In Tortuguero groeien al onze kamerplanten in het wild, waaronder talloze orchideeën. In La Fortuna stroomt lava uit de vulkaan, in Monteverde loop je over hangbruggen tussen de toppen van het nevelwoud, waarin 30 soorten kolibries leven. En in Manuel Antonio raakt het tropische regenwoud de Grote Oceaan.
Na een tussenstop in Miami, Florida komen we na zo’n 14 uur vliegen aan in San José, waar we de nacht doorbrengen. De volgende ochtend worden we door onze reisleidster Merina opgewacht voor de rondreis die we, met een gezelschap van tien personen, door Costa Rica gaan maken.
Vanuit San José gaan we met een mini-bus naar de Caribische kust, dwars door het Braullio National park, waar we een korte stop maken. Dit park is een uniek gebied met ruige berghellingen, regenwoud en slapende vulkanen.
Er hangt een permanente mist of het regent in het gebied, dat wordt doorkruist door wild stromende riviertjes met watervallen.
In de bermen bloeien overal vlijtige liesjes en langs de weg in het woud zien we gunnera’s, planten met enorme bladeren van soms wel drie meter doorsnede. Deze worden door de bevolking als paraplu gebruikt en heten dan ook wel ‘armeluisparaplu’. Het is het jammer dat we hier niet meer tijd te spenderen hebben.
Onderweg bezoeken we ook nog een bananenplantage, waar we het hele procédé van pluk tot verzending kunnen volgen. Als de bananen geplukt zijn gaan ze via een soort transportband naar de wasserij. Hier worden ze in een ontsmettingsbad gewassen om alle ‘enge’ beestjes te doden.
Hiervoor staan soms wel honderden arbeiders tien uur per dag aan het bad bananen te wassen. Daarna worden ze verpakt en meestal naar Europa verscheept. De kans dat je in Nederland of België een Costa Ricaanse banaan in de supermarkt of bij de groenteboer aantreft is zeer groot.
Aangekomen aan de Caribische kust varen we met een platbodemboot naar het nationale park Tortuguero. De enige manier om dit gebied te verkennen is per boot. De tocht naar de lodge duurt twee uur. Onderweg zien we veel watervogels, zoals reigers, ijsvogels en purperhoenders.
Maar de meeste indruk maken toch de groene muren van het regenwoud. Het lijkt volkomen ondoordringbaar maar als je zo’n groene muur nadert zie je toch weer openingen waar de boot zich doorheen kan wurmen.
Onze lodge ligt midden in het prachtige regenwoud, op een eiland tussen de kanalen van Tortuguero, en is dan ook alleen per boot te bereiken. De lodge bestaat uit een restaurant waar omheen diverse hutjes gegroepeerd zijn. Zowel het restaurant als de hutjes hebben geen glas in de vensters, alleen maar vliegengaas.
Toch zijn de hutjes voorzien van alle gemakken, zij het beperkt; we hebben stroom en een douche met warm water. Als de stroom uitvalt, wat nogal eens gebeurt, maken we het gezellig met tuinfakkels en kaarsen.
Het eten in het restaurant wordt klaargemaakt door de locale bevolking en we eten dus eigenlijk gewoon met hen mee. De omgeving van de lodge is net een grote volière. Honderden vogelsoorten vliegen ons letterlijk om de oren, o.a. diverse kolibries, vliegenvangers, toekans, oropendola’s, reigers en tangara’s. Er zitten hier ook diverse gifkikkers, o.a. de blue jeans.
Ook de flora is adembenemend. Alle ons bekende kamerplanten groeien hier in het wild, maar ook planten die we nog nooit van ons leven hebben gezien en waar zelfs de locals geen naam voor hebben.
In Costa Rica groeien ongeveer 9.000 plantensoorten, dit is bijna 5 procent van het totale aantal soorten ter wereld. Van die 9.000 soorten zijn er maar liefst 1.200 soorten orchideeën.
Om naar het dorpje Tortuguero te gaan moeten we weer de boot nemen. Het dorpje stelt niet zoveel voor, het heeft een klein vliegveld en een klein Natuur Historisch museum. De huizen, vaak niet meer dan een paar palen met een golfplatendak, liggen verspreid op een landstrook tussen de Caribische zee en de kanalen van Tortuguero.
Wat het dorpje zo boeiend maakt zijn de bewoners en de schildpadden. De vriendelijke bewoners hebben duidelijk een Caribische inslag, dat merk je in de totale sfeer en in de muziek. De vroegere schildpad-stropers worden nu ingezet bij het ecotoerisme, ze leiden de toeristen ‘s nachts over de stranden op zoek naar eileggende schildpadden.
Hoewel het schildpadden seizoen (vanaf juli) half juni nog niet is begonnen hebben we toch het geluk een eileggende groene schildpad te betrappen.
Na deze vermoeiende, in nachtelijk duister gemaakte tocht amuseren we ons nog even in de plaatselijke discotheek, niets meer dan een paar palen met een palmbladeren dak en een gigantische geluidsinstallatie, die tot kilometers in de omtrek te horen is.
Na een korte nacht worden we rond 5 uur gewekt door de brulapen. Deze apensoort vindt je in heel Costa Rica en hoor je dan ook praktisch overal brullen. Nog voor het ontbijt ondernemen we een excursie door de kanalen van Tortuguero, uiteraard per platbodemboot.
De sfeer en bijbehorende geluiden zijn precies zoals je deze in natuurfilms ziet en hoort: het geluid van miljoenen krekels die zelfs het geluid van de motorboot overstemmen. Ook het geroep van de brulapen klinkt door de dichte jungle. Al deze geluiden en de overdonderende natuurpracht geven een gevoel van vrede en eenwording met de natuur.
De kanalen van Tortuguero lopen door de groene muren van het tropische regenwoud. Je ziet hier alle kleuren groen die je je maar voor kunt stellen, van lichtgroen tot zwartgroen en alles daar tussenin.
Onze plaatselijke gids heeft een goed oog voor de in het gebladerte verstopte dieren. Zo zien we o.a. diverse watervogels, helmbasilisken, leguanen, kaaimannen, waterschildpadden, slangenhalsvogels, ijsvogels, brulapen en de zeer zeldzame slingerapen, die alleen nog in dit gebied voorkomen.
De volgende dag vertrekken we al vroeg naar La Fortuna. Na twee uur varen komen we weer aan wal, waar ons busje al staat te wachten. Het eerste gedeelte voert ons door diverse dorpjes waar de bananenplukkers en andere fruitboeren wonen. De kinderen van deze mensen gaan allemaal naar school in een schooluniform. In Costa Rica heeft iedereen de kans om naar school te gaan, er zijn dan ook bijna geen analfabeten.
Onderweg maken we een stop in een van deze dorpjes, waar een meisje met een stok vol levende kevers toeristen “bang” probeert te maken. De handpalmgrote herculeskevers komen maar een keer per jaar boven de grond. Hebben wij even geluk dat het juist nu gebeurt.
Hoe dichter we La Fortuna naderen hoe ruiger de omgeving wordt. De weg voert nu door een bergachtig vulkanisch gebied. Je ziet hier wel dat de houtkap diverse littekens in het landschap heeft achtergelaten. Gelukkig wordt er steeds meer gebied beschermd of herbeplant. Costa Rica is zeer milieubewust geworden en doet er dan ook alles aan om wat er nog aan natuur is in stand te houden of zelfs uit te breiden.
Laat in de middag komen we aan in La Fortuna, met de beroemde Arenal vulkaan. Maar er is geen vulkaan te zien, deze ligt helemaal verscholen in de wolken. Ons hotel, aan de voet van de Arenal, bestaat uit allemaal kleine huisjes.
We gaan in La Fortuna eerst naar de Tabacon Hotsprings, een kuuroord met diverse minerale baden die direct uit de vulkaan komen. De watertemperaturen in de baden schommelen tussen de 22 en 41 graden Celsius.
We maken in de omgeving een boottocht over het meer van Arenal, een immens groot stuwmeer, met prachtig uitzicht op de onbegroeide zijde van de vulkaan. Hier stroomt de gloeiende lava nog dagelijks naar beneden. De oever van het meer aan deze zijde is beschermd natuurgebied. Je ziet hier zeer zeldzame watervogels, o.a. de roze lepelaar. Het meer bevat zeer veel vis en je treft hier dan ook veel sportvissers.
In de namiddag maken we een voettocht naar de Fortuna waterval. Het is een flinke afdaling over smalle paadjes en glibberige rotsen maar zeker de moeite waard. Je hoort de krekels en op de achtergrond het ruisen van de waterval.
Het smalle paadje voert door een prachtig stukje regenwoud met diverse planten naar de voet van de waterval. Maar echt van de omgeving genieten is er niet bij: je moet heel goed op blijven letten waar je je voeten neerzet, want voor je het weet lig je weer op je achterwerk.
Aan de voet van de waterval, waar het water zich in de rivier stort, mag gezwommen worden. Maar deze afkoeling is van korte duur want we moeten ook weer naar boven. Dan maar in het zwembad van het hotel, met poolbar en uitzicht op de vulkaan opnieuw afkoelen.
‘s Avonds hebben we geluk dat het nog redelijk lang helder blijft rond de vulkaan, waardoor we de talrijke erupties en het spuiten van gloeiende lava met eigen ogen kunnen zien.
De volgende dag trekken we naar Monteverde. Dit gebied wordt door de Quakers beheerd en is slechts over een zeer slechte, hobbelende ongeasfalteerde weg bereikbaar. We doen bijna 3 uur over 30 km, wel met een korte stop halverwege in een klein koffieplukkersdorpje.
We worden er begroet door een stel nieuwsgierige kinderen. Je ziet hier dat koffie enige welvaart heeft gebracht; de huizen zijn van steen en hebben pannendaken. Je kunt ook zien dat voetbal hier een zeer populaire sport is, want elk dorpje – hoe klein ook – heeft wel een voetbalveld.
In Monteverde maken we een wandeltocht in Finca Ecologica, dit is een stukje nevelwoud waar we o.a. een tarantula, kolibries, agouti’s, parasolmieren en neusberen zien. Ook hier kun je weer afdalen naar een mooie waterval.
In de vroege ochtend gaan we met een gids op pad in het nevelwoud van Bosque Nuboso. Hier zien we de beroemde quetzal. Deze kleurrijke vogel is een zeldzame verschijning in Costa Rica en de grootste kans om er een te zien is hier in Monteverde. Mensen komen dan ook uit alle windstreken hierheen om een glimp van deze prachtige vogel op te vangen.
Ook de bellbird, met zijn uitzonderlijke roep die aan een piepende schommel doet denken, is een aparte verschijning. En bij de ingang van het park vliegen kolibries in alle kleuren en formaten; er zitten hier wel dertig soorten.
Na de middag doen we de Skywalk, een wandeltocht die door de toppen van het nevelwoud voert. Smalle paden zijn verbonden met zeven hangbruggen, waarvan je een spectaculair uitzicht over het nevelwoud hebt. Ook hier zie je weer een uitbundige flora en fauna. Ook kun je hier de Sky Trek doen, dit is een soort tokkelbaan. Hierbij vlieg je als een soort Tarzan tussen de boomtoppen door.
We nemen afscheid van gids Merina en de rest van het gezelschap en reizen vanuit Monte Verde door naar Manuel Antonio, waar we de laatste week van onze vakantie in Costa Rica doorbrengen.
Manuel Antonio is een Nationaal Park dat vlakbij het vissersdorpje Quepos ligt. Quepos is een havendorpje van vergane glorie, je kunt zien dat dit vroeger een welvarend dorp was. Op de boulevard langs de dijk staan nog een paar uit de jaren dertig stammende zitjes met banken die nu in verregaande staat van verval zijn. Ook de huizen in het centrum hebben betere tijden gekend.
Vroeger was Quepos een van de belangrijkste bananen verbouwende en exporterende gemeenschappen maar daar maakte een bepaalde plantenziekte een eind aan. Nu leeft men hier vooral van het in opkomst zijnde toerisme en de visvangst. Het toerisme zorgt er voor dat er toch iets van de oude luister bewaard (en hopelijk ook opgeknapt) wordt.
Ook is dit de ideale plek om een van de van de vele lokale restaurantjes te bezoeken, deze zijn veelal goedkoper dan in het toeristische Manuel Antonio waar de hotels en restaurants vaak in westerse handen zijn. Je hebt hier een grote keuze aan diverse soorten eetgelegenheden, van soda’s (soort snackbars) tot Mexicaanse restaurants.
Ook kun je vanuit Quepos diverse avontuurlijke excursies boeken voor o.a. wildwaterraften, kajakken, diepzeevissen en squad tochten.
In het nationale park Manuel Antonio raakt het tropische regenwoud de Grote Oceaan, waardoor er een zeer gevarieerde flora en fauna is ontstaan. Aan de vele baaitjes is het goed toeven, met de prachtige zandstranden en veelal een rustige zee om in te zwemmen.
Omdat het een zeer druk bezocht park is heb je hier veel kans om dieren te zien. Doordat de dieren hier aan mensen gewend zijn zijn ze vaak iets minder schuw.
Toch is het ook hier verstandig om met een gids met ervaring op pad te gaan. Ten eerste ziet hij meer en bovendien kent hij ook de dieren en planten die giftig kunnen zijn.
De dieren die je hier het vaakst, ook zonder gids, zult zien zijn de hagedissen en de vreselijk brutale capucijnapen, die als je niet oppast je tas plunderen.
Ook heb je hier, als je je ogen goed te kost geeft, de meeste kans om de drietenige luiaard te zien. De gidsen maken gebruik van telescoopkijkers, waardoor je de dieren wel heel dichtbij kunt halen, zoals de motmot, een kleurrijke vogel met een heel aparte staart.
Als je geluk hebt (voor sommige mensen iets minder) kun je hier ook slangen zien. Wij zien een boa constrictor van zo’n drie meter lengte en een groene boomslang.
Manuel Antonio is ook een van de weinige plaatsen in Costa Rica waar het doodshoofdaapje nog voorkomt. Dit aapje wordt in Costa Rica met uitsterven bedreigt, er zijn er dan ook nog maar enkele. Wij hebben het geluk om er een met een zogend jong aan te treffen.
In de buurt van Quepos is een uitgestrekt mangrovebos te vinden, daar maken we nog een boottocht. Hier hebben we voor het eerst de pech van langdurige regenval, waardoor deze trip voor een gedeelte in het water valt. Normaal zie je op deze mangrovetocht vrij veel dieren, nu dus iets minder. We hebben ondanks de nattigheid toch nog een leuke trip door de mangrove en zien toch nog wasbeertjes, helmbasilisken, reigers, een regenboogboa en brutale capucijnapen, die zelfs op de boot springen.