×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Fietsvakantie Malawi

Het warme hart van Afrika

Reisverslag: Ton Spil & Antoinette Geerts
Foto's: Ton Spil & Antoinette Geerts

Fietsvakantie in Malawi is ploeteren in het zand en met trucks meeliften, gastvij onthaald worden, douchen onder een bak water, maïspap eten en maïsbier drinken, kamperen bij een tabaksboer met 4 vrouwen, ‘s nacht oppassen dat de Nijlpaarden je tent niet pletten en genieten van een prachtige natuur.

‘Mister Livingstone, I presume,’ sprak Henry Stanley midden in het warme hart van Afrika vlakbij het Tanganikameer waar David Livingstone in 1872 zijn laatste jaren sleet. Wij komen Malawi binnen vanuit het drielandenpunt Tanzania, Zambia en Malawi waar de grote Rift vallei een aftakking maakt naar het Malawimeer.

Ploeteren door het zand

Op het goede moment blijkt hier altijd een lift voorhanden

Vijfendertig kilometer ploeteren we door het zand voordat we de grens bereiken. De 10 kilometer niemandsland zijn de zwaarste tien tot nu toe. En dan zijn we eindelijk in Malawi. Een dikke brij van zand doet onze wielen wegzinken en van ellende schop ik af en toe een zandhoop weg.

Na twintig kilometer zitten we volledig stuk en als Antoinette een lekke band krijgt, steek ik mijn duim op naar de tweede vrachtwagen die in drie uur passeert. We kunnen mee en met de binnenband nog los van het wiel wordt de fiets ingeladen. Op het goede moment blijkt er hier altijd een lift voorhanden.

Even later staan we bij de gemeentegrens van Chisenga en een politieagent biedt ons een kampeerplek aan op het politieterrein. Op Antoinette’s vraag of ze echt geen broek mag dragen, geeft hij ons een boekje waarin slechts een paar toeristische plekken staan waar het mag en verder zal ze zich dus als een dametje moeten gedragen. President Banda heeft dat zo besloten. We kunnen ons wassen in een riviertje. De Malawiërs verzekeren ons dat er in snelstromende rivieren geen bilharzia voorkomt. We zijn toch voorzichtig.

We maken een wandeling door het dorp en verschillende mensen komen ons spontaan een hand geven. Pawex, een ontwikkelingswerker van de regering, laat ons een opslagplaats voor agrarische producten zien en is trots op de gezamenlijke nsima (een soort maïsbrei) bereidingsplaats die hij voor elkaar gekregen heeft.

Hij nodigt ons uit om bij hem thuis te komen eten. We nemen plaats op een mat en praten verder over Chisenga en Malawi in het algemeen. Pawex en z’n vrouw willen liefst zo spoedig mogelijk terug naar de hoofdstad Lilongwe maar dat zit er voorlopig niet in. We praten over Nederland en hij vindt het ongelofelijk dat je in Nederland openlijk kritiek kunt leveren op de regering. In Malawi zou je daarvoor vervolgd worden. Eén partij is aan de macht en die duldt geen kritiek.

Het eten is lekker: ribbetjes van een wilde bok. De nsima is ook beter dan gisteren. Zijn vrouw zit in de keuken te eten maar dat willen wij niet. Ze vindt het eng om erbij te komen zitten.

Vandaag zien we hoe we de nsima met onze handen moeten eten en voortaan zullen we het ook zo doen. Ze eten alleen met hun linkerhand en draaien een bolletje van het maïspapje. Vervolgens dopen ze het in de jus en happen er een stukje vlees bij. Pawex brengt ons in het pikkedonker weer naar de tent. ‘s Morgens vroeg wuift hij ons uit als we wegrijden.

De douche is een plaatje

Water halen op z'n Afrikaans, in een pan op je kop

Nadat we in een groezelig hotel in Ntalire zijn getrokken gaan we douchen. De douche is een plaatje. Hij bestaat uit een rieten omheining tot kin-hoogte waarin een bak met water geplaatst is. Door de bak over je heen te storten spoel je het stof van de dag van je af terwijl je uitkijkt op de velden.

Het hele dorp is inmiddels op zoek naar een autopomp omdat we daarmee onze banden weer op spanning hopen te krijgen. De enige pomp staat in een jeep waarvan de eigenaar niet thuis is. Morgen moeten we na 5 mijl een school tegenkomen waar ze een pomp hebben. Een jongetje wordt er op uitgestuurd om alvast de bewoners te gaan waarschuwen.

Na vijf mijl vinden we de volgende dag inderdaad een school maar niemand weet iets van een pomp. Weer wordt er een jongen op uitgestuurd terwijl wij bij de leraar thuis worden genodigd. Na een half uurtje met pinda’s gevuld te hebben in zijn met postordercatalogi en folders versierde kamer, is de autopomp gearriveerd maar de maat klopt niet helemaal zodat de meeste lucht ontsnapt. Met een beetje tape erom lukt het beter en de banden worden twee maal zo hard als met de handpomp.

Het wordt weer een zware rit. De weg is slecht met weinig grip door de vele losse stenen. Van bergen kun je nog niet spreken maar de heuvels zijn steil en pittig om te beklimmen. Een gemiddelde van 10 kilometer per uur zit er ook vandaag niet in. Tegen drie uur komen we bij de North Gate van het Nyeka nationaal park. Het kamp is 29 kilometer verderop en we durven het niet aan. Een nacht vrij kamperen in een park met luipaarden trekt ons niet aan.

Ik ga ondertussen water halen op z’n Afrikaans. Met een flinke pan op m’n kop daal ik een klein paadje af naar een riviertje. Met een klein pannetje schep ik de grote pan vol (zo’n 10 liter). Nu wordt het werken. De coördinatie is moeilijk als je omhoog loopt met iets op je kop want je hebt de neiging voorover te buigen. Dat kan dus niet en éénmaal krijg ik een flinke plons water over me heen. Gekookt smaakt het water nog naar zand, net als onze maaltijd van rijst met vis. Voordat het donker wordt maken we nog een wandeling met uitzicht op het Nyeka plateau op 2000 meter.

Een tabaksboer met 4 vrouwen

We mogen vannacht de tent op het erf opzetten

Na het zeer fraaie Nyeka plateau komen we bij de weg naar het Malawimeer. We rusten uit in de berm. Het duurt niet lang of een nieuwsgierig kind komt bij ons zitten. Ook de broertjes en zusjes komen opdraven. We vragen hem hoe oud hij is (15) en hoeveel broertjes (7) en zusjes (5) hij heeft. Bijna elk jaar een kind, 15 jaar lang. Als zijn moeder eraan komt met de jongste op haar rug vragen we of dit allemaal haar kinderen zijn maar ze ontkent dat. We kijken verontwaardigd naar de jongen maar hij heeft niet gelogen. De kinderen hebben allemaal dezelfde vader en er zijn vier moeders. De jongen vertelt met trots over zijn vader. Hij heeft een tabaksbedrijf, een landrover, een motor en vier vrouwen.

Al snel worden we uitgenodigd bij hen thuis op een lift te wachten. Dat slaan we af, bang als we zijn om de enige truck van de dag te missen. Dan stuurt de jongen één van z’n broertjes weg om aardappels voor ons te halen.

Nu weten we ook waar de kinderen op kauwen. Rauwe aardappels. In een mand zonder bodem balanceert het broertje met een grote grijns op z’n gezicht de aardappels op z’n hoofd. We bewaren ze om later te koken. Na een uur wachten worden we nogmaals uitgenodigd. Nu gaan we wel op het aanbod in. De kilo drop die we in Ntalire gekocht hebben komt goed van pas en we delen aan iedereen uit.

Alle handen worden geschud en menigeen probeert in het Chichewa (de nationale taal) een gesprek te beginnen maar verder dan een beleefde groet komen we niet. Er worden twee stoelen voor ons gebracht en we drinken thee.

De jongen leidt ons even later rond over de tabaksboerderij. Hij laat ons ruimten zien waar de tabak gesorteerd en gedroogd wordt.

Zij roken de tabak in maïsbladeren waarmee ze volgens het shag-principe een sigaret rollen.

Inmiddels is het laat geworden en er is alleen één volle ambulance gepasseerd. De jongen vertelt dat er morgen om zeven uur een bus langskomt. We mogen vannacht de tent op het erf opzetten.

Wij worden uitgenodigd bij het vuur van de eerste vrouw. De jongen vertelt dat z’n vader vanavond bij de derde vrouw zit. Waarschijnlijk schaamt hij zich omdat hij geen Engels spreekt. Jammer. Ik zet de tent op en Ton krijgt nsima aangeboden. Even later komt een andere man op bezoek en er ontstaat een woordenwisseling. De jongen vertaalt en het komt erop neer dat de nieuwe bezoeker slechte manieren heeft omdat hij boven ons uit torende (hij stond, wij zaten) toen hij zich voorstelde. De familie zit inderdaad bijna consequent lager dan wij.

We kunnen de slaap slecht vatten. Antoinette vraagt zich af of het wel safe is om vrij te kamperen in dit land. We hebben de tent namelijk zomaar ergens aan het Malawimeer neergezet.

Plotseling horen we geschuifel en stemmen rond de tent en we vrezen al voor onze fietsen maar dan vraagt iemand in het Engels:’Wilt u een lamp hebben?’ Wij slapen al bijna en morgen zorgt de zon wel weer voor licht maar het is toch ontzettend lief van die mensen om voor een stel toeristen van het dorp af op en neer te lopen om een lamp aan te bieden. Het is een bijzonder volk.

Later is het mijn beurt om op te schrikken. Het water gaat flink tekeer alsof er een groot beest in staat te plonzen. ‘Nijlpaarden,’ denk ik. Antoinette is ook wakker en neemt poolshoogte, ze moest toch plassen. ‘Buiten is het prachtig,’ luidt haar ooggetuigenverslag, ‘de wind is opgestoken en die heeft voor golven op het meer gezorgd.’

De volgende dag wassen we ons in het meer. Als het aan mij (Antoinette) ligt gaan we vaker vrij kamperen, lekker rustig en zonder andere toeristen. Het is de bedoeling vandaag Liwonde te bereiken waar aan de oever van de Shire rivier een nationaal park is. Onderweg zien we aan de kant van de weg badborstels, apebroodvruchten en kokosnoten te koop. Lekke band nummer 20 dient zich aan bij de kaarsrechte districtsgrens en daar vinden we ook een theehuisje.

Iedereen bemoeit zich met het banden plakken. Een oud mannetje wil per sé het meeste doen en wij vinden het best. Kudya Discovery Lodge is een luxe hotel en bij de receptie vragen we twijfelend of we kunnen kamperen. Tot onze verbazing kan dat en we krijgen een plek naast het zwembad.

Bij het hotel staat een bordje: ‘Beware of hippo’s’. De nijlpaarden zijn niet gevaarlijk volgens de receptionist. ‘s Avonds komen ze uit het water en lopen dan langs het hotel naar een weide. Dat willen we wel zien. In de open bar bij de rivier gaan we zitten wachten. We horen ze wel maar zien ze niet. Achteraf horen we dat ze pas rond middernacht uit het water komen.

Chibuku bovenop de nsima

In de bar gaat het opengesneden pak bier van mond tot mond

In Namadzi bezwijken we voor de aanlokkelijke reggaeklanken. Nog voordat we de bar binnenstappen heb ik al een pak ‘chibuku’ in m’n handen. Het lijkt op een melkpak en ik wil het openmaken maar een vrouw pakt het uit m’n handen en snijdt het in een vloeiende beweging open nadat ze de chibuku driftig geschud heeft. Welke drank zit in een melkpak en dient voor gebruik geschud te worden? Bier natuurlijk! Chibuku is maïsbier dat overal in Malawi gedronken wordt. In de bar wordt het pak opengesneden en gaat van mond tot mond in de groep waarin men zich bevindt. Je moet niet in het pak kijken. De lichtbruine brij met klonten associeer ik niet met een smakelijke drank. Voorzichtig drink ik elke ronde een klein slokje mee.

Inmiddels zijn twee heren naast ons komen zitten. Goedkeurend gaat even later het woord Holland van mond tot mond. De jongen naast me spreekt behoorlijk Engels en wil naar de universiteit om medicijnen te studeren.

‘Nobody can stop reggae,’ zingt de Zuid-Afrikaanse reggaester Lucky Dube en iedereen zingt mee. Wij wagen een dansje en dat is bijzonder, want een luid gemompel is te horen en voor de ramen klonteren mensen samen om te kijken wat er binnen gebeurt. Twee stijve Nederlanders op de dansvloer. De reggaeklanken zijn minder snel dan wij gewend zijn en houden het midden tussen schuifelsnelheid en disco. Onwennig stappen we heen en weer onder goedkeurende blikken van de mededansers. Velen steken hun duim op met een smile van oor tot oor en als we gaan zitten gaat er een bescheiden applausje door de kroeg.

De twee pakken Chibuku die ik besteld heb, worden bij de overige drie op tafel gezet. Veel rust wordt ons niet gegund want het kleinste mannetje van de bar vraagt Antoinette ten dans en voor ze kan zeggen ‘ik dans alleen met hem,’ word ik van mijn plaats gesleurd door Esther. Esther danst zoals de meeste dames hier. Met de kont naar achteren en de borsten naar voren. Ik houd afstand. Antoinette en haar danspartner zijn een dolkomisch duo. Het mannetje komt net tot aan haar schouders en probeert zo dicht mogelijk bij haar te komen, wat niet zo goed lukt. Als we gaan zitten staan de volgenden al weer te popelen. De muziek begint na tien nummers te vervelen. Met ‘tsalani bwino’ (tot ziens) nemen we afscheid.

Met sandalen en gympies de Mulanje op

Na vijf uur wandelen in een niemandsland zien we weer mensen

Zonder drager en zonder gids maar met een goede kaart en wilskracht trotseren we de berg. De tocht begint over de rotsen van de Likhubula rivier waarna we door een bos een stevig stuk omhoog moeten.

We ontmoeten veel bergbewoners die hout verzamelen. De mannen hakken en de jonge vrouwen gaan met grote bossen op het hoofd naar beneden. Het zijn tengere meisjes maar er moet een flinke kracht in schuilgaan. Af en toe moeten we de weg vragen. Ik begin het groetritueel aardig onder de knie te krijgen en dat vinden de mensen zichtbaar leuk.

Na 90 minuten komen we op een steil rotspad. Het uitzicht wordt steeds mooier hoewel het een beetje heiig is. Elke keer als we een stroompje oversteken wordt de begroeiing weelderiger. Zodra we weer iets van de rivier weg klimmen, wordt het droger maar altijd blijft de berm van het pad fraai met allerlei grassen en bloemen.

Er zijn rivieren die breed uitwaaieren over rotspartijen die glad afgesleten zijn. In de droge periode is er weinig water en kun je over die gladde rotsen lopen. Het zijn ook mooie plekken om te gaan zitten. Het water bruist langs je heen terwijl je naar bloemen en planten kijkt die rechtstreeks op de rots groeien. Op de vochtige paden groeien mossen in verschillende kleuren. Op dode takken van bomen hebben zich spookachtige netten van mossen genesteld.

Grote vogels zweven boven ons en duiken soms angstvallig dicht langs ons heen om een klein dier van de rotsen te plukken. Net als ik denk dat we de boomgrens beetje bereikt hebben, duiken we weer een donker woud in met ondergrondse stromen en een prachtig groene vegetatie.

De geuren die ons in vlagen tegemoet komen, hebben vaak iets bekends maar niet van kruiden of bloemen die in Nederland groeien. Antoinette heeft de associatie met koken en ik verzin er de naam bij: ‘kerrie’. Al snuffelend gaan we langs de planten om de geur te lokaliseren. Het is een bruingeel gewas dat de geur verspreidt en we vragen ons af of het inderdaad kerrie is. In de Mulanje gids van Frank Eastwood lezen we echter dat het om een zilveren zonnebloem gaat (Helichrysum nitens). De plant heeft een zilverachtig wollen glans waaraan hij z’n naam dankt.

Na vijf uur lang wandelen in een soort niemandsland zien we weer mensen. Boven ons sprokkelt een oude man hout en beneden in de rivier staan twee vrouwen zich te wassen. De vrouwen houden zich strikt aan de eisen die president Banda gesteld heeft en dragen een rok tot over de knieën. Verder dragen ze niets. Zonder schroom blijven ze zich wassen terwijl wij langslopen en groeten.

Even verder zien we hun dorpje en vlak daarachter ligt de prachtige Lichenya hut. Deze ligt op 1840 meter hoogte en is gebouwd in 1920. Hij heeft een veranda die geheel rondom loopt. De wachter komt fluitend en zingend aangelopen en opent de deur voor ons.

George, de wachter, zegt dat er een pad naar een ‘pool’ loopt. Het is een steile afdaling waar we lang over doen maar het is de moeite waard. Tussen de bomen vinden we een open plek waar twee riviertjes uitstromen in een bewaarbekken. Op de rotsen schijnt een vriendelijk zonnetje en alles in de omgeving nodigt uit om je kleren uit te trekken en te gaan poedelen. Nog voor Antoinette het meertje bereikt, sta ik al naakt met m’n voeten in het water. Niet meer dan dat want het water is ijskoud. Twee uur lang spelen we Adam en Eva in het paradijs.

George heeft me tijdens het theedrinken bawo-lessen beloofd en daar heb ik nu wel zin in. Ik vind George achter zijn vuur in een klein hut naast de Lychenya hut. Bawo stamt af van de Hottentotten die het spel onder de naam ‘Hus’ in Zuid-Afrika spelen. Het lijkt veel op wari dat in Kenya en andere Oost-Afrikaanse landen gespeeld wordt.

We voelen ons steeds sterker op de berg en we durven dus best een omweg aan als we richting Chambe hut gaan. Voor de normale trip staat vijf uur, maar via de CCAP hut zal het wel 6 à 7 uur worden. Het eerste stuk kennen we al van de vorige dag.

Na de CCAP hut, die van de Anglicaanse kerk is, gaat het pad steil omhoog. We hebben uitzicht over het Lychenya plateau waarvan we tevens afscheid nemen. Op de top bereiken we ons hoogste punt op 7200 voet (2400 meter). Het hoogste punt van Mulanje, dat we niet gezien hebben, meet 9800 voet. Het bergmassief is 300 vierkante kilometer groot en dat wandel je niet zomaar even. Sapitwa, zoals de hoogste top heet, betekent ‘niet te beklimmen’. Tegenwoordig loopt er wel een pad heen, maar wij houden ons maar aan de naam.

We lopen langs de Noordpiek en de Westpiek over een rotsachtig terrein met veel grote cactussen en yuca’s. Vaak hebben allerlei kleinere felgekleurde plantjes zich weer op die grote planten genesteld waardoor ze extra mooi worden. Links van ons zien we op grote hoogte het sparrenbos waarin de Chambe hut gelegen moet zijn.

Het pad omhoog ligt verscholen tussen de cederbomen en het hout geurt heerlijk. Het is een steil stuk maar wel het mooiste tot nu toe. De mist is weggetrokken en tussen de Noord- en Zuidpiek zien we eindelijk Sapitwa. Na de top lopen we in een lekker geurend dennenbos. Bij een kronkelend riviertje vinden we de hut. We wassen ons en zetten een paar gemakkelijke stoelen op de veranda.

De zon zakt al snel achter de bergen en dat maakt het koud en donker. Binnen is het alleen maar donker en een meegebrachte kaars geeft licht genoeg. De afgelopen dagen is deze hut continu volgeboekt geweest, maar vandaag is het onafhankelijkheidsdag in Malawi (6 juli) en daarom zijn de toeristen beneden gebleven. Romantischer kan het haast niet. Boven op een berg, het is volle maan en we hebben een prachtig hut met haardvuur voor ons alleen.

We maken een wandeling en de maan lijkt net zo fel als de zon overdag. De sterren stralen voor ons vanavond, de rest van Malawi is te druk met feesten. We wandelen langs een houtzagerij en steken een riviertje over waarna we het bos in lopen. Elke open plek wordt prachtig opgelicht uit z’n donkere omgeving. Op een boomstam strijken we neer om zo lang mogelijk van deze prachtige avond te genieten. Vannacht hebben we ons voorgenomen om het vuur brandende te houden en elk uur gooien we een blok hout op het vuur, alsof het ons moet beschermen tegen wilde dieren.

De Gun Run

Onder bescherming van Zimbabwese soldaten naar de grens

Bij de tweede stop op onze weg naar beneden leren we de keerzijde van de medaille in Malawi kennen. We komen een dokter tegen. ‘Ik ben de ellende aan het ontstijgen,’ vertelt hij ons. Hij is al 13 jaar arts in Malawi en is op het ogenblik één van de 120 artsen in het hele land. 35 daarvan zijn overigens Nederlanders. De helft van die dokters zit in de grote steden zodat voor de overige zeven miljoen mensen zestig artsen overblijven. In Twente zijn er ongeveer 600.

De kindersterfte van Malawi is 43 % voor kinderen tot 10 jaar en daar schrikken we van. Dit komt hoofdzakelijk door ondervoeding en door de te jonge moeders (50 % onder de 15 jaar!). En dan is 20 % van de bevolking ook nog besmet met het aidsvirus…

De bewoonde wereld valt ons tegen. Het is lawaaierig en past niet bij ons berggevoel. De winkels en restaurantjes zijn dicht of hebben niets. We trekken ons terug bij de rivier en verroeren geen vin meer vanmiddag. We zijn een beetje wereldvreemd geworden en ergeren ons voor het eerst deze vakantie aan de starende en bedelende kinderen.

Ruim voor vieren melden we ons bij de poort van ‘Wheels of Africa’ en daar wacht ons een onprettige verrassing. De portier die we vanmorgen al gesproken hebben, vertelt doodleuk dat al drie lege trucks vertrokken zijn naar de grens en dat de twee die hier nog staan al passagiers hebben.

Uiteindelijk vinden we een vrachtauto die ons en de fietsen wil meenemen. Wegens de burgeroorlog in Mozambique reizen de vrachtauto’s vanaf de grens in een konvooi, de Gun Run geheten, onder bescherming van Zimbabwese soldaten.

Voor, achter en naast het konvooi rijden legerwagens mee. Maar het grootste risico is het idiote inhalen om als eerste bij de grens te komen. We hebben een rustige chauffeur en we rijden dus rustig achterin mee tot aan de grens van Zimbabwe.

Ton Spil en Antoinette Geerts reisden verder door Zimbabwe en Zambia.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win