×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

De uiterste grens

Een natuurpark vol fotohutten in de Roemeense Donaudelta

Reisverslag: Ronald Wilfred Jansen
Foto's: Ronald Wilfred Jansen

De enorme Donaudelta, als biosfeerreservaat werelderfgoed, herbergt onder meer 300 soorten vogels. Uit Europa, Azië en Afrika komen ze er nestelen. De verste uithoek van Roemenië, pal aan de grens met Oekraïne, vormde onder het communisme een goelag waar opposanten verdwenen. Tegenwoordig is dit gebied bij de monding van de Donau in de Zwarte Zee een natuurpark met meren, bossen en moerassen.

Vanaf het vliegveld van Boekarest worden we ruim vijf uur in busjes door een heuvelachtig landschap met gras- en bouwland langs desolate stadjes gereden. Dan zijn we eindelijk in Tulcea, de laatste havenstad aan de Donau. Tulcea heeft een skyline van roestige kranen, vrachtschepen en verouderde bedrijfsgebouwen.

Langzaam vervaagt die skyline terwijl we in een speedboot nog dieper de verlatenheid van de ongeveer vijfduizend vierkante kilometer grote Donaudelta in reizen. Terwijl het water ons soms om de oren spat varen we in twee uur tijd ruim 80 km over grote waterpartijen vol waterlelies die worden omzoomd door riet.

We passeren wilgenvloedbossen met een ondergroei van acacia’s en zien zilverreigers, purperreigers en een enkele blauwe reiger.

We passeren het vissersdorpje Periprava, de laatste plaats aan de Chilia-arm van de Donau voordat die 30 km verderop de Zwarte Zee in stroomt. Meer dan een paar dozijn lemen huizen met rieten daken is het niet.

Vermoeid bereiken we het kleine haventje van onze bestemming, drie kilometer verderop. Aan de oever kwaken kikkers tussen de drijvende bedden waternoot, die hier welig tiert.

Deze afgelegen uithoek ligt pal aan de grens met Oekraïne. In de communistische tijd was dit een goelag waar dwangarbeiders in barakken vegeteerden en menigeen aan dysenterie stierf. De dagen brachten ze door met het snijden van riet en het aanleggen van dammen; ‘s zomers in de verzengende hitte, ‘s winters in de snijdende kou.

Gevangenen die niet meer in staat waren om het quotum van acht dikke bundels riet per dag te snijden werden door de bewakers bewusteloos geknuppeld. Alleen al in de winter van ’59-’60 stierven hier 42 dwangarbeiders.

Na de val van het communisme heeft het wat voeten in aarde gehad, maar dankzij West-Europese investeerders heeft de inmiddels vervallen goelag een nieuwe bestemming gekregen waarbij de rijke en onbedorven natuur in dit afgelegen gebied centraal staat. Het is een 1000 hectare groot privaat natuurgebied geworden met de naam Ultima Frontiera, de uiterste grens.

Het commandocentrum van de goelag is verbouwd tot een viersterrenhotel, dat een uitvalsbasis vormt voor kayaktochten en gemotoriseerde vaartochten door de Donaudelta, visvakanties en natuurtrips naar o.a. het naastgelegen bos van Letea. Ook zijn er plannen om een museumpje in te richten dat herinnert aan het duistere verleden van deze plek.

Verspreid over het natuurpark staan meer dan 25 schuilhutten van waaruit vele soorten vogels geobserveerd en gefotografeerd kunnen worden. Dat is de reden waarom wij de lange tocht hierheen maken, samen met een gids van het Centrum voor Natuurfotografie.

Het is een beetje geluk hebben, want om de rust te garanderen wordt slechts een beperkt aantal mensen per jaar toegelaten tot de schuilhutten.

Met busjes worden we van het haventje van Ultima Frontiera naar het hotel gebracht. Ik ben erg moe. Niet alleen door de lange reis maar ook door de hitte. Het is zo’n dertig graden, gelukkig waait er wat wind en hebben de kamers airco.

Nog voor het goede en voedzame avondeten krijgen we een rondrit per jeep om een globale indruk van het natuurpark te krijgen. Ik had een strakgetrokken commercieel park verwacht maar de omgeving oogt natuurlijk, met een wirwar van meren, kanalen en moerassen.

Overal zie ik rietkragen met veel vogels en het park is ook groter dan ik dacht. Wegen zijn er niet, alleen zandpaden.

We genieten van een mooie zonsondergang, de witte reigers ogen sprookjesachtig blauw in het laatste licht. Verspreid over het terrein staan de observatiehutten verdekt opgesteld. In het licht van de koplampen van de jeep zien we een Europese wilde kat (te herkennen aan de dikke staart en de ronde ogen) en wat jakhalzen, waarvan wordt verteld dat ze voor mensen niet gevaarlijk zijn.

Adelaarshut

De imposante Europese zeearend lijkt wel een vliegend tapijt

Centraal tijdens deze reis staat het fotograferen van vogels en dat betekent vroeg opstaan. De vogels zijn dan het actiefst en het licht is mooi. Bijkomend voordeel is dat het nog lekker koel is. Soms is er dauw te zien op de vleugels van bijvoorbeeld de ijsvogels.

Vanochtend ben ik ingedeeld bij de adelaarshut. Ultima Frontiera heeft tweepersoons buggy’s beschikbaar met een laadbak voor fotoapparatuur en dergelijke. Maar naar de adelaarshut worden we met een jeep gebracht, omdat de buggy’s ondanks de vierwielaandrijving onderweg vast zouden lopen in het rulle zand.

De meeste hutten zijn geschikt voor twee tot vier personen maar er zijn ook enkele eenpersoonshutten. In de adelaarshut kunnen zes personen zitten. Een fotosessie hier vergt wat extra voorbereidingen. De adelaars mogen nooit worden verstoord en na afloop mag je niet zomaar de hut uitstappen maar moet je bellen om weer op te worden gehaald. Bij de voorbereiding hoort ook het voedsel voor de adelaars: er wordt onder andere vis ingegraven.

Er is in de professionele hut voldoende ruimte voor fotografen en apparatuur. Het is een ochtendhut, dus we hebben de zon in de rug. Na een kwartier verschijnt er al een Europese zeearend in beeld. Deze imposante roofvogel met een spanwijdte van meer dan twee meter lijkt wel een vliegend tapijt.

Ook een rietzanger en een witte kwikstaart laten zich bij de hut zien. Een scharrelaar daalt neer op een boomstam. Hij is ongeveer zo groot als een gaai maar felblauw van kleur met bijna turkooisblauwe vleugels. Scharrelaars jagen vanaf een uitkijkpost op grotere insecten, zoals sprinkhanen, libellen en hagedissen.

Er zijn kapers op de kust, in de vorm van bonte kraaien en eksters. Een ekster treitert de adelaar door aan zijn staartveren te trekken. De bonte kraaien tikken soms op de kop van de adelaar in een poging om die te verjagen.

Er verschijnt nog een tweede adelaar. Het duo (man en vrouw) laat zich niet snel wegjagen en neemt het meeste aas voor hun rekening. De arend is majestueus, behalve als hij rent om de kraaien te verjagen, dan oogt hij onhandig en lomp. Vliegend maakt hij veel meer indruk, dan is hij in zijn element.

Er verschijnt ook een jakhals bij de hut. Deze beesten zijn erg schuw. Zenuwachtig kijkt hij in de rondte of de kust veilig is voordat hij schoorvoetend uit de dekking komt. De jakhals weet iets van de (vastgebonden) vis op te graven en te verorberen. Ook een jakhals lukt het zelden om een adelaar te verjagen.

Ventilatoren houden de ramen van de hut waardoor we observeren en fotograferen schoon. Zonder ventilatoren zouden de ramen beslaan door de warmte en de adem van de mensen in de hut. Bovendien bieden ze wat verkoeling. Om 11.30 uur bellen we dat we willen worden opgehaald. Het licht wordt te hard om mooie foto’s te maken en de adelaars zijn ook niet meer zo actief.

IJsvogelhut

Watervogels dobberen in het licht van de ondergaande zon

Na de lunch en een korte siësta begint om 16.00 uur de volgende fotosessie. In mijn eentje ga ik op pad naar hut 15 aan de uiterste noordzijde van het park, een eenpersoons ijsvogelhut. Ik rij voor het eerst in een elektrische buggy en de bediening ervan blijkt makkelijker dan gedacht. Er is een knop voor voor- en achteruit en als hij achteruit rijdt piept de buggy voor de veiligheid. Ook zit er een handrem op. Alleen op de smalle paden met aan weerszijden water is het wat oppassen met rijden.

Ik vind het wel prettig om alleen te zitten. Met meerdere mensen in een hut zitten heeft nadelen. Vaak gaat men met elkaar praten. Soms beseffen fotografen in hun enthousiasme niet voldoende dat de hut voorzichtig benaderd moet worden. Wie een hut benadert gaat niet eerst het landschap er omheen verkennen. Eigenlijk is dat regel een in natuurfotografie: niet lopen in het gebied waar de dieren zich bevinden.

Ik fotografeer uit deze hut van boven naar beneden, wat geen fraai perspectief geeft. Toch weet ik goede foto’s van ijsvogels te maken.

De omgeving is wat onrustig, omdat ik vlak bij een huis zit dat bij het natuurpark hoort. Ik heb de indruk dat de ijsvogels dat wel gewend zijn. In het voorjaar was er hier zelfs een nest.

Achter hut 15 zie ik een jonge koekoek in een boom en maak vanuit een lastig perspectief vanuit de openstaande achterdeur van de hut een foto. Evenals de adelaar had ik de koekoek ook nog niet in mijn collectie. Ik ben niet louter een soortenverzamelaar maar vind het wel een uitdaging dieren te fotograferen die ik nog niet heb.

Na het diner ga ik tegen 19.45 uur met de buggy langs de dijk aan de westzijde van het park. Hier kan ik de zonsondergang goed zien. Het weer is helder. In het water zijn veel watervogels, zoals zilverreigers en zwarte ibissen. Kikkers kwaken in de moerassige kant van het meer dat schittert in het licht van de ondergaande zon. Rond 20.15 uur is de zon achter de horizon verdwenen en ga ik met de buggy terug naar het hotel.

Drijvende hut

IJsvogels vechten om een gunstige visplek

De volgende dag vertrek ik om 6.45 uur naar hut 4. Dat blijkt eigenlijk een uur te laat, als ik aankom zie ik al wat vogels wegvliegen. Vanuit de hut kijken we uit over een ruime plas met rietkraag. Al snel komen veel vogels terug. Ik zie purperreigers, blauwe reigers, kleine zilverreiger en aalscholvers.

In de hut kan men liggend op een matras foto’s maken vanuit een laag perspectief, min of meer op de hoogte van het wateroppervlak. Er is bij de bouw en inrichting van hutten duidelijk aan de fotografen gedacht.

Op mijn knieën zittend op een matras kan ik twee ‘dames’ ijsvogels fotograferen die met elkaar bekvechten op een takje dat laag over het water hangt, ik vermoed om de gunstige visplek.

Om 12.30 uur worden we weer opgehaald. Na opfrissen en lunch volgt een korte siësta. Daarna ga ik naar hut 9. Met de buggy gaan we eerst de verkeerde kant op omdat we blindelings vertrouwen op de bewegwijzering. De drijvende hut is ondertussen echter verplaatst.

De mobiele hut ligt aan de westzijde van het park, uitkijkend op een grote meer. Het is de eerste tegenvaller. Richting noorden wordt het uitzicht belemmerd door een lage rietkraag. En de vogels komen niet echt nabij, uitgezonderd een kwikstaart aan wal.

De hut is wel interessant voor mensen die vogels willen spotten, want er zijn veel vogels te zien. Maar voor fotografen bevinden de vogels zich over het algemeen op een te grote afstand.

Na twee uur gaan we er uit om nog wat foto’s te maken van de ondergaande zon op de dijk. Met de buggy rijden we naar een paar struiken en stellen ons verdekt op. In tegenlicht kan ik nog wat sfeerbeelden maken van pelikanen, die zwemmen door het licht van de zon dat in het water reflecteert.

Zoals wel vaker kijk ik ook in de omgeving rond naar iets bijzonders. Bovenop een tak zie ik een libelle in het licht van de ondergaande zon.

Bijeneterhut

De behendige vliegers vangen in volle vlucht insecten

Ik ben zo enthousiast over hut 4 dat ik hier de volgende ochtend weer heen ga. Winst voor mij is vooral dat er nu een grote zilverreiger is met de typerende gele snavel. ‘s Ochtend zijn er veel muggen in de hut. Ik zie dan ook veel zwaluwen boven het water. Het is dus niet louter een herhaling van zetten. De purperreiger laat zich minder zien. Dezelfde locatie kan op verschillende dagen toch leiden tot andersoortige foto’s.

De reigers foerageren in het ondiepe water. Hun jachttechniek is eenvoudig. Langdurig roerloos stilstaan totdat een prooidier in de buurt komt. Eenmaal binnen bereik spietst hij de prooi aan zijn dolkvormige snavel. Soms zie ik een reiger in het water plonsen om iets te vangen. Soms staan ze wel een uur stil in het water voordat ze iets vangen.

In de middag ga ik naar de bijeneterhut, hut nummer 28. Deze ligt op loopafstand van het hotel. Na een uur landt er een bijeneter op het hoge hek nabij de hut. Bij het licht van de ondergaande zon zie ik later bijeneters op een lage tak in het veld.

Bijeneters zijn insecteneters en behendige vliegers, die ook in volle vlucht insecten te grazen weten te nemen. Ze zijn dus vooral bezig met vliegen en je moet snel reageren als ze stil zitten. De naam is duidelijk afkomstig van zijn voornaamste voedselbron.

De bijeneter is immuun voor bijen- en wespensteken en verwijdert hun angels door deze af te wrijven aan een tak.

Ik zie nog een nerveuze hop en een fazant maar die kan ik door het hoge gras niet goed fotograferen. Een stel koeien komt voorbijlopen, inclusief de vliegen die altijd rondom die dieren cirkelen. Wij hebben hier als fotografen ook last van. Gelukkig gaan de dieren snel weg. Aan de andere kant van de hut is uitzicht op een kleine zanderige heuvel, hier schijnen de bijeters in het voorjaar te broeden.

Net als voor de ijsvogel zijn we te laat in het jaar om broedgedrag van de bijeneter te kunnen waarnemen. De bijeter blinkt uit in kleurenpracht. Naar mijn idee soms te schreeuwerig. Het glanzende blauw van de ijsvogel vind ik veel mooier en serener. De jonge vogels van de bijeneters hebben zwarte ogen, de volwassen rode ogen.

Excursie per camouflageboot

Op een meer worden we verrast door duizenden pelikanen

Na het ontbijt om 5.30 uur worden we met de jeep naar een boot in het haventje van het park gebracht. Het is een camouflageboot. De schipper heet Simeon en komt uit Rusland. Een vriendelijke, behulpzame man die zich bekommert om zijn passagiers. We gaan de meren van de Donaudelta op. Onderweg zijn veel overhangende bomen te zien. Her en der schieten ijsvogels weg.

Op een groot meer worden we verrast door duizenden pelikanen. De schipper komt er vrij dicht bij met de boot. Het zijn grote witte pelikanen. We zien ook enkele exemplaren van een nog grotere variant: de kroeskoppelikaan.

De kroeskoppelikaan is veel schuwer dan de witte pelikaan en is geen groepsdier. Ze gaan al vliegen als de boot nadert. Duidelijk is zijn enorme vleugelslag te horen en de spanwijdte van de vleugels (tot ruim drie meter) te zien.

We verlaten de pelikanen en gaan op zoek naar sterns. We zien nesten van witwangsterns. Deze vogel lijkt meer op een visdief dan op een zwarte stern. Het grootste verschil met de visdief is de opvallende donkergrijze buik. In rivierdelta’s met zoetwatermoerassen, zoals hier, zijn belangrijke broedkolonies. Ik kan de eieren goed zien.

Sommige sterns stelen materiaal van andere nesten. Sommige krijsen, vliegen rond en landden weer op hun nest.

Mooi is vooral de vissende ralreiger op de plompe bladen. Met zijn platvoeten kan die er gemakkelijk op lopen. De meren zijn helder en meters diep. De waterplanten onder het wateroppervlakte vallen me niet direct op maar de boot blijkt er regelmatig last van te hebben dat de schroef vast komt te zitten door alle waterplanten.

We passeren, niet voor het eerst, de grens met Oekraïne. Iedereen die deelneemt aan de boottocht heeft zijn paspoort meegenomen en voor de vorm moeten we van de kapitein bij het naderen van de grens even een reddingsvest aandoen. Maar we worden niet gecontroleerd en even later mogen de reddingsvesten weer uit.

Op de terugweg zie ik langs de oever veel vissershuisjes staan. De vissers wonen hier door de week en in het weekend in een huis in een van de naburige dorpen. De huisjes zijn van riet en leem en ogen armoedig. Ook zie ik weer veel hengelaars en her en der liggen visnetten in het water.

Op een touw tussen de stokken van een net zit een kwak. Gezien zijn bruingestreepte verenkleed is hij nog jong. De boot kan er dichtbij komen.

Een ijsvogel houdt zich roerloos bij een aarden wal, maar vliegt wel weg als de boot nadert. Terugkomend in het haventje van het natuurpark bedankt ik de schipper voor zijn diensten. Die stapt op een soort scooter en keert huiswaarts.

Het is een volgeplande dag. Na de bootexcursie bezoek ik nog hut 20. De omgeving lijkt op die van hut 4, maar is kleinschaliger. Ik kijk uit op een halfronde plas met rietkraag. Direct aan het begin verschijnt er een kleine witte reiger. Ook deze vogel spietst een visje aan z’n snavel.

Een bruine kiekendief vliegt over, maar landt helaas niet in de plas om te drinken of te badderen.

Er gebeurt verder weinig en dan duurt het wachten lang. We besluiten daarom een andere hut te zoeken. Bij hut 6 kijken we uit op laag water met veel drab. Geen vogels te zien, alleen enkele kikkers. Ook geen succes dus.

Toch maar weer met de buggy naar de westelijke kant voor de zonsondergang. Ik zie er zilverreigers en pelikanen in het glinsterende water. We gaan niet verder lopend de dijk op, omdat we dan de vogels zouden verjagen. Terug naar het hotel voor een verfrissende douche.

Steenuilhut

Ze schuilen graag in vervallen comunistische gebouwen

Het bezoek aan de hut 14 voor de hop en de scharrelaar is teleurstellend. Een van de fotografen gaat vlak voordat we in de hoogstaande hut zitten foto’s in het landschap maken. Ook wordt er teveel gekletst in de hut. Rond een uur of 9.00 wordt het al flink warm en omdat er geen ventilatieroosters zijn zetten we de deur maar op een kier. Mogelijk zorgt dit tezamen voor het slechte resultaat.

Op de hoogte van de hut zijn er korven met kakkerlakken in een boom gehangen om scharrelaars te lokken maar we hebben slechts een scharrelaar gezien die op een tak wilde landen, zich bedacht en het hazenpad koos. Een uur voor het einde van de sessie laten we ons uit armoede maar weer ophalen.

Na de lunch ga ik met een medereiziger naar hut 1, een tweepersoons hutje met ventilatoren om de ramen schoon te houden. Hij staat in een klein bosje met op de achtergrond een sloot met rietkraag. Niet alleen de hut, ook de vogels die ik zie doen aan de Veluwe denken: bonte spechten, koolmezen en eksters.

De volgende morgen neem ik om 7.00 uur met een medefotograaf plaats in de steenuilhut. De steenuilen huizen graag in de vervallen gebouwen uit het communistische tijdperk, toen zich hier minder plezierige dingen voordeden dan het natuurschoon op het eerste gezicht doet vermoeden.

Vooraf zijn door de organisatie enkele kakkerlakken tussen de stenen verstopt. De steenuilen reageren traag. Een gaat op de dakrand van een bouwval zitten en vervolgens lang in een boom nabij het aas. Ondertussen eet een ekster, een opportunist, al van de kakkerlakken. Uiteindelijk komt de steenuil en zie ik zijn kop verschijnen tussen de houten lijsten van een raampje.

Terug richting Boekarest

Rond een spookschip cirkelen stormmeeuwen

We gaan van Ultima Frontera terug richting Boekarest. Vanaf het haventje van het natuurpark vaart de boot eerst door de Masura-lagune, liggend tussen een strand en een door de branding opgeworpen zandbank. De lagune is verbonden met de monding van de Donau in de Zwarte Zee.

We passeren brakke kustwateren en de allerlaatste zandrichels van de riviermonding, waar zich grote aantallen aalscholvers, sterns en pelikanen ophouden.

Nabij de branding ligt een merkwaardig spookschip, de kennelijk op een zandbank in de Zwarte Zee gestrande Turgut S. die erg scheef ligt. We zien hier veel pontische meeuwen en ook de erg schuwe reuzen­zwart­kop­meeuwen.

In een bouwvallig dorp met zwerfhonden en rommel stappen we over op autobusjes die ons naar Boekarest brengen voor de vlucht naar huis.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner - Stem & Win