×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De Ganesh Himal Trek

Gammele hangbruggen over diepe ravijnen

Reisverslag: Geja Rijsman
Foto's: Geja Rijsman

Klimmen over trappen en rotsblokken, door terrassen en jungle, via hangbruggen over rivieren en ravijnen, door de wolken tot boven de 4000 meter, richting besneeuwde toppen. Op hoge passen zit de tent onder het ijs, als het ‘s nachts meer dan tien graden vriest. De Ganesh Himal Trek is zwaar, de ervaring onvergetelijk.

Na twee en een halve week in Tibet zijn we in Nepal. In Kathmandu wandelen we op Durbar Square, dat vol staat met tempels. Op het binnenplein van het paleis van de Kumari – zij wordt beschouwd als een levende godin – zien wij haar twee seconden.

De Kumari wordt door bedienden in de watten gelegd en door de staat onderhouden. Na haar eerste bloeding wordt een nieuwe gekozen uit een groep jonge meisjes. Een gewezen Kumari trouwt vrijwel nooit, omdat dit ongeluk zou brengen of omdat de dame in kwestie te verwend zou zijn.

De volgende ochtend krijgen we de briefing over de trektocht door de Himalaya. We horen dat we met een grote groep begeleiders zullen gaan.

Over trappen omhoog

We krijgen voor ons tweeën maar liefst tien begeleiders mee

Vandaag vertrekken we al vroeg. We voelen ons opgelaten als we zien we voor ons tweeën maar liefst tien begeleiders meekrijgen. We stoppen twee keer, voor thee en voor de lunch. De gids wil beide keren niet dat wij betalen. Onderweg zien we zes grijze apen langs de kant van de weg.

In Ghorka (1180 m) pakken de dragers de bagage in manden in. We huren nog twee lokale krachten, omdat ze het met z’n tienen niet redden. Een uur lang lopen we omhoog, voornamelijk over trappen. Net voorbij het oude koninklijke zomerkasteel Gorakhnath (1385 m) overnachten we in het dorpje Kalikaktan.

Omdat de dragers bezig zijn met het opzetten van het kamp, gaan wij een eindje wandelen. Het kasteel mogen we alleen bekijken als we onze riemen en schoenen uitdoen en daar hebben we geen zin in.

Als we terugkomen, blijkt het kamp te bestaan uit een tent voor ons, een eettent, een tent voor de gids en sherpa, een kooktent en een toilettent. De dragers slapen in de eet- en de kooktent. De toilettent is een gat in de grond met daaroverheen een hoog tentje. Je kunt je vasthouden aan de tentstokken. De dragers maken er geen gebruik van, zij zoeken een plekje in de bosjes.

De volgende ochtend hebben we uitzicht op de besneeuwde toppen. De gids legt ons uit welke de Himalchuli, Manaslu en Bauddha Peak zijn. Ook de Annapurna zien we heel ver weg en nog een andere, waarvan we de naam niet weten.

Overal zijn terrassen

De besneeuwde toppen zijn verdwenen in de wolken

Eerst dalen we de volgende ochtend af via trappen. We komen dorpelingen tegen en kinderen zeggen ‘Namaste’ tegen ons. We groeten vriendelijk terug. Na een wat steilere afdaling komen we op 1020 meter, het laagste punt van vandaag.

Hierna moeten we een flinke klim maken, we zweten aardig, maar echt zwaar is het nog niet.

Na de lunch gaan we verder. Het stijgt en daalt een beetje. We zien veel vlinders, libellen en enorme spinnen. De besneeuwde toppen zijn verdwenen in de wolken, maar het uitzicht op de terrassen is ook mooi. Dan volgt nog een afdaling en zijn we onverwacht snel bij het dorpje Khanchok waar we overnachten.

Twee bedelaars komen naar ons toe met een Engelse brief – geplastificeerd – van een of andere instantie. Of toeristen hen willen steunen, want ze kunnen niet voor zichzelf zorgen en hebben ook nog kinderen. Ze spelen een liedje en we geven hun wat roepies. Meteen stoppen ze met spelen en zingen en gaan op zoek naar de volgende toeristen.

Om acht uur gaan we uitgeput naar bed. Net als we liggen, komen kinderen zingen en dansen bij onze tent. Het is de laatste dag van het Hindoefeest Deepawali. We zijn te duf om onze tent uit te komen en negeren het gezang, dat nog heel lang doorgaat.

‘s Ochtends volgen we een steil smal pad naar beneden. Ik word gered door de sherpa als ik mijn evenwicht verlies en bijna op m’n kop in de rivier val. We lopen langs de rivier Budhi Gandaki en moeten regelmatig oversteken als het pad aan de andere kant verder gaat. Eén keer verliest de gids een slipper als hij mij helpt oversteken. Ik gleed van een steen af, gelukkig zijn mijn schoenen waterdicht.

Na de lunch steken we een hangbrug over, waarna we een tijdje boven de rivier lopen. Waar hij samenkomt met een andere rivier steken we over via een grote ijzeren brug.

We kamperen in het dorp Arughat Bajar. We hebben de kok met een levende kip langs zien komen en als ik naar het toilet wil, breekt er paniek uit, want de kok is de kip aan het slachten en hij is blijkbaar bang dat ik zal komen kijken.

De volgende ochtend lopen we eerst door Arughat Bajar. Aan het eind van het dorp zit een man te genieten van een waterpijp en een vrouw vervoert haar spullen in een zogenaamde namlo naar het dorp.

Buiten het dorp komen we in een landbouwgebied. Overal zijn terrassen en op diverse plaatsen ligt de rijst in de zon te drogen.

Een eindje buiten het dorp rusten we onder een enorme boom waar twee eekhoorntjes in blijken te zitten. Het pad gaat verder door de rijstvelden en is nu vlak. Voor ons hebben we uitzicht op de besneeuwde bergtoppen.

Vervolgens komen we bij de Budhi Gandaki, een grote rivier, die we volgen. Als we een zijrivier moeten oversteken, glijd ik weer weg. Het is opnieuw de sherpa die me redt.

Nadat we via een brug de rivier zijn overgestoken, lopen we langs terrassen. Hier zien we een man met zijn ossen zijn akkertje omploegen. Dan zijn we bij een zijrivier. Oversteken is lastig. Ook dit keer verliest de sherpa een slipper als hij mij helpt. Die wordt meegevoerd door de rivier, maar gelukkig kan hij hem een eindje verderop weer opvissen.

Na de lunchpauze gaat het met onderbrekingen steil omhoog. We stoppen regelmatig, omdat ook de dragers het zwaar vinden. Aan het eind van een dorp rusten we en zien apen in de bomen zitten. Laag in het dorpje Manbu kamperen we.

Recht tegen de berg op

Nergens plek om je voeten op te zetten of je vast te houden

We beginnen de volgende ochtend met een vrij steile klim terug door het dorp. Dan een stukje vlak en vervolgens over een landverschuiving steil omhoog. Dan moeten we over een enge houten brug zonder leuningen. Ik ben blij als ik de overkant veilig gehaald heb.

Omdat we al zo hoog zijn, verwachten we nu een vlak pad. We lopen wel even vlak, maar dan gaat het al weer omhoog. Dan door een jungle, waar we diverse waterstroompjes oversteken. Eén keer ga ik maar dóór het water, want Michael staat zo eng te balanceren.

Een keer moeten we zelfs over een omgehakte boom een rivier oversteken. Op 2120 meter vragen we ons af waar we heen gaan. Ineens gaan de dragers voor ons recht tegen de berg op. Af en toe heb ik een handje van Michael of de sherpa nodig om me omhoog te hijsen. Nergens is plek om je voeten op te zetten of je vast te houden.

Eindelijk zien we weer wat licht en iets dat op een pas lijkt. We hopen dat er aan de andere kant terrassen zijn, maar de jungle gaat hier verder.

We kamperen op 2375 meter. De sherpa en gids vinden het moeilijk om een plekje voor de tenten te vinden, want het is hier erg scheef en hobbelig. Ze slaan de toilettent maar over. Er zijn hier genoeg bosjes. We gaan vroeg slapen, want het is koud.

We krijgen de volgende ochtend weer een oversteek via een boomstam over een watertje. Ik houd Michaels handen vast en schuifel achter hem aan naar de overkant. Hierna gaat het steil omhoog. Soms vind ik het gewoon eng. Bijna ligt onze bagage in het ravijn als het touw knapt waarmee de drager de spullen tilt.

Dan zien we een enorme hoop stront gevuld met besjes. De gids vertelt dat het van een ‘bear’ is. Michael verstaat echter ‘deer’. Ik zeg dat we moeten oppassen, Michael antwoordt dat die beesten toch heel schuw zijn. Als de gids verderop bij een boom uitlegt dat de beer hier waarschijnlijk geslapen heeft, begint het Michael te dagen. Vanaf nu kijken we goed om ons heen.

Het pad blijft stijgen tot we aankomen op de Mongeythanti Bhanjyang (Bhanjyang=bergpas) op 2965 meter. Het uitzicht achter ons is nog steeds mooi. Het is niet warm, slechts 13 graden.

Door de bewolking hebben we geen uitzicht op de Ganesh en Pangsang Bhanjyang, de pas waar we later deze week zullen overnachten. Na de lunch gaat het geleidelijk naar beneden. We zien weer een aap, een grijze deze keer. Hij kijkt Michael recht aan, maar als hij mij ziet schrikt hij en gaat er vandoor.

Het kamp is op 2465 meter langs een beekje. De dragers maken vuurtjes, maar als ik een tijdje bij het vuur sta, word ik duizelig van de rook, dus ik ga ondanks de kou in de eettent zitten.

Alweer over een enge brug

Het uitzicht op de Ganesh wordt steeds mooier

Het is prachtig helder de volgende ochtend en we hebben uitzicht op de Ganesh en de Paldor Peak. We kunnen de dragers niet bijhouden, vooral als het in het begin vrij steil naar beneden gaat.

We komen door het dorp Borang waar we foto’s van de Tamangvrouwen en -kinderen maken. De kok heeft twee hanen geregeld en die worden niet al te zachtzinnig in de manden gestopt.

Het pad dat we volgen, gaat als we in de buurt van de rivier komen steil naar beneden. Bij de Lapa Khola moeten we een schommelbrug over, waarvan ik de zijkant niet kan vasthouden, heel eng.

Als we verderop op het pad de spullen van één van de dragers passeren, maakt de gids een sprong in de lucht en roept: ‘A snake, a snake.’ Michael verstaat hem niet en gaat kijken. Ik zie de slang eerder dan Michael. Hij is een duim dik, gifgroen en ruim een meter lang en hij glijdt zachtjes door het gras. De sherpa gooit een steen naar de slang en realiseert zich dan dat de drager achter een heuveltje zit te poepen. Hij komt verschrikt te voorschijn, zijn broek nog ophijsend. Het arme joch, hij is waarschijnlijk pas een jaar of 13.

Al snel moeten we over weer een enge brug, nu over de Ankhu Kola. Deze keer met iets meer handsteun, maar de planken zijn erg slecht. We overnachten vlakbij het dorpje Albulgaon.

Door de bewolking hebben we geen uitzicht op de bergen, maar we kunnen de rivier wel door het dal zien stromen. We horen kabaal in de kooktent, daarna een grote stilte: de haan is geslacht. We krijgen hem in verschillende vormen op ons bord, maar hij smaakt niet zo.

Het is vanochtend erg warm, maar liefst 27 graden Celsius. Het uitzicht op de Ganesh wordt steeds mooier, maar er komen weer wolken.

Het gaat weer verder, steil omhoog. In een dal op 1690 meter zien we een nieuwe brug. Ernaast is een stuk van een berg naar beneden gekomen. Vervolgens moeten we een steil pad langs de bergwand volgen. Af en toe is het alleen maar zand waarop we weinig grip krijgen. Er is zelfs een halve meter weggeslagen, waar we overheen moeten springen.

Op een top rusten we en geven ons pak geplette crackers aan de kinderen en mevrouw die ons staan aan te staren. Ze steken bloemen in mijn haar en zijn erg geïnteresseerd in mijn haarknipjes. Die kan ik echter niet missen. Het pad blijft omhoog gaan en ik ben blij als we eindelijk bij het kamp in Tipling (2290 meter) zijn.

In zes uur 1500 meter klimmen

Het is koud en er is geen uitzicht door de bewolking

We moeten de volgende dag in zes uur 1500 meter klimmen naar de Pangsang Bhanjyang en ik zie er na tien minuten al tegenop. Elk half uur pauzeren we een paar minuten, waardoor ook de laatste dragers niet ver achter raken.

Na de lunch klimmen we 350 meter voordat het pad weer even vlak wordt. Ik ben blij als we de Pangsang Bhanjyang (3825 meter) bereiken. Het is koud en er is geen uitzicht door de bewolking, dus gaan we in het theehuis zitten. Er is een haardvuurtje en wat millotwijn (soort rijstwijn). Onze kok zit in een hoekje te koken. We warmen ons bij het vuur.

Als het vuurtje rond acht uur uit gaat, gaan we naar bed. We hebben genoten van de gezelligheid, hoewel we de mensen niet verstaan. Ze vertellen geanimeerd en je moet gewoon mee lachen. We stinken naar rook en dat zal de komende dagen niet veranderen.

Als we rond middernacht naar het toilet moeten, zit zowel de buiten- als de binnenkant van de tent vol met ijs. Het blijkt in de tent elf graden onder nul te zijn. Toch hebben we het niet koud in onze slaapzakken. Ik heb voor de zekerheid wel twee lagen kleding aangetrokken.

‘s Ochtends geniet ik even van het uitzicht op de Langtang. Al snel komen er weer wolken. Als we een eindje willen lopen, gaat de sherpa mee. Blijkbaar mogen we niet alleen op pad. Ook één van de dragers gaat mee.

Ik voel me niet lekker en krijg het benauwd. Nadat de drager mijn rugzakje heeft overgenomen, klim ik nog een eindje, maar geef het na een uurtje op. We zitten in de wolken en ik denk dat we er niet bovenuit zullen komen. Dan ga ik toch maar liever in mijn slaapzak liggen.

Samen met de drager ga ik terug. Gelukkig is het omlaag minder zwaar, dus kan ik een beetje met hem kletsen. Ik vraag naar zijn naam en die blijkt Men Kumar Tamang te zijn. Het is een aardige jongen, hij heeft een sterk accent, maar spreekt wel Engels. Terug in het kamp ga ik in bed liggen, waar ik al snel citroenthee en een pot gewone thee krijg.

Rond drie uur duikt Michael weer op. Hij is samen met de sherpa verdwaald. De sherpa dacht dat hij vanaf de top (4300 meter) een andere weg terug wist, maar dat ging mis. Er was zoveel bewolking dat ze de zon niet konden zien en ze hadden geen idee welke richting ze op liepen.

De GPS (oriëntatiesysteem via satelliet) heeft ze uiteindelijk terug naar het kamp geleid. Er was geen pad, dus zijn ze regelmatig recht tegen een rotswand opgeklommen. Michael heeft de sherpa als dank 150 roepies gegeven. De sherpa is een bijzonder vriendelijke man, die eigenlijk behulpzamer is dan de gids.

We eten in het theehuis. Vervolgens maken de dragers op het haardvuur een pan eten voor henzelf. Het lijkt wel een soort aardappelpuree. Als ze opscheppen, doen ze op elk bord een grote berg en daarbij wordt steeds de naam van een van de bergen in Nepal genoemd. We moeten er erg om lachen.

De toppen steken er bovenuit

We dalen tot we het kamp zien opdoemen uit de wolken

Er hangt ‘s ochtends wel wat bewolking, maar de toppen van de Ganesh en Langtang steken er bovenuit. Af en toe klimmen of dalen we, daartussen zijn vlakke stukken, maar zelfs die zijn meestal moeilijk begaanbaar door de enorme rotsblokken.

Lange tijd lopen we door een rododendronbos. Na de lunch dalen we af tot 3540 meter, maar daarna gaat het steil omhoog naar de Singla Bhanjyang. Ik heb er vrij veel moeite mee. Sila biedt aan mijn rugzak te nemen en daar maak ik dankbaar gebruik van. Op de Singla Bhanjyang (3975 meter) ga ik uitgeput op de grond liggen.

Er is zon en we hebben zelfs een beetje uitzicht. Na een kwartier gaan we verder: tot mijn verbazing moeten we nog 45 meter omhoog voor we over de kam kunnen. Het hoogste punt van de standaardroute is dus 4020 meter.

Vervolgens gaat het lange tijd langs de bergkam: omlaag, een paar meter vlak en dan weer omhoog. Ineens staat de gids stil en wijst een groep sneeuwhoenders aan. We proberen ze niet op te schrikken terwijl we de camera’s pakken en dat lukt. Ze steken het pad over en blijven een tijdje heen en weer waggelen. Dan schrikt eentje toch van een geluidje en gaan ze er vandoor.

 

Onderweg zien we ook steeds meer bloemetjes. We zijn iets lager gekomen en zitten in een dik wolkenpak. Naast het pad zien we maar een paar meter. Net genoeg om te zien dat daar een enorme afgrond ligt. Dan gaat het steil naar beneden. Het pad is hier in de rotswand uitgehouwen. We dalen tot we het kamp zien opdoemen uit de wolken.

Vanochtend vraagt het lopen veel concentratie. Vooral als we over losse steentjes naar beneden moeten. Niet heel moeilijk of gevaarlijk, maar je moet je aandacht er bijhouden. We zijn blij met het zonnetje en het uitzicht dat we op Langtang hebben.

Na de lunch dalen we veel minder dan we verwacht hadden. Het pad is goed te lopen en lijkt vaak op een Nederlands bospaadje. Dan gaat het ineens steil omlaag, waarna we dwars over voormalige terrasakkers lopen. Er groeit alleen nog gras.

Na nog een flinke klauterpartij zijn we bij de kampplaats. Ik ben drie keer gevallen. Niet ernstig, maar je wordt er wel moe en onzeker van.

De eerste twee uur vanochtend dalen we zo’n 500 meter. Eerst lopen we tussen terrassen, met aan beide kanten een stenen muurtje. Dan wordt het breder en nog later wordt het een mooi bospad. Over trappen dalen we in korte tijd 60 meter af. Na nog wat terrassen daalt het zeer snel tot aan een brug over de rivier. Het is een staaldraadbrug, maar er missen nogal wat planken.

We hebben een paar uur vertraging doordat we de kok zijn misgelopen. Als iedereen weer bij elkaar is, lopen we over een volgende brug, ditmaal over de grote rivier (lekker wiebelen) en een stukje door het dorp. Dan lopen we langs de rivier. We steken een zijtak over en komen op een grasveld, waar we overnachten.

Het water lokt ons: lekker pootjebaden. Ik twijfel of ik er in zal springen, maar zie op tegen een nat pak. Als ik wegga, komt Michael achter me aan. Hij vergeet echter z’n schoenen en als hij die wil gaan halen valt hij achterover in het water! Helaas heb ik het niet gezien. Ik ontdek het pas als hij drijfnat boven aankomt.

Het afscheidsmaal is uitgebreid en als toetje krijgen we een taart met de tekst ‘good luck’. Bovendien krijgen we een flesje Nepalese whisky van de begeleiders. We geven iedereen taart en bieden de gids de fooi van 8500 roepies voor de groep aan en bedanken hen voor de perfecte trip.

Men Kumar komt samen met de twee jongste dragers bij ons zitten. Hij begint een verhaal en vertelt tien keer hetzelfde (hij is aangeschoten). Uiteindelijk gaat hij zelfs dansen, terwijl de anderen zingen. Ook Michael en ik moeten even dansen. Rond half tien gaan we naar bed, de laatste overnachting op deze trekking.

Het duurt vrij lang voordat de zon ‘s morgens boven de bergen komt. Voor we weggaan, geven we al onze T-shirts in een plastic tas aan de gids om onder de groep te verdelen. Onderweg in de bus die ons terugbrengt, zien we een grote groep apen langs de kant van de weg.

Kathmandu-vallei

Hindoeïstische Shiva-tempels en boeddhistische stupa's

Vandaag gaan we naar het hindoeïstische tempelcomplex Pashupatinath aan de heilige rivier de Bagmati. Hier liggen vier ghats (rituele bad- en crematieplaatsen) voor de gewone mensen en als wij aankomen is er een lijkverbranding bezig. Op een andere ghat zijn ze een nieuwe stapel aan het maken: het lichaam ligt al klaar. Voor het koninklijk huis zijn speciale brandstapels voor de ingang van de tempel.

Aan de rechterkant van de rivier staan elf stenen chaityas (kleine stupas). De tempel ligt aan de overkant en is alleen voor Hindoes toegankelijk. De tempel van Pashupatinath is de belangrijkste Hindoetempel in Nepal en één van de belangrijkste Shiva-tempels op het Indiase subcontinent.

Van Pashupati, een vriendelijke verschijningsvorm van Shiva en god van de dieren, wordt gedacht dat hij een speciale band met Nepal heeft. Voordat de koning op reis gaat, brengt hij altijd een bezoek aan de tempel van Pashupatinath om de zegen van de god te verkrijgen. Omdat Pashupati niet bloeddorstig is zoals veel andere vormen van Shiva, worden in deze tempel geen dieren geofferd en zijn objecten van leer niet toegestaan.

Vandaag is het een feestdag waarvoor veel Hindoes naar de tempel en de rivier komen.

Het is een enorme kleurenpracht. Overal lopen aapjes rond. Een kleine aapje mogen we van heel dichtbij fotograferen en hij beweegt al de tijd dat wij er zijn niet. Hij kijkt erg zielig.

Vanaf de rivier kunnen we de tempel redelijk zien. Overal gooien mensen bloemen in de rivier en sommigen maken zelfs een bootje van een blad, waar ze bloemen en waxinelichtjes op zetten. Deze bootjes worden vervolgens midden in de rivier geplaatst.

We gaan te voet verder naar het nabijgelegen boeddhistische dorp Bodnath. Onderweg passeren we de twee tempels en zien we veel apen. Ze zijn brutaal en de grootste graait een plastic zak uit de handen van een voorbijganger. Een poging om de plastic zak terug te pakken lokt een boze reactie van de aap uit. De man houdt het dan maar voor gezien en loopt verder.

De stupa van Bodnath is al vanaf grote afstand zichtbaar. Het is de hoogste in Nepal en een van de grootste ter wereld. Bodnath is het religieuze centrum van Nepal’s aanzienlijke Tibetaanse bevolkingsgroep.

De basis van de stupa heeft de vorm van een mandala (symboliseert de aarde), daarop staat de koepel (‘water’), dan komt de spits (‘vuur’), de paraplu (‘lucht’) en de top (‘het hemelse’). De Boeddha’s ogen kijken in vier richtingen. Er is een derde oog tussen en boven de twee normale ogen en de ‘neus’ is eigenlijk geen neus, maar het Nepalese cijfer één (symboliseert de eenheid van al het leven).

Even later beklimmen we de tempel. Iemand probeert, ondanks een bord dat de entree gratis is, ons te laten betalen. Ik maak bezwaar en dan mogen we doorlopen…

Na deze beklimming bekijken we de rest van het dorp. Er liggen hier diverse boeddhistische tempels. Wat een verschil met Tibet: de tempels zijn duidelijk welvarender en hier hangen overal foto’s van de Dalai Lama.

Geja Rijsman begon deze reis in Tibet.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win