De Lot wordt wel het vergeten departement genoemd. Slechts weinig toeristen bezoeken het gebied met de ruige kloven, wilde rivieren, middeleeuwse stadjes, pelgrims- oorden en kastelen. Er zijn prachtige wandelingen en autotochten te maken.
Het is nog fris als we in de vroege ochtend met onze gids Jack Hammendorp, voormalig eigenaar van een camping in Calviac, de Gorges de Cères binnenwandelen. De bergen zijn hier steil en de kloven dus nauw. Als we in stilte langs de wild stromende rivier lopen, word ik overdonderd door de ruigte en ongereptheid van de natuur in dit onbekende stukje Frankrijk.
Na een half uurtje flink klimmen, worden we beloond met een weids uitzicht over de omgeving: loof- en naaldbossen, steile hellingen en heel in de verte twee piepkleine dorpjes. Dan gaat het weer naar beneden, zo nu en dan wat glibberig, langs paden die gedurende bijna tweeduizend jaar de enige verbindingswegen waren tussen de verschillende valleien.
‘Straks steken we de rivier een paar keer over,’ zegt Jack. Hij is een meester in het understatement, zoals nog verschillende keren tijdens de wandeling zal blijken. In totaal steken we de rivier acht keer over, waarvan één keer vlakbij een droom van een waterval. Ik geniet, zowel van de woeste omgeving als van het klauteren over de rotsen om aan de overkant te komen.
Onderweg komen we een aantal keren langs gigantische ijzeren ketels die half in de grond zitten. Jack vertelt dat in deze ketels vroeger ter plekke houtskool werd gemaakt, omdat het niet mogelijk was bomen uit dit gebied te verslepen. ‘Gelukkig wordt hier in de kloof niet veel gekapt omdat het te ontoegankelijk is, maar helaas zie je elders in de omgeving wel dat er veel gekapt wordt. En als ze dan al iets terug planten, dan zijn het naaldbomen, omdat die snel groeien. Maar zo wordt wel het karakter van het landschap aangetast.’
Een bewijs dat dit bos nog relatief in goede staat is, wordt geleverd door de schitterende koningvarens en de grote hoeveelheden cantharellen en eekhoorntjesbrood, die men hier in de herfst kan vinden. Plukken lijkt niet verstandig: de boeren beschouwen het bos als hun privédomein en verjagen concurrerende paddestoelplukkers van buiten de streek zonder aanzien des persoons.
De Lot is een gebied waarin je, naast ruige natuurgebieden en wilde rivieren, piepkleine dorpjes vindt die door de tijd vergeten lijken, maar ook kastelen en zeer bezienswaardige stadjes als Sousceyrac, het uit de vroege middeleeuwen daterende Saint-Céré en het voormalige pelgrimsoord Rocamadour.
Gisteren reden we vanuit het Loiregebied via de Route National naar het zuiden, tot ik de gelukkige ingeving kreeg bij Uzerche de grote weg te verlaten en eens te gaan kijken in dit fraai aan de rivier de Vézère gelegen stadje, 70 kilometer van Calviac.
De wandeling door het middeleeuwse deel had bijna het effect van een tijdmachine. Als je de auto’s en het asfalt wegdenkt, zie je straatjes voor je die in ruim achthonderd jaar nauwelijks veranderd zijn: de typisch middeleeuwse vakwerkhuizen met een uitstekende bovenverdieping, een stadspoort met Mariabeeld, stenen deurposten met afgesleten versieringen.
Via een pleintje waar de robuuste 11e eeuwse Tour du Prince Noir staat, lopen we naar de buitenkant van de oude stadsmuur. Daar zien we de rest van het deels lager gelegen stadje aan beide kanten van de Vézère liggen.
Net buiten Uzerche word ik aangehouden door een vriendelijke gendarme, die niet ouder is dan negentien jaar en tamelijk teleurgesteld is dat ik Frans spreek: hij heeft namelijk Duits en Engels geleerd en had dat wel eens op een toerist willen uitproberen. Om toch nog iets van zijn kennis te kunnen spuien, legt hij me de werking uit van de alcoholtest die ik moet ondergaan. De rest van de tocht naar Calviac gaat vanaf Argentat via smalle, voor caravans ontoegankelijke kronkelwegen door kloven en over bergen en is adembenemend mooi.
In de Lot zelf zijn verschillende mooie en interessante autotochtjes te maken. Ik rij vanuit Calviac volgens een door Jack ter beschikking gestelde routebeschrijving. In het landelijke Teyssieu stap ik even uit om de fraai gerestaureerde, robuuste middeleeuwse toren te bekijken. Net als elders in de omgeving zie ik ook hier die typische spitse, zeer hoge daken van leisteen.
Na Teyssieu wordt het landschap glooiender, tot we door de wijn- en fruitdorpjes Estal en Glanes komen. Opvallend is hoeveel welvarender deze dorpen er uitzien: grotere en beter onderhouden huizen, een statig stadhuis. De reden is duidelijk: op de hogere en steile hellingen waar we vandaan komen, valt geen wijn te verbouwen en landbouw of fruitteelt zijn al helemaal onmogelijk. De boeren in het hoger gelegen deel van de Lot zijn allemaal kleine veehouders en daardoor wat armer.
Als we richting Bretenoux rijden, zien we van verre al het kasteel van Castelnau, dat hoog op een heuvel over het oude stadje waakt. In Bretenoux stappen we uit om het oude centrum eens te bekijken. Ook hier weer opmerkelijk veel goed bewaarde en gerestaureerde middeleeuwse gebouwen en poorten die staan te blaken in de stralende zonneschijn. De sfeer is er vredig op deze rustige dag.
In Calviac en omgeving kun je een aantal campings online boeken, waaronder een camping in Calviac zelf.