Fly-drive door het zuidoosten van Sardinië. Vanuit Cagliari, de sfeervolle hoofdstad, over de mooie oostelijke kustwegen omhoog tot San Vito en dan het Gennargentu-gebergte in via Jurzu, Ulassai, Osini, Seui en Sidali naar Orroli. Verspreid in het land liggen nuraghe, torens van gestapelde blokken basalt. Overal klateren rivieren en watervallen. Via Lago di Mulargia terug naar de zuidkust, waar op een kaap bij Pula de resten van de oudste nederzetting op Sardinië worden opgegraven.
Eindelijk komt Sardinië in zicht, na Sicilië het grootste eiland in de Middellandse Zee. De vlucht is prachtig: eerst vliegen we over Corsica en omdat de landingsbaan van Cagliari in de richting van Afrika ligt moet de piloot vervolgens een rondje om Sardinië vliegen. Tijdens de landing heb ik goed zicht op Cagliari, dat we over het water naderen.
Naast het vliegveld ligt een grote parkeerplaats vol huurauto’s, met daarnaast een gebouw waar alle autoverhuurders een eigen balie hebben. Omdat het openbaar vervoer op Sardinië slecht is en we het hele zuidoosten van het eiland willen zien, halen we hier een huurauto op. De prijzen vallen overigens wel mee.
Nadat we de bagage in onze B&B hebben gedropt is het ongeveer 3 uur. We wilden eerst naar Cagliari maar omdat het zulk lekker weer is (23 graden met zon en wat wolken) besluiten we de kustweg te nemen en naar het strand te gaan.
Het eerste deel van de kustweg is nog saai, maar als we eenmaal de bebouwing uit zijn wordt het prachtig. Na iets meer dan een half uur rijden parkeren we onze auto langs de weg en lopen naar het strand.
Langs de kustweg hier in het zuiden van Sardinië zijn de stranden het mooist. En dit strand is werkelijk prachtig, met azuurblauw water en een kalme zee omdat we langs een baai zitten. Omdat het oktober is hebben we het strand eigenlijk voor ons alleen. In andere perioden is het tijdens de siësta wat rustiger dan gedurende de rest van de dag.
Na het strandbezoek gaan we eten bij een van de vele restaurants langs Poetto, het stadsstrand van Cagliari dat zich oostelijk van de stad 8 kilometer lang uitstrekt tot aan Quartu Sant’Elena. Het is het breedste strand van Sardinië en achter dit strand ligt de uitgaanswijk van de stad met disco’s, karaoke enzovoorts.
Het avondeten komt op Sardinië pas rond 9 uur op gang. In Cagliari kun je desgewenst vroeger eten maar in de dorpen erbuiten begint het echt pas na achten.
De volgende dag gaan we Cagliari verkennen. We parkeren onze huurauto op een groot parkeerterrein naast het station; het is goedkoop en je zit gelijk midden in het centrum. Vlak voor het station ligt het Palazzo del Comune. Veel buitenlanders staan hier goederen te verkopen. De VVV zit hier ook, maar beide keren dat we er zijn is het gesloten.
In het Sardisch heet de hoofdstad van Sardinië Casteddu oftewel kasteel. Het oude deel van de stad heet Castello, wat eveneens kasteel betekent. Dat oude centrum ligt op een van de heuvels waarop Cagliari gebouwd is. Het is flink klimmen, zoals overal in de stad, maar eenmaal boven heb je een mooi uitzicht op de golf van Cagliari.
Cagliari heeft zo’n 165.000 inwoners (met de buitenwijken erbij drie keer zoveel) en is een echte haven- en universiteitsstad. Achter het havenfront loop de Via Roma, een rechte weg met vooral duurdere winkels. Er waait altijd een windje uit zee.
Midden in de benedenstad ligt het Piazza Costituzione. Vanaf dit plein kun je over een prachtige trap naar het Bastione di Saint Remy klimmen. Dit gigantische neoclassicistische bastion is lang niet zo oud als het lijkt: het werd eind 19e eeuw gebouwd.
Op het bastion ligt Terrazza Umberto I, een enorm plein. Aan het plein vind je o.a. een piepklein VVV-kantoor en een restaurant. Het uitzicht over Cagliari en de kust is prachtig. Er is uitzicht in alle richtingen.
Vanaf Terrazza Umberto I lopen straatjes naar de hoger gelegen ommuurde oude stad, de universiteit, Piazza Palazzo en de barokke 17e eeuwse kathedraal. Cagliari is een mooie sfeervolle stad met veel winkeltjes, waaronder veel sieradenwinkels van Indiërs waar je altijd moet afdingen.
We rijden oostwaarts Cagliari uit en kiezen voor de kustweg, waar we een fenomenaal uitzicht hebben over de zee. Op verschillende plekken kun je stoppen en naar de zee lopen. In oktober is het net alsof je het strand voor je alleen hebt.
Als we in het toeristische Villasimius aankomen is het siësta en dan zijn echt alle winkels op het hele eiland dicht. Achter het strand van Simius ligt een moeras dat in de winter een rustplaats is voor flamingo’s.
Vanuit Villasimius rijden we noordwaarts. Hier zijn de kustwegen op hun mooist en kom je niemand tegen. Na een paar kilometer verlaten we de weg even voor een tussenstop; we nemen een onverharde weg die onder de weg door gaat en uiteindelijk uitkomt bij een parkeerterrein. Van daaraf lopen we naar het strand Punta Molentis.
Vanaf de parkeerplaats is het strand niet te zien, want het strand dat Sardinië met een klein eilandje verbindt ligt lager.
Het is een van de mooiste stranden van Sardinië en een van de populairste. In de zomer zal het wel vol liggen maar nu wij er rond de middag zijn is er bijna niemand. Tussen de rotspartijen ligt een vlak strand waar je je op de Malediven waant.
Opeens zegt iemand dat er een walvis ronddobbert. Het blijkt een dode walvis, die binnen 5 minuten het strand bereikt, waar hij door de stroming tegen de rotsen wordt geduwd. Binnen 10 minuten zijn er boswachters ter plaatse. Die zullen het beest morgenvroeg meenemen voor onderzoek.
Het is inmiddels half 6. We rijden terug naar boven en bellen met verschillende B&B’s maar we kunnen nergens terecht. In een gidsje met alle slaapplaatsen in de buurt zoeken we iets uit in San Vito, een plaatsje van 3900 mensen dat een stukje noordelijker ligt. Daar vinden we midden in het stadje onderdak bij B&B Martina.
Het zit in een mooi gerestaureerd 300 jaar oud huisje met een grote poort en een patio. We hebben het huisje met een keuken en twee slaapkamers met beide een eigen badkamer voor ons alleen, voor maar 20 euro per nacht.
Het was een mooie dag: 23 graden, zon en wat wolken. ‘s Avonds is het heerlijk weer om buiten te zitten.
De vrouw van de B&B komt om 8 uur vers brood brengen en we ontbijten lekker onder de pergola. Daarna rijden we verder noordwaarts naar Jurzu, een stadje met 3200 inwoners. In het hele gebied worden veel druiven geteeld en in de vallei groeien biologische olijven. Jurzu ligt tegen de flanken van een berg waarvan de oudste delen zo’n 400 miljoen jaar oud zijn.
Vanaf Jerzu klimmen we verder, het Gennargentu-gebergte in naar Ulassai. Hoger op de hellingen stroomt in de zomer de prachtige brede waterval Cascate Le Corci. Ook is er de 850 meter lange grot Su Marmuri die op sommige plekken 70 meter hoog is. De grot dankt zijn naam aan de marmerkleurige druipstenen en is de belangrijkste toeristische bestemming in de vallei van Pardu.
In het oude treinstation van Ulassai is een museum gevestigd met meer dan 7.000 foto’s van het leven op het land in Sardinië. Vanaf het station vertrekt een toeristentreintje genaamd Il Trenino Verde, dat een adembenemende tocht door de bergen maakt. Door de steile wanden van die bergen is het hier een walhalla voor klimmers.
Vanaf Ulassai rijden we verder naar Osini, dat iets noordelijker in de vallei ligt. Midden in het dorpje is het even zoeken voordat we de weg omhoog naar Scala di San Giorgio (de trap van Sint George) vinden. Een kronkelweg leidt ons omhoog de smalle kloof in naar een pas tussen het dal van de Rio Pardu (waar we vandaan komen) en dat van de Flumineddu.
We zien een prachtige grote rots als een vinger in de lucht steken. Heel indrukwekkend.
Er staan verschillende bankjes om van het uitzicht te genieten en je kunt over trappen in twee richtingen naar boven, waar je een mooi uitzicht hebt over de omgeving.
Als je de weg nog verder naar boven volgt, kom je langs prehistorische bouwwerken: nuraghi. Dit zijn torens die in de bronstijd zijn gebouwd uit zonder cement op elkaar gestapelde blokken basalt. Ze konden wel 19 meter hoog zijn en het waren verdedigingstorens die dienden als veilig heenkomen.
Naar schatting zijn er tussen 1800 en 1100 voor Christus zo’n 30.000 nuraghi gebouwd, waarvan er nog zo’n 7.000 over zijn.
We keren om en gaan de gewone weg weer op. Als we Osini uitrijden zien we veel ruïnes van de verlaten oude stad. We rijden westwaards richting Sidali en komen onderweg door Seui, waar borden erop wijzen dat er een heus claxonverbod van kracht is.
Seui is een stadje met zo’n 1500 inwoners dat op 820 meter boven de zeespiegel tegen een berghelling ligt, waarop de bomen bruine en rode herfstkleuren hebben. Het historische centrum van Seui is een van de best bewaarde middeleeuwse steden op Sardinië. Veel huizen hebben karakteristieke smeedijzeren balkons. Er zijn verschillende musea en een oude Spaanse gevangenis uit 1647.
Uiteindelijk komen we in Sadali, een stadje met zo’n 1.000 inwoners aan de rand van het kalksteenplateau Taccu di Sadali. Als we Sadali binnenrijden komen we eerst door het wat saaie nieuwe gedeelte maar de borden ‘centrum’ brengen ons in het oude gedeelte. Midden in het centrum van Sadali zien we al dat dit een waterrijk gebied is: via een waterval klatert het water 8 meter omlaag.
Op het grondgebied van de gemeente Sadali zijn talrijke bronnen en stromen vele beken. Naast de waterval in het centrum zijn er ook nog wat kleine watervallen. Ook de publieke wasplaats wordt door een waterval van water voorzien.
En dan is Sadali ook nog rijk aan druipsteengrotten, die in de zomer worden bezocht door veel groepen toeristen. De mooiste is de Grotta de is Janas, die drie kilometer buiten het dorp in een woud van steeneiken ligt.
Niet ver voorbij Sadali zien we het uitgestrekte stuwmeer Lago del Flumendosa al beneden ons liggen. Via Nurri rijden we naar Orroli, waar net buiten de stad de Nuraghe Arrubiu di Orroli ligt. Het is een cluster van vijf door muren met elkaar verbonden torens rond een hogere centrale toren. Het is het meest imposante megalithische monument van Sardinië. Hoewel er nog steeds archeologisch onderzoek plaatsvindt is Nuraghe Arrubiu uitgegroeid tot een belangrijke toeristische attractie.
We zoeken een B&B op aan de rand van het stadje en daarna een gelegenheid om te eten.
Leuk is dat je hier overal oude mannen in groepjes bij elkaar ziet staan. De vrouwen zijn thuis hard aan het werk. Aan de buitenkant ziet het er soms een beetje uitgeleefd uit, maar van binnen zijn de huizen in Sardinië heel schoon.
Na het ontbijt vertrekken we uit Orroli en rijden terug naar het zuiden. Al snel passeren we het Lago di Mulargia, een stuwmeer dat ontstond nadat in de jaren vijftig een dam in de rivier Flumendosa werd aangelegd. Tegenwoordig worden rondvaarten over het meer georganiseerd. Vanaf de weg heb je een prachtig uitzicht op het meer.
In Pula zijn we terug aan de zuidkust van Sardinië. Pula is een toeristisch stadje met veel restaurants en winkeltjes. Het is populair vanwege de prachtige stranden, waarvan de mooiste bij Chia liggen. Maar er valt ook iets te zien. Op de Capo di Pula ligt de Fenicische stad Nora (Nora is Latijns voor Pula), waarvan wordt aangenomen dat het de oudste nederzetting op Sardinië is.
Nora werd dankzij de strategische ligging een belangrijke handelsstad. Aan beide zijden van het schiereiland lagen beschermde havens. Na de Feniciërs lieten de Carthagers en de Romeinen hun sporen na in Nora.
De overblijfselen van Nora werden bij toeval ontdekt. Na een hevige storm werd een deel van de kinderbegraafplaats Tofeth zichtbaar. Later werd ook het goed bewaarde theater ontdekt. In dat theater worden nu af en toe concerten gegeven. De rest van de ruïnes vormen een openluchtmuseum.
Nog lang niet alle ruïnes van Nora zijn blootgelegd en de vraag is of dat ooit zal gebeuren. Het zuiden van Sardinië zakt langzaam in de Middellandse Zee en een behoorlijk deel van Nora ligt tegenwoordig onder water.