×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Het moorse erfgoed van Andalusië

Fietsen door de bergen van al-Andalus

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

Behalve uit de Mezquita in Córdoba en het Alhambra in Granada bestaat het moorse erfgoed van Andalusië ook uit talloze witte dorpjes met moorse wijken en vestingen, die verspreid liggen tussen eindeloze olijfgaarden en ruige gebergten met spectaculaire kloven. Hier rondfietsend stuit je eveneens op de nodige barok, en op processies.

Vanaf vliegveld Málaga is het maar een goede kilometer langs de zesbaans snelweg voordat we bij afslag Coín de wastelands langs de kust kunnen verlaten om het echte Andalusië te verkennen. Bij Alhaurin de la Torre hebben we ook het drukke vrachtverkeer achter ons gelaten en fietsen we over een rustige weg, links geflankeerd door de beboste hellingen van de Sierra de Mijas. Rechts verdwijnt de vlakte van Málaga met zijn citrusplantages steeds verder in de diepte, voor ons doemen imposante bergtoppen op.

Coín is een aardig provinciestadje met een kleine moorse wijk, pleintjes met banken van siersmeedwerk en motieven uit zwarte en witte kiezelstenen op de trottoirs. We drinken wat in een kroegje waarvan behalve de binnen- en buitenmuren ook de tapkast schuil gaat achter bonte tegeltjes. Boven de toog hangen grote hammen te drogen.

Na Coín moeten we al snel echt klimmen en wreekt de Hollandse ‘lente’ zich: begin mei hebben we nog geen kilometer in de benen. In de hitte kruipen we langs de witte dorpjes Alozaina en Yunquera door een prachtig berglandschap naar de Puerto de las Abejas, waar we worden getrakteerd op een verfrissing in de vorm van een stevige wind. Met een fraai uitzicht op de kale rotsen van de Prieta suizen we langs uitgestrekte graslanden naar El Burgo, dat op een met cactussen begroeide rots ligt.

El Burgo is een rustig wit dorp met steile straten en een aangenaam hostal met een goede keuken; de zwaardvis en de huiswijn zijn aanraders. Het hostal wordt bestierd door bejaarden, de fietsen mogen we in de bierkelder stallen. Er tegenover ligt een typische dorpskroeg: de lawaaierige gokautomaat en de stereo strijden met het stierenvechten op de tv om de aandacht. Naast de kerk van El Burgo is een ‘mirador’ met een fraai uitzicht op de omgeving. Ieder zichzelf respecterend dorp hier heeft zo’n uitzichtspunt, wat uiteraard ook de plek is om te flaneren tijdens de pantoffelparade.

Ronda

Een 130 meter diepe kloof loopt dwars door het stadje

Meteen buiten El Burgo klimt de weg tussen dennenbossen driehonderd meter omhoog naar de Mirador del Guarda Forestal, vanwaar we El Burgo een laatste maal in de diepte zien liggen. De boswachter waar de mirador naar genoemd is blijkt een standbeeld van fascistoïde snit dat ook in een communistisch land niet zou misstaan.

Een bocht verder zien we aan de overkant kale rotsen opduiken en nog een bocht later fietsen we al in dit prachtige ruige landschap. Terwijl roofvogels boven ons hoofd cirkelen klimmen we nog eens vierhonderd meter naar de Puerto del Viento, op 1190 meter. Op deze hoogte heeft de wind weer vrij spel, wat een Duitse mountainbiker die nietsvermoedend aan de afdaling begon op een lelijke valpartij kwam te staan.

450 meter en vele bochten lager rijden we langs restanten van een aquaduct Ronda binnen. Ronda is bekend door de imposante, 130 meter diepe kloof die dwars door het stadje loopt. Tientallen bussen droppen er iedere dag hun onooglijke lading, die via een rechtstreekse weg wordt aangevoerd uit oorden als Marbella en Torremolinos aan de Costa del Sol.

Maar Ronda is ook erg mooi, met haar oude stadsmuren, de fraaie bruggen over de kloof en de oudste arena van Spanje. Zowel het doolhof van de oude moorse wijk Ciudad, waar ook prachtige herenhuizen en kerken uit de renaissance staan, als de sfeervolle Mercadillo-wijk met zijn witte straatjes, pleinen en terrassen zijn een bezoek waard.

Op een van die terrassen eten we wat. Als m’n vriendin toe fruita del tiempo (fruit van het seizoen) bestelt, sist ze: als het uit blik komt vermoord ik de ober. Die verstaat blijkbaar Nederlands: op een fraai bordje serveert hij een heuse banaan, met mes en vork.

Grazalema en Zahara de la Sierra

Onbeschoft mooi wit en pittoresk ligt het tussen debergen

Een drukke weg met fly-overs leidt ons Ronda uit naar een kloof tussen beboste heuvels. Als de kloof plaats maakt voor golvende graanvelden slaan we linksaf een weggetje in dat door bossen met steen- en kurkeiken slingert. Bij de Puerto de Alamillos ruilen we de bossen in voor alweer een prachtig rotsachtig berglandschap. Een paar bochten verder ligt Grazalema onbeschoft mooi tussen de bergtoppen wit en pittoresk te zijn. Het dorp is een uitgangspunt voor wandelingen door het natuurpark Sierra de Grazalema maar dat verstoort de landerige rust op het intieme dorpsplein allerminst.

Met een ruime bocht klimmen we om het dorp, dat nu onder onze voeten ligt. Alweer door eikenbossen stijgt de weg naar de 1331 meter hoge Puerto de las Palomas. Geen duif te zien, wel peilloze afgronden waarlangs een bloedstollende afdaling via haarspelden naar Zahara in de diepte voert. Op een terras in Zahara de la Sierra ben ik dan ook gedwongen wat grote glazen met bloedverdunner tot me te nemen. Als ik langzaam bij m’n positieven kom zie ik dat Zahara alweer zo’n vrijwel onbekende parel van een moors wit dorp is.

De volgende morgen drinken we koffie op hetzelfde terras. Het is zondag, luidsprekers in een kerktoren strooien klassieke muziek over het dorp uit. Voor me ligt een straatje waar ik de hele dag naar zou kunnen kijken, met iedere minieme verandering van het licht tekent ook het wit weer anders. Een Amerikaanse een tafeltje verder heeft er ook oog voor en opent onmiddellijk haar schetsblok.

De dorpsagent doet wat hij altijd doet: hier en daar een praatje maken en zodra er een auto in zicht komt het verkeer regelen. Verderop staat een bestelauto die is versierd met palmtakken en lampions. Op het terras verschijnen steeds meer vrouwen en meisjes in bontgekleurde feestjurken. Eén speelt gitaar, de anderen zingen en klappen mee. Er wordt zelfs een dansje gemaakt.

Even later baant de versierde auto zich toeterend een weg door de menigte, de dames gaan er zingend en klappend achteraan. De agent rijdt voorop, met zwaailicht. Als er een tegenligger komt gaat zelfs de sirene aan. De stoet slingert langzaam het dorp uit, de romería is begonnen. Verderop zullen ze zich aansluiten bij soortgelijke bedevaartstoeten, waarvan die uit Ronda al twee dagen onderweg is.

Olvera en Osuna

Veel stadspaleizen uit de renaissance

Naar Olvera is het een kort ritje, grotendeels over een met bloeiende bermen omzoomde weg door een langgerekt dal. Na een afdaling tussen steile heuvels begint de klim naar de Puerto Cabañas.

Op de pas krijgen we zicht op Olvera, dat achter eindeloze rijen olijfbomen op een heuvel ligt. Typerend voor de witte dorpen in Andalusië is dat de kerk en de ruïnes van het moorse fort hoog boven de huizen uittorenen. Veel meer dan het mooie uitzicht erop heeft Olvera niet te bieden.

We laten de bergen achter ons en hebben een paar lichtere fietsdagen voor de boeg. Aan de rand van het laagland Campina Subbético ligt Osuna tussen heuvels met graanvelden. Hoewel de dominante kleur wit is is Osuna geen wit dorp. Een kenmerk van deze dorpen is dat het moorse karakter onaangetast is. Osuna kwam pas in de 16e eeuw, na de reconquista, tot ontwikkeling. Het heroverde land werd in grote stukken aan de edelen gegeven, die net als tijdens de kruistochten vooral roofridders waren. Dit grootgrondbezit bestaat nog steeds en is een belangrijke oorzaak van de armoede in Andalusië.

Osuna heeft een sfeervol Plaza Mayor en heerlijke straten om in rond te dolen. Voor de liefhebbers zijn er volop barokke kerken en kloosters, toeristen komen er nauwelijks. De Colegiatakerk domineert het stadje vanaf een heuvel. Onder de kerk ligt de privékapel van de oprichters, de hertogen van Osuna, die er ook begraven liggen. Het waren verzamelaars van adellijke titels: de eerste is simpel begonnen als viscont van Napels maar al gauw zijn de kisten te klein en wordt de daarin uitgebeitelde opsomming van titels besloten met etc. etc..

In Osuna staan ook veel, vaak wat vervallen, gebouwen uit de renaissance. Daaronder zijn nogal wat stadspaleizen. Als ik een foto maak van het belachelijke barokportaal van het Palacio del Marques de la Gomera, wenkt de huisbewaarder ons. We krijgen een privé-rondleiding, langs de – inderdaad ook erg barokke – kapel, de diverse patio’s en de talloze vertrekken die daar omheen zijn gebouwd. Nee, meneer is er niet. Die zit altijd in Sevilla, hoewel hij hier ‘s winters op de bovenverdieping (met daarop ook nog eens een toren) kan wonen en ‘s zomers op de koelere begane grond.

Córdoba

Een woud van 1293 marmeren pilaren

Via eindeloze olijfgaarden, waartussen door palmen geflankeerde haciënda’s liggen, bereiken we Aguilar de la Frontera. Naast een aardig achthoekig plein biedt dit sherrydorp vooral een snelle busverbinding met Córdoba, die ons vele kilometers door een saai landschap bespaart.

In 756 werd Córdoba hoofdstad van moors Spanje. Twee eeuwen later was het met een half miljoen inwoners de grootste en meest welvarende stad van Europa en overtrof zelfs Cairo en Bagdad als centrum van moslimkunst en -wetenschap. Andalusië is in die jaren een vruchtbare smeltkroes van moren, Spanjaarden, joden en zigeuners. Eeuwenlang wordt er gewerkt aan (uitbreiding van) de grote moskee: de Mezquita.

Na de roomse verovering raakte Córdoba in verval: de moskeeën werden omgebouwd tot kerken, de systemen voor watervoorziening en riolering vervielen tot ruïnes. Van de eens zo glorieuze stad rest weinig meer dan de (inmiddels verminkte) Mezquita en wat muren en poorten.

Buiten de Mezquita, die de oppervlakte heeft van een complete stadswijk, is het een drukte van belang. Op de enorme patio met sinaasappelbomen valt de rij voor de kassa mee, de meeste bezoekers komen per groep. Eenmaal binnen maakt het woud van marmeren pilaren een overweldigende indruk, het zijn er maar liefst 1293. Helaas zijn de kleuren van het marmer niet goed zichtbaar. De katholieken bouwden niet alleen een kathedraal in het hart van de moskee maar metselden ook de 19 grote bogen dicht waardoor het licht vanaf de patio binnenstroomde. Blijkbaar gedijt dit geloof beter in het schemerduister. Tegen de buitenmuren werden ook nog eens een kleine vijftig kapellen gebouwd, de ene nog protseriger en overbodiger dan de andere.

Onbedoeld wordt in de Mezquita de ondergang van Córdoba uitgebeeld. De moorse bouwstijl is licht en evenwichtig, de versieringen van met name de mihrab zijn uiterst verfijnd en stralen een enorme rust uit. Als je vervolgens de kathedraal inloopt krijg je schele hoofdpijn: wat een lompe imponeerzucht. Op intimiderende wijze wordt de boodschap van de inquisitie erin geramd: de roomse kerk is oppermachtig, alles en iedereen is nederig vergeleken bij haar en moet zich dus onderwerpen.

Naast de Mezquita ligt het Judiaría, daar bevindt zich een van de drie synagogen in Spanje die de inquisitie overleefden. Een paar straatjes zijn onaangetast maar het grootste deel is een aaneenschakeling van toeristenwinkels, hotels en restaurants. Andalusië telt vele wijkjes als deze die minder verpest zijn.

Eveneens nabij de Mezquita ligt het Alcázar, dat hier na de reconquista werd herbouwd. De uitgestrekte tuinen zijn in moorse stijl, dus met veel stromend water. Verder is Córdoba bekend vanwege de vele fraaie patio’s, waarvan een groot deel in mei open is voor het publiek. De rest van het jaar moet je je beperken tot een blik door de hekken.

Priego de Córdoba

Duizenden potten geraniums tussen getraliede ramen

Waar na de verovering van Córdoba de grens tussen rooms en moors Andalusië lag is simpel op de kaart te zien: de roomse dorpen langs het front dragen het achtervoegsel ‘de la Frontera’. Vanuit Aguilar de la Frontera fietsen we via Cabra (volgens kaarten en gidsen bezienswaardig, we hebben niet kunnen ontdekken waarom) de bergen in van het Parque natural de la Sierra Subbética. Natuurpark betekent hier dat er een jachtverbod geldt in de hooggelegen delen die ongeschikt zijn voor de olijfteelt. Het hoeden van geiten lijkt er geen probleem.

Aan de rand van het natuurgebied ligt Priego de Córdoba, een stadje met een serie barokkerken en een 16e eeuwse fontein, die er met zijn 180 stralen Romeins uitziet. Aan een plein liggen een moors kasteel en een kerk, die er vanbinnen uitziet als een witte suikertaart. Met haar gelaagde bouw sluit de kerk nu eens wel aan bij de omgeving, de moorse Barrio de la Villa. Deze staat ook bekend als ‘de bloemenwijk’: duizenden potten geraniums hangen tussen de getraliede ramen aan de witte muren in dit doolhof van smalle straten en minieme pleintjes. Toeristen komen er nauwelijks en winkels zijn er niet, de wijk overtreft dan ook het Judiaría van Córdoba. De wijk wordt begrensd door een moorse mirador: een straat langs een steile rotswand, met uitzicht over olijfgaarden en bergen in de omgeving.

Het is inmiddels weer zondag en het viel al op dat in veel straten vandaag een parkeerverbod geldt. Muziekkorpsen marcheren naar een kerk. Zouden ze? Jawel hoor, er gaat met beelden gezeuld worden: de grote deuren van de kerk gaan al open. Een enorm Mariabeeld wordt naar buiten geschoven: applaus en vuurwerk.

Achter lange rijen in het zwart geklede vrouwen met brandende kaarsen dragen veertig mannen het beeld op de maat van de muziek door de straten, vanuit de huizen worden bloemen over het beeld gegooid. Om de zoveel meter wordt gepauzeerd en wrijven de mannen over hun schouders. Het sein daartoe wordt gegeven door de bel vooraan het draagstel te luiden. Een volgend belsignaal is het sein om verder te gaan. Middels mobiele communicatie wordt het sein doorgegeven aan de andere delen van de stoet. Het is allang donker als het beeld na een ommetje van zes uur weer naar binnen wordt geschoven.

 

Alcala la Real en Granada

Zicht op de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada

Olijven, olijven en nog eens olijven, de ene vermoeiende heuvel na de andere. We fietsen duidelijk door de provincie Jaén: het armste deel van Andalusië, dat eenzijdig leeft van de olijventeelt en waar dus alleen seizoenarbeid is.

Het enige bijzondere aan het nogal saaie stadje Alcala la Real is het enorme moorse fort dat er hoog bovenuit torent. In de hoogste van de drie torens is een aardige expositie ingericht van wat hier is opgegraven, vanaf de tijd van de Iberiërs. Vanaf de torens heb je een mooi uitzicht op de omgeving, waar nog meer torens staan die ook deel uitmaakten van de moorse verdedigingslinie.

Het gladde asfalt van de weg Córdoba-Granada voert op 900 meter over de Puerto López. De drukte valt mee, bovendien is de vluchtstrook meestal goed te berijden. En de pas? Eigenlijk dalen we er vooral naartoe, door een prachtig golvend landschap met hier en daar rode velden klaprozen. Terwijl we verder dalen krijgen we zicht op de besneeuwde toppen van de Sierra Nevada.

Alleen de laatste kilometers, langs stinkende industrieterreinen, is er veel vrachtverkeer en moeten we oppassen voor de wind als ze passeren. Een meevaller: tegenover het einde van de N 432, die doodloopt op de snelweg, ligt een klein weggetje dat ons met een boog om de buitenwijken tot vlakbij het centrum van Granada brengt.

Een hostal vinden we in het straatje dat rechtstreeks naar het Alhambra leidt, vanaf het dakterras kunnen we een deel daarvan zien liggen. Tussen de soevenirwinkels zitten veel bouwers van Spaanse gitaren. Aan het eind van de middag testen (soms beroemde) kopers hun instrument en anders spelen de bouwers wel een stukje, op castagnetten begeleid door hun vrouw.

Granada, na de val van Córdoba twee eeuwen de moorse hoofdstad, is een sfeervolle studentenstad met gezellige pleinen en een grote moorse wijk, het Albaicín, op een heuvel. Hoogtepunt zijn natuurlijk het Alhambra en de Generalife. Granada is uiterst geschikt voor een wat langer verblijf.

Alhama de Granada

Aan de rand van een ruige kloof

Granada uit is het even worstelen met de verkeersdrukte maar in het bergdorpje Malá hebben we dat alweer ver achter de rug. Wel komen we, zoals tijdens de hele reis, van tijd tot tijd racefietsers tegen. Het is een mooie route langs heuvels met graanvelden en – uiteraard – olijfgaarden.

Bij Agrón moet er weer serieus geklommen worden over een slingerweggetje, waarna een lange afdaling volgt naar het stuwmeer Embalse de los Bermejales. De toppen aan de overkant van het water liggen in de wolken. Vanaf de stuwdam kijk je recht in de kloof van de Rio Cacín. Aan de overkant meteen weer omhoog, met rechts lange tijd zicht op de kloof en achter ons het stuwmeer, tot we een wijde bocht maken en afdalen naar Alhama de Granada.

Alhama is een slaperig boerendorp met wat kerken. Speciaal is de ligging aan de rand van een ruige kloof. Aan het gezellige Plaza de Constitucíon eten we bij Paco, goed en goedkoop. Paco heeft maar liefst 17 grote hammen boven de toonbank hangen en het voornaamste vermaak van z’n stamgasten is het leveren van commentaar op de kwaliteit ervan. Paco, dun snorretje en plat achterover gekamd haar, grijnst trots en laat zich niet van de wijs brengen. Zelfverzekerd steekt hij een cocktailprikker is deze of gene ham om de puike kwaliteit ervan aan te tonen.

Villanueva de la Concepción

Omringd door 1,5 kilometer hoge gebergtes

Na Alhama volgt een spectaculair bergtraject. Na het overklimmen van een heuvelrug volgt een afdaling door een bosrijk landschap, met in de verte zicht op de Sierra de Alhama waarover de wolken het dal van Zafarraya inglijden. Na een bocht om een kleine arena rijden we door dat dal over een vlakte vol land- en tuinbouw. Ventas de Zafarraya ligt prachtig tegen de bergen. Tussen de Sierra de Alhama en de Sierra de Loja klimmen we door een prachtig woest berglandschap met bloeiende bloemen en doornig struikgewas richting Puerto de Los Alazores. Vlakbij de Puerto zijn we aan alle kanten omringd door 1,5 kilometer hoge gebergtes. Parallel aan de Sierra de San Jorge slingeren we over rustige wegen richting Antequera.

Op de volgende pas, de Puerto de las Pedrizas, moeten we kiezen: de vluchtstrook van de drukke snelweg (met het risico van lekke banden, omdat het hier een sport is in de auto leeggedronken bierflessen richting berm te gooien) of een omweg door de bergen.

Dan maar de bergen, ondanks de vermoeidheid en het late tijdstip. Het begint als een zalige afdaling maar na zo’n tien kilometer is het niet leuk meer: toen deze weg werd aangelegd waren de haarspelden blijkbaar op, zelfs auto’s hebben er moeite mee zich dan maar rechtstreeks het dal in te storten. Met kramp in de handen van het remmen lopen we omlaag, een bruggetje over en weer net zo steil omhoog. Met rode koppen komen we aan in Villanueva de la Concepción, waar we pas na hardnekkig doorvragen achter een adres komen van een oud vrouwtje dat in dit gehucht kamers verhuurt.

Antequera

Het Jezusbeeld steekt zijn kop al door de kerkdeuren

Alweer golven wolken over de bergen voor ons, dit keer de Sierra de Chimenea. Er staat een harde, vlagerige wind en het stijgingspercentage is weer net zo overdreven als gisteren, dus duwen we de fietsen maar weer omhoog. Na een tijdje worden we ingehaald door een racefietser, die van links naar rechts tegen de steile wand opslingert. Even later passeert er nog een fietser die zich voortbeweegt als Tommy Simpson, net voordat die doodviel op de Mont Ventoux. En nog een. De vierde stapt af en gebaart naar de achterkant van het peletonnetje dat volgt. Even later hebben we de benenwagen verruild voor de bezemwagen van Club Ciclista El Efebo uit Antequera en genieten van het uitzicht op de ruige rotsen.

Midden in het natuurpark El Torcal, waar de elementen de kalkstenen rotsen hebben omgevormd tot bizarre sculpturen, wordt even gepauzeerd. Bezweette wielrenners kijken verbaasd: hadden we die twee een stuk terug niet ingehaald? Het hele peleton is het er over eens: dit is een gebied om te fietsen met niet meer bagage dan een fles water. De afdaling is trouwens ook veel te link met bagage, dus kruipen wij weer in de bezemwagen terwijl de regenjasjes worden uitgedeeld. Tijdens de afdaling met scherpe bochten langs diepe afgronden, waarbij we de fietsers uit het oog verliezen, krijgen we zicht op Antequera. Het prachtige witte stadje rond een hooggelegen moors fort golft door de dalen. We worden netjes in het centrum afgezet.

Wat voor dag was het ook alweer? Juist, het Jezusbeeld steekt zijn kop al door de kerkdeuren. Vuurwerk wordt ontstoken en alle kerken luiden de klokken. Langs de hele route van de processie staan lange rijen mensen met brandende kaarsen. Na het muziekkorps volgt zo’n rij hotemetoten dat de dragers zelf maat moeten zien te houden, want zelfs de grote trom is niet meer te horen. Dat vertikken ze dan ook. Het beeld wordt opgetild, de dragers doen een uitval naar links… hooooooo! Neerzetten. Weer optillen, nu een schijnbeweging naar rechts… hooooooo! Zo gaat dat urenlang, de hele stad door, terwijl winkeliers angstvallig hun voorpui in de gaten houden.

Antequera is een sfeervol stadje met een enorm moors kasteel. Binnen de muren ervan ligt het stadspark, met uitzicht op de onderliggende wijken. De vraag is of het wordt gerestaureerd danwel herbouwd: complete muren worden opgemetseld, splinternieuwe fonteinen uit ruwe blokken marmer gehouwen.

Rond het kasteel ligt een prachtige moorse wijk. De sfeervolle Herradores loopt van de 16e eeuwse poort Arcos de los Gigantes naar de Plaza del Portichuelo, waaraan een fraaie kapel ligt. Kerken heeft ook Antequera te over, helaas zijn die in de 17e en 18e eeuw gebouwd met de stenen van de Romeinse stad die er nog stond, inclusief een perfect bewaard theater. Het ontsteken van een kaarsje is in deze kerken volledig geautomatiseerd: na inworp van een muntje begint een lampje te branden.

Een ideale plaats om staand een kop koffie te drinken is het, door palmen geflankeerde, kruisvormige marktgebouw. Een glaasje drinken kan in het restaurant van de arena uit 1848, van waaruit je dit kunt bezichtigen (even vragen aan de ober). Drie hoogtepunten liggen iets buiten de stad: megalitische grafheuvels die aan Mycene doen denken.

Alora

Hoog op een berg naast de rivier

Na een paar haarspeldbochten klimmen fietsen we tussen steeneiken langs de andere kant van de Sierra de Chimenea weer zuidwaarts. Het is alweer een fraaie route, met het uitzicht op de imposante muur van steen aan de overkant. Uiteindelijk vallen we zo ongeveer omlaag naar Valle de Abdalajís, een stil wit dorpje dat aan de voet van een hoog rotsmassief ligt. Omhoog voert een weg in de richting van Garganta del Chorro, de beroemdste kloof van Andalusië, en nog een hele trits prachtige witte bergdorpjes. Maar we hebben inmiddels, na een kleine 700 kilometer, genoeg geklommen en geen zin in een eindsprint, dus slingeren we langs bloeiende cactussen het dal van de Rio Guadalhorce in.

Al vanaf zo’n tien kilometer zien we Alora hoog op een berg naast de rivier liggen, het moorse kasteel op een iets hogere top ernaast. Haarspelden leiden de klim naar het dorp in. Alora is niet onaardig maar na zoveel andere witte dorpen vinden we het ook niet meer echt bijzonder. Binnen de muren van het fort ligt een typisch mediterrane begraafplaats vol foto’s, plastic bloemen en wit marmer. In een kroegje zien we op de intekenlijst voor een jeugdtoernooi dat Barcelona hier populair is, twee broertjes heten Johan en Jordi.

Alhaurin El Grande

Bij het vliegveld zien we voor het eerst de MiddellandseZee

De volgende dag volgen we het rivierdal verder stroomafwaarts langs de citrusplantages. Op de heenweg leek Alhaurin El Grande een leuk wit dorp met een prachtige moorse wijk. We zien ook hier inmiddels niets bijzonders meer in, dus misschien is Alora wel het meest fantastische witte dorp als je de rondrit in omgekeerde volgorde aflegt.

Wel leuk is het uitzicht over de vlakte en daarachter de bergen die we inmiddels een stuk beter kennen, die rond El Burgo, Ronda, Antequera en Alhama de Granada. Pas vanuit dit perspectief zie je hoe hoog ze zijn. De zonsondergang erachter is zelfs spectaculair.

Als we de laatste dag verder afdalen langs de beboste Sierra de Mijas zien we bij het naderen van vliegveld Malaga voor het eerst de Middellandse Zee achter de bebouwing glinsteren. Toch jammer dat die hier over ruim honderd kilometer niet toegankelijk is voor wie allergisch is voor overvolle stranden met daarlangs linten hotelflats.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win