×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsen door hartje Zwitserland

Genieten van de natuur en veel klimmen en dalen

Reisverslag: Harry Weggemans
Foto's: Harry Weggemans

In Zwitserland fietsen is genieten van de natuur en veel klimmen en dalen. In het najaar staan er geen busladingen toeristen meer op de Gotthardpas. Het weer is wel onberekenbaar. Je kunt van alles verwachten. Harry en Rens hadden geluk: in september een week met een temperatuur van zo’n 25 graden.

Aangestoken door de verhalen van anderen, de klimwoede van Rens en het vooruitzicht van een wonderschone natuur, kozen we voor een najaarsvakantie van een week in Zwitserland, op de ligfiets. En nu staan we, na een nachtelijke treinreis, in de vroege ochtend op het station van Luzern. In de toiletten van het station kleden we ons om, collant aan en lange mouwen. Klaar voor de eerst etappe: van Luzern naar Interlaken.

Er staat een frisse wind als we langs de Vierwaltstättersee rijden, die door de laaghangende zon en de grauwe wolken een mysterieus aanzicht krijgt. Via Stansstad fietsen we naar Alpnach en van daar naar Giswil, over de weg naar de Glaubenbergpas. In Giswil trekken we wat kleren uit, want hier begint de eerste klim, naar de Brünigpas. We zijn duidelijk nog niets gewend, want beiden hebben we de eerste kilometer al last van ademnood. Maar het is een mooie klim, langs de Lungerersee. De tweede helft van de klim is gelukkig minder steil.

De top is op 1008 meter. Daar trekken we wat extra kleren aan voor de afdaling. Met een snelheid van tegen de 60 kilometer per uur dalen we af naar Brienz. Vanaf Brienz volgen we de fietsbordjes naar Interlaken.

Deze weg gaat zeer steil omhoog en we kijken voor de zekerheid op de kaart (Michelin 1:200.000) of we deze weg wel kunnen nemen. Ondertussen paseert ons menig fietser, stapvoets. Wij besluiten dat voorbeeld te volgen, ook wij klimmen stapvoets naar boven. Boven aangekomen blijkt dat de kaart beneden op een hek is blijven hangen. We geven er elkaar de schuld van en dalen weer af, om vervolgens de weg langs het meer naar Interlaken te nemen. In Interlaken-Ost, als we beiden redelijk stuk “liggen” wordt voor de brug over de Aare de camping aangegeven. We hebben er dan 79 kilometer opzitten.

Interlaken - Gadmen

Vanaf de top uitzicht op een mooi woest berglandschap

De volgende morgen fietsen we eerst naar Grindelwald, het gaat twintig kilometer lang zeer geleidelijk omhoog, van 567 meter in Interlaken tot 1057 meter in Grindelwald. Dit dorp, waar veel excursies naar de Jungfraujoch starten, is nogal toeristisch en dus niet de moeite van het bezoeken waard.

We genieten op een terrasje nog even van een stuk appeltaart (met ei, een vreemde combinatie) en een mok warme chocolademelk.

Meteen na Grindelwald begint de klim naar de Grosse Scheidegg. En wat voor een klim! Niet af en toe minder steil om op adem te kunnen komen, nee constant steil, met een gemiddeld steigingspercentage van negen procent gaat het in tien kilometer van 1057 meter naar 1962 meter. Het is echter wel een mooie klim. De weg is zeer smal en verboden voor gemotoriseerd verkeer, afgezien van wat lokaal verkeer en de PTT-bus.

We paseren onderweg veel wandelaars, die ik nog maar net in kan halen. Ik zwalk af en toe van links naar rechts en aangezien de weg smal is, levert dat penibele situaties op. Shit, waarom stelde ik aan Rens voor naar Zwitserland te gaan! De eerste stop is nog voor een fotootje, de tweede vanwege overstekende koeien, maar voor de derde en de vierde kan ik geen excuus verzinnen. Ik moet behoorlijk diep gaan en de wilskracht wordt danig op de proef gesteld. Als ik eindelijk de top in zicht heb, zie ik tot overmaat van ramp dat Rens mijn gezwalk staat te filmen, ook dat nog!

Ondanks het prachtige uitzicht op de top, op een mooi woest berglandschap, ben ik in een slechte bui. De eerste echte klim is me vies tegen gevallen. De afdaling die volgt is mooi, maar te bochtig om een hoge snelheid te halen. We stoppen regelmatig om de oververhitte velgen af te koelen.

Aan deze zijde van de berg is de weg minder goed, met af en toe wat stukken gravel en grind. In Innertkirchen doen we wat boodschappen. Vervolgens nemen we de weg richting Sustenpas en klimmen in dertien kilometer nog eens van 625 naar 1205 meter. In Gadmen vinden we een leuke, kleine camping, waar wij een derde van de complete bezetting uitmaken.

Gadmen - Airolo

Tussen het snelverkeer klimmen naar de Gotthardpas

Na een frisse nacht, waarin zelfs een dubbel paar sokken niet hielp tegen koude tenen, staan we om acht uur op. Het belooft wederom een prachtige dag te worden. De zon komt op achter de Sustenpas en begint ons al snel te verwarmen.

Om 10.15 uur starten we met de klim over vijftien kilometer, van 1205 meter naar de Sustenpas op 2259 meter. Meteen na Gadmen kronkelt de weg zich langs – en soms door – de berg. We rijden afwisselend in de zon en de schaduw. De klim is goed te doen, zeker tot de Steingletscher. Daarna loopt de weg, nu zonder al teveel haarspeldbochten, nog even steil omhoog. Het uitzicht op de gletscher en de achterliggende bergen is fenomenaal.

We zijn beiden goed geluimd, want deze klim was gewoon fijn om te doen. Na een korte bijtank-stop in het restaurantje dalen we af naar Wassen, een mooie afdaling zonder al teveel scherpe bochten. Meteen in Wassen, waar we ons van de afdaalkleding ontdoen, begint de volgende klim, weliswaar geleidelijk, maar toch vermoeiend naar Göschenen. Vanaf hier kronkelt de weg omhoog naar Andermatt en is het een crime om naast de stinkende auto’s door de tunnels naar boven te fietsen.

In Andermatt, op 1447 meter, heb je een mooi uitzicht op het begin van de Oberalppas, maar onze route gaat de andere kant op.

Twee Duitsers op mountainbikes vragen of het sneller gaat op een ‘Liegerad’, ik antwoord dat klimmen op een ligfiets ‘genauso langsam’ gaat, wat mij betreft. Nadat onze bidons zijn gevuld in de bakkerij kunnen we beginnen aan de klim naar de Gotthardpas, die twee kilometer na Andermatt begint.

Het begin is redelijk steil, maar al na een paar kilometer wordt het stijgingspercentage minder en rijden we gestaag omhoog. Zoals verwacht is er niet veel aan deze klim te beleven, vooral niet omdat wij de oude bergweg mijden, die deels met kinderkopjes is geplaveid. De weg die wij volgen is eigenlijk bedoeld voor snelverkeer.

Op de top, 2108 meter, is het rustiger dan we hadden verwacht. Het is natuurlijk ook niet echt vakantietijd. De andere kant van de pas, die nu de Passo del S. Gottardo heet, is veel interessanter, met mooie vergezichten op Airolo. Na een lange, enge tunnel dalen we met hoge snelheid af naar Airolo. Bij gebrek aan campings in Airolo, zoeken we een hotelletje. Voor veertig Frank per persoon (inclusief ontbijt) vinden we onderdak in ‘ristorante Flora’, dat ook over ‘camere’ beschikt. We genieten ‘s avonds van het ‘menu di giorno’ (pasta met stoofvlees), maar krijgen niet al te veel kansen om drinken te bestellen omdat de baas geconcentreerd naar een voetbalwedstrijd zit te kijken. Na het eten maken we nog een wandelingetje door het dorp, het is dan alweer behoorlijk afgekoeld.

Airolo - Ulrichen

De zon doet weer flink zijn best

We ontbijten om half negen met croissants en bolletjes, als beleg jam naar keuze; geen ham, geen kaas. Wel een overvloed aan sterke koffie, die aangelengd moet worden met een sloot melk. Vandaag maken we er een korte tocht van, met alleen de Nufenenpas (Passo della Novena).

Het is van Airolo naar de top 23 kilometer, waarvan de eerste zeven vals plat. Het is een prachtige weg door het Val Bedretto. De zon doet weer flink zijn best en de eerste klimkilometers zijn al redelijk zwaar. In All’Acqua (1614 meter) stoppen we even om de bidons met koud water te vullen.

Na de korte stop begint de eigenlijke klim pas. Nu begint de weg de berg op te kronkelen, de snelheid daalt tot zo’n vijf kilometer per uur. Een paar kilometer later staat plots in een bocht, in de schaduw van een rots, Rens uit te puffen, zogenaamd om mij te filmen. Ik maak van de gelegenheid gebruik om een klimfoto van hem te maken, iets verderop. Nog iets later kunnen we op adem komen bij een geïmproviseerd barretje, met watergekoelde blikjes fris en voor de liefhebber zelfs gebarbequede worsten.

Iets later arriveert een mountainbiker die ons eerder vanochtend heeft ingehaald. Het is een Zwitser, die vandaag al de Furkapas en de Gotthard achter de kiezen heeft. Ik rijd de rest van de klim met hem omhoog.

Vlak voor de top staat Rens ons (of de waanzinnig mooie natuur) te filmen, de Zwitser zegt dat we in de laatste bocht voor de top zitten. Dit geeft mij extra energie, ik kijk in mijn spiegel waar Rens blijft, ook hij heeft nu door dat de top nabij is.

Ik pers er een sprintje uit, onder druk van een eveneens versnellende Rens. De laatste paar honderd meter gaan met veertien kilometer per uur, maar ik haal het wel: voor het eerst sinds tijden weer eens voor Rens op een top van een berg. De Nufenenpas op 2478 meter.

Na een verfrissing in het restaurant en het fotograferen en filmen op de top, kleden we ons weer warm aan om de dertien kilometer lange afdaling naar Ulrichen in te zetten.

Het zicht op de afdaling zelf is al adembenemend. We dalen maar liefst 1132 meter, met gemiddeld 8,7 procent. Het is een prachtige afdaling, met in de beginfase vooral veel bochten en dus oververhitte velgen. Halverwege de afdaling koelen we de velgen in een bergstroompje. Op een recht stuk laten we ons even gaan: ik haal 74,8, Rens zelfs 79,6 kilometer per uur.

Vanuit Ulrichen rijden we naar Oberwald door te rijden, door het Rhônedal, dat er prachtig groen uitziet. De extra kilometers zijn voor niets, want in Oberwald blijkt geen camping te zijn. Weer terug naar Ulrichen dus, nu over een fraai fietspad.

Op de camping signaleren we nog twee fietsers, een Canadese dame en een Duits Frank van Rijn-type. Als de zon verdwijnt, wordt het snel fris. We doden de tijd door klimervaringen van de afgelopen dagen uit te wisselen.

Ulrichen - Altdorf

We vrezen de afdaling door de tunnels naar Göschenen

Als ik om acht uur de tent openrits, blijkt het gevroren te hebben. Vandaar dat ik wakker werd van de kou vannacht. De tent is wit uitgeslagen: de condens is bevroren.

We ontbijten binnenstents maar zodra de zon weer boven de bergen uitkomt wordt de temperatuur al snel aangenamer. Om tien uur vertrekken we, weer over het fietspad naar Oberwald. Vanaf hier begint de klim naar de Furkapas, de eerste zes kilometer naar Gletsch 389 meter omhoog. Dat valt reuze mee, maar zodra ik na een bocht voor me een fantastische bergpas aanschouw, valt het stil. Deze pas blijkt de Grimsel te zijn, die ook vanuit Gletsch genomen kan worden. In Gletsch stoppen we even: linksaf de Grimselpas (2165 meter) en rechtsaf de Furkapas (2431 meter), dat is een mooi gezicht.

In het begin van de klim naar de Furka raak ik in gesprek met een wielrenner, die me vertelt dat de klim nogal meevalt, alleen het stukje bij het hotel, op 2200 meter, is wat zwaarder. En inderdaad, het blijkt zeer mee te vallen: de eerste kilometers zijn zeer goed te doen en pas als de weg begint te kronkelen wordt het iets zwaarder. Iets voor Hotel Belvédère wordt het echt zwaar, ik begin zowaar wat te slingeren. Het hotel ligt op een punt waar je een mooi uitzicht hebt op de Rhônegletscher en we gunnen onszelf het uitzicht onder het genot van een blikje fris.

Nog een kilometer of drie naar de top. Daar blijkt voor het eerst geen restaurant open te zijn. Aangezien we water nodig hebben voor het koelen van de velgen, spreek ik een paar Nederlanders aan. We beroven ze van hun water, want het zijn Zeeuwen, door de watertank uit de caravan leeg te schenken in onze bidons.

Nadat ik een fotootje gemaakt heb van twee Italiaanse motormuizen, en een gesprekje heb gevoerd met een Duitser die 40 jaar geleden op de Furkapas als 19-jarige zijn fiets gebroken heeft, kunnen we gaan dalen. De afdaling is schitterend, we worden vergezeld door een krasse knar op een racefiets.

We dalen af naar Andermatt, waar we van een verdiende warme chocolademelk genieten. Met een verlekkerde blik kijken we nog even naar de Oberalppas. We vrezen de afdaling door de tunnels naar Göschenen die volgt, maar dit valt toch nog mee. Na Göschenen kunnen we weer eens voluit dalen, tegen de zeventig per uur. Na Wassen dalen we verder af langs Intschi en Erstfeld. Op zich is er weinig aan, want we rijden constant langs, boven of onder de snelweg naar Luzern. We dalen in totaal zo’n vijftig kilometer lang. In Altdorf moeten we zowaar nog even klimmen, maar even later zijn we al op de camping.

Altdorf - Luzern

Een laatste blik op de bergen

Na een redelijk warme nacht nuttigen we het ontbijt op ons terras. We zijn te schijterig om de ligstoelen van de omringende huisjes te ‘lenen’. Het is alweer lekker warm als we de Axenstrasse langs de Urnersee volgen. Geen onaardige weg, want er loopt een fietspad, los van de drukke autoweg, vaak aan de buitenzijde van de rotsen.

Een laatste blik op de bergen. In Brunnen slaan we af en volgen de weg langs de Vierwaldstätter See. Dit is een mooie, rustige weg, langs veel groen en met een mooie uitzicht op het meer. Vanaf Weggis gaat het door het dorp steil omhoog naar de hoofdweg, waarna de klim nog even doorgaat. Een leuke afdaling naar Küssnacht volgt. De laatste tien kilometer naar Luzern zijn qua natuurschoon niet interessant.

We hebben nog een rustdag, maar het geplande boottochtje door de baai van Luzern blazen we af: voor het eerst deze week is het zwaarbewolkt. Rond het middaguur fietsen we naar de stad waar we op het station fietskaartjes voor de terugreis halen. Om 21.54 uur vertrekt de trein naar Basel, waar we 15 minuten hebben om over te stappen. Om 5 minuten over 9 de volgende ochtend arriveren we op Amsterdam CS, een leuk weekje Zwitserland achter de rug.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win