×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsvakantie Argentinië

Over de pampa's en door de uitlopers van de Andes

Reisverslag: Gerrie & Aart Dijkzeul
Foto's: Gerrie & Aart Dijkzeul

Van Buenos Aires door een glooiend landschap de Rio Paraná volgen naar Rosario, tot waar de zeeschepen komen. Over de pampa’s, waar die heerlijke Argentijnse biefstuk vandaan komt, naar Córdoba en dan een rondje door de Sierras de Córdoba, met zijn vele oude estancias; jezuïten-kerken met boerderij. In het noorden vanaf Salta over de flanken van de Andes door afwisselende landschappen langs o.a. Quebrada de Cafayate en Amaicha del Valle.

Het is elke keer weer een wonder dat alles klopt en past. Dat het vliegtuig op de goede plek landt, dat er iemand op het vliegveld staat met een bordje Aart en Gerrie en dat er midden in het centrum van Buenos Aires een opgemaakt bed op ons wacht.

Zo smeren we vier uur ‘s morgens in Rijnsburg krentenbollen, zo bestellen we twaalf uur ‘s avonds in de hoofdstad van Argentinië in ons beste Spaans een cerveza en vino tinto.

Buenos Aires is overzichtelijk door een rechthoekig stratenpatroon. De trendy woon- en winkelwijk langs de Rio de la Plata doet niet onder voor de Kop van Zuid. Op de Plaza de Mayo vindt de wekelijkse demonstratie van de dwaze moeders plaats. Er zijn meer toeristen dan demonstranten.

En dan is er Cementerio de la Recoleta, de begraafplaats waar ook Evita Duarte de Perón begraven ligt. Een dorp in een stad; een wirwar aan straatjes, waarlangs de soms sobere en soms zeer uitbundig versierde mausoleums staan met de kisten van de overleden familieleden pontificaal in het zicht.

Langs de Rio Paraná naar Rosario

Licht glooiend landschap met uitgestrekte landerijen

Het echte werk begint. De GPS loodst ons zonder mankeren Buenos Aires en de vele aanliggende gemeenten uit. Het duurt bijna de hele dag voordat we echt de stad uit zijn gefietst. Niet verwonderlijk: 3 van de 40 miljoen Argentijnen wonen in de hoofdstad.

Ons plan is om parallel aan de Rio Paraná naar het noorden te trekken. De eerste dag, tot aan Zárate, gaat dat redelijk gemakkelijk. In Zárate blijkt vrijdagavond de baltsavond te zijn. De mooie veren zijn de auto’s, waaruit via de open ramen oorverdovende muziek klinkt. De paardans is het rijden van rondjes om het plein en park. De meisjes die op de stoep en in het park paraderen zijn druk met elkaar.

Vanaf Zárate is het twee dagen lang zoeken naar begaanbare wegen. De Route National die er op de kaart zo vriendelijk uitziet, blijkt een zandweg. En wat er aan wegen is, komt uiteindelijk uit op autosnelweg nr 9. Deze weg is de enige mogelijkheid om zijriviertjes van de Rio Paraná over te steken.

Onze schroom om langs de borden te fietsen waarop staat dat fietsen verboden is, verdwijnt als we geen andere mogelijkheid zien om verder te komen.

Vanaf Baradero lukt het ons de autoroute te vermijden. Wegen die op de GPS-kaart als onverhard staan aangegeven blijken soms toch verhard; de onverharde wegen zijn van redelijke kwaliteit.

Wat we nu zien begint een beetje te lijken op het beeld dat we van Argentinië hadden. Een licht glooiend landschap met uitgestrekte landerijen met fruit, maïs, koeien en paarden. Een schooltje op een kruispunt van eindeloze wegen waar geen huis te zien is, in welke richting je ook kijkt.

En lekker warm, zo rond de dertig graden. Maar dat is in één klap over als we van Ramallo naar Rosario fietsen, een afstand van circa 100 kilometer waarvan we een groot deel in de regen afleggen. 15 graden geeft de thermometer aan. Grauw en grijs, af en toe opgelicht door bliksem.

Het past wel bij het gebied met veel zware schrootverwerkende industrie. Gelukkig hebben we de stevige zuidenwind in de rug.

Rosario is een heerlijk relaxte plaats. De boulevard langs de rivier is werkelijk prachtig. Een parkachtige strook van een paar kilometer lang met opgeknapte gebouwen waarin cafés, restaurants, sportcentra en musea zijn gevestigd. Uitzicht op de rivier en de zeeschepen die tot aan hier kunnen varen.

We brengen een dag door met wandelen, luieren en lezen. En eten niet te vergeten. Die Argentijnse koeien moeten het echt naar hun zin hebben op de pampa’s, want entrecotes zoals ze hier serveren vind je nergens. Zowel qua smaak als qua omvang. We zijn weer helemaal opgeladen om morgen te beginnen aan de oversteek naar Córdoba.

Over de pampa's naar Córdoba

Hier komt die heerlijke Argentijnse biefstuk vandaan

Na een dag relaxen in Rosario, stappen we weer op te fiets. Op naar de pampa’s, om te zien waar die heerlijke Argentijnse biefstuk vandaan komt. De route die we fietsen is vrij simpel. Als we eenmaal de stad uit zijn, is het 100 km rechtdoor naar San Genaro.

De volgende dagen naar El Trebol, Las Varillas en Villa del Rosario wordt het iets ingewikkelder, want dan moeten we ook nog een keer links- of rechtsaf slaan.

Het fietsen is bijna een meditatieve ervaring. De benen die monotoon op en neer gaan; tientallen kilometers achter elkaar. Het vlakke landschap vraagt ook weinig geestelijke aandacht.

Alleen de vraag hoe het nu met de zon zit, leidt ons een tijdje af. We fietsen naar het noorden met de zon in ons gezicht. En daarbij draait hij op het zuidelijk halfrond ook nog tegen de klok in.

Alle dagen hebben globaal een zelfde verloop. Ontbijten om zeven uur en voor achten op de fiets. Na een uur of twee stoppen in een van de dorpjes die er om de 20-30 kilometer liggen. Tien straten die van noord naar zuid lopen en acht die daar loodrecht op staan. Goed verzorgde vrijstaande huizen, brede straten. Het ziet er welvarend uit. De straten in het centrum zijn verhard; de rest niet.

Midden in elk dorp ligt een groen en fleurig park met prieeltjes, standbeelden, bankjes en wat speeltoestellen. Het plaatselijk café, dat soms erg ouderwets is maar in de iets grotere plaatsen weer heel trendy kan zijn, voorziet ons van koffie met de standaard medialunas (croissants).

Na zo’n 60 – 70 kilometer is het tijd voor de lunch. We doen boodschappen in de lokale autoservicio (zelfbediening) en knabbelen de etenswaren op in het park. Een mevrouw komt er bij staan om een praatje te maken.

Dat valt niet mee; zij spreekt geen Engels en met het Spaans van Gerrie kunnen we wel koffie bestellen maar niet de ontwikkeling van Argentinië in al zijn facetten bespreken. De dame vertrekt met een brede glimlach en komt vijf minuten later terug met een Argentijnse vlag. Voor op de fiets.

In een ander dorp verorberen we onze lunch als net de school uitgaat. Twintig tot dertig kinderen in witte schooluniformen van het model stofjas. Weinig florissant. Argentinië mag zich ondertussen ook tot de welvarende landen rekenen.

Veel kinderen met overgewicht (ouderen trouwens ook); om hun tere ruggetjes niet te belasten met de zware schoolboeken, hebben ze schooltassen op wieltjes. Van het zelfde type als waarmee bejaarden die slecht ter been zijn de boodschappen vervoeren.

Het digitaal vastleggen van de schoolkinderen met het rollend materieel leidt tot een oploopje omdat iedereen op de foto wil. Geen kind of onderwijzer die méér Engels spreekt dan het klassieke What’s your name. Gelukkig is er in het dorp één mevrouw die Engels spreekt. Zij wordt er bij gehaald, waarna de gebruikelijke reisinformatie kan worden uitgewisseld

Het lukt ons steeds de etappe te beëindigen in een wat grotere plaats met een hotel. Als we daar zo tussen twee en vier aankomen is het dorp meestal volkomen uitgestorven. De siësta wordt in ere gehouden. En dan, het fijnste moment van de dag: de douche die het stof en het zweet van ons afspoelt.

Daarna even de ogen toe, een ijsje, wat drinken en dan bijtijds wat te eten zien te scoren. Aan de gewoonte om pas na negenen te gaan eten kunnen we nog niet erg wennen. Wij zijn dan ook meestal de enige eters als we zo om een uur of acht om de menukaart vragen.

Na vier dagen tegenwind en één dag de wind in de rug, fietsen we Córdoba binnen. We hadden het traject tussen Rosario en Córdoba ook met de bus kunnen doen maar we zijn blij dat we het niet gedaan hebben. Het is in zeker opzicht een saaie route, maar daar staat tegenover dat we ons nu wel iets kunnen voorstellen bij de pampa’s en hoe het is om te leven in een gebied waar alle ruimte is.

Córdoba is de tweede stad van Argentinië. Anderhalf miljoen inwoners en een vriendelijk en fleurig centrum met her en der fraaie gebouwen. De oudste uit de beginperiode van de Spaanse overheersing (zestiende eeuw).

Qua planning pakken we het niet al te handig aan. Als we zondagmiddag de stad in gaan, zijn de meest interessante bezienswaardigheden net gesloten. Maandag blijken ze, buiten het toeristenseizoen, eveneens gesloten.

Rondje Sierras de Córdoba

Jezuïetenkerken met hoeves om in de kosten te voorzien

Als we Hotel Vienna in Córdoba verlaten zijn we wel weer eens toe aan de rust van het platteland. Op naar Ascochinga. Een school, een klein winkeltje en een golfbaan met bijbehorend super de luxe golfhotel; gek veel meer is er niet.

De receptionist trekt een wenkbrauw op als hij ons enigszins stoffig en verhit binnen ziet komen in fietskledij die duidelijk afwijkt van de hier geldende dresscode. Maar dat wordt anders als hij begrijpt dat we op de fiets zijn en het tarief voor een overnachting kunnen en willen betalen.

De volgende dag fietsen we vanuit Ascochinga een rondje langs Estancia de Santa Catalina en het dorp Jesús María. Alleen al voor de namen zou je het doen. Het is een prachtig gebied. De wegen wat minder. Onverhard en van het type wasbord.

In Santa Catalina bekijken we de door de jezuïeten gebouwde kerk uit begin zestienhonderd en de hoeve (estancia) die ze hier en op andere plaatsen hebben gesticht om te voorzien in de kosten van hun projecten in Argentinië. Net als andere kerken die we deze week bezoeken zijn ze opgenomen op de werelderfgoedlijst van de Unesco.

In Jesús María bezoeken we een vergelijkbare kerk en bijbehorend museum, waar de geschiedenis van de aanwezigheid van de jezuïeten in Argentinië wordt toegelicht. De beheerder van het museum blijkt idolaat van fietsen. We komen niet weg voordat we alle digitale foto’s van zijn gereden koersen hebben voorzien van bewonderende uitroepen.

We maken de oversteek naar La Cumbre, op 1180 meter hoogte in de Valle de Punilla. Een afstand van niks, zo’n veertig kilometer. Maar we zijn er wel een groot deel van de dag mee bezig. Het is een zeer slechte onverharde weg met een hellingshoek die net iets te groot is voor onze fietsen met bagage.

We stijgen het eerste deel van de tocht van 700 naar 1600 meter. De afdaling die volgt is even inspannend als de klim; de snelheid niet veel hoger. Gemiddeld over de hele dag blijven we onder de 9 km/uur.

Afhankelijk van wie je het vraagt, compenseert de mooie omgeving, de volledige stilte en het ontbreken van elk verkeer, de inspanning niet, respectievelijk gedeeltelijk.

De volgende dag is het richting Carlos Paz wel anders. De melodie van What goes up, must go down speelt door ons hoofd als we tientallen kilometers zonder de trappers te hoeven bewegen, over het gladde asfalt zoeven.

Carloz Paz en omgeving blijkt het niet helemaal te zijn. Een cocktail van Drievliet, Valkenburg en Scheveningen, met meer hotels, restaurants en kroegen dan huizen. Nog een stukje verder dan maar.

Zo eindigen we in Icho Cruz. Een dorpje met een paar hotels en restaurants die niet open blijken te zijn. Gelukkig is er een vakantieoord voor bejaarde Argentijnen dat ook kamers verhuurt aan passanten. En zo pakken we voor de ingang van wat op een ouderwets bejaarden­tehuis lijkt, onze fietsen af onder het toeziend oog van de krasse knarren.

Het riviertje dat door het dorp stroomt blijkt vele mooie zandstrandjes te hebben. We zoeken een rustig plekje uit waar we de rest van de middag lezend doorbrengen.

Uitgezwaaid door het complete bejaardenhuis gaan we de volgende ochtend weer verder naar het zuiden. Alta Gracia is de bestemming. Een kippeneindje maar wel met heel wat klimmen en dalen. We moeten twee keer een heuvel of bergrug oversteken. Kilometers lang tussen de 7 en 10% stijging. Met een glad wegdek is dat net te doen.

Alta Gracia blijkt een prettige plek te zijn om een dagje extra te blijven. Ook hier een door de jezuïeten gebouwde kerk met estancia en museum dat een bezoek waard blijkt te zijn. Dat geldt ook voor het Che Guevara-museum, dat is gevestigd in het huis waar deze beroemde Argentijn tijdens zijn jeugd woonde.

De vele foto’s, de brieven, de geschiedenis, het raakt ons beiden. Het is geschiedenis uit een periode die wij ook hebben meegemaakt. Het is romantisch maar ook tragisch. Zijn fiets- en motorreis door Argentinië waar hij, zoon van een welge­stel­de familie, kennis maakt met de sociale omstandig­heden in Zuid-Amerika.

Het afscheid van zijn vrouw en vier (jonge) kinderen als hij uit Cuba vertrekt om de vrijheidsstrijders in Kongo en later Bolivia een handje te helpen.

Als we zondagavond wat rondlopen worden we aangetrokken door muziek die we vanuit een groot oud gebouw horen. We komen terecht in een kapel bij een klooster. Daar treedt een klein koor met wat instrumentalisten op.

Een combinatie van Zuid-Amerikaanse muziek en klassieke kerkmuziek die ook bij ons gezongen wordt. De muziek uit de eerste categorie klinkt een stuk beter.

Maandag regent het de hele dag flink. We passen ons programma aan en brengen de dag door met luieren. lezen en, als het weer wat opklaart, wandelen. Het lijkt een patroon te worden: een dag per week regen, verder stralend weer met temperaturen tussen 25 en 30 graden.

We fietsen met een zuidelijke lus via Despenadero terug naar Córdoba. Daar bezoeken we de nog niet afgekruiste bezienswaardigheden. Vooral de guided tour door de jezuïetenkerk en de door deze congregatie opgerichte universiteit (begin 1600) is de moeite waard.

Met enige trots wordt een link gelegd tussen de het uit het land zetten van de jezuïeten door de Spaanse koning in 1757 en het feit dat veel vrijheidsbewegingen in Zuid- en Midden-Amerika door jezuïetenpriesters werden geleid. Het heeft te maken met het feit dat jezuïeten van mening zijn dat God zijn macht niet overdraagt aan een koning maar aan de mensen.

Over de flanken van de Andes

Afwisselende landschappen in Noordwest-Argentinië

Vanavond reizen we met de bus naar Salta, dat zo’n 800 km noordelijker ligt. Vijf weken is te kort om alles per fietst te doen. Alleen als ze worden ingepakt als pakket, mogen de fietsen

De volgende ochtend rijden we redelijk fris en monter Salta binnen, dat tegen het Andes-gebergte ligt. Van luxe bussen hebben ze hier wel verstand.

Salta, meer schoenenpoetsers dan schoenen. Oftewel: een toeristenplaats. Maar wel een hele prettige. Een tamelijk groene stad, met veel terrasjes, kerken, musea. Het meest indrukwekkende is het Museo de Arqueología de Alta Montaña.

Centraal in het museum staan de gemummificeerde lichamen van drie kinderen uit de Incacultuur die zo’n vijfhonderd jaar geleden op de top van de 6700 meter hoge Niños del Llullaillaco zijn geofferd.

Het waren de kinderen van welgestelde inwoners, voor wie het een grote eer was dat hun kinderen na de ceremonie tezamen met hun voorouders over het welbevinden van de gemeenschap waakten. Het levert ons een avond discussie op over de vraag of goed en kwaad wel gedefinieerd kunnen worden.

Na een paar heerlijke dagen in Salta fietsen we in zuidelijke richting. In drie dagen leggen we zo’n 250 kilometer af. Een prachtige route met veel verschillende landschappen. Van tropisch groen tot een stoffig duinlandschap. Van wijngaarden tot vlaktes stekelacacia’s, met daartussen meters hoge cactussen zoals je ze in de stripboeken ziet.

Het middenstuk van de route, de Quebrada (ravijn) de Cafayate, is een groot sprookjeslandschap. De erosie van het zachte gesteente leidt 80 kilometer lang tot spectaculaire vergezichten. Zowel in vormen als in kleuren. Het is overweldigend.

Op Google Earth en onze fiets-TomTom hebben we na de eerste etappe van 80-90 kilometer, twee mogelijke locaties voor een overnachting gevonden. Als we daar aankomen blijkt de één niet te bestaan en de ander is met zijn activiteiten gestopt. Tsja, wat doe je dan. Eerder hadden we al een noodplan bedacht waarbij we zouden liften naar de volgende overnachtingsmogelijkheid in Cafayate op 180 km van Salta.

Dat er nauwelijks verkeer is, komt ons nu minder goed uit. Overnachten in een verlaten schuurtje misschien? We besluiten eerst nog maar een stukje verder te fietsen. Dat pakt goed uit. Na vijf kilometer geen huis of gebouw gezien te hebben, staat daar ineens een bordje Comedor en “Cabanas te huur”.

En zo zitten we ‘s avond in een volstrekt verlaten gebied in een luxe huisje en zorgen de vuurvliegjes voor een twinkelend decor.

Cafayate, de tweede stop op dit stuk van de route, is een knus stadje met een groot aantal bodega’s. Op een terras met uitzicht op de Andes en het zonnetje in het gezicht, laten we ons de lokale wijn goed smaken. De volgende dag moeten we het allebei een beetje bezuren. De benen zijn duidelijk zwaarder dan andere dagen.

In Amaicha del Valle, de derde stop, bezoeken we het Museo Pachamama (moeder aarde). Een wondere wereld van kleurrijke gebouwen, pleinen, meters hoge symbolen en oude en nieuwe kunst geïnspireerd door de cultuur uit de tijd voor de Spaanse overheersing.

Amaicha del Valle is een stoffig stadje van niks (3000 inwoners) met maar een paar verharde wegen en dan ineens zo’n prachtig complex.

De wekker gaat om half zes af. Met ruim duizend meter klimmen voor de boeg en middagtemperaturen van boven de dertig graden willen we het grote werk er voor het heetst van de dag op hebben zitten.

Moeder overste, zoals we de bazin van het hotel in Amaicha del Valle noemen, zwaait ons uit. Wij ontbijten bij het lokale benzinestation. Het klinkt weinig prozaïsch maar in dunbevolkte gebieden is het dé plek voor verse medialunas (croissants) en een goede kop koffie.

De klim van 2000 naar 3000 meter valt mee. Het stijgingspercentage komt nergens boven de 5-6%. Het is een wonderlijk woest landschap: kaal, kiezels en kaktussen. En heel soms een snipper groen op een plek waar de hoge bergen hun eerder opgevangen water aan de oppervlakte laten komen.

De uitzichten op het lager gelegen dal zijn prachtig. Op een paar huisjes in de groene oases na, is er geen bebouwing. Het nemen van de bergpas Abra del Infiernillo (kleine hel) op 3042 meter is, anders dan de naam doet vrezen, bijna een fluitje van een cent.

En dan, als we de top over zijn, ziet de wereld er ineens heel anders uit. Groen en grazig. De loslopende lama’s kijken hooghartig om zich heen en keuren ons geen blik waardig.

We dalen, met een tussenstop voor de nacht in Tafi del Valle, van 3000 naar 400 meter en volgen daarbij de loop van een beekje dat gaande de rit rivier wordt. Hoe lager we komen, hoe dichter het groen wordt.

Het lijkt wel tropisch regenwoud waar we doorheen fietsen. Veel bloemen en vogels. Maar aan alle dalen komt een einde. De laatste vijftig kilometer moet er weer gewoon getrapt worden. Een vlakke weg en temperaturen van boven de 35 graden. We lopen rood aan. We zijn het flink zat als we kort na het middaguur in Concepción aankomen

De volgende dag fietsen we ruim honderd kilometer in de regen. Daar helpt geen regenjas tegen. Behalve een comedor bij een benzinestation komen we de hele route niets tegen waar we wat kunnen nuttigen.

De nattigheid zet de padden er toe aan de weg over te steken. En dan hebben we het niet over padden ter grote van een muffin maar ter grote van een schoen. Fraaie beesten.

Enigszins verweekt komen we aan in Termas del Rio Honda, bekend om zijn thermale baden. Als de hoteleigenaar ons omstandig uitlegt hoe we het bad met thermaal water moeten vullen, geloven we het wel. Onze huid voelt aan als natte kranten; aan een terminaal bad hebben we geen behoefte. Een gewone douche is mooi genoeg.

De laatste serieuze fietsdag eindigt de route in Santiago del Estero, de oudste stad van Argentinië. Daar is nog maar weinig, zeg maar niets, van terug te vinden. We brengen twee dagen door met slenteren, lezen en het bij elkaar sprokkelen van de benodigdheden (plastic en karton) om onze fietsen in de bus naar Buenos Aires mee te kunnen nemen.

Als we nog wat rondfietsen komen we bij een begraafplaats waar het een drukte van belang is. Aandoenlijk is het beeld van de familie die in een kring rond het geopende familiekappelletje zit, met zicht op zes met kanten kleedjes afgedekte kisten.

Buenos Aires

Ook hier kennen ze een hondenuitlaat­service

Na een relaxte nachtelijke bustocht komen we aan in Buenos Aires aan. Van de 1900 kilometer die we gefietst hebben zijn de vijf kilometer van de bushalte naar het hotel de gevaarlijkste. Bussen die vlak vóór ons passeren en tegelijkertijd naar rechts uitwijken om bij een halte te stoppen zijn de ergste.

Als een dikke BWM ons op een vergelijkbare wijze afsnijdt, uit Aart zijn ongenoegen door met zijn vlakke hand op het dak te slaan. Remmen, deur open, grote man, grote mond. Gelukkig spreekt hij geen Engels, dus hij is snel uitgetierd.

We brengen de tijd door met lange wandelingen door de stad. Het Evita-museum is één grote promotie van de goede werken van Evita. ‘s Avonds gaan we naar het Argentijnse equivalent van de tulpenbollen en windmolens: een tangoshow. In één woord: spetterend. We genieten er hevig van.

Met een laatste fles Argentijnse witte wijn in het film- en theaterdistrict sluiten we onze vakantie af.

Als we na ruim vijf weken vakantie in Argentinië de balans opmaken dan springt er vooral uit: het “helemaal los zijn” van de dagelijkse beslommeringen thuis en op het werk en de tijd die we voor onszelf en voor elkaar hebben. Kletsen, lezen, fietsen.

Verrassend voor ons: qua cultuur is Argentinië niet echt verassend. Het is niet het Zuid-Amerika zoals we ons dat hadden voorgesteld. Ook hier kennen ze een belbus, een hondenuitlaat­service en sport­scholen waar ze Pilates geven.

Het grote aantal immigranten uit Italië en Spanje en het christendom maakt dat de bevolking en het dagelijks leven in het deel van Argentinië waar we gefietst hebben, niet veel verschilt van dat in Europa. Alleen in noordwest Argentinië wordt het straatbeeld meer bepaald door de oorspronkelijke bevolking.

Onvolprezen zijn de parkjes in het centrum van elk dorp en elke stad. Als oriëntatiepunt (dit is het centrum) en als ontmoetingspunt. Ook de grootte van de bierflesjes en de omvang en kwaliteit van de biefstukken kan niet genoeg geprezen worden.

Qua natuur heeft Argentinië veel te bieden. Wat is er mooier dan de bloeiende passiebloem als onkruid. Uitzicht op de Andes, sterk geërodeerde bergen, eindeloze vlakten met woeste grond. En dat alles bij temperaturen die rond de dertig graden liggen. We hebben er van genoten.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win