×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De cultuurschatten van Syrië

Een echte schatkamer voor archeologen

Reisverslag: Patrick Wylleman
Foto's: Patrick Wylleman

Grieks-Byzantijnse kloosters en kerken, Romeinse mozaïeken, vestingen en bruggen, Arabische kastelen, souqs en caravansarais, kruisvaardersburchten, Hittietische en oud-Mezopotamische overblijfselen – wie ook maar enigszins geïnteresseerd is in cultuur en archeologie vindt redenen genoeg voor een bezoek aan Syrië.

Ontwaken in een volledig onbekende stad, het doet toch iets aan je denkwereld en je gemoedsgesteldheid. De douane-formaliteiten namen gisteren gelukkig niet al te veel tijd in beslag: binnen een uur stond ik bepakt op straat, waar meer dan een dozijn opdringerige taxichauffeurs probeerden me voor 10 US dollar naar het centrum van Damascus te brengen. Naar onze Westerse normen zijn de kamers van hotel l’Oasis vies en vuil maar achteraf bekeken kan het er nog juist mee door. Het is een typisch een stationswijkhotelletje: lawaaierig ‘s nachts en met een gemeenschappelijk toilet op de gang. Enfin, we zijn toch op reis, hé!

Damascus is een oude, aantrekkelijke stad met zeer veel straatactiviteit en een heel heterogene bevolking, die nog een authentieke oosterse sfeer uitademt. In de grote overdekte souqs heerst een ongelooflijke bedrijvigheid. Soms word je aangesproken door een handelaar om zijn winkel te komen bewonderen, wees echter op je hoede.

Ik begeef me naar het voormalige christelijke kwartier, waar enkele kerkjes en kapelletjes mooi gecamoufleerd zijn in de oude 19e eeuwse stijl van de hedendaagse Syrische bewoning. De minderheid van christenen die hier woont lijdt wel een heel geïsoleerd bestaan, want als ik de Sint Paulskapel wil bezoeken vindt het stokoude vrouwtje dat mij uitnodigde om het convent te bezoeken zelfs de sleutel niet van de zijpoort waarlangs normaal bezoekers worden toegelaten. Tenslotte bezoek ik dan maar de Ananiaskerk aan de oostelijke poort van de oude stad. Toeristen zie je alleen bij de Omayyad moskee, die ik twee maal bezoek; ik geraak maar niet uitgekeken op de prachtige voorgevel met zijn fresco’s van pure wereldklasse.

Maaloula en Seydnaya

Het uitzicht vanaf het convent is wel indrukwekkend

Als ik een microbusje zoek dat me naar Maaloula brengt, maak ik voor het eerst kennis met de verkeerschaos in Damascus:  gele taxi’s, witte microbusjes en rode stadsbussen proberen zich met een onophoudelijk toeterconcert een weg te banen door Abassid Square, het belangrijke verkeersknooppunt.

Na een uurtje rijden over de goedgeplaveide snelweg richting Aleppo bereikt ik Maaloula, dat indrukwekkend gelegen is in de Anti-Libanon. Het is een typisch plaatsje waar naar het schijnt nog Aramees gesproken wordt (de oorspronkelijke taal van Jezus Christus). Het Convent van Sint-Tekla is niet zo erg spectaculair of interessant maar het uitzicht van boven het convent in de vallei is wel indrukwekkend. Het panorama wordt enkel verstoord door een driesterren-hotel bovenaan de rotswand.

Ik ga terug naar Damascus en neem een ander microbusje naar het nabij gelegen Seydnaya, dat een bezoek waard is door de aanwezigheid van een Grieks-Byzantijns klooster even ten noorden van het stadje. Het is hier redelijk fris, want er staat een strakke wind.

In de late namiddag dool ik nog wat rond in het buitengewoon interessante Nationaal Museum, waar alle archeologische artefacten van betekenis (en dat zijn er heel wat) per vindplaats worden tentoongesteld. Het is in ieder geval een uitstekende voorbereiding voor mijn archeologische excursies van de komende dagen.

Shabha, Suweyda en Qanawat

Velen nodigen je op de thee

De streek ten zuidoosten van Damascus, de Hauran, is een zeer oud vulkanisch gebied: gans het lichtglooiend landschap is bezaaid met zwarte basaltblokken. Shabha is een klein stadje waar enkele Romeinse overblijfselen (Phillipopolis) geïntegreerd zijn in de hedendaagse woningbouw. De prachtige mozaïeken die men hier gevonden heeft zijn te bewonderen in het museum van Suweyda. Dit interessante museum is met de steun van de Franse petroleummaatschappij TOTAL opgetrokken uit hetzelfde materiaal als het gesteente dat men in dit gebied vind.

Ik lift naar het dorp Qanawat waar de Romeinse overblijfselen toch iets indrukwekkender zijn dan in Shabha, maar minder gekend. Vooraleer terug te keren naar Damascus wandel ik nog wat door de straten van Suweyda. Dit regionale centrum kent een grote economische bedrijvigheid wat duidelijk merkbaar is in het straatleven. Het is bovendien markt vandaag en er heerst een aangename ambiance. Ik word overal vriendelijk begroet en als westerling krijg je van velen een uitnodiging om thee te drinken of voor een ludiek gesprek.

De ruïnes van Palmyra

Een groene oase in een rots-zandwoestijn

Vroeg uit de veren vandaag voor de 4 uur lange busrit naar Palmyra. De autosnelweg tussen Damascus en Homs is van perfecte kwaliteit. Tussen Homs en Palmyra is het iets meer oneffen. Het landschap wordt telkens desolater en droger naarmate we Palmyra naderen. Ook de inplanting van militaire bases langs de weg valt op. Verschillende malen moet de bus stoppen voor militairen die terug uit verlof komen.

Palmyra kan reeds van enkele kilometers ver opgemerkt worden: het is een groene oase in deze rots-zandwoestijn die de omgeving opeens een levendige indruk geeft.

Wanneer je Palmyra binnenrijdt wordt nog meer duidelijk hoe groots en uitgestrekt de ruïnes in het landschap zijn ingeplant: dit moet eens een reusachtige stad geweest zijn. Op de eigenlijke site kan men uren in rondwandelen. Vooral de Tempel van Baal en de Agora maken indruk op mij en het loont zeker de moeite de steile weg te nemen naar het Arabisch kasteel, dat bovenop een nabije heuvel gans het toneel domineert. Pas wanneer ik doodvermoeid en compleet uitgedorst op het boventerras van het kasteel het spectaculaire panorama bewonder, word de ruimtelijke structuur van Palmyra mij duidelijk. De oude man die het kasteel zo’n beetje bewaakt inviteert mij gelukkig op de thee en opeens heb ik gans het kasteel voor mezelf.

In de onmiddellijke nabijheid van het kasteel bevinden zich nog enkele geheimzinnige tombes. Palmyra behoort zeker tot één van de meest spectaculaire en interessantste archeologische sites ter wereld: de sfeer waarin ik mij bevind maakte een zeer diepe indruk op mij en vooral een wandeling tijdens de vooravond door de ruïnes mag je zeker niet missen. Doch ook hier begint het toerisme al zekere verontrustende vormen aan te nemen: mijn middagmaal in een gezellig tuinrestaurant wordt eensklaps verstoord door een buslading uitgelaten Japanners en Duitsers, een bizarre combinatie.

Deir-ez-zor aan de Eufraat

Busrit door de eindeloze Syrische zandwoestijn

Het was mijn bedoeling om terug te keren naar Homs maar vermits ik hier in Palmyra reeds diep in de woestijn ben doorgedrongen en het onlogisch is om nu terug te keren besluit ik naar het Oosten verder te reizen, wat de hoteleigenaar mij ook aanraadde. Zogezegd, zogedaan. De drie uur durende busrit naar Deir-ez-zor gaat door de eindeloze Syrische zandwoestijn. Naarmate Deir nadert zie je meer en meer schapenhoeders langs de weg en je vraagt je af waar die mensen vandaan komen, want mijlenver in de omtrek is er geen bewoning te bespeuren.

Ook Deir-ez-zor is zoals Suweyda een regionaal centrum en voor deze streek de laatste belangrijke stad voor de Iraakse grens (die gesloten is). Tijdens een wandeling door de drukbemarkte hoofdstraat word ik voortdurend nagekeken, want toeristen zijn ze hier toch veel minder gewoon dan in het westen van Syrië. Ik krijg zelfs een ware schop onder mijn kont van een oude, humoristische straatventer die zijn gevoelens niet kan bedwingen. Dat het niet slecht bedoeld is zie ik aan zijn brede, bruine glimlach.

Nergens in Syrië ben ik tot nog toe geconfronteerd met mensen die je willen uitbuiten. Ze zijn zeker nog niet vertrouwd met de macht van het geld en je voelt gewoonweg dat deze mensen een zekere trots hebben die wij westerlingen totaal verloren hebben. Mijn hotel ligt vlak op de hoek van de hoofdstraat en een weg die langs een soort kanaal loopt. Een kilometer verder stoomt de Eufraat, de enige levensader in deze dorre, hete streek. Ze is minder breed dan de Nijl maar toch betovert het contrast van zijn aanwezigheid in de woestijn je blik. Langs de oever bevinden zich terrasjes, waar ik enkele flinke ash-Shaqra-pinten drink, terwijl de lokale jeugd vol jolijt in het lichtgroene water van de Eufraat plonst. Het is hier werkelijk heel gezellig.

Doura Europos en Mari

Romeinse vestiging en oud-Mesopotamische stad

Volgens de Travel Survival Kit, mijn onmisbare leidraad, is het mogelijk om met een combinatie van openbaar vervoer en liften de oude Romeinse vestiging Doura Europos (Tell Salhiye) en het oud-Mesopotamische Mari (Tell Hariri) te bezoeken. En inderdaad, geen enkel probleem.

Om 7 u ‘s morgens vertrek ik met een microbusje richting Abu Kamal. De dorpjes onderweg lijken veel minder verzorgd dan elders en er ligt veel vuil langs de weg. Na een uurtje rijden zet de chauffeur mij werkelijk in het midden van de woestijn af, want er is hier bij Doura Europos totaal niets van bewoning te bespeuren. Links zie ik echter duidelijk de contouren van een sterk ommuurde stad. Hier moet je beslist een waterzak meenemen want de verschrikkelijke droge wind doet je binnen het kwartier volledig uitdrogen, alhoewel het uiteindelijk niet eens zo uitzonderlijk warm is.

Na een wandeling van drie kilometer bereik ik de ingang van dit intrigerende Romeinse bolwerk. Ik ben hier compleet alleen, op een oude Arabische wachter na, die zichzelf voorstelt als de ‘guardiana’. Er is niet zoveel meer te bespeuren van de oorspronkelijke gebouwen. Een wandeling dwars door de ruïnes brengt je na een kilometer aan de Oostelijke poort van de site en hier heb je een prachtig zicht over de vruchtbare Mesopotamische vlakte van de Eufraat. Het uitzicht loont echt de moeite van deze inspanning, het is een ideale plaats om spectaculaire foto’s te nemen.

Terug naar de hoofdweg, waar ik na een kwartiertje blakeren in de hoge middagzon word opgeschrikt door een microbusje met vriendelijke Arabieren. Het busje stopt even verder om te tanken, voor mij de ideale gelegenheid om mijn leeggedronken waterzak te vullen.

Een kwartiertje later bereiken we Mari. Hier snijdt de weg zich in de vruchtbare vlakte en dat is duidelijk te zien aan de intensieve landbouw. We bevinden ons trouwens in een streek met de oudste landbouwcultuur ter wereld, waar de site van Mari een voorbeeld van is. Uiteindelijk vind ik Mari niet zoveel zaaks, het grootste deel is overdekt en het is moeilijk om er een duidelijke structuur in te ontdekken.

Plots steekt er een wind op die alle stof doet opwaaien, de hemel melkwitte kleurt en het kijken bemoeilijkt. Ik ben blij dat ik mee terug kan rijden met een bus Franse toeristen, want ik heb niet veel zin om in deze zandstorm te staan liften. De wind neemt zelfs nog in kracht toe en wanneer de Syrische chauffeur mij twee uur later terug afzet aan de oever van de Eufraat in Deir kun je witte kopjes op de golven van de rivier waarnemen. Uiteindelijk kom ik doodvermoeid en scheel van de dorst terug in mijn hotel aan. Morgen ga ik terug naar het westen.

Aleppo

De woestijnsites Qala'at Jabr, Résafé enHalabiye

Hoe meer je Aleppo nadert, hoe vruchtbaarder de akkers er uitzien; we verlaten duidelijk weer de woestijn. Bij het binnenrijden van Aleppo zie je dezelfde hectische verkeerstoestanden als in Damascus. Aan het busstation word ik al onmiddellijk aangesproken door een overijverige hoteleigenaar die me samen met twee Nederlandse rechtsstudenten meeloodst naar hotel Ebla. Het is echt een aangenaam, klein en gezellig hotelletje en het personeel is er vriendelijk en behulpzaam. Ons wordt aangeboden drie woestijnsites te bezoeken die ik oorspronkelijk niet op mijn programma heb staan: Qala’at Jabr, Résafé en Halabiye. Deze drie bestemmingen zijn tamelijk moeilijk te bereiken met het openbaar vervoer en ik ben echt blij dat ik deze tot de verbeelding sprekende sites kan bewonderen.

Tezamen met mijn kersverse Nederlandse vrienden, de sympathieke gids Jamal en onze betrouwbare chauffeur Ali, beginnen we zeven uur ‘s morgens aan een 15 uur durende tocht naar deze drie belangrijke archeologische sites aan de Eufraat. Het Arabische kasteel Qala’at Jabr is best leuk om te bezoeken maar de prachtige omgeving waarin het kasteel gelegen is steelt meer de show dan het kasteel zelf. De aanblik van het Arabische kasteel aan  het kristalheldere turqooisblauwe water van het Assad-stuwmeer lijkt op het decor van een historische film.

Het hoogtepunt van de dag is ongetwijfeld het bezoek aan de oude Byzantijnse vestiging Résafé, dat zomaar midden in de Syrische woestijn ligt. Er rijdt geen enkele bus heen, enkel tractors.

In Résafé staan de resten van een vroeg-Byzantijnse basiliek, de contouren ervan zijn goed herkenbaar maar wat mij het meest frappeert is het ondergrondse waterreservoirsysteem waarin men miljoenen liters water kon opslaan, want hiermee waren de Byzantijnen hun tijd ver vooruit. Er moet trouwens nog veel archeologisch werk verricht worden in Résafé want er bevindt zich waarschijnlijk nog een ware schatkamer onder het zand. Tezamen met Palmyra vormt Résafé één van de absolute musts in Syrië.

‘s Middags rijden we tenslotte nog naar Halabiye (Zenobia) dat met zijn fantastisch brede omwalling adembenemend mooi gelegen is aan de zuidelijke oever van de Eufraat. Vanuit de halfverwoeste citadel zie je de zusterstad Zalabiye liggen.

Geheimzinnig Aleppo

Een smeltkroes van volkeren

De Noord-Syrische stad Aleppo is een uniek fenomeen in de Arabische wereld. Het is een smeltkroes van volkeren die er in slagen vreedzaam met elkaar samen te leven en vooral handel te drijven, want het is een zeer druk commercieel centrum. Als ik door de Armeense wijk wandel zie ik in de onmiddellijke nabijheid van elkaar een Armeense kathedraal, een Maronitische kerk en een Grieks-orthodox convent, waaruit blijkt dat deze stad een niet onbelangrijke christelijke minderheid huisvest. De overdekte souqs zijn enorm uitgestrekt en heel authentiek geïntegreerd in de vele historische gebouwen die de stad rijk is. Ze vormen als het ware een ondergrondse stad binnen de stad zelf, een wirwar van kleine nauwe straatjes vol met handelaars in goud, textiel, koper, enzovoorts.

Vanuit de citadel zie je hoe groot deze stad wel is. Ook de architecturale stijl is op z’n minst bijzonder te noemen: de oude Venetiaanse koloniale stijl van de overheidsgebouwen, naast de Arabische architectuur van de karavanserais en moskees vormen een mooi aansluitend geheel. Aleppo heeft iets geheimzinnigs, het is één van de oudste steden op aarde en de citadel, gebouwd op een gigantische kunstmatige heuvel, overheerst van overal het stadsbeeld.

Er worden hier trouwens nogal wat busladingen Russen en Armenen losgelaten, die hier aan een zeer goedkope prijs verschillende produkten van een redelijke kwaliteit kunnen kopen op een relatief korte afstand van hun thuismarkt. Pittig detail: in mijn hotel zitten ook enkele Russische hoertjes op zoek naar klanten. Prostitutie is trouwens een fenomeen dat hier meer en meer de kop opsteekt, evenals in Noordturkse steden, zoals Trabzon.

De dode steden

Cyrrhus, Ain Dara, St Simeon, Qatura

Met Jamal als gids bezoek ik enkele van de ‘Dode Steden’ ten noorden van Aleppo. Het is een tamelijk verlaten streek met een eigen karakter. Op weg naar Nabi Houri (Cyrrhus) rijden we door een vruchtbaar, heuvelachtig landbouwgebied. De Romeinse overblijfselen in Cyrrhus zijn geen hoogvlieger, hoewel de twee intacte Romeinse bruggen over de Saburrivier en het amfitheater wel de moeite waard zijn. Rond de ruïnes zijn enkele Koerdische tentenkampen gevestigd. Vanuit het amfitheater kijken we tot over de Turkse grens, vijf kilometer noordelijk van hier.

We gaan verder naar de Hittietische tempel van Ain Dara, die op een soort kunstmatige heuvel is gelegen. Het enige dat hier de moeite waard is, is een groot basaltblok dat een leeuw voorstelt, bij de ingang naar wat ooit een altaar moet geweest zijn. Het is wel een mooi voorbeeld van Hittietische kunst.

‘s Middags vervolgen we onze weg naar de basiliek van St Simeon, die is neergeplant op een hoge rotsachtige heuvelflank nadat de ascetische monnik Simeon er om zijn nederigheid tegenover God te bewijzen 36 jaar op een paal heeft gezeten! De ruïnes zijn nog tamelijk intact en de basiliek, waarvan beweerd wordt dat het de allereerste kerk was in zijn soort, is opgetrokken in een laat-Byzantijnse/vroeg-Romaanse stijl. Tijdens mijn wandeling door de ruïnes worden meerdere toeristenbussen gelost op deze interessante overblijfselen. Ook hier slaat de kwaal van het massatoerisme langzaam maar zeker toe.

Tijdens de terugrit naar Aleppo passeren we Qatura, waar enkele Romeinse tomben te zien zijn met Griekse inscripties. In een verlaten landschap zie ik in de verte de ruïnes van nogmaals een vroeg-Romaans basiliekje.

Kruisvaarderskastelen

Op elk dorpsplein een imposant lachend beeld van Assad

De rit van Aleppo naar Lattakia voert door een prachtig bosrijk en heuvelachtig landschap. Syrië is een quasi-communistische staat met een heel beperkte vrije markt en als je een dorp binnenrijdt is het eerste wat opvalt een dorpsplein met daarop een imposant lachend beeld van Assad, een figuur waarover met toeristen zeker niet gepraat wordt. Ik ben op weg naar de kust want als geboren Oostendenaar wil ik natuurlijk de zee zien.

Bij aankomst in Lattakia neem ik meteen een ticketje om twee dagen later naar Tartus te vertrekken, want Lattakia oogt niet bepaalt als een aantrekkelijk Syrisch dorp. Het is een drukke Europees lijkende havenstad en dat kan ook moeilijk anders want het is Syrië ‘s eerste havenstad.

Lattakia een wel goede uitvalsbasis voor een bezoek aan de kruisvaarderskastelen. Maar eerst neem ik een mini-busje naar Ugarit (Ras Shamra) waar ons alfabet zowat 5000 jaar geleden voor het eerst gebruikt werd, als economisch hulpmiddel voor het groeiende handelsverkeer tussen de Middellandse Zee-wereld en Mesopotamië. Alhoewel er weinig over is van de site interesseert de literatuur die men aan de ingang verkoopt mij zeer.

‘s Namiddags neem ik een intercity-busje naar Banyas, waar ik het kasteel Qala’at Marqab bezoek. Het is imponerend gelegen op een hoge heuvel, boven de petroleumhaven van Banyas, en ziet er door zijn intacte zwarte stenenstructuur dreigend uit. Ik wandel terug naar beneden langs gezellige bergdorpjes en lift met een volksbus terug naar Lattakia.

Kasteel Qala'at Saladin

Het ziet er werkelijk onneembaar uit

Het is slechts een korte rit met een microbusje naar het dorp Al-Haffe. Een wandeling van ruim een uur door een spectaculair canyonachtig landschap en langs pittoreske dorpjes met veel op straat spelende kindjes, brengt mij bij de poorten van het tot de verbeelding sprekende kasteel van Saladin. Vanuit de verte ziet het er een beetje uit als de wonderlamp van Saladin, want het voorste fortachtig gedeelte strekt zich languit over een groene bergflank heen. Het ziet er uit militair oogpunt werkelijk onneembaar uit. Juist voor de trap naar de ingang van het kasteel bevindt zich een metershoge naalden-rots, die als het ware indringers moet afschrikken.

Ik ben hier totaal alleen tot een tourbus van Chamtours weeral eens de rust komt verstoren en een hoop bejaarde Franse toeristen op de ruines van het kasteel loslaat. Binnenin is niet zoveel meer te zien maar het uitzicht op de canyon is adembenemend. Aan de andere flank ziet men trouwens enkele eigenaardige holen in de rotsen.

Tijdens de terugwandeling wordt ik voortdurend begroet door de lokale bevolking. Deze mensen zouden werkelijk alles voor je doen.

Tartus en Crac des Chevaliers

Een nog zeer intacte kruisvaardersburcht

Zeer vroeg in de morgen ben ik reeds mijn rugzak aan het bepakken, want mijn Karnakbus naar Tartus vertrekt om zes uur en ik wil vooral zo vlug mogelijk weg uit dit gekke, vieze hotel in Lattakia. Het verblijf had iets weg van één van de betere afleveringen van ‘Fawlty Towers’ met een crazy housekeeper die de meest ongelooflijke dingen verzint om het zijn gasten naar hun zin te maken. Tevens liep er in het hotel een gebocheld mannetje rond dat om de haverklap het gemeenschappelijk lavabo inpalmde. Het toilet leek op een slagveld en tot overmaat van ramp kwam er ‘s nachts om vier uur nog een bende dronken Syrische zeelui de boel op stelten zetten: het was werkelijk allemaal een schabouwelijke vertoning.

Hoedanook, om zes uur vertrek ik in een bus vol Libanezen, want de eindbestemming is Beiroet. Hotel Daniel in Tartus blijkt een enorme vooruitgang: de uitbater is een vriendelijke, Engelssprekende jonge gast die me voor een prima prijsje een propere, luchtige en vooral stille kamer geeft. Aan het ontbijt maak ik kennis met twee toffe Engelse jongens: Robert en Nick. Nick blijkt een chemicus te zijn die als kwaliteitscontroleur bij Durex in Engeland werkt (een ware roeping, volgens mij) en Robert houdt een wijnhandel open in Reading. We zitten al vlug op dezelfde golflengte en besluiten samen naar de Crac te gaan.

Maar eerst moet mijn visum verlengd worden, want het is mijn 14e dag in Syrië. Op het immigratiekantoor moet ik vier formulieren invullen met drie pasfoto’s erbij en word ik langs drie verschillende bureautjes gestuurd voor twee handtekeningen en een zegel. Over bureaucratie gesproken. Het kon overigens erger, want de hele administratieve procedure neemt maar een halfuur in beslag.

De Crac des Chevaliers ligt aan de zuidelijke flank van een uiteinde van het gebergte dat het noordoosten van Syrië beheerst. Van hieruit heb je een strategisch overzicht op het vlakkere gedeelte waarlangs vroeger alle handelsbewegingen tussen de Syrische kust en Centraal-Syrië plaatsvonden. Aan de andere kant zie je de besneeuwde bergen van Noord-Libanon liggen. De Crac is een bijzonder indrukwekkende, nog zeer intacte kruisvaardersburcht. Zelfs een beetje teveel van het goede, vind ik.

We zijn duidelijk niet alleen in dit fort: het loopt er vol met Franse en Italiaanse toeristen. De lokale jeugd komt hier een sfeer creëren met hun uitbundig dansspel, een sympathiek uitnodigend ritueel dat veel belangstelling opwekt. Het zijn christelijke jongeren, dat merk je aan hun verwesterde kledij en het ontbreken van de hoofddoek bij de meisjes.

‘s Middags geven we onze huidskleur een laagje bruin door languit te luieren en te praten op het hoogste terras van het kasteel dat een spectaculair 360°-panorama biedt op de bergachtige groene omgeving. Al liftend geraak ik in de late namiddag terug naar Tartus met een lege bus van een volksbusmaatschappij. De chauffeur zijn dienst zit erop maar hij biedt mij maar al te graag een lift aan.

Een wandeling over de dijk van Tartus is een verschrikkelijke ervaring: het strand ligt er vol met rotzooi en je ziet duidelijk de riolen uitmonden in zee. Er hangt hier een allesverpestende stank. Nee, de Syrische kust is werkelijk een schande voor het milieu.

Hama

Er hangt een opvallend rustige sfeer

Bij het naderen van Homs wordt de bus waarmee ik op weg ben naar Hama tegengehouden voor politiecontrole, alhoewel het allemaal niet veel voorstelt: een vlugge blik in de bus is reeds voldoende.

Hama is een zeer aantrekkelijke stad met veel groen en open ruimtes en er hangt een opvallend rustige sfeer. Dit is ook de stad waar in 1982 20.000 mensen stierven tijdens een repressieve Assad-aanval tegen de ‘moslimbroederschap’ en misschien hangt de emotionele nawee van die gebeurtenis nog in de lucht. Het is een echt Palestijns bolwerk, je ziet overal de Palestijnse vlag wapperen langs officiële gebouwen en de meeste inwoners – vooral de vrouwen – dragen meer dan elders de traditionele islamitische kledij.

In het park maak ik tijdens een wandeling kennis met twee sympathieke Syrische economie-studenten en met een theetje sluiten we een Belgisch-Arabische vriendschap. Vanavond gaan we zelfs tezamen een stukje eten. Tijdens een lang gesprek leer ik dat zij werkelijk heel fundamentalistisch godsdienstig zijn: ze zijn er rotsvast van overtuigd dat de islam de enige ware manier is om vreedzaam met elkaar samen te leven en ze twijfelen er niet aan dat op een dag de gehele wereld islamitisch zal zijn. Ook wat vrouwen en sex betreft zijn ze heel fanatiek.

Qala'at-al-Mudiq (Apamee)

Cleopatra kwam hier op olifanten jagen

Aan het microbusstation heb ik geluk: ik spreek er een Syriër aan die in Apamee woont, de plaats waar ik die dag naartoe wil. De 70 km lange rit gaat eens te meer door een vruchtbaar landbouwgebied en halverwege zie ik de ruïnes van Qala’at Sheizar, nog maar eens een Arabisch kasteel.

Apamee is van dezelfde grootte als Palmyra, alleen is hier alles meer overwoekerd door plantengroei. Belgische archeologen van de Katholieke Universiteit Leuven zijn hier nog druk op zoek naar antiquiteiten. Wat ik van deze plaats weet is dat Cleopatra hier vroeger op olifanten kwam jagen. In ieder geval zijn deze hier vandaag zeker niet meer te bespeuren. Wel indrukwekkend is de grote, twee kilometer lange colonnade die zelfs intacter is dan die in Palmyra. De site is ook in een prachtige omgeving gelegen.

Vandaag is het echt heet en je moet hier dan ook niet te lang in de helse zonnehitte rondlopen. Mijn hoed en waterzak zijn hier duidelijk van praktisch nut. En nogmaals ben ik hier echt alleen tot een halfuur later een Damas Tour-bus een lading Duitsers komt afzetten: zelfs de geur op deze rustige plaats verandert! Daarom rechtsomkeert naar Hama, waar ik ‘s avonds een bioscoop opzoek en een Amerikaanse western uit de jaren vijftig bewonder. Het is een gecensureerde versie, al het vrouwelijk schoon is er sowieso uitgeknipt, zodat de voorstelling amper een uurtje duurt. Morgen ga ik terug naar het zuiden want de lokroep van Jordanië hangt in de lucht.

Spookstad Der'a

Ik word wat ziek van de waterpijp

Op de Karnakbus van Hama naar Damascus kom ik al vlug in gesprek met een Syriër die voor tolk heeft gestudeerd en perfect Engels spreekt. Hij sprak mij spontaan aan in het busstation van Homs en vraagt mij honderduit over België.

Nadat ik in Damascus vlug een microbusje vind om naar Der’a te reizen beland ik met veel tegenzin in dit godvergeten oord aan de Jordaanse grens, dat wel de perfecte uitgangsbasis is om Bosra te bezoeken en later verder te trekken naar Jordanië. In Der’a zijn niet veel hotels en het grootste hotel van de stad is reeds volledig ingepalmd door leden van de Baath-partij die er blijkbaar een of ander congres houden. Dan maar het enige alternatief: hotel Al-Salaam in de hoofdstraat, een goedkoop stinkend hol zonder warme douche, wat achteraf gezien wegens de helse buitentemperatuur toch niet zo erg is.

Het is werkelijk stinkend heet in Der’a, ik doe hier niets anders dan drinken. En bier is hier zeer moeilijk te verkrijgen. Tijdens de siësta sluiten alle winkels en is het hier precies een spookstad.

In de kamer naast mij zitten twee Syriërs te kaarten en uit hun gebarentaal en stemgeluiden maak ik op dat ze voortdurend verwijten naar elkaar toegooien. ‘s Avonds leer ik een Canadees-Italiaans koppel kennen dat perfect Arabisch spreekt. We worden uitgenodigd om te dineren bij een lokale familie. Het wordt uiteindelijk een heel toffe avond, ware het niet dat ik wat ziek word van de waterpijp die ik voor het eerst probeer.

Bosra

Het verleden blijft hier actueel

Bosra, de voormalige noordelijke hoofdstad van de Nabateeërs, is een wonderlijk, vreemd oord dat je zeker moet gezien hebben.

Allereerst is er het indrukwekkend grote en zeer intacte amfitheater, maar het meest tot de verbeelding sprekende aspect van Bosra is de geslaagde integratie van de zwarte basaltblokken, die eens deel uitmaakten van de antieke stad en nu gebruikt worden als materiaal voor de woningbouw. Het verleden blijft actueel in dit rustige stadje.

Ik word tijdens het rondwandelen aangesproken door een vriendelijke Syrische man die me uitnodigt voor de thee in zijn huis. Opvallend is dat hier ook veel TV wordt gekeken en zoals bij ons spuwt de TV, naast Russische films, reclame naar de onwetende consumenten in spe. In Bosra zijn archeologen nog onverdroten op zoek naar antieke relicten.

Syrië is trouwens een echte schatkamer voor archeologen: er is geen enkel ander land rond de Middellandse Zee waar nog zoveel historisch materiaal moet ontgonnen worden. Dat is te wijten aan het feit dat de regering nooit veel aandacht heeft geschonken aan het bewaren en ontdekken van nieuw cultureel patrimonium. Daarom betaal je hier ook bijna niets voor een bezoek aan een kunsthistorische bezienswaardigheid.

Tijdens de terugrit naar Der’a trakteren de weergoden ons op een ware onweersbui, een welgekomen afkoeling in de warmste regio van dit land. Morgen neem ik afscheid van dit prachtige land en ga ik naar het Hasjemitisch Koninkrijk.

Vanuit Syrië reisde Patrick Wylleman door naar Jordanië.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!