×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Great Limpopo Transfrontier Park

Op zoek naar cultuur in Afrika's nieuwste wildpark

Reisverslag: Harold Kolkman
Foto's: Harold Kolkman en Mariska Riesewijk

Het Great Limpopo Transfrontier Park in Mozambique, Botswana, Zuid-Afrika en Zimbabwe is Afrika’s nieuwste wildpark. Het Mozambikaanse deel van het park is omstreden: hier wonen nog steeds 6800 mensen in traditionele dorpen, die ze waarschijnlijk moeten verlaten. Verslag van een reis langs de Limpopo rivier met een groepje Zuid-Afrikaanse Tsonga’s, op zoek naar de roots van de Tsonga’s die in dit gebied in Mozambique hun oorsprong hebben.

De Limpopo is na de Zambezi de belangrijkste rivier in zuidelijk Afrika, een 1600 kilometer lange levensader langs de droge grensregio’s van Botswana, Zuid-Afrika, Zimbabwe en Mozambique.

Het ruim vier miljoen hectare tellende, grensoverschrijdende Great Limpopo Transfrontier Park omvat het Krugerpark in Zuid-Afrika, Gonarezhou in Zimbabwe en het Limpopo National Park in Mozambique.

Krugerpark

Ha kutsongo-kutsongo ku yiwa kule
(Stukje bij beetjereist iemand ver)

Ik reis door het Great Limpopo Transfrontier Park op de grens van Zuid-Afrika en Mozambique. Niet alleen, maar samen met bijzondere vrienden uit zowel Zuid-Afrika als Nederland, op zoek naar hun roots en het Afrika achter de schermen. Petra, Mithaveni, Stranger en Tinyiko komen uit Zuid-Afrika. Petra en Mithaveni wonen en werken in het Tsongakraal Open Air Museum in Letsitele. Met Stranger en Tinyiko werkte ik in 2000 en 2003 samen toen ik onderzoek deed naar manieren om hun dorpen te betrekken bij eco-toerisme projecten. Met Mariska reisde ik eerder door Kenya en Uganda.

Vanaf Malamulele is het niet ver meer naar Punda Maria Gate, een van de toegangspoorten in het noorden van het Krugerpark. Er wordt een nieuwe toegangspoort gebouwd, samen met een educatief centrum, dat vooral gericht is op de jongeren in de gebieden rond het park.

Dit is een initiatief van de Social Ecology afdeling van de South African National Parks organisatie. Deze afdeling richt zich op de aangrenzende gemeenschappen en is in het leven geroepen nadat het Apartheidsbewind in 1994 verdween. Tot dan waren de nationale parken in Zuid-Afrika uitsluitend voor blanken toegankelijk.

Rond het Krugerpark wonen Tsonga-gemeenschappen in armoedige omstandigheden. De zwarte bevolking werd dikwijls uit de parken verjaagd en kreeg ook nog eens te lijden onder uitbraken van olifanten en leeuwen, met schade aan akkers, aanvallen op vee en zelfs mensen.

Als we ons hebben ingericht op de kampeerplaats, rijden we rond op zoek naar grote viervoeters. Naast impala’s zien we kudden olifanten en zeldzame nyala’s, een gestreepte antilope.

‘s Ochtends breken we in het donker het kamp op. Na het passeren van de Levubu rivier rijden we de noordelijke top van het Krugerpark binnen, ook wel bekend als de Pafuri driehoek. We zien zebra’s, waterbokken en impala’s.

We pauzeren bij de Pafuri picknickplaats, waar zo vroeg nog geen toeristen zijn. Het is een prachtig bebost, vogelrijk gebied. Apen rennen weg over de picknicktafels en het ochtendlicht werpt lange schaduwen. Het waterpeil in de Levubu-rivier, een zijtak van de Limpopo, is hoog.

De laatste meters Zuid-Afrika. Ik heb een hekel aan Afrikaanse grensovergangen. Meestal krioelt het van de mensen en dien je je spullen goed in de gaten houden. En altijd zijn er stapels in te vullen formulieren, al dan niet vergezeld van ongeïnteresseerde, chagrijnige ambtenaren.

Pafuri is gelukkig anders. De procedure neemt nog geen kwartier in beslag. Men is blijkbaar verrast door onze aanwezigheid, iedereen is vrolijk.

Mozambique

Vutlhari byi kumiwa endleleni (Ervaring krijg je pasonderweg)

Nog geen honderd meter na de grens begint een andere wereld. De asfaltweg is vervangen door een hobbelige rode zandweg. Mozambique is na het verdwijnen van de Portugese koloniale macht geteisterd door burgeroorlog, natuurgeweld en hongersnood. Het land heeft zowel een van de armste als een van de snelst groeiende economieën ter wereld.

Het gebied rond Pafuri en Crooks Corner is een beruchte grensregio, buiten het bereik van zowel de natuurbeschermers van het Kruger Park als de inefficiënte Mozambikaanse overheid. Het is van oudsher een uitvalsbasis voor smokkelaars, stropers en ivoorhandelaren.

Af en toe moeten we stapvoets door een grote kuil of tegen een heuvel op klimmen.

Het is in ieder geval de goede weg, want de yellow fever trees links van ons bewijzen dat de Limpopo rivier niet ver is. De karakteristieke gele bomen verraden ook dat we ons in malariagebied begeven.

Het meest opvallend aan de omgeving zijn de vele baobab bomen. De baobab (Adansonia digitata) kan een diameter van wel 40 meter bereiken. Sommige baobabs bereiken een leeftijd van 6000 jaar.

De bushmen geloofden dat er geen jonge baobabs bestaan. God heeft gewoon volwassen exemplaren uit de hemel naar beneden gegooid, maar omdat hun toppen zo zwaar zijn kwamen ze altijd ondersteboven op aarde terecht.

Langs de weg zien we de eerste Mozambikaanse nederzettingen. De huizen zijn in aardkleuren beschilderd. Heel anders dan de felgekleurde woningen aan de andere kant van de grens.

Xikumbane is het eerste dorp waar we stoppen. Het bestaat uit een groepje onregelmatig verspreide behuizingen langs de zandweg. Een groep vrouwen en kinderen kijkt verbaasd als we uitstappen. Samen met Stranger loop ik op hen af en groet in xiTsonga. Nog meer verbazing en her en der een glimlach. Een aantal kleine kinderen schatert het uit, anderen gaan er toch liever vandoor.

Stranger vraagt een van de vrouwen of het goed is als we hun dorp bekijken. Dat blijkt geen probleem en even later staan we, omringd door kinderen, midden in een levend ‘openluchtmuseum’ waar vrouwen maïs stampen.

We vragen naar de chief, maar omdat hij er niet is, spreken we met zijn rechterhand onder het afdak van de gemeenschappelijke vergaderplaats. We stellen ons voor en Stranger vertelt dat we uit Zuid-Afrika komen en willen zien hoe de Tsonga’s in Mozambique leven.

Maar hij verwijst ons naar een van de dorpen waar we langs zijn gereden. We mogen wel rondlopen, maar liever niet te veel vragen stellen. De reacties zijn ook bij de rest van het dorp wisselend. Sommige mensen komen vrolijk op ons af, anderen verschuilen zich.

De situatie verbetert wanneer Tinyiko een paar lange stukken suikerriet van een dorpeling koopt, omdat onze aanwezigheid hen nu ook iets oplevert. Mariska en Tinyiko krijgen een korte cursus mielie-stampen, wat een inspannende bezigheid blijkt.

Een klein meisje in een blauwe trui met een wit poppetje erop in de groep kinderen die ons volgt, loopt voorzichtig op Mariska af. Ze wijst naar het figuurtje op haar trui en vervolgens naar Mariska en lacht ondeugend.

De weg wordt zanderiger en dan zitten we vast in een droge rivierbedding. Het rechterachterwiel is bijna volledig in het zand gedraaid. Duwen en graven alleen helpt niet. Met het kapmes hakken we bebladerde takken van de struiken en maken een pad, waarop de wielen hopelijk grip hebben.

Met hulp van enkele voorbijgangers lukt dat. Het ritueel wordt nog twee keer herhaald voor we bij de Limpopo aankomen. Daar zakt de moed ons in de schoenen. Het waterpeil is erg hoog. Niemand weet of er bij Mapai, waar we niet ver vandaan zijn, een brug naar de overkant is.

De mensen om ons heen hebben de rivier zojuist gebruikt voor de was, een bad en het binnenhalen van een paar kilo vis.

Om te voorkomen dat we opnieuw vast komen te zitten, stoppen we voor elke scherpe bocht en loopt iemand vooruit om de weg te controleren. Een paar keer kunnen we gebruik maken van een onopvallende doorsteek, gemaakt om zanderige stukken te omzeilen.

Tijdens een korte lunchpauze delen we sinaasappels met een paar jongens die langs de weg chuba spelen. Een spel, dat met steentjes en kuilen in het zand wordt gespeeld. Een voorbijganger groet in het Afrikaans. Raar om hier iemand ‘goeiemiddag’ te horen zeggen.

Voor de bewoners van dit gebied is de natuur de belangrijkste bron van levensonderhoud. De Limpopo voorziet in de waterbehoefte en irrigatie van groentetuinen. De seizoenregens maken akkerbouw in de drogere gebieden mogelijk. Tijdens het droge seizoen worden de alom aanwezige ilala palmen afgetapt voor de productie van een traditionele wijn.

Mapai: Parque Nacional do Limpopo

Mso Ndlela yi dya vambirhi  (Samen reizen is leukerdan alleen)

Limpopo National Park omvat tienduizend vierkante kilometer land. De noordwest grens ligt in het Chicualacuala district, het oosten en zuiden in het Mabalane district en het Massingir district is in het zuidwesten. Een elektrisch hekwerk vormt in het westen de grens met Zuid-Afrika’s Kruger Park.

Hoewel de officiële grenzen van het park nog niet zijn vastgesteld, worden deze vooral door rivieren gemarkeerd. In het noorden en oosten is dat de Limpopo, in het zuiden de Olifantsrivier en het Massingir stuwmeer.

Parallel aan de Limpopo doorkruist de Shingwedzi rivier het park. Het park is onderhevig aan cyclische droogten en het krijgt jaarlijks de kleinste hoeveelheid regen van heel Mozambique. Het landschap bestaat uit Lebombo bosveld en Mopani bush. Er zijn uitgestrekte vlakten met acacia’s.

Mapai ligt aan de overkant van de Limpopo. De rivier staat hier net zo hoog als 50 kilometer terug en er is geen brug. Als we aan komen rijden, worden we bestormd door mensen die ons hulp aanbieden, uiteraard tegen betaling. Het is zelfs mogelijk om de auto met behulp van een kudde ossen door het water te laten slepen.

We rijden naar de ingang van het park. Daar kunnen we hopelijk overnachten en ons laten informeren over de mogelijkheden om onze tocht voort te zetten.

Stranger voert onderhandelingen met de rangers, terwijl wij wachten op een hoger gelegen terrein dat ooit als kamp dienst deed. We hebben prachtig uitzicht over de omringende bush. Midden op het terrein staat een bizar gevormde boom waarin zowel een neushoorn als een giraffe te zien is. De overige kale bomen steken mysterieus af tegen de pasteltinten van de avondschemering.

De enige bebouwing bestaat uit een houten overkapping en een stenen gebouwtje met kogelgaten in de muren. Ik had niet durven dromen hier ooit te komen. Stiekem hoop ik dat we door het park moeten. Misschien kunnen we dan de gemeenschappen langs de Shingwedzi bezoeken.

De duisternis valt als Stranger terugkomt en aangeeft dat we ons kamp bij de ingang van het park mogen opslaan. De chief zal morgenvroeg langskomen en dan kunnen we overleggen hoe we onze tocht voortzetten.

We rijden terug naar de rangerpost. Het is pikdonker als de tent is opgezet. Mithaveni maakt maïspap terwijl ik Tinyiko help met het schoonmaken van de vis. Petra neemt het braairitueel voor haar rekening, Mariska de kruiden.

Stranger’s taak is misschien het belangrijkst: babbelen met de rangers. Ze hebben het naar hun zin, getuige de lachsalvo’s verderop.

Even later komt hij terug met een paar flessen drank. Wat het is weet ik niet, het smaakt naar Bacardi Cola. Als we eten, zijn ook de rangers van de partij. Om geen wild en honden te lokken, hangen we de zakken vuilnis aan een boompje buiten ons kamp.

De volgende ochtend komt de chief. Hij adviseert ons de zandweg door het Limpopo National Park te nemen die naar Massingir leidt. Enigszins opgewonden rijden we het hek door, uitgezwaaid door de rangers en een paar kinderen die een ezelskarretje besturen.

De bush in het park is diverser dan in Zuid-Afrika. Opvallend is de dieprode kleur van het zand. Na een paar kilometer nemen we een oude man mee die op weg is naar het volgende dorp, Makandazulu B. Hij heeft berichten voor de mensen daar. Een activiteit van een paar uurtjes, daarna moet hij weer terug. Lopend zal hij er een dag of wat over doen, dus hij is blij met de lift.

De weg splitst zich. Normaal volg je het meest bereden en best uitziende deel, maar het verschil tussen de twee zandpaden is nihil. Petra en Mithaveni vinden een olifantendrol en die moet mee als cadeau voor de traditionele healers in Zuid-Afrika.

We rijden een paar honderd meter de rechterweg in maar stoppen dan. Niemand heeft er een goed gevoel over. Het wordt dus de linker afslag. Na enkele kilometers verandert de bush aanzienlijk en krijgt de mopani weer de overhand. Tot laat in de middag hobbelen we door over de weg die steeds slechter wordt.

Hier en daar zien we wat verlaten huizen, in erbarmelijke staat. Het enige bewijs dat hier mensen wonen, zijn rondscharrelende hondjes die eveneens in erbarmelijke staat verkeren.

We hebben nog niet nagedacht over een overnachtingsplaats. Zomaar in de bush slapen is niet aan te raden. Volgens de rangers stikt het hier van de landmijnen.

De voorkeur gaat uit naar een dorp. We zijn hier om mensen te ontmoeten en dat gaat in de bush minder goed. En we zijn niet ver meer van de Shingwedzi rivier af. Daar wonen mensen die hun toekomst bedreigd zien door het park en het vooruitzicht te moeten vertrekken.

Het lijkt ons interessant om daar wat tijd door te brengen. Een vriendelijk duo dat we langs de weg tegenkomen, verwijst ons naar Chimangue, het volgende dorp net voorbij de Shingwedzi.

Chimangue

Ku famba i ku rheta (Reizen betekent uitglijden)

De tweede dag in Mozambique loopt ten einde als een verandering in vegetatie opnieuw een rivier aankondigt. De Shingwedzi, die in Zuid-Afrika ontspringt en via het Limpopo National Park uitmondt in het Mozambikaanse deel van de Olifantsrivier.

Het waterpeil is lager dan dat van de Limpopo en de rivierbedding is met stenen bedekt. Sleesporen duiden op het gebruik van een vervoermiddel dat ik nog niet eerder in Afrika ben tegengekomen.

In de verte worden we bekeken door een groepje jongens met een kleine kudde vee. De rode zon staat laag en schittert in het water. De grote bomen langs de rivier zijn donkere silhouetten.

Tinyiko is inmiddels met de jongens in gesprek. Ik versta hem niet maar zie dat hij ergens opgewonden over is. De reden volgt al snel. ‘I’m home!’ roept hij. De chief behoort tot dezelfde clan als hij. Chabalala is zijn achternaam, net als die van Tinyiko.

We lopen vooruit op zoek naar de chief. Achter ons rijdt Petra de Isuzu door het water, onder toezicht van Stranger. Met z’n allen klimmen we tegen de steile oever op en zien het dorp liggen. Een Mozambikaanse vlag geeft aan waar het huis van de chief staat. Een menigte begeleidt ons naar de binnenplaats.

De chief is vrij jong en joviaal. Op zijn blouse prijkt een badge met het Mozambikaanse wapen, een rode ster doorkruist met een ploeg en een Kalashnikov. Hij heet ons hartelijk welkom en biedt ons allemaal een stoel aan.

Tinyiko zit naast hem en het lijkt alsof ze elkaar al jaren kennen. Achternamen vliegen door de lucht en ze komen tot de conclusie dat ze inderdaad min of meer familie zijn.

Het begint donker te worden. We mogen de nacht doorbrengen op het schoolplein. Drie vierkante lemen hutjes om ons heen blijken klaslokalen te zijn. In plaats van stoelen en tafels zijn er boomstammen als zitplaats. De school is twee weken gesloten, omdat de enige leraar op bezoek is bij familie in de grote stad.

De dorpsbewoners zijn anders gekleed dan in Zuid-Afrika. Net als Xikumbane lijkt ook dit bijna een openluchtmuseum.

De dorpelingen staan om ons heen als we de tent opzetten. Dat gaat lastig, want er waait een stevige wind. We voelen ons ongemakkelijk en vragen ons af of we moeten beginnen met koken. We zijn best bereid om iedereen mee te laten eten maar we hebben niet genoeg. En het getuigt niet van respect om in het zicht van anderen je eigen potje naar binnen te werken.

Langzaam maar zeker verdwijnen de dorpelingen naar hun huizen. Alleen de broer van de chief blijft zitten en is lange tijd in gesprek met Stranger, die hem blijkt te kennen. Hij heeft tijdens de burgeroorlog als vluchteling in Ndindani gewoond, een dorp dichtbij dat van Stranger.

Mariska, Tinyiko en ik blijven bij het vuur zitten, dat steeds kleiner wordt. We praten over de verschillen in mogelijkheden om te reizen en te doen wat je leuk vindt, als je in Europa of Afrika woont. Voor Mariska en mij is het soms lastig om ons niet te schamen voor die bewegingsvrijheid als we in Afrika zijn. Tinyiko vindt het goed dat we dit niet als vanzelfsprekend ervaren en het waarderen, in tegenstelling tot vele andere Europeanen.

Boven de horizon bliksemt het, waarbij af en toe even de karakteristieke silhouetten van de huizen te zien zijn. In de verte klinkt het geluid van donder en wat dichterbij het geroffel van drums. Er is een initiatieklas voor meisjes bezig. Wanneer een meisje vrouw wordt, is het tijd voor een korte periode van afzondering, waarin ze onderwezen wordt in alle facetten van het vrouwzijn. Jongens brengen deze tijd in de bush door, waarin zij ook het besnijdenisritueel ondergaan.

Het feit dat deze rituelen weer worden uitgevoerd, kenmerkt de nieuwe ontwikkelingsfase waarin Mozambique zich bevindt. Het communistische Frelimo voerde jarenlang een antitraditioneel beleid, waarbij dit soort gewoonten was verboden.

Midden in de nacht begint het hard te regenen. Ik ren de tent uit en open de achterklep van de auto. Petra en Mithaveni worden wakker, maar ik moet het dekzeil hebben. Op goed geluk span ik dit in het donker in één keer goed over de tent, waardoor de waterschade beperkt blijft. De rest van de nacht verloopt onstuimig. Het onweert, waait en regent soms hard.

Petra en Mithaveni zijn als eersten op en de dag begint met koffie. Het is droog, zelfs de bodem, ondanks de grote hoeveelheden regen van vannacht. Het is koud en de lucht ziet er nog steeds dreigend uit.

Beneden het wolkendek is Chimangue al vol actie. Hanen kraaien, kinderstemmen vullen de lucht en voor het eerst zien we het lokale transport. Het is een slee, gemaakt van mopani- en acacia-stammen met een rieten mand erop; twee ossen slepen het gevaarte voort, hetgeen vrij makkelijk lijkt te gaan over het zachte zand.

De bewoners van dorpen die verder van de Shingwedzi verwijderd liggen, leggen dagelijks behoorlijke afstanden per slee af. Vooral in het droge seizoen, als alleen op de akkers bij de rivier gewassen worden verbouwd.

Net als gisteren moeten de mannen de afwas doen. Even later zitten we bij de oever van de Shingwedzi en maken een grote kuil in het zand om het rivierwater te filteren. Een vrouw die water haalt, werpt nieuwsgierige blikken naar ons, om Stranger en Tinyiko vervolgens in xiTsonga te vertellen dat we vrouwenwerk doen. Waar zijn de vrouwen, of hebben we die soms niet?

De omgeving ziet er vruchtbaar uit. De maïsvelden staan er goed bij en ook in het dorp zien we overal maïskolven. Dat klopt niet met de verhalen die ik las over de vele hongersnoden in dit gebied. En ook niet met de verhalen van de Peace Parks Foundation, die beweert dat het hier zo slecht is, dat de mensen blij zullen zijn om weg te gaan.

Er zijn in april nog late regens geweest en dat zal het beeld vertekenen, maar desondanks geloof ik het PPF-verhaal niet. Ik zie gelukkige mensen om me heen, trots en tevreden met hun manier van leven.

Na de afwas maken Tinyiko en ik een rondje door het dorp. Iedereen wil praten, maar er is geen overdreven nieuwsgierigheid. Onze aanwezigheid is gisteravond als een lopend vuurtje door het dorp gegaan en men is blijkbaar al aan ons gewend.

Voordat ik het weet, sta ik met Tinyiko een man te helpen bij de bouw van een maïsopslag. De bouw verkeert nog in de eerste fase en dat betekent dat de mopani stammen, waar het skelet mee wordt gebouwd, van hun bast ontdaan moeten worden.

De stammen worden boven een vuurtje gehouden, zodat de schors als het ware losweekt. Met een hamer slaat hij vervolgens de noesten los, om er vervolgens met zijn handen lange repen vanaf te scheuren. Tinyiko is er handig in, hij heeft ervaring. Hij stript er vier, ik twee, enigszins belemmerd door brandblaren op mijn handen.

Mariska, Petra en Mithaveni krijgen intussen een officiële rondleiding van de chief en zitten daarna bij het vuur, waarop een enorme pan mabella pap staat te sudderen, misschien wel het lekkerste ontbijt in Afrika.

Na het ontbijt bezoek ik met Petra en Mithaveni de nederzetting van de vader van de chief. Zo langzamerhand begin ik de opbouw van zo’n nederzetting te herkennen. Die is gebaseerd op familiestructuren.

De Tsonga’s onderscheiden een kernfamilie en een uitgebreide familie. De kernfamilie is de kleinste sociale eenheid en bestaat uit een vrouw met haar huis en kookplaats, haar echtgenoot en hun kinderen.

Tsongamannen mogen meer vrouwen hebben. In het geval van polygame relaties ontstaan uitgebreide families, bestaande uit een groep kernfamilies, geleid door dezelfde man.

Als de zonen trouwen, ontstaat een nederzetting of muti. Die bestaat uit een man, zijn vrouwen, hun ongetrouwde kinderen en de families van hun getrouwde zoons. Een muti bestaat uit een cirkelvormig woongebied, omringd door een houten muur. Binnen zo’n cirkel worden huizen en kookplaatsen gebouwd. De muti wordt omringd door gerelateerde nederzettingen, gebaseerd op overige familierelaties.

Houten wallen zien we niet, wel de cirkelvormige opstelling en de offerboom of ganzelo in het midden. In deze boom, in dit geval een maroela, zijn de vooroudergeesten gehuisvest. Om die tevreden te houden, wordt zo nu en dan wat snuiftabak neergelegd, soms zelfgemaakt en een paar maal per jaar een geit.

Hoewel de meeste Tsonga’s in Zuid-Afrika en Mozambique christenen zijn, zijn de oorspronkelijke geloofsvormen nooit verdwenen. Volgens de Tsonga’s bestaat er een sterke relatie tussen de schepping, Ntumbuloko, en een bovennatuurlijke kracht, Tilo genoemd. Tilo refereert zowel aan een superieur wezen dat de mensheid schiep als aan de hemel, het thuis van dit wezen.

Het centrale thema in de Tsongareligie is voorouderverering. Een mens bestaat uit een fysiek lichaam, mmiri, dat vergaat als iemand sterft, en twee immateriële delen, moya en ndzuti. Moya is de levensadem, die het lichaam bij geboorte betreedt en verdwijnt bij de dood. Ndzuti is het individuele karakter van een mens. Moya en ndzuti vormen na de dood de geest, xikwembu, die niet alleen zijn menselijke karakter, maar ook zijn individualiteit behoudt.

In het oorspronkelijke Tsonga wereldbeeld bestaat de maatschappij zowel uit de levenden als de doden. De geesten beschermen het land en de bezittingen van een familie.

Mithaveni legt uit hoe de maïsopslag werkt. Het is een vierkant houten gebouw op palen. Bovenin liggen de mielies opgeslagen, eronder wordt gekookt. De rook trekt naar boven door de opslag heen en verjaagt zo het ongedierte.

Er is nog meer interessants te zien, zoals prachtige kleipotten en grote kalebassen, waarvan Mithaveni er een op haar hoofd draagt. Op de muur van een van de huizen zijn een giraffe en een grote olifant getekend. Wel ironisch, want juist deze dieren zullen de toekomst van de mensen hier bepalen.

In hun enthousiasme over de grote doorbraak in natuurbescherming, die als een voorbeeld voor het hele Afrikaanse continent wordt gezien, ‘vergaten’ politici en natuurbeschermers de ontwikkelingen te bespreken met de bewoners van het gebied. Ineens bevonden vele Mozambikaanse dorpelingen zich binnen de grenzen van een superpark.

Toch wordt er nu bij de inrichting van het park rekening met de bewoners gehouden. In het definitieve plan is het park in drie zones verdeeld die ruwweg van noord naar zuid lopen.

In het begin was het de bedoeling om de Limpopo in te sluiten. Nu wordt het hekwerk ten westen van de rivier geplaatst, waarbij een strook land van drie kilometer breed wordt opengelaten. In deze bufferzone liggen de meeste dorpen en akkers en dat betekent dat het grootste deel van de bewoners in hun dorpen kunnen blijven.

Aan de andere kant van het hek komt een ‘resource zone’, een smalle strook land waar aangrenzende gemeenschappen op gecontroleerde wijze gebruik kunnen maken van natuurlijke hulpbronnen. Te denken valt aan gras, riet, klei en boomstammen.

Het gebied dat volgt is wildernis, bedoeld voor plezierjacht. Het gebied tussen het Krugerpark en de Shingwedzi is voor toeristen bestemd. Hier zal het meeste wild worden uitgezet, kampen aangelegd en safariroutes uitgezet. Het zijn dus dorpen als Chimangue die in dit gebied een belemmering voor verdere ontwikkeling vormen.

Het is tijd voor een formele ontmoeting met het dorp. Een grote groep mensen heeft zich bij het schoolgebouw verzameld. De chief draagt een sjerp in de kleuren van de Mozambikaanse vlag. Nog voor de bijeenkomst begint, vallen de eerste druppels. Even later barst het onweer los.

We gaan in het klaslokaal zitten. De chief zit in het midden naast Tinyiko, Stranger en mij op een van de provisorische banken. De oudere mannen hebben zelf een stoel meegenomen. Een hoek van de ruimte is voor de vrouwen, die zwijgend op hun matjes zitten. Zoals gewoonlijk bij dit soort bijeenkomsten, beginnen we met een gebed.

De chief vertelt over het dorp. Dat bestaat ongeveer 20 jaar en is tijdens de burgeroorlog door de overheid aangelegd. Ze zijn er ook na die tijd blijven wonen. Ze hebben een goed leven, hebben voldoende aan wat de natuur hun biedt. Er is vrijwel altijd water door de rivier en de akkers zijn vruchtbaar.

De chief beweert zelfs dat voor de komende drie jaar voldoende maïs is geoogst. Iedereen in het klaslokaal is het met hem eens en er volgt een luid applaus. Het is duidelijk dat de chief het vertrouwen van de dorpelingen geniet.

Ook voor de omringende gemeenschappen speelt Chimangue een belangrijke rol. ‘In tijden van droogte kloppen ze bij ons aan voor voedselhulp en we helpen ze graag,’ vervolgt hij.

Maar er zijn ook problemen. Zo staan scholing en gezondheidszorg op een zeer laag peil. In de school wordt alleen Portugees en xiTsonga gegeven; geen Engels. Samenwerken met buurland Zuid-Afrika blijft zo een ingewikkelde zaak.

Een ander probleem zijn de landmijnen die nog steeds in het gebied liggen. Er zijn wel ontmijningsoperaties geweest en ongelukken komen gelukkig zelden voor. Toch is niemand er echt gerust op dat het gebied mijnvrij is.

Het grootste probleem is echter het park. Als een ding duidelijk is, dan is het dat de mensen niet van plan zijn te vertrekken. De chief zegt: ‘We sterven nog liever dan dat we ons laten verjagen. We hebben in het verleden voldoende verhuizingen meegemaakt. We hebben het goed hier; dit is ons thuis.’

Een man in een oranje overall neemt het gesprek over. ‘De leeuwen en olifanten zullen straks ons vee afmaken en onze akkers vertrappen. Wat moeten we dan? Een hek om het dorp heen bouwen? En als we al zouden vertrekken,’ vervolgt hij radeloos, ‘dan zouden we niet weten waarheen.’

Ik vraag of de overheid compensatie heeft aangeboden, maar dat wordt meteen van tafel geveegd. ‘Niets bieden ze ons. En misschien zijn jullie wel van de overheid en halen we ons problemen op de hals.’

Ik vertel hoe de voorouders van Tinyiko’s dorpsgenoten in 1926 uit het Krugerpark verjaagd zijn en nu hun land claimen; hoe Strangers dorp buiten de ontwikkelingen in dat gebied wordt gehouden en alleen de negatieve effecten ervan ondervindt. Een luid applaus voor het verhaal bevestigt het zojuist gewonnen vertrouwen.

Stranger vertelt over het belang van contacten tussen Tsonga’s uit verschillende landen. ‘Voor mensen als ons is het belangrijk om op zoek te gaan naar onze roots. Jullie laten ons zien hoe ons eigen leven ooit was, wat we uit het oog verloren zijn. Daar kunnen we veel van leren. Wortels kunnen niet zomaar worden weggevaagd.’ Iedereen is onder de indruk.

Terwijl wij aan ons vertrek denken, zijn de dorpelingen een feestje aan het voorbereiden. Het is opgehouden met regenen en van alle kanten komen vrouwen met drums naar het schoolplein gelopen. Er wordt gedanst en getrommeld.

Het is middag en we moeten echt weg. We willen vandaag nog in Massingir komen. Als dank voor de gastvrijheid geven we de chief  tomaten, brood en een pakje Van Nelle halfzware shag. Zoals een echte leider dat hoort te doen, deelt hij alles aan zijn dorpsgenoten uit.

We laten de Shingwedzi achter ons, Chimangue verdwijnt al spoedig uit het zicht en even later bepaalt mopani het landschap weer.

Massingir

Aku lela ku vanga vuyeni. Aku lelela ku vitavayeni 
(Vaarwelzeggen zorgt ervoor dat mensen elkaar opnieuwontmoeten)

De wegen zijn gladder en modderiger geworden. De donkere lucht voorspelt nog meer regen. Dat is vervelend, want al die mopanibush maakt het terrein zanderig.

Enkele keren zitten we vast in de modder. Het begint zelfs leuk te worden om met blote voeten door de drek de auto vooruit te duwen. De modder is zo plakkerig dat hij makkelijk aankoekt en een goed alternatief voor een paar schoenen vormt.

In de stukken voorafgaand aan een scherpe bocht met slecht uitzicht, stappen we allemaal uit om de weg te controleren en indien nodig een alternatieve route te zoeken.

De Madonse rivier blijkt net zo hoog te staaan als de Limpopo maar is gelukkig minder breed. Het andere verschil is dat er geen alternatieve route is. We checken de rivierbodem en verwijderen alle obstakels. Het water staat op het diepste punt tot boven mijn knieën.

We markeren allemaal een bepaald punt in de rivier en het is de bedoeling dat Petra tussen ons door rijdt. Vanuit de verte hoor ik de dieselmotor dichterbij komen en voor ik er erg in heb, spat het water hoog op als de inmiddels bruin geworden Isuzu door de rivier ploegt. Het lukt.

Petje af voor Petra’s rijkunst in de bush. Daar kan ik veel van leren. Vrolijk lachend lopen we verder en botsen bijna tegen een groepje bewapende rangers met fietsen op. In het miljoen hectare tellende park fietsen er 27 rond. De kans om ze tegen te komen is vrijwel nihil.

De regen valt met bakken uit de lucht. Er liggen nog minstens twee dorpen langs de route, Machamba en Bingo, en het is nog zeker 40 kilometer tot aan de uitgang van het park. De modder en het trage tempo beginnen vermoeiend te worden.

Pas tegen het eind van de middag passeren we het bord en stoppen bij een slagboom. Het lijkt wel nacht, zo donker zijn de wolken. De regen blijft onophoudelijk vallen; welkom in het droge seizoen.

De rangers hier zijn een stuk minder vriendelijk. Over een kampeerplaats doen ze moeilijk. Tinyiko’s humor en vrolijkheid werken positief en even later staan we in de regen onze tent op te zetten. We krijgen water en mogen van hun vuur gebruik maken.

Mithaveni kookt een enorme pot met pap. Petra bereidt een stoofpot met van alles er in. De lucht begint eindelijk wat op te klaren, de maan komt er even door en werpt een spookachtig licht over de Massingir stuwdam, die op een steenworp afstand ligt.

Als het eten klaar is, begint het weer te stortregenen en we vluchten met onze spullen de grote legertent van de rangers in. Binnen is het klam, maar in ieder geval warm. We vragen ons af of onze eigen tent de bui heeft doorstaan. Als het even later weer droog is, blijkt alles in orde.

Na de maaltijd verplaatsen we ons naar het vuur buiten. We hebben een gesprek met Albino, de hoofdranger. Hij is bezig met een cursus Engels en krijgt hulp van Mariska en Tinyiko. Ik geef hem mijn zakwoordenboekje Engels-Portugees cadeau.

Albino vindt het belachelijk dat mensen het park uit moeten. Maar het schept ook werkgelegenheid, onder andere voor hem. Dat geeft hem een dubbel gevoel maar hij maakt zich er geen zorgen over. Hij vindt vrouwen een leuker onderwerp. Hij heeft er twee. Albino moet dus hard werken en kan maar weinig thuis zijn.

Later in de tent praten Mariska en Tinyiko nog een tijdlang door over initiatierituelen voor jongens. Dat kan nu, want Stranger slaapt bij de rangers in de grote tent. Zonder volwassenen erbij is het makkelijker om met outsiders over dit soort onderwerpen te praten.

De regen is voorbij. De bleke ochtendzon warmt de doorweekte aarde langzaam op. Boven de omringende bush en het stuwmeer hangen flarden mist. Onze spullen liggen op het veld te drogen. Tinyiko en Mariska dansen salsa en merengue op muziek van Kanda Bonga Man. De rangers kijken glimlachend toe.

Het is zo’n ochtend waarop niemand haast heeft. En dat is goed, want er is hier veel te zien. Er staat een boom die behangen is met illegale klemmen en strikken. Sommige zien er gruwelijk uit. Ik kan me voorstellen dat het stropers afschrikt en het publiek laat zien dat de rangers hun taak serieus nemen. Onder de boom ligt een grote buffelschedel, compleet met horens.

De basisvoorzieningen in het kamp zijn Spartaans. Maar er wordt hard gewerkt aan een permanent onderkomen voor de rangers en enkele tientallen meters verderop is men bezig met de aanleg van een officiële kampeerplaats.

Als we vertrekken hoopt iedereen op goed asfalt. We hebben het zwaarste deel van de reis inmiddels wel gehad. Met een beetje geluk komen we vandaag bij de oceaan. Eerst genieten we van het spectaculaire uitzicht over de Massingir stuwdam.

Deze plaats moet de toeristische hotspot van het park worden. Het is de bedoeling dat het meer vooral sportvissers zal gaan trekken. Met alle resorts die zijn gepland, zal het tevens een perfecte uitvalsbasis voor het park worden. Diverse concessies hiervoor worden momenteel door de Mozambikaanse overheid aan privé-ondernemingen verkocht. Zo kost een kampement met 24 bedden ongeveer 6 miljoen euro.

Onbetaalbaar voor Mozambikanen en ook voor de meeste zwarte Zuid-Afrikanen. Bij het dorp Chimangue, waar we gisteren waren, wordt zelfs een vliegveld aangelegd voor toeristen die de tocht ernaar toe in een hobbelende 4×4 te vermoeiend vinden.

Massingir is de eerste grote nederzetting die we in Mozambique zien. Er is een levendige markt en de sfeer is gemoedelijk. Ik geef er mijn eerste Meticais uit, de munteenheid van Mozambique. 25.000 voor een paar flesjes Coca Cola. De inflatie heeft zijn werk gedaan.

Het is prettig om over asfalt te rijden. Echt opschieten doen we niet. Daarvoor is er te veel ander verkeer op de weg en regelmatig moeten we grote ‘potholes’ omzeilen. Naarmate we verder naar het zuiden afzakken, verandert het landschap. We zien vele nederzettingen en de bush maakt plaats voor grote kale vlakten. Dat is een gevolg van de overstromingen in 2000.

Nadat we het drukke provinciestadje Chokwe achter ons hebben gelaten en per brug de Limpopo rivier zijn overgestoken, besluiten we een omweg te maken. We kunnen rechtstreeks naar Xai Xai aan de kust rijden of eerst naar Mandlakazi, de voormalige thuisbasis van Ngungunyani, de laatste grote Tsonga-chief.

Omdat deze tocht vooral een terugkeer naar de roots van Tinyko, Stranger en Mithaveni is, kiezen we voor de laatste optie. Dat betekent opnieuw veel modder in plaats van asfalt.

De Estrada Nacional 208, een officiële route die op de kaart als A-weg staat aangegeven, blijkt na de eerste kilometers, die nog wel te doen zijn, een vreselijk modderbad. Zwart, plakkerig en vooral erg diep. Om de 100 meter moeten we uitstappen om te duwen.

Gelukkig groeit er genoeg gras langs de weg, dat we gebruiken voor de soms wanhopig ronddraaiende wielen. En er zijn ook voldoende mensen die af en toe even meehelpen. Zo niet de leden van de vele christelijke NGO’s die in hun 4×4 Landcruisers voorbijrazen, vrolijk zwaaien en de weg nog verder ruïneren. Over normen en waarden gesproken.

Een uur later bereiken we opnieuw het asfalt. De stemming is beduidend minder na deze vertraging. Mariska is tijdens het duwen uitgegleden en haar capulana zit vol met modder.

Even voorbij Chibuto, een vervallen stadje met veel oude Portugese huizen vol kogelgaten en Frelimo-propaganda, passeren we een groot monument; een witte zuil, ter ere van Ngungunyani. Voor Tinyiko, Stranger en Mithaveni is dit een hoogtepunt. De bakermat van hun cultuur en een persoon die een bijna mythische status heeft, vergelijkbaar met Willem van Oranje voor veel Nederlanders.

Ik vraag Stranger waarom. Hij antwoordt dat hij de enige grote chief was die de koloniale macht echt weerstand bood. Het respect voor Ngungunyani blijkt uit de rituelen die de drie verrichten bij de ganzelo, de offerboom naast het monument. Eerbiedig knielen ze neer, leggen wat van Mariska’s shag bij de stam en klappen in hun handen en uiten lovende woorden over de grote daden van de chief.

De zon is al bijna onder als we onze tocht vervolgen richting Xai Xai, op weg naar de Indische Oceaan.

Xai Xai en Maputo: Eindpunten aan de Oceaan

Ku famba a ku na vemba (Een reis is nooit zondereinde)

De weg leidt naar Praio de Zongoene, even buiten Xai Xai en waarschijnlijk minder toeristisch. Onderweg zien we silhouetten van kerken, koloniale landhuizen en kokospalmen. Jammer dat het te donker is om het landschap goed te kunnen zien.

Het blijkt moeilijk om in het donker de juiste afslag naar het strand te vinden. We besluiten de eerste de beste zandweg in te slaan. Die leidt ons omhoog naar een weerstation. De daar aanwezige beveiligingsmedewerker weet ons in een mix van Shangaan en Portugees de goede weg te wijzen. We hadden een afslag eerder moeten nemen.

Zongoene Beach blijkt verlaten. Ook in en rond het enorme hotel op de duinen is geen spoor van leven te bekennen. Het is nooit afgebouwd of het heeft tientallen jaren geleden zijn beste tijd gehad. De maan werpt een spookachtig licht over het grote complex. Vanachter de duinen horen we het hypnotiserende geruis van de branding. Nog enkele meters tot aan de oceaan.

Het zicht op de Indische Oceaan bij nacht is een schok. Na al die dagen in de krapte van Petra’s Isuzu staan we nu te gapen naar de enorme ruimte van het lege strand en de oceaan die zich aan onze voeten uitstrekt.  Een paar seconden later rennen we uitbundig door de branding, blij dat we na een prachtige reis ons doel bereikt hebben.

Toch willen we niet blijven. Voor een tent op het strand waait het te hard, zonder tent zullen de muskieten ons lastig vallen en ook het enorme spookhotel op de achtergrond draagt niet bij aan de gemoedsrust. Mariska en ik stellen voor om in Xai Xai onderdak te zoeken in een van de vele vakantieverblijven langs het strand.

Een accommodatie is snel gevonden. Overeenstemming bereiken over de prijs duurt langer. We huren twee kamers, compleet met goede bedden en warme douches. De avond duurt niet lang. We drinken nog wat en liggen even later alle zes in bed.

De volgende ochtend struinen we langs de branding na een waterige zonsopkomst te hebben bekeken.

Xai Xai wordt gedomineerd door kokospalmen, haastig rondrijdende taxibusjes en vervallen huizen in Portugese stijl. Het ademt een typisch Afrikaanse sfeer, al geven de palmbomen en het mediterrane tintje er een nieuwe dimensie aan.

Het centrum van de stad is chaotisch door de verkeersopstoppingen. Slechts op de hoofdwegen ligt nog asfalt. De meeste zijwegen bestaan uit rode modder. Het zijn littekens van de overstromingen in 2000, waarbij de infrastructuur in en rond Xai Xai grotendeels werd verwoest. Maar er is de afgelopen jaren hard gewerkt aan de wederopbouw, getuige de vele fel gekleurde winkeltjes.

Omdat geen van de banken travellers’ cheques inwisselt, moeten Mariska en ik mee naar Maputo. We bezoeken eerst de lokale markt van Xai Xai. Honderden kraampjes en smalle overdekte straatjes, omheind door een stenen muur, vormen een samenleving op zichzelf.

In tegenstelling tot Kenya zijn de straatverkopers niet opdringerig. Ze komen en masse op ons af maar haken meteen af als we niet geïnteresseerd zijn. Zeer respectvol, van twee kanten uiteraard.

Petra en Mithaveni zoeken kruiden en potten; Mariska aast op hairextensions en capulana’s. Ik loop gebroederlijk met Tinyiko hand in hand rond op zoek naar een cadeau voor zijn vriendin in Malamulele en ook iets voor zijn andere vriendin in Pretoria.

We eten in een uithoekje van de markt. Maïspap of xima, zoals het hier heet, met kippenpoten, inclusief klauwen, en ingewanden. Ook het cassave-achtige voedsel, maniok, smaakt goed. Tinyiko vertelt dat het een soort lokale Viagra is. Stranger grijnst breed als hij ons ervan ziet eten. De dames vragen zich af waarom we zo’n lol hebben.

Even later zijn we bij de lodge om afscheid van de oceaan te nemen. Er moet oceaanwater en zand mee, want dat zijn leuke souvenirs voor Zuid-Afrika. Bovendien zijn het nuttige cadeaus voor de traditionele healers in de dorpen van Stranger, Tinyiko en Mithaveni.

Het is middag als we Xai Xai verlaten. Op weg naar de hoofdstad Maputo en niet de andere kant op richting Inhambane, zoals eigenlijk de bedoeling was.

De weg naar Maputo is saai en de 220 kilometers lijken lang door al het verkeer en het monotone landschap. Tientallen kilometers voor de stad stijgt het aantal nederzettingen drastisch, waardoor je voortdurend het gevoel hebt er bijna te zijn.

Tinyiko vermaakt ons met verhalen, al dan niet uit zijn duim gezogen. Stranger heeft de gewoonte om op alle details door te vragen als Tinyiko na een korte stilte weer van wal steekt met ‘Weet je? Er was een zekere heer, een vriend van me, wiens naam nu even niet van belang is…’

Enkele kilometers later zitten we handenklappend achterin de auto ‘baie goetie vandaag, baie goet’ te zingen, waar Tinyiko in onvervalst Afrikaans overheen rapt: ‘Ek drink die bier van Maputo vandaag!’

Binnenrijden in Maputo is een culture shock. Het is vrijdagmiddag, bijna avond en spits. De vorige keer vond ik de stad erg prettig om in rond te rijden, redelijk overzichtelijk door het dambord-patroon. Nu is het taxibusjeshel.

Ik heb het plattegrond van de stad nog aardig in mijn hoofdzitten. We rijden op Avenido 24 de Julho en moeten de afslag naar Avenido Vladimir Lenine hebben; om vervolgens af te slaan naar Avenido Mao tse Tung. 

Na de maaltijd blikken we terug op onze reis, onder het genot van biertjes en Coca Cola. Voor Petra is een droom in vervulling gegaan. Ze heeft een deel van Mozambique gezien waar Tsonga’s nog leven zoals honderd jaar geleden. Ook voor Mithaveni was het een geweldige ervaring. Voor het museum zullen ze zeker terugkeren in de nabije toekomst.

Tinyiko en Stranger hebben een gedetailleerd verslag bijgehouden van de reis. Ze zullen na terugkomst in Zuid-Afrika hun dorpsgenoten uitgebreid inlichten over de reis en de culturele ontmoetingen. Stranger komt met het idee om op scholen te vertellen hoe hun verwanten aan de andere kant van de grens leven.

De volgende dag is er ruim tijd om Maputo te verkennen. De rust is na gistermiddag weergekeerd en de stad is weer zoals ik hem ken. Het is een graad of 20 en we bezoeken de toeristenmarkt, de Mercado Municipal en een exlusieve capulana-winkel.

Op een groentenmarkt even verderop herkennen de mensen Mithaveni’s karakteristieke klederdracht. Volgens Stranger komt dit omdat een aantal van hen in Zuid-Afrika heeft gewoond. Op hun verzoek danst Mithaveni even in Tsonga-stijl en steelt de show.

Als we het geslenter door het centrum zat zijn, nemen we een taxibusje naar Avenido Julius Nyerere en van daar naar de Marginal, achterin een open pick-up volgeladen met vis.

De Marginal is de straat langs de Indische Oceaan en volgens de Lonely Planet niet de meest veilige plek van de stad, maar ja, er staat wel meer in de Planet, onder andere dat je in Mozambique met traveller cheques terecht kunt.

Voordat vier van ons vertrekken, eten we nog een laatste keer samen in een pizza-tent. Een uur later is het tijd om afscheid te nemen. Stranger slaat ons op gortdroge wijze op onze uitgestrekte handen en duikt met een grijns achter in de Isuzu.

Mithaveni groet me onverwacht met een heuse duimdruk-move, iets dat populair is bij jongeren. Tinyiko steekt nog een speech af over hoe tof het allemaal was en Petra is de laatste die we een goede reis wensen.

Ik ben benieuwd of ze Tsongakraal nog halen; het is al laat. Misschien zullen ze in Nelspruit moeten overnachten. We horen het wel. Het is al laat in de middag als de witte Isuzu vertrekt. Wat Mariska en ik daarna voelen is vooral leegte

Mariska en Harold reizen verder door het zuiden van Mozambique: Maputo, Inhambane en Bazaruto archipel.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!