×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsreis Cuba

We hebben de wegen bijna voor onszelf

Reisverslag: Aart & Gerrie Dijkzeul
Foto's: Aart & Gerrie Dijkzeul

1750 km fietsen tussen paard-en-wagens en oldtimers. Vanaf Holguin eerst een rondje door het oosten: via Mayari, Baracoa, Playa Yacabo en Guantánamo naar Santiago de Cuba. Daarna vanaf Sancti Spiritus een ronde door het westen: via Trinidad, Cienfigo, Playa Girón, Juagey Grande, Matanzas, Guanabo, Soroa en San Diego naar Viñales en Pinar del Rio. Tot slot via Playa Baracoa naar Havana.

De honden hebben er duidelijk zin in als de douanebeambten op vliegveld Holguin de twee dozen met onze fietsen als potentieel gevaar voor de socialistische heilstaat aanwijzen. De fietsdozen moeten open. Bidons, zadels, gereedschapstassen en banden, alles wordt besnuffeld. De staarten blijven kwispelen.

Niets aan de hand, behalve dan dat de bestelde taxi nog wat langer moet wachten. We zijn allang blij dat ze niet de fietstassen uitkiezen voor een controle, dan waren we onze GPS, die in Cuba verboden is, kwijt geweest.

Bijzonder land Cuba. Van oost naar west zo’n 1200 km. Ruim 11 miljoen inwoners. Het inkomen per hoofd van de bevolking ligt tussen de 20 en 30 dollar per maand, maar er is nagenoeg geen analfabetisme en de gezondheidszorg is gratis. Per 170 inwoners één dokter, volgens de officiële cijfers, is een score die we in Nederland bij lange na niet halen.

De keerzijde van de droom van Fidel ervaren we als de taxi ons afzet bij het staatshotel in Holguin. We sluiten aan in de rij voor de receptie. Vijf mensen voor ons. Hoezeer de centrale inschrijver zijn best ook doet, hoeveel andere hotelbeambten er nog druk zijn met het schudden van handen van bekenden of druk zijn met… ja wat… het duurt ruim een uur voor we zijn ingeklaard.

De eerste de beste AH heeft een meer klantgerichte bedrijfsvoering. Maar na een uur heb je ook wat. Een kamer, een zwembad en overal muziek waarvan je denkt, kan die niet even uit of op zijn minst wat zachter.

Ook de winkels voor de Cubanen geven niet de indruk dat de grote invloed van de staat op de economie onverdeeld succesvol is. Het assortiment is zeer beperkt en de rijen zijn vaak lang.

Via Mayari naar Baracoa

Paard-en-wagens worden hier als taxi gebruikt

Na een dagje acclimatiseren, stappen we op de fiets voor het rondje oost Cuba dat de eerste week op het programma staat.

Zwaar maar prachtig, zo beleven we het. De eerste dagen overnachten we in Mayari en Baracoa. De omgeving is zo groen als broccoli. Kleinschalige landbouw en veeteelt worden afgewisseld met uitbundige natuur. We hebben de weg voor onszelf. Verkeer is er nauwelijks.

Wat er rijdt, is een luxe slee van voor de revolutie (1959), een vrachtauto die wordt ingezet voor personenvervoer en een paar moderne huurauto’s van toeristen. En niet te vergeten de paard-en-wagens die hier als taxi worden gebruikt.

Tot aan Moa is de weg redelijk vlak. Daarna is het soms buffelen. Tussen Moa en Barracoa zijn stukken van 10% stijging geen uitzondering in de Cuchillas de Toa. Als de weg ook nog eens onverhard is, zit er niets anders op dan lopen.

In Baracoa, aan de monding van de Toarivier, maken we de overgang van oud en nieuw mee. Slapend. Gezien de hoeveelheden bier en rum die er ‘s middags en het begin van de avond worden genuttigd, zal het voor een groot deel van de localo’s niet anders zijn.

De viering van Bevrijdingsdag, de dag dat de pro-Amerikaanse Batista het land ontvlucht (1 januari 1959) en Fidel Castro de macht overneemt, staat in het teken van spiritualiën. Voor wie niet van rum houdt is er een tankwagen met bier, van waaruit je je blikje of anderhalve liter fles kunt bijvullen.

Naar Playa Yacabo

Van een tropische plantentuin naar een woestijn met agaves

De weg van Baracoa via de Altos de Cotilla naar de zuidpunt van het eiland heeft nog steilere stukken dan het traject daarvoor. Maar gelukkig is het wegdek van goede kwaliteit. Afstappen is, anders dan tijdens de vorige etappe, niet nodig.

De weg die we fietsen (La Farola) is een cadeautje van Fidel aan het daarvoor zeer geïsoleerde stadje, als dank voor de rol die de inwoners hebben gespeeld in de vrijheidsstrijd.

Het contrast tussen het begin en eind van de weg is groot. In Baracoa fietsen we door een intens groene vochtige tropische plantentuin. Aan de andere zijde van de bult die we over fietsen, lijkt het meer een woestijn met agaves en metersgrote cactussen. Aan onze linkerkant hebben we de Caribische zee.

De eerste duik in het azuurblauwe water nemen we in Playa Yacabo in een vakantiepark met sobere huisjes dat tegen de zee aan ligt. Met een biertje in de hand observeren we het woon-werkverkeer van een van de bewakers van het vakantiepark. Eens in de tien minuten passeert er een auto of een bus; maar niemand stopt om de man mee te nemen. Een frustrerende bezigheid. Na een half uur brengen we hem ook maar een biertje want het kan nog wel even aanlopen.

De volgende morgen staat hij er niet meer dus het zal wel goed gekomen zijn. Het park beschikt gelukkig over een kantine; een andere eetgelegenheid is er niet binnen 20 km. Voor het avondeten hebben we de keuze uit gefrituurde kip, koude doperwten met worteltjes en koude rosti’s. Maar na een dag hard werken is het al gauw goed.

Het is wel een contrast met de dagen ervoor. In Mayari en Baracoa verbleven we in casas particulares. Een soort bed & breakfast maar dan ook, als we dat willen, met diner erbij. Gastvrije mensen voor wie het de manier is om mee te doen in het toeristen- en luxe geld circuit. Het eten is in ieder geval prima verzorgd.

Het prettige van de casas is dat ze ook meteen een casa in de volgende plaats voor ons bespreken. Een goede vriend, een kennis, altijd kennen ze wel iemand die ons wil huisvesten. Met ons gebrekkige Spaans is dat wel handig. Een soort doorgeeftoerist zijn we.

Via Guantánamo naar Santiago de Cuba

Toen Castillo San Pedro af was waren de piraten verdwenen

Na ons zomerkamp aan de Caribische zee fietsen we naar Guantánamo, bekend van Guantánamo Bay en Guantanamera, het bekende lied over een vrouw uit Guantánamo.

Guantánamo Bay is terug te voeren op het verdrag dat Spanje en Amerika sloten na de tweede onafhankelijkheidsoorlog die eind 19e eeuw eindigde. Met dit verdrag werd Cuba zelfstandig. Wel bedong Amerika het eigendomsrecht van wat nu Guantánamo Bay is.

De volgende plaats die we aan doen is Santiago de Cuba. Prachtige route er naartoe en een prachtige stad. Santiago de Cuba, gesticht door de Spaanse ontdekkingsreiziger Diego Velasques in 1514. Oud dus, echt iets voor de doe-het-zelver. Gelegen op de flanken van de heuvels langs de gelijknamige baai. Fotogenieke plaatjes levert dat op. Oude, vaak in pasteltinten geschilderde huizen langs steil aflopende straten, met daarachter een glimp van de baai.

Op het centrale plein Parque Cespedes scoren we een kopje koffie op het terras van het chique hotel Casa Grande. Ooit was dit de pleisterplaats van de schrijver Ernest Hemmingway. Nu wordt het bevolkt door toeristen en – zo blijkt als Gerrie even weg is – bereidwillige chicca’s die Aart met getuite lippen en handgebaren uitnodigen om eens ‘lekker gek te doen’.

Op elk plein, in elk café speelt een live band swingende muziek.

In de namiddag fietsen we naar de kust om Castillo San Pedro te bezoeken. Het is gelegen aan de monding van de baai van Santiago de Cuba. In de 17e eeuw bedoeld om piraten te ontmoedigen, die het hadden voorzien op Santiago de Cuba.

Toen de bouw tientallen jaren later klaar was, waren de piraten verdwenen en werd het Castillo gebruikt als gevangenis.

Aan het einde van de middag zijn we getuige van de ceremonie van het strijken van de vlag door een groep in traditionele klederdracht geklede militairen, inclusief het afschieten van een kanon. De commandant van het stel is een vrouw. Voor Gerrie kan de dag niet meer stuk.

Van Sancti Spiritus naar Trinidad

Vanaf een 45 meter hoge toren werden de slaven bewaakt

Na twee dagen Santiago de Cuba, het eindpunt van ons rondje door het oosten van Cuba, maken we de grote sprong voorwaarts: met de bus naar Sancti Spiritus. In zo’n 12 uur snorren we over de Carretera Central 600 km westwaarts naar het midden van Cuba. Een voor fietsers weinig interessant stuk Cuba met veel suikerriet en wind slaan we zo over.

Vanuit Sancti Spiritus fietsen we naar Trinidad. Een mooie route met windje in de rug. Afwisselend glooiend landschap met kleinschalige tuinbouw en wat grootschaliger finca’s (boerderijen) waar koeien in ruig gebied wat eetbaars proberen te vinden. Ossen of oude trekkers doen het zware werk op het land.

We wijken van de doorgaande weg af om in Manaca Iznaga een slaventoren uit 1750 te bezichtigen. De toren is 45 meter hoog en lijkt weggelopen uit een plaatje van Esscher. Hij maakte onderdeel uit van een van de vele suiker­plantages die deze omgeving in de 18e en 19e eeuw welvarend maakten.

Vanuit de toren werden de slaven die op de plantages werkten in de gaten gehouden.

En dan zijn we in Trinidad. We vinden een casa particular bij een stokoude dame. Meubels zijn van ver voor de revolutie. Een grote groene patio en rustige gelegen. Een korte verkoeverpauze en dan de stad in.

En zo zitten we aan het eind van de middag op de Cubaanse versie van de Spaanse trappen in Rome. Rechts en links van ons staan monumentale gebouwen; voor ons een podium waarop gedanst wordt. In de verte kijken we uit op de Caribische zee. Wie doet ons wat.

Trinidad is een prachtige stad. We wanen ons in het midden van de 19e eeuw. Brede straten van kinderkopjes. Daarlangs statige stadspaleisjes gebouwd met de verdiensten van de op slavenarbeid draaiende suikerindustrie, zoals allemaal fijntjes wordt uitgelegd in het Museo Historico Municipal.

We wisselen wat euro’s om in CUC’s; de laatste naar blijkt. De klanten na ons hebben pech. ‘s Middags fietsen we naar het strand waar we ons voegen bij de all-inclusive toeristen. Ook die heb je hier.

Via Cienfiego naar Playa Girón

Een goede toerist hou je het liefst in de familie

Uitgerust vervolgen we de tocht naar Cienfiego en daarna Playa Girón. Mooie en niet te zware routes van 80-90 kilometer. Cienfiego is bijna net zo mooi als Trinidad. Iets minder oud en iets grootser.

Bezweet komen we aan bij de casa die we de dag ervoor besproken hebben. Tassen worden afgeladen, fietsen mogen op de patio en dan komt, zoals eerder ook wel gebeurde, de aap uit de mouw: de casa blijkt toch bezet.

Maar de signora van de casa heeft al iets geregeld met een broer van een kennis van een familielid die om de hoek ook een casa heeft. Een goede toerist hou je het liefst in de familie. Alles komt goed.

Playa Girón stelt niet veel voor. Een strand, een nagenoeg verlaten hotel en een straat waar onze casa ligt. We bezoeken de topatractie: het Museo de Girón, gewijd aan de door Amerika gesteunde en mislukte invasie in april 1961 van 1100 Cubaanse ballingen in de Bahía de Cochinos, bij ons bekend als Varkensbaai. De koude oorlog op zijn hoogtepunt.

Hedendaagse geschiedenis met handgeschreven instructies van Fidel aan de revolutionaire troepen die de invasie afslaan. Indruk­wek­kend, vooral door de breed uitgemeten zeer slechte levens­omstan­dig­heden in dit gebied ten tijde van het door Amerika gesteunde Batista-regime en de verbeteringen hierin door de revolutie.

Via Juagey Grande, Matanzas en Guanabo naar Soroa

Ordentelijke akkers en kassen van het staatsbedrijf Lenin

Vanuit van Playa Giron fietsen we naar het westelijk deel van Cuba. Via Juagey Grande, Matanzas, Guanabo, Soroa en San Diego los Banos, belanden we in Valle de Viñales.

De eerste etappe voert langs de Varkensbaai. Anders dan de naam doet vermoeden, is het water kraakhelder. Tijdens de leespauze langs de oever zwemmen felgekleurde tropische visjes langs onze benen die ter verkoeling in het water hangen. Overal langs de route staan gedenktekens voor de Cubaanse soldaten die gesneuveld zijn bij de slag om de Varkensbaai.

Na Jaguey Grande fietsen we tientallen kilometers langs ordelijke akkers met citrusvruchten, aardappelen en ook wat kassen. Het staatsbedrijf Lenin. Suikerriet uitgezonderd, is het de andere dagen vooral kleinschalige landbouw wat we zien.

Het uiteenvallen van Sovjet Unie leidde er in de jaren negentig toe dat de grootschalige en sterk gemechaniseerde landbouw uit de gratie raakte. Dit vanwege een tekort aan eerder door Rusland geleverde brandstoffen, bestrijdingsmiddelen, machines en reserveonderdelen. Grote staatsbedrijven werden opgesplitst en verdeeld over de werknemers. Biologische landbouw en het werken met ossen werd sterk gepromoot.

In de dorpjes waar we doorheen rijden is het een gezellige drukte. Fiets- en paardentaxi’s rijden af en aan. Bij een Punto de Transporte houdt een mevrouw in uniform de auto’s met blauw nummerbord aan om de lege zitplaatsen op te vullen met Cubanen die dezelfde kant op gaan.

Rijen mensen voor de bakker, waar één soort brood wordt verkocht. Lekker overzichtelijk. Een deuropening van waaruit groente wordt verkocht en een gasfornuis op wielen waar je een broodje gebakken ei kunt kopen. Het verleiden van consumenten met mooi ingerichte etalages is hier nog niet aan de orde.

In Matanzas, aan de gelijknamige baai aan de noordkust, raken we aan de praat met een gewezen geschiedenisleraar. Hij is met zijn vak gestopt omdat hij vindt dat de geschiedenis te veel verdraaid wordt door de Castro Clan, zoals hij het noemt. Hij is full time mensen­rechten­activist. Zijn zoon is 43 jaar en al 17 jaar politiek gevangene.

En passant leren we ook nog even dat de heldendaden van Piet Hein in de baai van Matanzas plaatsvonden. Omdat de Cubanen het ook niet zo ophadden met de Spanjaarden, beschouwen zij de veroveringen van de zilvervloot als een heldendaad en niet als piraterij.

Ondertussen is de wind aangetrokken tot fors en hebben we gemerkt dat je van fietsen in de regen nat wordt. Van ons plan om in de vooral door Cubanen bezochte badplaats Guanabo van het strand te genieten, komt weinig terecht. Te koud en te winderig. Reden om ons reisplan aan te passen.

De kustroute wordt verwisseld voor een route met de noordoostenwind pal in de rug. Eerst nog een stuk langs de woeste zee tussen Florida en Cuba, dan de buitenwijken van Havanna en daarna de Autopista nr 4 richting Pinar del Rio.

Drie banen aan de ene kant en drie aan de andere. Wij gebruiken er van de drie elk één. Het sporadische overige verkeer heeft genoeg aan de derde baan. Het is net een autoloze zondag. De zon heeft het ondertussen weer gewonnen van de wolken. De temperatuur is weer normaal. Meer dan 25 graden.

Na een kilometer of twintig worden we ingehaald door een vriendelijke jongen uit Benin. We maken een praatje. Hij fietst vandaag met zijn spiksplinternieuwe Koga-fiets, blij en vrolijk, zijn eerste etappe in Cuba. Tien kilometer verder staat hij langs de kant van de weg. Zijn trapper is eraf gevallen.

Samen met een Cubaanse wielrenner proberen we tevergeefs de trapper er weer op te zetten. Het probleem is veroorzaakt door het met grof geweld verkeerdom monteren van de trappers. Het schroefdraad is volledig naar de knoppen. Dat kan gebeuren als je niet weet dat het schroefdraad van de linkertrapper de andere kant om draait. De Cubaanse wielrenner neemt hem letterlijk en figuurlijk met ons waslijntje op sleeptouw naar het dichtstbijzijnde dorp waar een kennis het probleem provisorisch weet op te lossen.

Na 116 kilometer met wind in de rug komen we aan in Soroa, een dorpje in een exotisch groen natuurgebied. We blijven hier twee dagen in een casa waar het beste hotel een puntje aan kan zuigen. Veel privacy en een prachtige tuin met heel veel orchideeën.

We maken per fiets een uitstapje naar Las Terrazas en gaan daar naar de Banos Don Juan, een verzameling natuurlijke bassins in de rotsen waar een beek doorstroomt. We zwemmen en lezen wat in deze idyllische omgeving.

Ook maken we een fietstocht over de kam van de heuvels van de Sierra del Rosario. Prachtige uitzichten maar slopend. Bij elkaar klimmen we zo’n 1000 meter. Dalen ongeveer evenveel.

Via San Diego naar Viñales

Drie mannen op paarden gaan er echt voor staan

De etappes van Soroa naar San Diego en Viñales zijn mooi en gezellig. We zien hoe het suikerriet met de hand wordt geoogst. Dertig, veertig man werken zich in het zweet om de stengels te kappen, van kop en staart te ontdoen en op vrachtauto’s te laden. Een goede manier om de werkeloosheid laag te houden.

Voor het eerst in onze fietscarrière sabbelen we op een stengel suikerriet. Lekker zoet, maar daar is ook alles mee gezegd. Als we uit het zicht zijn van de man die hem ons gegeven heeft, geven we de stengel weer snel terug aan de aarde van waaruit die is voortgekomen.

Mannen op paarden gaan er echt voor staan als we een foto nemen. Kinderen in schooluniform laten de gymles even voor wat het is om naar ons te zwaaien.

Van San Diego los Banos naar Viñales volgen we de ‘bergroute’. Meer gat dan weg, steile klimmen waar we moeten lopen en afdalingen waar we vanwege de kuilen niet harder kunnen dan 10 kilometer per uur. Maar de beloning is groot: prachtige vergezichten met grillig karstgebergte en valleien waar tabak, ananas en rijst wordt verbouwd. Genieten! In dit gebied had Che Guevara zijn commandocentrum tijdens de Cubaanse rakettencrisis van 1962.

Valle de Viñales is toeristisch maar erg mooi. Een bijna surrealistisch landschap. Een vlakte van steenrode aarde met kleinschalige landbouw waaruit grillige karstrotsen (mogotes) omhoogsteken. Ananas, cassave en tabak, de specialiteit van dit gebied.

Her en der staan grote schuren met schuine daken van palmbladen waar de tabaks­bla­de­ren worden gedroogd.

Het maken van de sigaren gebeurt elders. Dat weerhoudt de localo’s er niet van om als een potloodventer uit de bosjes te voorschijn te schieten om een bundeltje sigaren voor een vriendenprijs aan te bieden.

We fietsen naar Pinar del Rio om ons visum te verlengen. Het kost 25 CUC, naar blijkt, te voldoen in de vorm van zegels die we bij de bank moeten kopen. Zoals bij veel zaken waar iets verkocht wordt, betekent dat lange rijen. Wij kunnen nog iets van de Cubanen leren als het om geduld gaat.

Als we ons, met zegels, weer hoopvol en blij melden bij de vreemdelingenpolitie, blijkt dat we ook nog het bewijs van de ziektekostenverzekering moeten tonen. Helaas, dat ligt nog in Viñales. Vijfentwintig kilometer van Pinar. Nog even geen verlenging van het visum.

Zo langzamerhand beginnen we iets te begrijpen van het dubbele financiële systeem in Cuba. In onze linker broekzak zitten de ‘convertible peso’s’ (aangeduid als CUC’s), het geld waar de toeristen geacht worden mee te betalen. In de rechter de ‘gewone peso’s’, het geld voor de Cubanen.

Toeristen kunnen ook CUC’s in peso’s om­wis­se­len. Eén CUC is 24 peso’s is 0,8 euro. In een dorpje betalen we met peso’s. Vijf peso’s (0,2 CUC) voor een pizza. Voor 10 bananen zijn we 2 of 3 peso’s kwijt. In een gebied waar toeristen komen zijn we in CUC’s tien keer zo veel kwijt.

Als je als Cubaan of als toerist iets luxers dan fruit, brood, zuurtjeslimonade of wc-papier wilt kopen, dan moet dat in een ‘CUC winkel’ of ‘CUC restaurant’. Een flesje bier kost daar, als ze dat al hebben, meestal 1 CUC. Een tv of fiets kost in CUC’s evenveel als bij ons in euro’s.

Alleen voor Cubanen die geld krijgen van familie in de USA of Cubanen die in de toeristenbranche werken, is de ‘CUC winkel’ binnen handbereik. Voor een leraar of arts die gemiddeld niet meer dan 20 – 30 CUC (in peso’s) verdient, is dit niet het geval.

Oftewel de casa-eigenaar of taxichauffeur is financieel vele malen beter af dan een arts of leraar. De ongelijkheid die met de revolutie werd bestreden, steekt weer flink de kop op.

Nog voor de zon opgaat staan we bovenop een heuvel met uitzicht over de Valle de Viñales om de zon in dit bijzondere landschap te zien opkomen. Na een half uurtje dalen we met onze fietsen via een ijzig steil paadje met keien en geulen af naar de vallei. Dat hadden we niet moeten doen.

De mooi rood gekleurde aarde in de vallei is door de ochtendnevel plakkerig. Binnen de kortste keren lopen de wielen vast doordat de aarde zich ophoopt tussen de banden en spatborden. Er zit niets anders op dan de fietsen te slepen en te dragen.

De brede sloot die we over moeten via twee naast elkaar gelegen boomstammen, blijkt een handicap die ons vlak voor het einde nog bijna dwingt de hele weg terug te gaan. We wagen het er op. Het loopt af zoals in de sketch ‘mijn moeder was zo en het bruggetje zo’. Hierbij wordt bij de eerste ‘zo’ één meter uitgebeeld. Bij de tweede ‘zo’ vijftien centimeter.

‘s Middags lopen we de route nog een keer maar dan zonder fietsen.

Pinar del Rio

Veel van de statige huizen verkeren in verval

Door het Parque Nacional de Viñales fietsen we via Pons naar Pinar del Rio. Zo’n zestig kilometer heuveltje op en heuveltje af in een dunbevolkt natuurgebied. In Cabeza drinken we een refresco. Het dorp is niet meer dan een T-splitsing met wat huizen.

We zitten op een bankje bij een winkeltje en hebben uitzicht op een stalletje waar ze broodjes en bekers limonade verkopen en ook de stopplaats voor het OV in de gaten kunnen houden. Er heerst een rustige zondagochtendsfeer. Vader, moeder en kind komen in een aftandse motor met zijspan een refresco halen.

Een man op een paard maakt een praatje met een bekende. Verschillende mensen wachten op de open vrachtauto die het interlokale openbaar vervoer verzorgt. Als deze aankomt wordt een dikke dame met vereende krachten de hoge laadbak uit geholpen. Ze stapt in een paardentaxi voor het laatste stukje.

In de verte rijdt een jongen van een jaar of acht in een karretje dat getrokken wordt door een geit.

Pinar del Rio is niet het mooie stadje dat de zonnige naam doet vermoeden. Veel van de op zich wel statige huizen verkeren in verval. Anders dan in Viñales zijn hier nauwelijks toeristen.

Maandagochtend staan we weer vroeg in de rij voor de verlenging van ons visum. Dit keer met het bewijs dat in ieder geval Gerrie een ziektekostenverzekering heeft. Die van Aart ligt nog thuis. Gelukkig dit keer geen problemen. Er wordt niet eens om het verzekeringsbewijs gevraagd.

‘s Middags fietsen we naar de tabaks­plan­tage van Robaina in San Luis. Interessant om te zien en te horen hoe de eerder op de zwarte markt gekochte sigaar die elke avond na het eten in rook opgaat gemaakt wordt. De Romeinen deden het met brood en spelen. Fidel met sigaren, indachtig de spreuk van Gerrie’s vader: ‘een tevreden roker is geen onrust­stoker’.

Via Playa Baracoa naar Havana

100 meter zandstrand is kennelijk genoeg voor een badplaats

We beginnen met het laatste stuk van onze fietstocht: van Pinar del Rio naar Havana.

De eerste dag volgen we, zo is althans het plan, de Carretera Central; een redelijk goede doorgaande weg die ook wat dorpjes aandoet. Na zo’n veertig kilometer pauzeren we bij de kruising met een andere weg. Standaard de plek om een refresco, een ijsje of broodje te scoren.

Als we weer verder fietsen en Lomas de Calendaria achter ons laten, valt ons na een kwartier op dat het wel erg rustig is voor een doorgaande weg. De oorzaak wordt al snel duidelijk. Door de hoge waterstand in het Embalse la Juventud loopt de weg niet meer langs maar door het stuwmeer. Aan het eind van de dag staat de kilometerteller op 116 km. Bijna veertig meer dan gepland.

De volgende dag is Playa Baracoa het einddoel. Een zielloos dorpje met zo’n 100 meter zandstrand. Blijkbaar voldoende om voor de Cubanen als badplaats door te gaan. Onderweg doen we Mariel aan; een gezellig havenstadje dat – letterlijk en figuurlijk – onder de rook en het stof ligt van een aantal chemische bedrijven. Pernis stonk minder in de jaren zeventig.

Havana

In veel cafés en restaurants is live muziek

Om niet al om 10 uur op de stoep van ons hotel in Havana te staan, kriskrassen we wat door de voorsteden richting centrum en krijgen zo alvast een beetje een indruk van de stad. Brede avenues en statige groene wijken worden afgewisseld met grauwe, vaak vervallen woonblokken.

Het Parkhotel, dat we van te voren besproken hebben, blijkt een tamelijk chique hotel midden in het centrum; een prima uitvalsbasis voor het verkennen van de stad.

Vier dagen Havana. Een hele belevenis. Het oude Havana combineert prachtig gerestaureerde gebouwen en pleinen met statige maar vaak sterk vervallen appartementen­complexen waar de was op afbrokkelende balkons te drogen hangt.

Het combineert op toeristen ingestelde cafés en restaurants met de schoenmaker die zijn werk doet vanuit de deuropening van zijn woning; de luxe lobby’s van hotels met de donkere diepe portieken waar de elektriciteitsdraden van 20 woningen een onontwarbare kluwen vormen. Het lijkt een bijna onmogelijke opgave van het stadsbestuur om het oude Havana weer in zijn oorspronkelijke glorie te herstellen; er moet zoveel gebeuren.

De vaak geroemde Malecon, de boulevard die langs de Golf van Mexico loopt, valt wat tegen. De golven die tegen en soms een beetje over de zeewerende muur van een meter hoog slaan, kunnen de grauwheid van het vierbaans asfalt van de boulevard en de troosteloze gebouwen aan de landkant niet compenseren.

De topattractie van de centrale begraafplaats die we bezoeken (Cementario de Colon), is het graf van Senora Amelia Goyri. Een bedevaartsplaats voor Cubanen. Mensen leggen bloemen bij het graf, raken het beeld van de vrouw met kind aan. Een violist en gitarist spelen stemmige muziek.

Het hoort bij het ontroerende verhaal van de vrouw die in 1901 tijdens de geboorte van haar kind overleed. Haar man bezocht het graf vier keer per dag; klopte daarbij op de grafzerk en verliet achteruit lopend de begraafplaats, zijn blik gericht op het graf.

Toen de man na zijn dood in hetzelfde graf werd bijgezet bleek het lichaam van de vrouw nog intact. De baby lag niet meer aan de voeten van de vrouw maar tegen haar borst.

In het toeristische centrum van de stad is in veel cafés en restaurants live muziek. Van typische Caribische muziek tot mengvormen van verschillende stijlen. Om alvast weer een beetje te wennen aan de voor ons meer gebruikelijke klassieke muziek bezoeken we een concert van het Mozart Lyceum. Gesponsord door de Oostenrijkse ambassade.

Zondagavond, onze laatste volledige avond in Cuba, eten we op het mooiste plein van de stad: het Plaza de la Catedral. De vijf mooi gerestaureerde gebouwen die het plein omringen, waaronder de door de Jezuïeten eind 18e eeuw gebouwde kerk, vormen een harmonieus geheel en geven het plein een intiem karakter. De bui regen die plotseling valt en alle eters op het plein dwingt met eten en drinken een droog plekje te vinden onder de arcade van een van de gebouwen maakt het extra gezellig.

En dan zit het er op. We hebben in de bijna vijf weken dat we hier waren 1750 km gefietst, ruim 10.000 meter geklommen en gedaald, in 21 verschillende bedden geslapen en op talloze gezellige pleinen en in parken op een bankje naar mensen gekeken of een boek gelezen.

We hebben ons verwonderd over de Cubaanse economie, over de vele paarden en ossen die het zware werk doen en over de ontelbare helden die geëerd worden.

José Marti, de inspirator van de 2e onafhankelijkheidsoorlog die uiteindelijk leidde tot het vertrek van de Spanjaarden eind achttienhonderd, spant hierbij wel de kroon. Verder doen spreuken en foto’s van Che Guevara ook nog aardig mee. Minstens zoveel als van Fidel Castro en zijn broer Raul.

Wat we van te voren hadden gehoord en gelezen is waar: Cuba is een ideaal fietsland. Goede infrastructuur en het beperkte autoverkeer is helemaal ingesteld op het langzame verkeer. En er is veel te zien en veel om je over te verwonderen.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win