers. Ik zal de komende twee weken logeren in een flat voor medewerkers van Handicap International aan de 113e Straat.

De eerste avond gaan we nog even de stad in en eten in een Thais restaurant. Phnom Penh kent vele prima eetgelegenheden. Ook voor Europeanen is het hier geen probleem om een goede en gevarieerde keuken te vinden. Het gaat dan echter altijd om plaatsen die voor de doorsnee Cambodjaan niet betaalbaar zijn en dus voor de expats en toeristen bestemd zijn.

Phnom Penh

Het Koninklijk Paleis biedt een fantastische aanblik

De volgende middag breng ik een bezoek aan het Toul-Sleng Museum, drie gebouwen die onder Pol Pot tot gevangenis zijn omgebouwd.

De Rode Khmer moet hier bijzondere gruweldaden hebben voltrokken. Op een van de schilderijen wordt dit heel schrijnend in beeld gebracht. De afgebeelde Rode Khmer-soldaten beoefenen als tijdverdrijf de schietsport, echter met kinderen in plaats van kleiduiven.

De stad moet in de jaren 1975-’78 een desolate indruk hebben gemaakt. Het inwonertal werd teruggebracht tot 20.000; inmiddels is het weer aangegroeid tot één miljoen. Het museum laat verder een groot aantal portretten zien van gevangenen, waarbij de angst en het gevaar direct uit de gelaatsuitdrukkingen zijn af te lezen. Het geheel roept een gevoel van onbegrip bij me op. Het herinnert me ook aan het feit dat ik een land bezoek dat door oorlog en terreur is verscheurd en dat daardoor maar moeilijk tot een normaal levenspatroon kan terugkeren.

Ik maak me los van het jonge verleden en hervat mijn wandeltocht door de 113e straat. Aan het einde kom ik bij Mao Tse Toung Boulevard, een van de hoofd-verkeersaders van de stad.

Ik probeer de drukke straat zo snel mogelijk over te steken om aan de overzijde weer een rustiger zijstraat in te slaan, richting Russische markt. Ik passeer een pagode met daarbij een aantal schoollokalen, een gebruikelijke combinatie. Nog steeds verzorgt menig monnik de lessen van de leerlingen.

In Cambodja is er nauwelijks spraken van een weekritme. Kinderen hebben op zondag geen les, maar alle overige activiteiten worden zeven dagen per week voortgezet. De Russische markt is rustig, de meeste bedrijvigheid vindt hier ‘s morgens plaats. Een blanke betekent echter valuta en daarom wordt ik door menig marktkoopvrouw in de arm genomen om haar koopwaar te bekijken. Er is goedkope kleding en ook cd’s voor twee en een halve dollar. Zilver is ook niet duur. Zonder iets te kopen ga ik verder, ik weet echter zeker dat ik voor het verlaten van Cambodja de nodige producten van de markt zal halen.

De volgende morgen ga ik per brommer richting Koninklijk Paleis. Dit gaat om half acht open en om de hete middagzon als het even kan te mijden, wil ik zo veel mogelijk in de vroege ochtend doen.

Het Koninklijk Paleis biedt een fantastische aanblik: een mooie tuin, groots opgezette gebouwen en een prachtige pagode sieren het terrein.

Het Koninklijk Paleis is in gebruik als verblijf voor hoogwaardigheidsbekleders die een staatsbezoek aan Cambodja brengen. Tijdens de rondwandeling tref ik een jonge Cambodjaan die Engels met mij wil praten. Ook lijkt het hem een fantastisch idee dat hij voor elk gebouw gaat staan waar ik een foto van wil nemen.

Ik doe tweemaal alsof ik hem op de foto zet en verzoek hem dan vriendelijk om me verder met rust te laten. Het lijkt te lukken: hij loopt weg. Maar dat is van korte duur, na een blokje om een van de gebouwen staat hij weer voor me en wil mijn adres, dat ik hem niet geef. Ik vervolg mijn weg door het domein van het Koninklijk Paleis en houd als een blok aan mijn been de Cambodjaan bij me.

Het volgende bezoek is aan het Nationaal Museum, een gebouw vol Boeddhabeeldjes en gebruiksvoorwerpen uit lang vervlogen tijden. De collectie is door het Pol Pot bewind danig uitgedund en het is dan ook geen groot museum. Er zijn nog enige stukken van de collectie bewaard gebleven die terug te vinden zijn in musea te Bangkok en Parijs.

Ik heb na een uurtje genoeg van het ronddwalen en neem plaats op een van de bankjes aan de binnenplaats. Na enige tijd krijg ik gezelschap van een stel Duitse ontwikkelingswerkers uit Vietnam. Phnom Penh is volgens hen een rustoord vergeleken met het overvolle Hanoi. Als dit werkelijk zo is zal Cambodja voorlopig wel mijn enige Indo-China ervaring blijven.

Siem Reap

Vanaf Angkor Wat zien we een prachtige zonsondergang

De volgende morgen vlieg ik met Henriëtte en twee van haar collega’s naar Siem Reap voor een werkbezoek van vier dagen, gevolgd door een bezichtiging van Angkor Wat. In het guesthouse, waar geen elektra en stromend water is, slapen we ‘s nachts onder een klamboe om muskieten te weren.

In de Workshop van Siem Reap zien we hoe uit eenvoudige materialen een prothese wordt gemaakt. In dit geval een kunstbeen voor een jongeman waarvan het been juist boven de knie is geamputeerd. Door de vele landmijnen die tot enkele jaren geleden nog door de Rode Khmer en soldaten van het regeringsleger in rijstvelden en op verbindingswegen werden gelegd, zijn er veel amputaties en hun aantal neemt tot op de dag van vandaag nog steeds toe. De protheses bieden de slachtoffers een betere kans op een ‘normaal’ leven.

We lunchen op de lokale markt van Siem Reap. Je loopt hier langs de kraampjes en wijst aan wat je wilt eten. Het smaakt goed. Als we na de lunch nog even over de markt wandelen zien we in het voorbijgaan een Amerikaan onderhandelen over de prijs van de dochter van een Cambodjaan. Het raakt me dat ook dit soort praktijken in Cambodja door westerlingen wordt uitgeoefend. De schrik is uit de ogen van het meisje af te lezen. De financiële vooruitzichten maken de vader echter blind voor de risico’s die zijn dochter loopt. Zijn eerste prioriteit is overleven en daarbij is elke dollar er één.

Laat in de middag, na een bezoek aan een kinderziekenhuis in aanbouw, gaan we per brommer nog even naar Angkor Wat om vanaf de tempel de zonsondergang te bekijken. Het is bijzonder druk bij Angkor, omdat er juist een uitvoering van een Thaise dansgroep plaatsvindt. Het toerisme is rond de tempels in opmars en daarbij horen dit soort uitspattingen. Vanuit Bangkok is het mogelijk om een rechtstreekse vlucht te boeken naar Siem Reap voor een bezichtiging van de tempels. We hebben geluk en krijgen een prachtige zonsondergang te zien, de volgende dagen zal het telkens minder fraai blijken.

Vandaag ga ik alleen op pad in Siem Reap In de namiddag verblijf ik geruime tijd voor het partijgebouw van de ‘Cambodian People Party’ waar live muziek wordt gespeeld. Ik raak alweer in gesprek met enkele Cambodjaanse jongeren die graag Engels willen praten.

De volgende ochtend vertrekken we met vijf personen op twee brommers richting een berg in het achterland van Cambodja waar een prachtige waterval moet zijn. Een tocht met fantastische uitzichten maar ook een aanblik van de kille werkelijkheid: na ongeveer anderhalf uur rijden passeren we een gebied dat nog vol staat met afweergeschut en tanks.

Via deze niet gebruikelijke landelijke omweg komen we bij een van de meest noordelijk gelegen tempelcomplexen van Angkor, de Banteay Srei (965-1000) oftewel de Citadel van de Vrouwen. We passeren de tempel en komen even later ook de laatste militaire controlepost tegen. Nog steeds vervolgen we voortvarend onze weg, het wordt echter stil en de omgeving maakt een desolate indruk. Af en toe passeren we nog een hut, waar duidelijk tekenen van leven zijn. Een hangmat of voedselresten zijn zichtbaar, er zijn echter nooit mensen waarneembaar.

Op een T-kruising draaien we naar rechts en staan even stil. Ik krijg te horen dat ik onder geen enkele voorwaarde meer mag stoppen. Het gevoel wat ik reeds had op het voorgaande traject blijkt te kloppen. Goed gas geven dus en niet stoppen of omkijken.

De vier kilometer die we nog te gaan zouden hebben, worden er tien en er is nog geen berg in zicht. Er is een klein zandpad links van de weg dat met een slagboom is afgezet. Men houdt in en zegt te verwachten dat dit de weg naar de berg is. Men weet niet waar het einddoel zich bevindt en een echt zelfverzekerde indruk maken ze ook niet, dus ik verzoek ze terug te rijden naar de vrouwentempel om daar iets te eten en daarna onze weg te vervolgen naar de overige tempels.

Tot mijn verbazing wordt er direct rechtsomkeert gemaakt. Bij de vrouwentempel aangekomen wordt er vreselijk gelachen om het feit dat de drie Cambodjanen ook al heuse hartkloppingen hadden bij het inslaan van de T-splitsing, maar dachten: zolang die blanken door willen…

We waren net te vroeg, want inmiddels is het geen probleem meer om Mount Koulen te bezoeken. De weg is veilig en goed begaanbaar.

Na de lunch bij de vrouwentempel vervolgen we onze weg terug langs enige andere oude tempels zoals de Pre Rup (947-965). Het is een fantastische beleving om deze bouwwerken, die alle tussen 900 en 1200 na Christus zijn gebouwd, te mogen bewonderen. De bouwwerken hebben de tand des tijd redelijk goed doorstaan. Revoluties als die van de Rode Khmer hebben wel een behoorlijke aanslag gepleegd op menig kunstwerk. Kunst kwam niet voor in de oud-socialistische opvattingen van Pol Pot, waardoor er in die tijd bijzonder veel schade is aangericht, met name aan beelden en gravures.

Phnom Bakheng (893-925), een tempel op een 65 meter hoge heuvel, biedt een prachtig uitzicht over de omgeving en over Angkor Wat. Hier blijven we tot zonsondergang om daarna onze weg terug naar Siem Reap in te zetten.

De volgende dag bezoeken Henriëtte en ik de grote bouwwerken nog wat uitgebreider: Angkor Wat, Angkor Thom, met daarbij de Bayon-tempel (1177-1230), Baphuon-tempel (1010-1080), het Koninklijk Paleis Phimeanakas (978-1010), het olifanten-terras en het terras van de lepra-koning. De Baphuon-tempel wordt ingrijpend gerestaureerd onder leiding van een Frans team. Men hoopt in 2005 gereed te zijn met de herstelwerkzaamheden.

De meeste tempels hebben als basis een grote berg zand, waar overheen een geheel van stenen randen en ringen is geplaatst waardoor het uiterlijk de vorm krijgt van een gigantisch groot bouwwerk.

De binnenkant is echter altijd een hoop zand, en daar schuilt het probleem voor vele bouwwerken. Door de eeuwen heen zijn de stenen omhullingen gaan doorlekken. Water kreeg daardoor een kans om het zand onder de bouwwerken vandaan te spoelen. Door deze ondermijning zijn vele bouwwerken gaan verzakken of gedeeltelijk ingestort.

Dit is ook met de Baphuon-tempel gebeurd. Men probeert nu de stenen buitenlaag te ontmantelen om daarna een deugdelijke betonnen binnenwerk af te gieten ter vervanging van de zandberg. Uiteindelijk kan men dan de stenen terugplaatsen om de betonconstructie, waarna de tempel als nieuw zal herrijzen. Er liggen nu rond de Baphuon-tempel z’n 400.000 genummerde stenen die uiteindelijk de oorspronkelijke tempel moeten vormen.

Sihanouk Ville

Watervallen, strandjes en havens met houten bootjes

Terug in Phnom Penh krijg ik de volgende dag de kans om rustig aan te doen en breng ik de dag door met lezen in het Engelstalige boek ‘A Fortune-Teller told me’ van Tiziano Terzani die zijn reizen in het verre oosten beschrijft.

De dag daarop ga ik naar Phnom Wat, een pagode op een kleine heuvel in het noorden van de stad. Het is er druk omdat een groot aantal Chinezen hier hun nieuwjaar viert. Dit doen zij door het vereren van hun goden met het brengen van offers en religieuze dansen met een draak, die gevormd wordt door een hele rij kinderen. Het geheel krijgt ook van de Cambodjanen veel bekijks.

De reis naar Sihanouk Ville, richting zee, leg ik af per ‘luxe’ touringcar, een bus van naar schatting 25 jaar oud met airco. De Route 4 die tussen 1996 en 1998 nog geheel is opgeknapt met ontwikkelingsgeld van Amerika, is een prima weg, maar ook bijzonder druk en daardoor gevaarlijk. Net voor het binnenrijden van Sihanouk Ville zie ik twee zwaar gewonde brommerbestuurders langs de kant van de weg. Er staan veel toeschouwers om het schouwspel maar echte hulp is er niet en een andere afloop dan de dood zal waarschijnlijk niet voorhanden zijn.

Dat is het trieste in een land waar buitenlandse hulpverleners nog van essentieel belang zijn en waar de ziekenverzorging nog nauwelijks financiële middelen heeft. Zolang mensen niet of nauwelijks kunnen voorzien in hun eerste levensbehoefte, dagelijks voedsel, mag je niet verwachten dat er veel geld wordt uitgegeven aan hogere levensverwachtingen.

Bij aankomst in Sihanouk Ville laat ik me direct naar het opgegeven guesthouse brengen, dat rustig gelegen is op nauwelijks 400 meter van het strand Ochheu Teal Seaside. Ook hier zijn tijdelijk problemen met de stroomvoorziening. Dat wordt echter opgelost door een eigen aggregaat dat gedurende de nachtelijke uren voor de nodige elektra moet zorgen, waardoor de airco op mijn kamer volop blijft blazen en de temperatuur behaaglijk wordt en de muskieten hopelijk zullen wegblijven.

Ik slaap hier voor het eerst niet onder een klamboe. De volgende morgen blijkt dat de airco een minder afdoende middel is want er zijn helaas enige steken voelbaar. Die ochtend rijd ik alle strandjes van Sihanouk Ville af en bezoek de oude en de nieuwe haven.

Thum, de bestuurder van de brommer, spreekt een beetje Engels, wat in dit soort plaatsen niet tegenvalt. Hij vraagt of ik ook geïnteresseerd ben in de watervallen. Deze zijn onlangs geopend voor publiek en zeker de moeite waard.

De afstand mag dan zeker het dubbele – zo niet het drievoudige – zijn van wat Thum zei, het is inderdaad een hele leuke maar vooral ook bijzonder drukke plaats. Het Chinese nieuwjaar zorgt voor een groot publiek bij de waterval, ik ben voor zover ik kan zien de enige niet-Cambodjaanse bezoeker.

Op de terugreis maken we nog een kleine omweg langs een pagode op de top van een berg, waar ik een prachtig uitzicht over de havens krijg voorgeschoteld. Bij de pagode ontmoet Thum een monnik die hij reeds een jaar niet heeft gezien. De monnik is enige tijd in een tempel in de omgeving van Bangkok geweest. Ook Thailand kent momenteel een recessie, waardoor het voor buitenlanders zonder financiële middelen steeds lastiger wordt gemaakt om een verblijfsvergunning te krijgen.

Het laatste stukje van de tocht wordt ingezet en ik maak reeds een afspraak voor morgenochtend, zodat Thum me in alle vroegte bij het busstation kan afzetten.

Zijde-eiland

Onder bijna elke paalwoning staan weefmachines

Thum beschouwt me nu reeds als een ‘echte’ vriend en weet me te vertellen dat hij prima heroïne voor me kan bemachtigen in het dorp. Helaas voor Thum, maar aan een niet-roker als ik verkoop je nog geen pakje zware shag. Dus ik neem de tip ter harte en doe er het zwijgen toe.

De terugreis wordt al vroeg ingezet, zodat ik in de namiddag in Phnom Penh nog een bezoekje kan brengen aan de blinden van ‘Seeing Hands’. Een organisatie waar blinden trachten geld bijeen te brengen door massages te geven en kunstvoorwerpen te verkopen.

Ik onderwerp me aan een uurtje Japanse massage. Er wordt niet met olie gewerkt, maar met een doek die tussen de huid en de handen wordt gelegd. De handelingen worden op stevige wijze uitgevoerd en ik hoor menig botje knakken. Ik kan me dan ook niet aan de indruk onttrekken dat dit wel eens een aantal dagen spierpijn op kan leveren.

De volgende dag is echter als alle voorgaande dus dat valt zeker niet tegen. Omdat het één van de laatste mogelijkheden is om nog inkopen te doen, gaan we reeds vroeg naar de Russische markt en kopen cd’s, hemdjes en krama’s (hoofddoeken).

Daarna pikken we een brommer op voor onze tocht naar het Zijde-eiland, een leuk plekje in het midden van de Mekong rivier op tien kilometer van de stad. Het eiland ontleent zijn naam aan de vele weefmachines: onder bijna elke paalwoning staan er wel één of twee.

Er heerst een fantastische stilte en toeristen zijn hier nog een zeldzaamheid. Iedereen zwaait dan ook of roept je na. We krijgen het gevoel dat er van twee zijden aapjes gekeken wordt. Aan het einde van de middag, als we het eiland geheel doorkruist hebben, is er zo’n 30 km afgelegd. Voor de boot aanlegt om de overtocht naar het vasteland te maken, voetbal ik nog even met enkele kinderen. Dit soort ogenblikken doet je even vergeten in welke staat het land verkeert.

Cambodja wordt bewoond door fantastische mensen, maar heeft een bijzonder donker verleden. Een verleden dat voor mij iets te vaak naar voren komt tijdens het verblijf, waardoor ik met gemengde gevoelens terugkijk. Enerzijds is er de bewustwording van het feit dat dergelijke gebieden nog steeds op deze aarde aanwezig zijn, sterker nog, dat een groot gedeelte van de aarde uit dit soort gebieden bestaat. Anderzijds biedt dit soort landen nog zoveel pure vormen van het leven dat het een genot is om die momenten te mogen beleven.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win