×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsreis rond het Voltameer

Ghana is groen, warm, luidruchtig en in de Heer

Reisverslag: Aart & Gerrie Dijkzeul
Foto's: Aart & Gerrie Dijkzeul

Fietsvakantie van 2000 km rond het Voltameer. Van het groene, relatief welvarende zuiden van Ghana naar de armoe in het noorden en langs de westkant van het meer terug naar de kust. De bevolking is overal even vriendelijk en toont je graag hoe ze leven en werken. Ghana is een warm land, letterlijk en figuurlijk. Werken doen vooral de vrouwen, met zware lasten op hun hoofd, terwijl de mannen op een bankje zitten.

‘You’re welcome’ horen we geregeld als begroeting in de vijf weken waarin we zo’n 2000 km rond het Voltameer fietsen. En welkom voelen we ons in Ghana, waar ze wel pap lusten van de Heer.

De zendelingen en missionarissen hebben niet stil gezeten. Kerkgenootschappen bij de vleet: heiligen van de laatste dagen, pinkstergemeente, veel praise- en healing-groepen en het meer traditionele werk als katholieken en protestanten.

Je ziet het ook terug in de winkelnamen: God and Sons Mobile Telecoms, Trust Jezus Tailor Shop, The Finger of Jesus Furniture.

Bij aankomst in hoofdstad Accra de gebruikelijke taferelen op het vliegveld: vijf, zes mensen die wat willen verdienen storten zich op ons. Tassen dragen, de weg naar de taxi’s wijzen, mensen zeggen dat ze een beetje uit de weg moeten om ons door te laten. Gelukkig hebben we van tevoren vervoer geregeld.

De hoteleigenaar, een Libanees, kent Nederland vrij goed. Hij komt er geregeld. Koopt dan oude auto’s (busjes), laadt ze vol met allerhande spullen en verscheept ze naar Benin waar alle Nederlandse afdankertjes een tweede leven krijgen.

Dat Ghanezen van muziek houden merken we de eerste nacht al. De vele vierkante meters geluidsbox van het naastgelegen café laten de veren in onze matras resoneren.

Accra - Atimpoku - Amedzofe

Over slechte wegen door groene heuvels naar de stuwdam

De eerste etappe, Accra uit. Wat is het warm, wat is de luchtvochtigheid hoog, wat een drukte, wat een stof. Het vakantiegevoel wil nog niet komen. Na 60 km stoppen we bij een lodge en wassen ons vanuit jerrycans, maar ook daarmee kun je het reisstof afspoelen.

De volgende dagen gaat het een stuk beter. Vrij korte afstanden, en – naarmate de afstand tot Accra groter wordt – een stuk rustiger. De natuur is prachtig: alles groen, veel bloeiende struiken en bomen en vooral veel vlinders.

De tweede stop is Atimpoku, vlak bij de Akosombodam van de elektriciteitscentrale die de Voltarivier het Voltameer maakt. Een prachtige overnachtingsplek. Na aankomst koelen we af door in de rivier te zwemmen.

Ons hutje ligt vlak naast een kerk waar oudjaarsavond van negen tot half een de glorie van de Heer bezongen wordt. Begeleid door bongo’s en ander slagwerk en afgewisseld met extatische geloofsbetuigingen. En zongen ze nu maar zuiver.

Via Amedzofe en Ho en fietsen we in drie dagen oostelijk van het Voltameer noordwaarts naar Hohoe. We moeten over heuvels tot zo’n 800 meter.

Nieuwjaarsdag is in een dorp een ritueel gaande. We stoppen en worden uitgenodigd te komen kijken. Met een dans van fraai uitgedoste mannen wordt de beste jager van het jaar geëerd. Dat laatste geldt ook voor Bacchus want er wordt flink wat zelf gebrouwen bier verstouwd.

De verhalen over de beesten die de jager gedood heeft (o.a. olifanten) komen niet erg geloofwaardig over. Ook de dode geit en kip die ons vol trots worden getoond doen niet vermoeden dat de beste jager ook echt grote werken heeft verricht.

De fietstocht naar Amedzofe is zwaar. Veel klimmen en een slechte onverharde weg. We wisselen het fietsen met lopen af. Maar het resultaat is er naar. Een prachtig guesthouse op het hoogste punt van Ghana (iets van 870 meter) met uitzicht op de vallei, al is het door de hoge luchtvochtigheid nogal nevelig.

We maken een rondje door het dorp, een voormalige Duitse missiepost met een groot opleidingscentrum voor leraren. Op het marktplein wordt Marble gespeeld, waarbij twee groepen van vier mensen fanatiek proberen elkaars noten van een glad oppervlak van 3 bij 5 meter te gooien. Een Ghanese variant op Jeu de Boules. Herrie, geschreeuw, veel omstanders. Het duurt uren.

We lopen vanuit Amedzofe naar de waterval, drie kwartier langs een weelderig begroeid pad. Een steile afdaling en we zijn er. Niet veel water maar wel prachtig.

We weerstaan de verleiding om in de poelen waar het water door stroomt te zwemmen. We zagen onderweg een hele stoet vrouwen met de was in teilen op het hoofd naar de top van de waterval lopen. Om in Ghanees waswater te baden gaat wel erg ver.

Amedzofe - Ho - Hohoe - Tamale

Ronde lemen hutjes met daken van gedroogd gras

De etappes naar Ho en Hohoe zijn een makkie: goede wegen en veel afdalen. Dat wordt de komende dagen wel anders. Van Hohoe naar Tamale is zo’n 400 km, waarvan een groot deel onverhard.

Nu bestaat onverhard in verschillende gradaties, maar dit is vrij hopeloos. Een weg als een wasbord waar niet op te fietsen valt. De zijkanten bestaan uit fijn grind of zand. Daartussen het overgangsgebied waar het behoedzaam laveren is om niet op het wasbord of in de zandbak terecht te komen.

We voeren een traditionele vreugdedans uit als we zo’n 8 km voor onze eindbestemming weer asfalt onder de banden krijgen. Maar het is niet alleen kommer en ellende, er valt ook veel te genieten. Een gemiddelde dag ziet er als volgt uit:

Als de wekker om vijf uur afloopt is het nog pikkedonker. Je moet wat om de warmte van de middag voor te zijn. We ontbijten met brood en een paar gekookte eieren die we gisteren op de markt scoorden. Warm water in een thermoskan voor de koffie hebben we bij het guesthouse geregeld. Zodra het licht is, rond zes uur, zitten we op de fiets. Het leven in de dorpjes komt dan ook op gang.

Gezinnen wonen in drie tot zes ronde lemen hutjes met daken van gedroogd gras, onderling verbonden door een lemen muurtje waardoor een binnenplaats ontstaat. Vuurtjes worden opgestookt en de mannen warmen hun handen.

Vrouwen krijgen geen koude handen, want die zijn aan het werk. Met het ontbijt of met het halen van water bij de pomp of de rivier. Vrouwen en meisjes met aluminium teilen en jerrycans op hun hoofd sjouwen het water vaak over grote afstand.

Als we door een dorpje fietsen lijkt het soms net of de school uitgaat. Kinderen rennen naar de kant om te zwaaien. Een hoop geschreeuw: ‘obronie’ in het ene gebied, ‘fade’ in een ander gebied. Wat ze nou precies zeggen en bedoelen weten we niet. Vreemdeling, malloot? Niets is uitgesloten.

Als we het iemand die redelijk Engels spreekt vragen legt hij uit dat ‘obronie’ blanke betekent en dat wat wij verstaan als ‘fade’ het Engelse woord ‘father’ is. Het komt nog uit de tijd van de blanke missionarissen en zendelingen die cadeautjes meenamen.

We stoppen bij een stalletje waar sinaasappels worden verkocht en waar ook de halte voor de bus (‘tro tro’) is. Zes lekkere sappige exemplaren worden er voor ons geschild.

Als we vragen of we een foto mogen maken breken er bijna onlusten uit. Iedereen moet er op: oma en het baby’tje worden nog snel uit de hut gehaald, een dikke mevrouw gaat pontificaal voor de camera staan. Het komt uiteindelijk allemaal goed en iedereen roept en schreeuwt als ze het resultaat op het beeldschermpje zien.

Het is bijna niet mogelijk om foto’s te maken waar geen mensen op staan. Zodra we stoppen zijn we omringd door grut en volwassen die, zodra het fototoestel te voorschijn komt, de poseerstand aannemen.

Van de goederen die langs de weg worden vervoerd vormen hout en cassave de hoofdmoot. Letterlijk, want het wordt bijna allemaal op het hoofd gedragen. Geen paard, ezel of handkar te bekennen. De vrouwen en de kinderen doen het sjouwwerk. Soms wordt de vracht achterop de fiets vervoerd.

Het is leuk te zien hoe die kleine partijen van 6-8 cassaven op een regionale markt uiteindelijk grote stapels worden.

Lunchen doen we ergens uit het zicht om te voorkomen dat iedereen de banaan van ons brood kijkt. Want dat is de gemiddelde lunch: brood, besmeerd met wat jam en afgedekt met banaan. Op de route valt niets van eten of drinken te bemachtigen, in ieder geval niets wat onze maag verdraagt.

Het gebied waar we door fietsen verandert langzaam. Het weelderige tropische groen maakt plaats voor het wat dorre savannelandschap.

Alleen kleine stukjes land bij de dorpjes worden bewerkt, het overgrote deel is ongecultiveerd. Soms wordt het savannegras afgebrand. Op een plaats wordt het vuur op de voet gevolgd door een hele groep jongens die met machetes (van het merk Crocodile) de ratten of wat daar op lijkt opjagen en buiten westen slaan.

Voor de lol of voor de vleesvoorziening wordt niet duidelijk.

De dorpjes langs de twee laatste etappes hebben geen elektriciteit. Meer dan gedurende de eerste week ziet het er allemaal erg arm uit: de smoezelige kleren, de stalletjes die zo goed als niets te verkopen hebben, het vieze water waar mensen zich mee behelpen.

Met het stijgen van de temperatuur, neemt ook de gevoeligheid van de billen toe. Die van Gerrie zouden zo voor malse biefstuk door kunnen gaan. We zijn duidelijk niet gewend aan het hobbelen over onverharde wegen. Zo tussen twee en drie uur bereiken we de plaats van bestemming.

Vaak een wat grotere plaats met de nodige voorzieningen zoals een ‘hotel’ of guesthouse. Moe, van boven tot onder rood van het stof en dorstig zijn we. Heerlijk om dan te douchen en een biertje (Aart) of fanta met bier (Gerrie) te drinken. Iets wat ze hier goed aanpakken: de flessen Star bier zijn 0,63 liter.

Na vijf etappes bereiken we Tamale, een grote stad. Brede strak geasfalteerde wegen met zelfs fietspaden, straatlantaarns, billboards met reclames voor mobiel internet.

In Tamale brengen we de tijd door met lezen en wat rondsjokken of rondfietsen in de stad.

We bekijken de fruitmarkt waar immense stapels bananen, sinaasappels en watermeloenen worden verhandeld, de houtmarkt waar hout en houtskool worden verkocht en de markt waar lokaal gemaakt gereedschap aan de man wordt gebracht.

Tamale - Buipe

Met de woestijnwind in de rug over de savanne

Opgeladen en met minder gevoelige billen gaan we verder. Tamale is het meest noordelijke punt van de reis, van hier gaan we langs de westkant van het Voltameer terug naar het zuiden. Met de Harmattan, de woestijnwind vanuit de Sahara, in de rug.

In alle vroegte stappen we weer op de fiets. De etappe van Tamale naar Buipe (spreek uit Boepee) is een lange: zo’n 110 km. Onderweg is weinig te krijgen dus onze fietsen kreunen onder de lading zelf gefilterd water en bananen die we meenemen.

Het grootste stuk is nogal saai: savanne en nog eens savanne. Tegen het eind wordt het al wat groener. Het kan ook de waas voor onze ogen zijn. Als we rond half een aankomen zijn we aardig uitgekakt. Na ons in het guesthouse te hebben geïnstalleerd gaan we bij een chopbar wat eten.

De chopbar is soort lokethuisje van anderhalve meter in het vierkant met het nodige eten dat ‘s ochtends is klaargemaakt en in de loop van de dag wordt uitgevent. Meestal nemen mensen het mee in een plastic zakje maar wij kunnen rijs met kip opeten voor de winkel van de buren, waar een bankje staat.

Het blijkt in dit gehucht ‘s avonds een stuk lastiger aan eten te komen. Niets open behalve een bar, een groot woord voor een omheinde zandplaat met wat gammele tafels en stoelen. Als we bier en fanta vragen wordt er geknikt.

Een minuut later zien we de dochter des huizes wegsprinten met wat geld in haar hand, om tien minuten later terug te komen met de bestelde – heerlijk koude – dranken.

Op onze vraag of we ergens wat kunnen eten antwoordt de uitbaatster dat zij wel wat heeft. Uit de grote pan met soep wordt flink opgeschept met grote stukken vlees er in. Het smaakt goed. Wat het precies is weten we niet want het is donker. Het vlees eten we met onze handen, de Ghanees is niet gewend met bestek te eten.

Dan komen we bij iets dat verdacht veel weg heeft van de ballen van een geit. We besluiten toch maar de zaklamp te gebruiken. Waarschijnlijk zijn het niertjes. Laten liggen is geen optie. De dame heeft zo haar best gedaan ons bord met stukjes vlees te vullen. Daarom wikkelen we de onbestemde vleeswaren in een oude krant om er in het guesthouse nog even van te genieten.

Buipe - Kintampo - Techiman - Sunyami - Bekyem

De kamers in het guesthouse blijken ook per uur te huur

De volgende morgen gaat de wekker weer om vijf uur. De verjaardag van Aart. De meegenomen slinger met de immer originele wens ‘Gefeliciteerd’ hangt er feestelijk bij.

Weer helemaal in het ritme gaan we door. Tussen Kintampo en Techiman begeeft een trapper het. Na wat gekraak en geknars valt hij gewoon uit elkaar. Gelukkig zijn we redelijk dicht bij een wat groter dorp met een fietsenmaker.

Via Techiman gaat het naar Sunyami en dan naar Bekyem. Vrij rustige wegen met mooie vergezichten. Bij een veredelingsbedrijf van cacaoplanten vertellen ze ons over de teelt van dit voor Ghana economisch belangrijkste landbouwproduct.

Bij een steenfabriek laat de eigenaar vol trots een door hem zelf gemaakte stenenpers zien. Op de vraag tot welke temperatuur ze de oven opstoken is het antwoord dat het op gevoel gaat.

Bekyem is een vrij klein plaatsje waar gelukkig wel een guesthouse is. Een beetje shabby, maar voor drieëneenhalve euro mogen we geen al te hoge eisen stellen. Als we zijn geïnstalleerd komen we erachter dat de kamers ook per uur te huur zijn.

Vele dorpelingen maken gebruik van deze faciliteit. En niet om te scrabbelen. Het wat ongemakkelijke gevoel dat we daar bij hebben verdwijnt als we ‘s avonds in het dorp wat gaan drinken.

Bij de plaatselijke bar slepen we twee stoelen naar buiten om de drukte te observeren. Met een biertje in de hand zien we de marktkooplui hun werk doen, zien we tweedehands Nederlandse auto’s met opschriften als ‘cafetaria de Smulpaap voor al uw snacks’ en ‘Baderie Verlaan Amstelveen’ langskomen.

En we zwaaien naar de geüniformeerde schoolkinderen die langslopen. Het dr. Livingstone gevoel. De ondergaande zon maakt het in pastelkleuren geschilderde gebouw aan de overkant van de markt nog kleurrijker.

Eten halen we bij een stalletje waar ze schijfjes yam frituren (zeg maar Ghanese frites) en bij een waar ze onderdelen van een ongedefinieerd beest barbecuen. De eigenares van de bar brengt ons ongevraagd een bakje water en een doekje om de vingers, waar we bij gebrek aan bestek mee eten, te kuisen.

Na een gesprek met de hoofdmeester van de plaatselijke basisschool lopen we het donkere zandpad af naar ons guesthouse. Omdat ook in Ghana het meeste overspel overdag plaatsvindt, is het heerlijk stil als we ons te rusten leggen op het drie centimeter dikke schuimrubber op een lattenbodem met iets te weinig lat. Alleen de uithalen van de voorganger in de nabijgelegen praise- and healing-kerk houden ons nog even wakker.

Bekyem - Kumasi

Een markt met meer dan tienduizend stalletjes

Na zes dagen en 460 kilometer fietsen door een prachtig gebied bereiken we Kumasi, het economische centrum van het land. Even geen fufu en gefrituurde maisbolletjes maar een lekkere pizza.

Net als in grote delen van het land, verplaatsen mensen zich in Kumasi met taxi’s. Resultaat is dat het verkeer in het gehele centrum muurvast staat. Met onze fietsen hebben we daar geen last van. Als we de stad verkennen slingeren we overal tussendoor.

Hoogtepunt van Kumasi is de markt: meer dan tienduizend stalletjes en andere verkoopplekken in een labyrint van steegjes en straatjes met een oppervlakte van 12 hectare. Honderden stalletjes waar schoenen worden geproduceerd, honderden waar kleedjes worden geborduurd, tweedehands kleren en koelkasten aan de man worden gebracht en gedroogd vlees en kruiden te koop zijn.

Het is een gezellige bedoening. Iedereen heeft wel zin in een praatje. En als we met een schoenmaker praten doen 99 collega’s mee in het Twi (de taal van dit gebied).

We bezoeken het culturele museum en komen wat meer te weten over de nog steeds bestaande traditionele bestuursvormen van de verschillende stammen met een heuse koning en lokale chiefs.

Aan het eind van de middag zijn we getuige van de uitvaartplechtigheid van een lokale grootheid, een voormalig presidentskandidaat. Zo’n 1000-2000 fraai in zwarte en rode kleding getooide mensen verzamelen zich rond een grasveld met daarop de kist en foto’s van de overledene.

De lokale chief maakt in vol ornaat een rondje over het veld, voorafgegaan door traditioneel geklede trommelaars. Wat er verder gebeurt ontgaat ons een beetje. Het lijkt vooral ‘zien en gezien worden’ en handen schudden.

Wij staan met andere nieuwsgierigen aan de rand van het veld. De neef van de overledene komt naar ons toe, schudt ons de hand en vraagt of we er bij komen zitten. Met onze korte broeken lijkt ons dat wat minder gepast. Foto’s nemen dan: loop gerust het veld op stelt hij als alternatief voor. We beperken ons tot het vanaf de zijlijn fotograferen en met verwondering aanschouwen van het tafereel.

Kumasi - Obuasi

Rond de goudmijnen wordt ook illegaal goud gewonnen

In alle vroegte hervatten we de rit naar het zuiden. Obuasi is vandaag de bestemming. Onderweg zijn jongens bezig met een in eerste instantie onduidelijke activiteit in de blubber. Het blijkt illegale goudwinning te zijn.

Vol trots demonstreren ze hun werkwijze. Grond wordt met water over een goot geleid waarbij het goudstof blijft liggen en de grond wegspoelt. Het goudstof met de resterende grond wordt vervolgens in vele stappen verder van de grond ontdaan, waarna een minieme hoeveelheid goudstof resteert.

Een eind verderop pakken ze het iets professioneler – en nog illegaler- aan door het goud te extraheren met kwik. Niet echt lekker voor het milieu en de gezondheid.

We doen op de route nog andere bedrijfjes aan. Een bedrijfje waar olie uit palmolievruchten wordt geperst en op Ghanese wijze alcohol wordt geproduceerd. Oliedrums, vuur en gefermenteerde palmoliepitten zijn de ingrediënten.

Ook bekijken we het drogen van cacaobonen. Overal laten ze ons met duidelijk plezier alles zien en wordt – voor zover er Engels wordt gesproken – uitleg gegeven over waar men mee bezig is.

Obuasi is de vestigingsplaats van de Anglogold Ashanti-goudmijnen. Voorzien van een mijnwerkerslamp en een noodrantsoen zuurstof laat een medewerker ons zien hoe gouderts gedolven wordt. We mogen ook een blik werpen op de installatie waar het goud uit het erts wordt gewonnen.

Een bezoek van Aart aan de kapper is niet echt een succes, maar hij weet nu wel ongeveer hoe het er aan toegaat in een dameskapsalon. Wassen, onder de droogkap, potje, spuitbus, maar knippen ho maar. Daartoe door Aart aangespoord begint de kapster er uiteindelijk toch maar aan. Na de eerste happen is het duidelijk: dit wordt nooit wat. Het knippen van haren van een white man is niet haar specialiteit. Het kapsel lijkt net een berglandschap.

Interventies en aanwijzingen van Gerrie helpen niet echt. Het is en blijft drie keer niks. Enigszins wanhopig besluiten we het er maar bij te laten. De baas van de tent vindt het eindresultaat ook niet om over naar huis te schrijven. Hij wil geen geld voor het verrichtte werk. We geven toch wat voor de moeite.

Het haar ruikt in ieder geval lekker. In de volgende plaats voert een andere kapper voor 50 cent een hersteloperatie uit.

Obuasi - Dunkwa - Bogosa - Tarkwa - Butre

Her en der herinnert nog een woudreus aan het oerwoud

Via de overnachtingplaatsen Dunkwa en Bogosa fietsen we naar Tarkwa. Ontbijten doen we bijna altijd bij stalletjes op of rond een ‘busstation’ waar ze koffie en brood met gebakken ei verkopen.

Het is een prachtige route: heuvelachtig, her en der nog een woudreus uit het oorspronkelijke oerwoud en verder wildernis en kleinschalige farms en plantages. Cacao is hier het belangrijkste gewas.

Ten opzichte van het noorden is dit een relatief welvarend gebied: veel meer economische activiteit, betere infrastructuur en naar het lijkt minder schrijnende armoede. Qua vriendelijkheid is er geen verschil. Ook hier is het ‘You’re welcome’ en ‘Obronie’ niet van de lucht als we langs de dorpjes fietsen.

Als we de kust bereiken, fietsen we naar Butre, een afgelegen vissersplaatsje aan de voet van een heuvel waarop de restanten van Fort Batenstein staan. Het fort is in 1656 door de Nederlanders gebouwd als handelspost.

Er staan veel van deze forten langs de kust van Ghana, gebouwd door Portugezen en later door Engelsen, Nederlanders en Denen.

Oorspronkelijk gaat het vooral om de handel in ivoor en goud. De naam Goudkust, zoals Ghana voor de onafhankelijkheid heette, kwam niet zo maar uit de lucht vallen. Later wordt de handel in slaven het belangrijkst.

In Butre verblijven we in het enige toeristenoord. De Hide Out Lodge heeft vijf hutjes in een met struiken en bomen aangekleed parkje. Het ligt aan een heerlijk zandstrand. Zaterdag zijn lezen en zwemmen de meest inspannende activiteiten.

Zondagochtend vroeg gaan we met iemand uit Buttre per uitgeholde boomstam op krokodillentocht in een lagune. Van alles te zien maar geen krokodil. Het antwoord op de vraag wanneer er voor het laatst een krokodil is gezien, is zo vaag dat we denken dat dat heel lang geleden moet zijn.

Later op de ochtend gaat Gerrie naar de dienst in de plaatselijke kerk. Het is een swingende maar ook langdurige bedoening. Als de pastoor preekt loopt hij door het gangpad en richt zich vooral tot de vrouwen die, keurig gescheiden van de mannen, rechts in de kerk zitten. Het maakt nieuwsgierig wat de pastoor hen te zeggen heeft. Hij preekt in de lokale taal en is daarom niet te volgen.

Na twee uur is het collecte. Voorafgegaan door het koor, compleet met toga’s en van die academische hoedjes, loopt iedereen in een langere rij dansend en zingend naar de afwasteil die als collecteschaal dienst doet. Een goede gelegenheid om na de collecteschaal de afslag naar de uitgang te nemen.

Aart is ondertussen op de fiets naar Dixcove, hemelsbreed 5 km van Butre. Over de weg is de afstand zo’n 15 km. Hier doen ze niet aan zondag. De vissersboten brengen de vangst aan land, die op het strand wordt uitgestald, verkocht en verder verwerkt. Barracuda’s van anderhalf tot twee meter worden tot stukken van een kilo gehakt. De gieren wachten rustig tot ze het slachtafval kunnen verorberen.

Butre - Shama - Cape Coast

Via forten aan de kust werd een miljoen slaven weggevoerd

In alle vroegte laden we de fiets op. We willen de 200-250 km naar Accra in vier etappes overbruggen. In Shama, de eerste overnachtingplaats, gaat het hele dorp uit zijn dak als Ghana de voetbalwedstrijd tegen Marokko wint en de kwartfinale van de Afrika Cup bereikt.

Een dweilorkest met trompetten en trommels en een massa dansende Ghanezen, het bruist en borrelt. Als enige blanken in het dorp ontkomen we er niet aan om mee te dansen. We missen waarschijnlijk de juiste swing maar het is wel een leuke happening.

De volgende dag is ons doel Cape Coast: een van de toeristische hoogtepunten van Ghana vanwege het Cape Coast Castle dat Portugezen hier in de 15 eeuw bouwen. Het is later veroverd door de Engelsen en staat nu, mooi gerestaureerd, op de lijst van werelderfgoederen.

Er is weinig van het toeristische karakter te merken. Het stadje is nog heel authentiek Afrikaans en de blanken zijn op de vingers van een hand te tellen.

Het kasteel is indrukwekkend: de ligging, de omvang, maar vooral de geschiedenis van de slavenhandel, die heel zichtbaar is door de slavenkerkers. Duizend mannelijke slaven werden hier zonder sanitaire voorzieningen in een bedompte ruimte van zo’n 800 vierkante meter wekenlang opgesloten in afwachting van transport naar Amerika of de Cariben.

Licht en lucht komt door een paar kleine gaatjes. Voor de vrouwelijke slaven is er een aparte kerker. De schatting is dat zo’n miljoen slaven (op een totaal van 10 tot 15 miljoen) via de forten in Ghana van hun geboortegrond zijn weggevoerd.

Het museum bij het kasteel geeft een goed beeld van de slavenhandel. Wat opvalt is dat de Ghanezen zichzelf niet sparen. De Ghanezen waren zelf actief betrokken bij de slavenhandel. Slaven in ruil voor alcohol, wapens en tabak. De rol van de Europeanen wordt zelfs wat gerelativeerd door ook vooral de positieve effecten van de aanwezigheid van de Europeanen te noemen, zoals onderwijs en de introductie van producten zoals cacao.

Cape Coast - Accra

Terwijl de vrouwen sjouwen zitten de mannen op een bankje

Naar Accra is het nog twee vrij zware etappes, door forse tegenwind en – vooral de laatste dag – verkeersdrukte. Een soort corvee waaraan niet valt te ontkomen.

We hebben veel indrukken opgedaan. De grote tegenstellingen binnen Ghana. De schrijnende armoede in het noorden. Het zuiden en midden van het land is veel vruchtbaarder en welvarender: alles is uitbundig groen, veel landbouw, dorpen waarbij de winkels wat meer in huis hebben dan wat meel en waspoeder.

En dan is er de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, met name op het platteland. Een keer kon Gerrie het niet meer aanzien dat de jongens en mannen ‘s morgens vroeg lekker op een bankje zaten terwijl de vrouwen onmogelijke vrachten hout op hun hoofd versjouwden. Remmen, afstappen en preken. Of de mannen daardoor deze eeuwenoude rolverdeling veranderen valt te betwijfelen maar het lucht wel even lekker op.

Wat we de afgelopen weken geleerd hebben is dat je met een hoofd veel meer kunt doen dan denken. Bananen, naaimachines, vitrinekasten, schalen met levende kippen, tientallen liters water, brandhout, een snoepje, schooltas, al dit soort zaken worden hier op het hoofd gedragen.

Maar wat het meest bij blijft is de ongecompliceerdheid en vriendelijkheid van de mensen. Wat moeten Ghanezen die in ons land wonen zich op dit punt ontheemd voelen. Hier worden we door veel mensen vriendelijk begroet. Mensen komen bij ons zitten om een praatje te maken. We voelden ons geen moment onveilig of ongemakkelijk. Het is letterlijk en figuurlijk een warm land.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!