×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Historisch Jordanië

Via een met zuilen omzoomde weg kun je de rest bekijken

Reisverslag: Ton Groothedde
Foto's: Wil Deckers, Henk Jaspers & Ton Groothedde

In een landschap met grillige rotsformaties, woestijnen waar de bedoeïenen toeristen ontvangen in hun tenten en herders hun geiten en schapen hoeden, ligt het historisch erfgoed van Jordanië, zoals de Grieks-Romeinse monumenten in Jerash en natuurlijk Petra, de uit de rotsen gehakte oude hoofdstad van de Nabateeërs. En dan kun je ook nog drijven op de Dode Zee en zwemmen in de Golf van Aqaba.

In de hal van het Queen Alia vliegveld, een kilometer of veertig van Amman, ontmoeten we onze gids, een Palestijn die Ryaad heet. Het busje dat ons naar het hotel brengt, stopt bij een restaurant waar we mezze en mixed grill eten. Bier is er niet bij. In het overwegend islamitische Jordanië is vrijwel geen bier te krijgen.

In Jordanië is vijfennegentig procent van de bevolking moslim, waarvan het grootste gedeelte soennieten en een minderheid sjiieten. Ongeveer vijf procent is christen.

Ondanks mijn vermoeidheid slaap ik slecht en tot overmaat van ramp roept om een uur of vier in de nacht de muezzin op tot gebed en aangezien we vlak in de buurt van een moskee slapen, zit ik rechtop in bed. Het is even wennen, maar dat hoort erbij in een islamitisch land.

Jerash

Theaters, tempels, kerken met mozaïekvloeren en badhuizen

Amman is op zeven heuvels gebouwd en ligt op een hoogte van 700-1000 meter en dat merken we als we met de bus vertrekken. We rijden naar het noorden, richting Syrische grens. We passeren een olijvenverwerkende fabriek, waarbij we de zo kenmerkende geur van olijven al van verre ruiken.

Als ik rechts uit het raam kijk, zie ik al een aardige diepte. Sommige bergranden brokkelen af en huizen die op een veilige plek waren gebouwd komen gevaarlijk dichtbij de rand te staan.

Als we de antieke stad Jerash bereiken, is de temperatuur lekker voor een wandeling, zo’n twintig graden. Jerash is goed bewaard gebleven. De Romeinen hebben de stad Gerasa genoemd en er veel gebouwd, maar hij schijnt al duizenden jaren oud te zijn. Er zijn theaters, tempels, kerken met mozaïekvloeren, badhuizen, een kathedraal en een weg goed tot minder goed bewaard gebleven.

Na binnenkomst staan we op een groot plein, omringd door zuilen. Via een met zuilen omzoomde weg kun je de rest van Jerash bekijken. We zien een kerk, waarvan de mozaïekvloer het best bewaard is gebleven. Er zijn vogels en rendierachtigen in te herkennen.

Ryaad vertelt dat een van de teksten ‘Prijs de bisschop’ betekent. In een verderop gelegen kerk zegt een Griekse inscriptie: ‘Niet verder, anders wordt u gestraft door God’.

We passeren het noordtheater en het zuidtheater, beide goed bewaard gebleven. Het noordtheater heeft de inscriptie 165 AD en namen van gasten zijn terug te vinden op de stoelen. Ook zijn er VIP-plaatsen: iets bredere in steen uitgehouwen banken, uiteraard op een betere plek.

In het zuidtheater speelt een aantal mannen op doedelzakken en trom. Dit had ik wel in Schotland verwacht, maar niet hier. Het zuidtheater heeft, volgens een opschrift, zesduizend plaatsen en is gebouwd tussen 90 en 92.

Tot slot bezoeken we de Artemis-tempel, waarvan aan de voorkant tien zuilen bewaard zijn gebleven.

Een man die aanwezig is met een aantal jongeren schuift een theelepeltje aan de onderkant tussen een van de zuilen en dan wordt duidelijk hoeveel speling de zuilen hebben. Op de wind wiegen ze als het ware heen en weer. Dat is aan het lepeltje te zien, dat in een gelijkmatig ritme van boven naar beneden beweegt.

Op de terugweg zien we het Nymfaeum, een fontein uit de tweede eeuw, die een befaamde picknickplaats was met dezelfde functie als de disco in onze tijd.

Amman

Groente- en fruithandelaren schreeuwen om het hardst

Terug in Amman bekijken we de Al-Hussein Moskee. Het is een eenvoudig gebouw, zonder franje, waar op dat moment mannen bezig zijn met hun gebed.

Vervolgens bezoeken we het imposante Romeinse theater. Het is gerestaureerd en ziet er prachtig uit. Het biedt plaats aan duizenden mensen en wordt nog steeds gebruikt.

Aan beide zijden in het complex zijn musea, het ene is een kunstmuseum en het andere geeft inzicht in het leven van de Jordaniër, absoluut de moeite waard.

We wandelen terug en kopen dadels bij een vriendelijke winkelier. We mogen allerlei soorten proeven en met kilo’s dadels verlaten we zijn winkel weer. Met de kippenboer, naast de dadelman, heb ik een handen-en-voetengesprek over voetbal. Op een kleine storende televisie kijkt de man voetbal en ik begrijp dat het nationale elftal speelt.

We wandelen verder over een leuke soek, waar de groente- en fruithandelaren om het hardst schreeuwen om hun waren aan te prijzen.

Ik zie blauwe vaten met haring, afkomstig uit Katwijk. Ik probeer met gebaren duidelijk te maken hoe wij haring eten, maak snijbewegingen, pak een ui en doe alsof ik de haring op de ons bekende wijze naar binnen laat glijden. De verkoper knikt ja, lacht, geeft mij een hand, slaat op mijn schouder, maar snapt er waarschijnlijk niets van.

Bij de slagers hangen gevilde schapen en geiten in glazen vitrines. Vergissen kun je je niet, want de koppen zitten er nog aan. De slager opent af en toe de vitrine, toont de klant het vlees en snijdt vervolgens een stuk uit een schaap of geit.

De vrouwen in Jordanië zijn vrijwel allemaal gesluierd, waarbij soms het hele gezicht bedekt is, met alleen een spleet voor de ogen. Soms is het gezicht volledig zichtbaar, maar niet het haar. Een enkele vrouw draagt een spijkerbroek.

We drinken en eten nog wat in een restaurant, waar ik schapenvlees met rijst neem. We hebben ook weer mezze bij het eten, onder andere groene pepers. Anniek waarschuwt mij nog, maar ik bijt de hele peper in een keer van het stokje. Ik kauw rustig, slik en de tranen schieten mij in de ogen, mijn mond staat in brand, drinken helpt niet, nog meer drinken ook niet en uren later heb ik er nog last van.

Dode Zee

Het lukt niet om onder water te komen

Vandaag rijden we naar Petra en onderweg staat onder meer een uitstapje naar de Dode Zee op het programma.

Tijdens de reis naar de Dode Zee geeft Ryaad ons uitleg over de islam, waarbij hij onder meer uitlegt dat er vijf keer per dag gebeden moet worden. De eerste keer een half uur voor zonsopgang, vandaar dat in de zomer de stem van de muezzin al om vier uur de speakers van de moskeeën teistert.

Onderweg passeren we een bord dat het zeeniveau aangeeft en daarna dalen we steeds verder tot aan de Dode Zee. We komen dicht bij de grens met Israël en dat is te merken aan de checkpoints die we passeren, blijkbaar nog steeds nodig om aanslagen te voorkomen.

We lopen naar de Dode Zee via het privé-strand van een luxe resort. Het water is zo zout dat je niet kunt zinken. In het resort is een medisch centrum waar mensen een kuur kunnen volgen. Dode Zee-water schijnt heilzaam te zijn voor mensen die psoriasis of andere huidaandoeningen hebben.

Bij de eerst stappen in de Dode Zee stuiter ik ondersteboven en schaaf mijn onderbeen aan de brokken zout die op de bodem liggen. Maar ik dobber er lustig op los en smeer me in met de, zo wordt gezegd, heilzame modder. Wat je ook probeert, het lukt niet om onder water te komen. Zelfs draaien is lastig door de tegenwerking van beneden.

Mount Nebo en Wadi Mujib

Uitzicht over de Jordaanvallei en de 'Jordaanse Grand Canyon'

We rijden verder naar de berg Nebo, in de buurt van Madaba. Er is een monument ter herinnering aan het bezoek van de paus in het jaar 2000. Je hebt hier een geweldig uitzicht over de Jordaanvallei en hoewel het een heel groene vallei moet zijn, is dat vanaf Nebo niet te zien. Verspreid door het dal staan bedoeïenententen.

Na de lunch rijden we naar Madaba waar we de mozaïekvloer in de Grieks-Orthodoxe St. Georgius-kerk bekijken. Deze stelt een kaart voor van de regio. Oorspronkelijk waren Syrië, Libanon, Jordanië en Egypte tot de Middellandse Zee te zien. De mozaïek was oorspronkelijk 24 meter lang, 6 meter breed en telde bijna drie miljoen stenen. Naast de genoemde landen is het huis van Abraham en Sara te zien, evenals de Dode Zee en de Nijl.

Door een conflict tussen twee kerken, waarbij de ene kerk een groot gedeelte van de mozaïekstenen heeft weggehaald uit de St. Georgius-kerk, is de vloer niet meer compleet.

We rijden verder naar Petra over Kings Highway door een betoverend en spectaculair berglandschap. We stoppen aan de rand van een canyon, Wadi Mujib, de Vallei van Mujib.

De kloof is honderden meters diep en nog veel breder. Wadi Mujib heeft de bijnaam ‘Jordaanse Grand Canyon’. Het uitzicht is overweldigend, een enorme diepte met grote uitgesleten rotswanden, waardoor een weg naar beneden kronkelt en later, zo zal blijken, ook weer naar boven.

Onderweg zien we allerlei zuilen langs de kant van de weg. Dit waren markeerpunten voor kameelkaravanen. In de Romeinse tijd gaven zij ook afstanden aan.

Verspreid door het landschap lopen herders met geiten en schapen en langs de weg zien we regelmatig kraampjes en kleine winkeltjes, vrijwel allemaal zonder klandizie.

In Kerak bekijken we de Kruisvaardersburcht. We kunnen alleen de buitenkant zien, want de burcht is net gesloten en wat Ryaad ook probeert, dicht is dicht.

In het laatste stuk woestijnachtig gebied naar Petra komen we in een zandstorm terecht, waarbij gedurende een korte tijd geen hand voor ogen is te zien.

Petra

De rozerode stad verandert met het zonlicht van kleur

Na het ontbijt wandelen we naar Petra. De weg gaat steil naar beneden vanaf het hotel en na twintig minuten zijn we bij de ingang van Petra, de door de Nabateeërs gestichte stad.

We lopen over een stoffige weg en komen dan bij paarden die je naar de toegang van de daadwerkelijke stad brengen, de Siq. Ryaad vraagt ons om een paard te huren, omdat het geld een welkome aanvulling is op het inkomen van de paardenbegeleiders.

De meest bejaarde begeleider biedt mij zijn paard aan. In een sukkelpas sjok ik met paard en begeleider naar de Siq. De oude man hijgt en puft en probeert het tempo van het paard te drukken en mijn reisgenoten schieten mij voorbij. Zelfs degenen die lopen, zijn sneller.

Bij de Siq aangekomen geef ik de man zijn zuurverdiende geld. De man kijkt mij aan alsof hij gaat huilen. Hij smeekt mij om hem meer te geven, maar ik houd stand en laat het erbij, hoewel ik beloof op de terugweg weer aan hem te denken.

De wandeling door de Siq is een belevenis. As-Siq is 1200 meter lang, drie tot vier meter breed en wordt omsloten door 80 meter hoge rotsen. De wanden lopen soms recht omhoog. In de wanden zijn lagen steen te zien met de meest fantastische kleuren en vormen.

Als we uiteindelijk de Siq uitkomen, bevinden we ons op een plein dat wordt omsloten door rotswanden. In de wand voor ons rijst de Schatkamer omhoog, uitgehouwen in de rotswand.

De Arabische naam is Al-Khazneh. We zien de Schatkamer ‘s morgens als we binnenkomen en tegen de avond als we weggaan en het kleurverschil is enorm. In de ochtend baadt de Schatkamer in zonlicht en is hij bijna oranje. In de avond ligt hij in de schaduw en dan is hij roze, de ‘rozerode stad’, zoals Petra genoemd wordt.

De schatkamer heeft zes zuilen waarop hij lijkt te steunen en is 43 meter hoog en 30 meter breed. In de gevel zijn allerlei figuren uitgehouwen. Volgens Ryaad dateert hij uit de eerste eeuw en is er dertig jaar aan gewerkt. Oorspronkelijk was het een graftombe van een koning van de Nabateeërs.

Verder wandelend door Petra zien we: olifanten en kamelen, uitgehouwen in de rotsen; de Straat van de Gevels, met rijen graftombes van de Nabateeërs; en het immense halve-cirkelvormige theater, dat er Romeins uitziet, maar is gebouwd door de Nabateeërs in de 1e eeuw. Oorspronkelijk konden er 3.000 toeschouwers in, later is de capaciteit uitgebreid naar 7.000 plaatsen.

Als we Petra hebben bekeken, stelt Ryaad voor om naar een hoog gelegen offerplaats te klimmen, waar de goden van de Nabateeërs werden geëerd. Er is een trap met 511 treden die allemaal ongelijk zijn, zo merk ik al snel.

Maar de klim is het waard. Er is een geweldig uitzicht over het dal van Petra en de verschillende grafkamers van de Nabateeërs. Verspreid in het landschap lopen geiten, ezels en kamelen.

We nemen via een steile rotstrap een andere weg terug. Er zijn stukken dat ik alleen naar de rotswand durf te kijken, maar we lopen wel door een betoverend landschap.

Wanneer we de Siq verlaten en de paardenbegeleiders met hun dieren op ons staan te wachten, schiet de oude man naar voren en loopt rechtstreeks op mij af. De man kan dan wel aan een rollator toe zijn, maar aan zijn geheugen mankeert niets. Ik geef hem de beloofde dinar en sla vriendelijk het door hem aangeboden paard af.

Klein Petra

Hagedissen klauteren langs de rotswanden

De volgende dag bezoeken we op weg naar Wadi Rum het iets minder bekende ‘Kleine Petra’. We rijden door een bedoeïenendorp, waar we een meisjesschool en een jongensschool passeren. In de berm lopen kleine kinderen, op blote voeten, op de ruwe grond.

In de omgeving van Klein Petra wandelen we langs een aantal bedoeïenententen. Het is heerlijk rustig, ook hier zo goed als geen toeristen. Wel hagedissen die langs de rotswand klauteren.

In de rotsen zijn in de tijd van de Nabateeërs onderkomens uitgehakt, die door bedoeïenen later zijn gebruikt als woning. Ze hebben twee verdiepingen: onderin is een ruimte voor de geiten en de schapen, die door hun lichaamswarmte zorgden voor verwarming van de mensen die op de tweede verdieping wonen.

Er is een vernuftig waterleidingsysteem, dat zorgt voor watertoevoer hoog uit de rots. Volgens Ryaad waren deze holwoningen nog tot veertig jaar geleden in gebruik.

We komen in een kloof waar een oude man aan komt wandelen. Ryaad vertelt ons dat hij geld verdient met het zingen van een oud Arabisch lied, waarin hij een vrouw zoekt om zijn laatste dagen mee te slijten en zelfs nog mee te trouwen.

De man gaat zitten en zingt een liedje dat hij begeleidt op een instrument dat hij volgens mij zelf heeft gemaakt. Uiteindelijk, na met schalkse blikken naar alle vrouwen in ons gezelschap gekeken te hebben, kiest hij voor de ‘Israëlische’: Anniek. Ze lijkt inderdaad wel Israëlisch.

We drinken ter afsluiting een kopje thee bij de bedoeïenen en vervolgen onze reis naar Wadi Rum, een prachtig woestijnlandschap op ongeveer vijftig kilometer van Aqaba. De weg naar Wadi Rum loopt door bergachtig gebied, met diepe ravijnen naast de weg en geen vangrail.

Wadi Rum

We passeren groepjes bedoeïenen met kamelen en geiten

Ryaad vertelt dat steeds minder bedoeïenen op traditionele wijze leven. Veel bedoeïenen zijn op ‘verzoek’ van de overheid in dorpen gaan wonen, maar verspreid door het land leven er toch nog veel op de authentieke wijze. Ze zijn gastvrij en voorzien je graag van koffie of thee.

Aan de koffie is kardemom toegevoegd. Dit is een teken van gastvrijheid. Kardemom is familie van de gember en schijnt een rustgevende werking te hebben.

Mansaf is een traditioneel gerecht van de bedoeïenen. Het is een gerecht van schaap of kip met Arabische rijst, gekookt in jameed, een soort karnemelk. Je eet het met je rechterhand, waarmee je bolletjes draait van rijst, vlees en bouillon.

Als we vlak bij het bedoeïenenkamp zijn, zien we een trein door het uitgestrekte woestijnlandschap rijden. Hij rijdt van de fosfaatmijnen naar Aqaba. Fosfaat is een exportproduct van Jordanië.

Ryaad vertelt dat zo’n vijfenveertig dagen geleden een enorme regenbui een overstroming heeft veroorzaakt in Wadi Rum, waarbij op sommige plekken het water drie meter hoog heeft gestaan. Op die plekken staat zelfs nu nog water, terwijl het bijna dertig graden is.

De lunch in het bedoeïenenkamp bestaat uit salades, het overal in Jordanië gegeten platte brood en vlees. Ik heb de indruk dat het kamp is ingericht voor en ieder geval in stand kan blijven door toeristen. Het ligt op een prachtige plaats in de woestijn, ongeveer twintig kilometer van de Saoedische grens.

Na de lunch vertrekken we voor een jeepsafari door de woestijn. De zon brandt inmiddels zeer fel en ik neem mij voor om bij de eerste de beste bedoeïen die we tegenkomen een hoofddoek te kopen. Veel mannen dragen een kefiya, de meeste zijn rood met wit geblokt.

Het landschap is eerst nog redelijk vlak, maar in de verte doemen al hoge rotsformaties op die door de eeuwen heen hun vorm hebben gekregen. We stoppen regelmatig, want de niet al te nieuwe jeeps moeten voor de koeling steeds weer van water worden voorzien.

Tijdens een stop neemt Ryaad ons mee en laat ons rotstekeningen zien, die door Nabateeërs zijn gemaakt. Verder toont hij ons planten, zoals een soort venkel, waarvan Ryaad zegt dat schapen en geiten, die er gek op zijn, deze planten maar een week achter elkaar mogen eten. Als ze dat langer doen, kunnen ze er dood aan gaan.

We passeren al rijdend kleine groepjes bedoeïenen met kamelen en geiten. We worden overal vriendelijk toegezwaaid.

Bij een volgende bedoeïenentent stoppen we. De heer des huizes biedt ons een kop thee aan en ik zie dat hij twee doeken te koop heeft liggen, die ik na onderhandelen beide koop.

Na enige tijd stoppen we bij Al Garazi. Hier zijn twee bruggen in de rotspartijen gesleten, die er zeer indrukwekkend uitzien.

We zijn inmiddels al uren onderweg en langzaam maar zeker begint de avond te vallen. Ryaad last een laatste stop in om ons te laten genieten van de zonsondergang. Helaas maakt een zandstorm iets verder weg de lucht wat heiig.

Als we uren later terugkomen in het bedoeïenenkamp wordt er een kampvuur gemaakt waarop vlees wordt gegrild. Met een biertje erbij genieten we van de prachtige sterrenhemel.

Erik grijpt zijn kans als twee Jordaanse muzikanten beginnen te spelen: hij heeft in Amman een muziekinstrument gekocht, ik geloof dat het een djembé heet, en speelt mee met de twee anderen.

Na een tijdje komt een struise vrouw uit het donker. Ze loopt, gekleed in een mooie jurk en volledig gesluierd, naar het midden van het terrein en begint op het ritme van de muziek te buikdansen.

De vrouw heeft heel grote voeten en een erg mannelijk rokershoestje. Na een kwartiertje gaat het buikdansen over in een wilde, bijna waanzinnige dans, de sluier gaat af en het lachende gezicht van Burhan, onze chauffeur, komt te voorschijn.

Aqaba

Overal liggen zeekomkommers en zee-egels

Na een rustige rit zijn we in Aqaba, een stad met zo’n zeventigduizend inwoners aan de Golf van Aqaba, een arm van de Rode Zee. We nemen onze intrek in een eenvoudig maar goed hotel, waar we vanuit de kamer uitzicht hebben op Eilat in Israël.

Aqaba is tevens een vrijhandelszone. Veel inwoners uit Amman komen in hun vrije tijd hier een paar dagen naar toe om inkopen te doen.

Na het eten wandelen we over de soek van Aqaba. Hij is niet groot, maar wel gezellig. We worden overal binnengeroepen en krijgen in een kruiden- en koffiewinkel thee aangeboden. We worden door de man die voor in een bakkerij deeg staat te kneden, binnengeroepen om even een kijkje te nemen. Het is een ouderwetse bakkerij, maar ze bakken in hoog tempo veel en naar de geur te oordelen heerlijk brood.

We lopen naar het openbare strand. Ryaan heeft het strand afgeraden, omdat het niet schoon is. Dat is waar, maar als je wilt zien hoe de plaatselijke bevolking het strand beleeft, moet je er wel even overheen wandelen. We kijken bij twee vissers die heel kleine visjes uit hun net peuteren.

Een man wast zijn paard in de zee, hij is een aantal meter het water in gelopen en poetst zijn paard grondig. Het dier geniet zichtbaar van de verkoeling.

Het valt mij op dat mannen in zwembroek vergezeld worden door gesluierde vrouwen. Er zitten zelfs twee vrouwen op tuinstoelen, gesluierd en in het zwart gekleed, in het water.

De volgende ochtend gaan we kijken bij de 14e eeuwse Mameluken-burcht met museum. In het tevens in de burcht gevestigde kantoor van de Jordaanse VVV adviseren ze ons een taxi te nemen naar een zee-aquarium even buiten Aqaba en dan eventueel nog verder te rijden naar de grens met Saoedi-Arabië.

Een taxi zien we niet, maar wel een oud, krakkemikkig busje met drie verveeld kijkende mannen. Met handen en voeten maken we duidelijk wat we willen. Ze nemen ons mee en we rijden naar de grens, langs de Golf van Aqaba, waar we vrachtschepen zien varen en waar prachtige stranden langs het heldere blauwe water liggen. Als we iets hoger komen en van boven op de zee kijken, zie ik dat het water drie of vier verschillende tinten blauw heeft.

Na zo’n dertig kilometer zijn we bij de grenspost Al Durra. Nu we er toch zijn, willen we een stempel van de Saoedi-Arabische douane in onze paspoorten. We leggen de douaneman uit dat we toeristen uit Nederland zijn, dat we een stempel van Saoedi-Arabië in het paspoort willen.

De man schudt met zijn hoofd, lacht en belt met een meerdere. Maar zelfs een bezoek aan het kantoortje, waar beambten met meer sterren op hun pet zitten, mag niet baten. Het kan niet.

Het zee-aquarium heeft wat achterstallig onderhoud hier en daar, maar er zwemmen mooie vissen en de aquaria zijn schoon dus ze zijn goed te bekijken.

We gaan de volgende dag met een glasboot de koraalriffen en vissen bekijken. We zien koraal met de daar levende vissen en het zicht door de glazen bodem is erg goed. We zien vissen in de mooiste kleuren, waarvan ik alleen het koffervisje ken. Overal liggen zeekomkommers en zee-egels.

Als we een paar uur gevaren, gesnorkeld en gekeken hebben, legt de jongen die ons rondvaart aan bij een mooi strand, waar hij samen met zijn maatje een lunch voor ons maakt.

De lunch bestaat uit, hoe kan het anders, gegrilde vis. We blijven nog een uurtje zonnen, snorkelen en luieren op het strand en varen dan in een rustig tempo terug, waarbij we nog een mooi koraalrif aandoen.

Vandaag vroeg op pad, we vliegen met een Bombardier van Royal Jordanian naar Amman en van daar naar Amsterdam. De vakantie zit erop.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win