Egypte is met zijn enorme culturele rijkdom erg fotogeniek. Maar in het interessante Egyptisch museum in Caïro mag je niet fotograferen. In de graven in het Dal der Koningen bij Luxor mag je de duizenden jaren oude wandschilderingen niet fotograferen. Bij de piramides van Gizeh staan bussen en een lelijk museum in de weg. En de grootste uitdaging is er toch al af, nu ze niet meer witgepleisterd in de felle zon staan te schitteren. En dan nog ben je vooral aangewezen op de periode net na zonsopkomst, als het licht nog zacht is. Bovendien vermijd je zo de drukte. Gelukkig blijft er genoeg over om vast te leggen. En dan eindigt de dag ook nog met een zonsondergang natuurlijk.
Als we landen op het door bruin zand omgeven vliegveld van Caïro zie ik oude, verroeste vliegtuigen staan, ondermeer uit Libië. Ik hoop dat het museumstukken zijn. De beveiliging op het vliegveld is streng, waarschijnlijk vanwege de aanslagen die de laatste jaren op toeristen zijn gepleegd. Met 25 graden is het aangenaam in vergelijking met de vrieskou in Nederland. In de zomer is de hitte in Egypte niet te harden en smelt het asfalt van de wegen.
Het aangezicht van Caïro heeft iets onwerkelijks: veel stof en smog en veel hoge flats. De stad is erg groot met 17 miljoen inwoners en de bebouwing ligt dicht op elkaar. De sfeer is chaotisch: veel getoeter, veel rommel, stukken niet afgewerkt beton liggen op de daken van de hoge flats.
Om de sfeer te proeven wandelen we door de oude stad, waar zich rond de beroemde Al Azhar-universiteit oude stadspoorten, moskeeën en het museum voor islamitische kunst bevinden.
Caïro is een krioelend mierennest en een mengelmoes van culturen en nationaliteiten, met zowel oosterse als westerse elementen. Veel vrouwen gaan hier gesluierd, hoewel je weinig inlandse vrouwen op straat ziet. Behalve in moderne westerse pakken lopen ook veel mannen in lange gewaden. Ik zie zowel islamitische koepels en minaretten als strakke nieuwbouw met neonlicht en felgekleurde bioscoopreclame’s. Met de traditionele gebedsoproepen wordt rond 4 uur ‘s ochtends begonnen. Het vermengd zich met het geluid van claxon’s.
Er lopen wel verkeersregelaars rond, doch in het verkeer geldt vooral het recht van de sterkste. Veel auto’s zijn gehavend. Voor voetgangers wordt meestal wel gewacht. Toch is het verstandig voorzichtig te zijn en te proberen het overzicht te bewaren tussen de auto’s, ezelskarren en ambulante theeverkopers.
Onder leiding van een gids bezoeken wij een aantal hoogtepunten in Caïro, zoals het Egyptisch museum. Van buiten oogt het museum niet bijzonder fraai. Een 19e eeuws gebouw van betonnen blokken met veel roze kleuren. Binnen is veel moois te zien, zoals de koningsbeelden, de granieten sfinxen, de figuren uit het Dodenrijk, de lijkwaden en de grafgeschenken. Het is een van de grootste musea ter wereld en heeft ongeveer 150.000 voorwerpen in bezit. Prettig is dat de stukken in chronologische volgorde worden gepresenteerd.
Bijzonder fraai vind ik de schatten van Toetanchamon. Met name zijn strijdwagen, gevonden in het graf in het Dal der Koningen. En niet te vergeten zijn dodenmasker en zijn prachtige lijkkist die 225 kilo weegt en van massief goud is.
Een hoogtepunt is ook de in 1994 heropende mummie-zaal. Tien van de in totaal 27 mummies, waaronder Ramses V, Tuthmosis II en Seti I, zijn gerestaureerd en in luchtdicht afgesloten, speciale vitrinekasten te zien. De mummievertrekken zijn donker. Er is echter nog voldoende licht om de mummies goed te zien.
Het is onmogelijk tijdens deze korte reis alles in Caïro te zien. Gelukkig is er nog gelegenheid om de Moskee van sultan Hassan te zien. Deze 14e eeuwse moskee oogt als een vesting. Een van de minaretten steekt 81,6 meter de lucht in, het is de hoogste minaret van de stad.
Een rijkversierde poort biedt toegang tot de moskee. Spitse tongewelven bepalen het beeld van de gebedsruimten. Hier staat de oudste koranstandaard van Egypte, een meesterwerk van dennenhout ingelegd met ebbenhout en ivoor.
Ook het graf van sultan Hassan is de moeite waard om te bekijken. Buiten kan ik geen mooie foto’s maken door de aanwezige horizonvervuiling. Binnen maak ik een opname van het mooie patroon van het tapijt, waarop gebeden werd
De grootste moskee van Caïro is die van Muhammad Ali, ook wel Albastmoskee genoemd. Binnen zie ik veel albast, goud en tapijten in de Turkse rococostijl van Istanbul. In de 12e eeuw liet Saladin de vestiging Midan Salah el-Din bouwen met stenen van ruïnes uit Memphis en Saqqarah en als voorbeeld de kastelen van de kruisridders in het heilige land. De burcht werd in 1823 gedeeltelijk door een buskruitexplosie verwoest, maar Muhammad Ali (niet te verwarren met de bokser) herstelde het kasteel in zijn oude glorie.
Met de bus rijden wij onder politiebegeleiding naar de piramides, monumenten uit de beginperiode van de Egyptische cultuur, het Oude Rijk (2575-2134 v. Chr.). Van de oude hoofdstad Memphis is niet veel over, aangezien de ruïnes als bouwmateriaal dienden voor vele gebouwen in Caïro.
Beter is het gesteld met de bijbehorende dodenstad, Sakkara. Deze werd in de woestijn gebouwd. De vruchtbare Nijlvallei moest immers optimaal benut worden voor de landbouw. Koningen en (belang)rijke burgers werden hier begraven. Om het graf te markeren werd er een gebouw op geplaatst waarin offers voor de dode gebracht werden, de mastaba.
De muren zijn gedecoreerd met prachtige gedetailleerde reliëfs met scènes uit het dagelijks leven. Vaak zijn de kleuren nog heel levendig. Om zich te onderscheiden van burgers en om hun status te benadrukken plaatsten koningen een aantal mastaba’s op elkaar, zoals te zien is bij de trappiramide van Djoser (ca. 2630 v. Chr.).
Latere piramides kregen gladde wanden. De grootste exemplaren zijn de bij Gizeh gelegen piramides van de farao’s Cheops, Chefren (of Khafra) en Mykerinos die gelden als een van de zeven wereldwonderen. Aan de voet hiervan staat de grote Sfinx.
De piramides van Gizeh liggen in een heuvelachtig woestijnlandschap. Wij arriveren in de vroege ochtend en vermijden hiermee de grote drukte. Het is wat mistig en het eerste zonlicht geeft een goede gelegenheid voor het maken van foto’s.
Ik loop om de Piramide van Cheops heen. Deze piramide bestaat uit 2,5 miljoen stenen van gemiddeld 1 m2. Het gevaarte is 137 meter hoog, 227 meter breed.. In de periode van Cheops rond 2528 v. Chr. was dit wereldwonder klaar voor gebruik. Circa 65.000 personen hebben er 20 jaar aan gewerkt.
Geveltoerisme is verboden, nadat er zich een paar zware ongelukken hebben voorgedaan. Tegen betaling van een kleine fooi knijpen de tempelwachters echter een oogje toe en is het mogelijk de stenen een eindje op te klimmen.
Een standaardlens of groothoeklens gebruik ik voor het maken van dichtbijopnamen, zoals van de Piramide van Cheops waarvan ik de punt goed in beeld wil krijgen. De groothoek verhoogt de dieptewerking en de kleurverzadiging in het beeld aanzienlijk.
Het is mogelijk de Piramide van Cheops van binnen te bekijken. De nauwe gang die naar de grafkamer leidt is lang geleden door grafrovers gemaakt. Heb je last van claustrofobie, ga dan deze gang niet in. De grafkamer is nu een kale ruimte waarin louter een lege zerk te zien is.
Vanuit de Piramide van Cheops heb ik een mooie blik op de andere piramides. Jammer dat het uitzicht wordt bedorven door een in metaal opgetrokken museum. Het valt mij op dat in Egypte belangrijke historische plekken vaak worden ontsierd door gebouwen en andere horizonvervuiling. Bij het maken van foto’s let ik er op dat er geen storende details in beeld komen.
Het is nodig om een eindje in de woestijn te lopen, om vanuit een dalletje een foto van de piramides te maken zonder de bussen er bij te fotograferen. Een telelens van 300 mm is daarbij erg handig, evenals een UV- en polarisatiefilter om de lucht helder donker in beeld te krijgen.
De Sfinx is 20 meter hoog, 73 meter lang en het gezicht is meer dan vier meter breed. Het stenen wezen heeft het lichaam van een leeuw en het hoofd van een mens. Hij is de wachter die de ingang naar het dodenrijk bewaakt. Farao Thutmosis droomde in zijn jeugd (na de jacht) dat hij door een sfinx het faraoschap kreeg aangeboden in ruil voor het uitgraven van het beeld. Achteraf liet hij het verhaal optekenen op de ‘droomstèle’, die tussen de voorpoten van de Sfinx werd geplaatst. De Sfinx moet er toen schitterend hebben uitgezien. Vol kleuren en ongeschonden.
Zijn raadselachtige lachje schrok menigeen af en Mammelukse schutters gebruikten de kop van de Sfinx als schietschijf. De neus en de baard werden eraf geschoten en zijn nu in het Britisch Museum in Londen te bezichtigen. ‘s Avonds is er een Sound & Light Show te zien. In tegenstelling tot die in Karnak en Philae is deze show teleurstellend. Heel sentimenteel, weinig informatie.
Zowel van de piramides als de Sfinx kan ik een aantal mooie foto’s maken, want de mist in de vroege ochtend verdwijnt reeds binnen een half uur na aankomst. Met een polarisatiefilter is het mogelijk de lucht extra blauw te kleuren.
Deze piramides hebben er vroeger helemaal fantastisch uitgezien. Ze waren witgepleisterd en moeten hebben geschitterd in het felle zonlicht.
Aan de Piramide van farao Khafra is 50 jaar na het gereedkomen van de Piramide van Cheops begonnen. Het bouwwerk is 136 meter hoog en heeft een basis van 210 bij 210 meter. Een gang loopt dertig meter naar beneden en voert naar de grafkamer. De belenende dodentempel is opgetrokken in de zwaarste stenen die ooit voor een bouwwerk gebruikt werden (420 ton).
De Piramide van Mycerinos is ongeveer 108 meter hoog en heeft een basis van 79 meter. Het is de kleinste van de drie grote piramides die tijdens de 4e dynastie zijn gebouwd.
Irritant zijn de inlanders die toeristen op licht agressieve wijze aanbieden om tegen betaling op hun kamelen vervoerd te worden. Van onze reisleider begrijp ik dat wie op hun aanbod ingaat het risico loopt pas na bijbetaling weer te mogen afstijgen.
Vanuit Caïro vertrekken wij met de nachttrein naar Luxor, een reis van ongeveer 7 uur door de hooguit 20 km brede strook vruchtbaar land van de Nijlvallei. De trein is voorzien van ruime stoelen. Ik kan dan ook een aantal uren slapen. In de bar is het mogelijk een kopje thee te drinken en leuke contacten te leggen met Egyptische medepassagiers.
‘s Morgens komen we in Luxor aan. De antieke naam voor Luxor is Thebe. Vanaf het Middenrijk, rond 2037 v. Chr., verplaatsten de farao’s de hoofdstad hier naar toe. De bloeitijd stamt van zo’n 500 jaar later. Luxor ligt zuidelijk van Caïro en het is hier dan ook warmer, tegen de 30 graden.
Na de ‘hel’ van Caïro vind ik Luxor een verademing. Veel minder chaos en drukte. Het straatbeeld wordt bepaald door talloze bontversierde koetsjes die als taxi dienen, de ‘kalesh’. De stad oogt net. De gebouwen maken een verzorgde indruk. Ook de eetgelegenheden.
De stad wordt doorkruist door de Nijl. Langs de oevers loopt een boulevard waar je vaak wordt lastig gevallen door opdringerige Egyptenaren die een boottochtje willen verkopen. De bootjes zijn mooi gekleurd. Op belangrijke punten post politie. In 1997 is in Luxor een bloedige aanslag op toeristen gepleegd, waarbij veel doden vielen.
Hoe machtig Luxor was, is af te lezen aan de vele imposante tempelcomplexen, lanen met sfinxen en indrukwekkende graven die de stad nog altijd sieren.
Erg mooi is het tempelcomplex in Karnak, gewijd aan de god Amon. Vele farao’s hebben hun handtekening in het complex achtergelaten door nieuwe stukken aan de bestaande tempel te bouwen, door beelden te plaatsen of obelisken op te richten.
De beroemde Tuin der Zuilen in Karnak was het decor van de verfilming van Agatha Christie’s ‘Murder on the Nile’. Er zijn meer dan 130 ronde zuilen, waarvan sommige wel 24 meter hoog zijn. Om de indruk die het complex op mij maakt te accentueren maak ik een opname vanuit een laag perspectief.
Het is jammer dat bepaalde hedendaagse renovaties bestaan uit het opvullen met beton.
De tempel in Karnak was ooit door een allee van sfinxen met ramskoppen verbonden met de tempel die in hartje Luxor staat. Deze tempel is veel kleiner, maar nog altijd 260 meter lang en 50 meter breed. Reusachtige beelden van de megalomane Ramses flankeren de ingang. Hij is met alle sculpturen en reliëfs in de muren en zuilen zeker een bezoek waard, vooral ‘s avonds wanneer hij verlicht is.
Ik bezoek de complexen echter in de vroege ochtend, want dan is het licht op zijn mooist en warm van tint. Ideaal voor fotograferen. Het zijlicht in de vroege ochtend doet de reliëfs in Karnak goed tot uitdrukking komen en maakt een mooie opname van de zuilen in Luxor mogelijk
Aan de westoever van de Nijl ligt het dodenrijk van Thebe. Net als in de oudheid moet je de rivier oversteken met een bootje. Aan de andere zijde is het mogelijk de tocht met een busje voort te zetten. Maar het is ook mogelijk om alles per fiets of per rijdier te bekijken. Fietsen is de makkelijkste manier om de vele kleine dorpjes te bezoeken die in de omgeving van Luxor liggen. Zo krijg je een goed beeld van het leven van alledag.
Omdat ook de oude Egyptenaren de zon, oftewel hun zonnegod, achter de westelijke horizon zagen verdwijnen, bedachten ze dat daar het dodenrijk moest liggen. Niet alleen Gizeh en Memphis, maar ook de grafcomplexen bij Luxor liggen daarom op de westoever.
Vanaf het Middenrijk ging men er toe over de graven in de rotsen uit te houwen en werden niet langer piramides gebouwd. Die vielen zo op dat het grafrovers wel erg gemakkelijk werd gemaakt.
Imposant is het Dal der Koningen, een begraafplaats die achter een bergketen op de westoever ligt. De rotsen zijn hier vooral wit en grijs gekleurd. Om de tocht naar het hiernamaals te garanderen, kregen de doden sieraden, goud en kunstwerken mee. Aan de muren zijn nog steeds de aanwijzingen en instructies voor de reis naar het dodenrijk te zien, plus afbeeldingen van geesten en goden.
Door continue restauratiewerkzaamheden is slechts een deel van de graven te bezichtigen. Het verhoogde vochtgehalte door het zweet en de adem van de bezoekers hebben een verwoestende uitwerking op de kleuren van de duizenden jaren oude wandschilderingen.
Het is niet toegestaan om in de graven te fotograferen, want flitslicht beschadigt de beelden. Een aantal Egyptische toezichthouders is echter omkoopbaar.
De arbeiders en architecten die deze Egyptische kunstwerken maakten hadden een eigen stad, Deir el Medina in het Dal der Arbeiders. De oude arbeiderswoningen zijn nu ruïnes, waarvan de muren veelal nog staan. Deze gebouwen zijn niet toegankelijk. Wel zijn na een steile afdaling de eigen, intieme graven te bezichtigen, waar je verrast wordt door de veel vrijere en ontroerende schilderingen uit het dagelijks leven.
Het bezoek aan de bazaars in Luxor valt tegen. Er zijn mooie fruitstalletjes waar je een glas vers geperst mango- of suikerrietsap kunt proeven en theehuizen waar je je kunt mengen tussen de waterpijp rokende mannen.
Maar veel straatjes in de bazaars zijn erg nauw en de winkeliers verjagen door hun opdringerige gedrag het publiek. Bovendien zijn ze ook na afdingen duurder dan de winkeltjes met vaste prijzen in de Egyptische steden.
Zeker wel de moeite waard is het Luxor-museum aan de Nijlpromenade. Het is klein en overzichtelijk van opzet. Er zijn ongeveer honderd voorwerpen tentoongesteld, gevonden in de omgeving van Luxor en daterend van de prehistorie tot de Mammelukken-tijd. Er zijn prachtige kalksteenreliëfs, stèlen, beelden en recente vondsten uit de Tempel van Luxor.
Ontspannend is een boottocht over de Nijl met een felucca, de traditionele boot met de witte zeilen. Aan dek kun je genieten van het leven langs de rivier. De boeren halen hun irrigatiewater met behulp van pompsystemen uit de rivier, al moeten er ook vaak emmers aan te pas komen.
Op de rivier zijn vissers in kleine bootjes die met stokken de vissen opjagen. Het is het mooist om een boottocht in de namiddag te doen tot en met de zonsondergang.
We zien tijdens de boottocht mooie ijsvogels in het water van de Nijl duiken om vis te vangen. Niet die kleine blauwe, zoals in Nederland, maar grote, zwart-wit gekleurde ijsvogels.
Tot besluit van onze vakantie verblijven we nog een paar dagen in El Gouna, een nieuw resort aan de Rode Zee. Tijdens de busrit erheen worden we weer begeleid door de Egyptische politie. De busrit voert door het ruige landschap van de Arabische woestijn.
Komend uit de bergen dalen wij af naar El Gouna, dat wordt gekenmerkt door gekleurde huisjes, hotels en eetgelegenheden. Alles is strak gebouwd, ook de haventjes met luxe jachten.
Het strand is breed en wit, de zee helder blauw. Met een boot maken wij een tocht naar een aantal koraalriffen. Het is fantastisch om tussen felgekleurde tropische vissen en koralen te snorkelen. Aan boord genieten wij van een lunch met verse vis. Vanuit de boot maak ik foto’s van vissen die ik voer.