Na de paleizen, parken, moskeeën, pleinen, souks, medinas, muren en imposante poorten van de koningssteden Marrakech, Rabat, Meknès, Fès en havenstad Casablanca volgen de bossen en ruige kloven van het Atlasgebergte en de zandduinen, oases en lemen kashba’s van de Sahara. Vanaf Zagora, de poort tot de woestijn, is het nog 52 dagen naar Timboektoe.
Op het vliegveld van Marrakech worden we opgevangen door reisleidster Maria van Erp en chauffeur Hassan en zijn hulp Abdullah.
We zullen de komende twee weken ruim 2200 km afleggen met een groep van 35 personen. Als we Marrakech verkennen krijgen we ook nog een stadsgids in de bus. Dat is verplicht in Marokko en zal dus in elke stad zo gaan.
We bezoeken eerst de Majorelletuin, een prachtige botanische tuin met 400 soorten palmen en 1800 cactussoorten. In dit paradijsje staan ook nog veel andere planten en bomen, zoals bougainville, bamboe en laurier. Ook is er een vijver met waterlelies.
In het midden van de Majorelletuin staat een fraaie kobaltblauwe villa. Het geheel is in 1923 gebouwd door de Franse schilder Jacques Majorelle.
Vervolgens rijden we naar de beroemde Bab Agnaou-poort, een van de 19 poorten in de oude stadsmuren die toegang bieden tot de kashba van Marrakech.
Via de straatjes van Mellah, de oude joodse wijk, komen we bij de Saadische graven uit de 16e tot 18e eeuw waar honderden familieleden van de Saadische vorsten liggen. Er is prachtig houtsnijwerk in en boven de grote deuren. Ik heb een groot deel van deze reis zo’n 35 jaar geleden al eens gemaakt en dit herken ik meteen.
We drinken even wat op een dakterras met uitzicht op het oude deel van de stad. We zien veel ooievaarsnesten op de daken, af en toe is het een geklepper van jewelste.
We wandelen naar het 19e eeuwse Palais Bahia dat prachtige zalen met fraaie plafonds heeft. De zalen zijn niet ingericht, dus verder nogal kaal.
Hierna gaan we met de bus naar de Koutoubia-moskee in het centrum, nabij het beroemde Jemaa el-Fnaplein.
Het is de grootste moskee van Marrakech: er kunnen 20.000 gelovigen in, de minaret is 70 meter hoog en hij dateert uit 1147. Deze moskee stond model voor de Giralda in Sevilla en de Hassantoren in Rabat.
M.u.v. de Hassan II-moskee in Casablanca mogen wij als niet-moslims nergens in Marokko naar binnen in moskeeën, dus ook hier niet. Dit is ooit zo ingesteld door de Fransen, om incidenten met de Franse soldaten te voorkomen. Deze maatregel is vervolgens nooit teruggedraaid.
Na de Koutoubia-moskee is het tijd om naar de souk achter het Jemaa el-Fnaplein te wandelen. Op het plein is het oppassen voor afzetters, zoals de slangenbezweerders. Als je zo dom bent om niet van tevoren een prijs af te spreken ben je de pineut.
Als men mij benadert voor het maken van foto’s, vraag ik wat het kost. ‘Komt straks wel,’ zegt de man. Ik ben zo dom daarop in te gaan. Het gevolg is dat men mij na afloop maar liefst 20 euro vraagt.
Als ik zeg dat ik dat niet van plan ben, word ik omsingeld door hevig intimiderende mannen. Uiteindelijk betaal ik maar 10 euro, mij realiserend dat het mijn eigen schuld is. Ik sta gelijk weer op scherp.
De souk is een netwerk van smalle straatjes met winkeltjes. In het ene straatje verkopen ze koperwerk, in het volgende houtwerk, leer, vlees, kruiden, etc. Het is hier smal, druk en gezellig. Wel oppassen voor passerende ezels, brommers en zakkenrollers.
Vanaf een uur of 17.00 komen er allerlei karren het Jemaa el-Fnaplein op, die omgebouwd worden tot eetstalletjes. Het is tijdens onze gehele vakantie ramadan en de moslims mogen pas na zonsondergang eten en drinken.
Zodra de zon onder gaat stoppen de obers abrupt met serveren en gaan eerst zelf wat eten en drinken. We maken een wandeling langs al die eettentjes op het plein. Een geweldige sfeer, al is het jammer dat we wel erg fel worden belaagd door gasten die ons aan hun tafeltjes willen hebben.
Op een gegeven moment vluchten we maar met een taxi naar ons hotel.
Er zijn in Marrakech twee toeristische buslijnen waarop knalrode dubbeldekkers met een open bovenverdieping rijden: de rode en de blauwe lijn. We kiezen de blauwe lijn, die vooral door de buitengebieden rijdt.
We passeren de Mojorelle-tuin en rijden door naar La Palmeraie, een enorme palmentuin met 150.000 palmen. Het gebied is zo groot (13.000 ha) dat er zelfs hotels, golfbanen en villa’s te vinden zijn. De bus rijdt gewoon door dit mooie gebied.
Terug bij het beginpunt, bij de VVV, stappen we over op de rode lijn en rijden naar de tuinen van Al Menara. Dit is ook weer een groot park (90 ha) met veel palmen, olijf- en fruitbomen. In het midden staat een paviljoen aan een vijver. Deze is ooit gebouwd door een sultan, die hier de nacht met een concubine doorbracht en haar vervolgens in de vijver dropte.
De vijver is een grote rechthoek, die ooit als waterreservoir voor de sultans diende. Ook vandaag werkt de zon niet echt mee, waardoor we weer geen uitzicht op het achterliggende Atlasgebergte hebben.
We rijden van Marrakech naar de havenstad Casablanca, waar we halverwege de middag arriveren. Eerst wandelen we een uurtje langs het strand en daarna rijden we naar de reusachtige Hassan II-moskee om wat foto’s te nemen. Van de buitenkant, want de moskee is vandaag gesloten.
‘s Avonds gaan we nog even de straat op. Het gonst van het leven, maar ook van de (niet loodvrije) benzinedampen. Ook oversteken doe je hier met enige doodsverachting.
De volgende morgen gaan we eerst naar de medina en de markt. Op de vismarkt is echter nog weinig te beleven. We komen langs het koninklijk paleis, met enorm grote poorten en deuren met heel mooi stuc- en houtsnijwerk.
Alles aan de Hassan II-moskee is kolossaal: er kunnen 25.000 gelovigen in, de minaret is 200 meter hoog. Het complex is 9 ha. Twee laserstralen met een bereik van 30km geven de richting van Mekka aan.
Bijna alles aan en in dit bouwwerk is met de hand gemaakt. Er hebben 35.000 ambachtslieden aan gewerkt. En nog steeds wordt er gewerkt, want de in 1993 geopende moskee is nog steeds niet echt af. De enorme luchters kunnen elektronisch zakken voor onderhoud. In de kelder is een hamman, maar deze is nog steeds niet in gebruik.
Tegenover de moskee staat een fraaie bibliotheek, die ook nog niet klaar is. Na deze rondleiding vertrekken wij uit Casablanca richting Rabat.
Om ca. 15.00 uur gaan we, onder leiding van weer een nieuwe stadsgids, Rabat in. We beginnen bij het koninklijk paleis en gaan vervolgens naar het mausoleum van Mohammed V. We mogen er wel in, hoewel het een heilige plaats is voor de Marokkanen.
Ook dit is weer een fraai gebouw en binnen kun je vanaf een balustrade naar beneden kijken op het graf van de voormalige koning. We mogen de wachten fotograferen, binnen en buiten.
Op het plein voor het mausoleum staan de onafgemaakte moskee en de Hassantoren. Aan de bouw van de moskee en de toren werd in 1195 begonnen en beide hadden zeer groot moeten worden. De opdrachtgever, sultan Yacoub al-Mansour, overleed echter in 1199 en de bouw werd gestopt. De toren was nog maar 44 meter hoog, terwijl de bedoeling was dat hij twee keer zo hoog zou worden. Van de moskee stonden er alleen nog maar een paar muren en zo’n 200 zuilen.
Om het geheel staat een oude, gehavende muur met enkele poorten. Aan weerskanten van deze poorten staan wachten op paarden. Ze zijn in smetteloos wit gekleed. We mogen ze fotograferen. Ze mogen geen geld vragen of aannemen, maar het vlees is wel eens zwak hè? Even later vindt de wisseling van de wacht plaats. Zal toch niet door mijn muntje komen?
Hierna gaan we de medina in. We komen eerst in een soort café met terras, dat een mooi uitzicht biedt op de rivier, de Wadi Bou Regreg, en de aan de overkant gelegen zusterstad Saleh. Op het terras kunnen we koekjes e.d. per stuk kopen.
Bij deze koekjes zit ook een soort hoorn met marsepein, die je evt. samen met muntthee kunt gebruiken. Ze gelden als een echt Marokkaanse lekkernij.
Hierna gaan we de souk in die uit het eind van de 17e eeuw dateert. Dit deel van de souk is herkenbaar aan de leuke smalle straatjes die in wit en blauw geschilderd zijn. De rest van de souks is veel ouder.
We overnachten in het noordelijk van Rabat gelegen Kenitra en vertrekken 8 uur de volgende ochtend al naar Volubilis, de ruïnes van de meest zuidelijk gelegen stad van het Romeinse rijk.
Ook hier is er weer een lokale gids. We zien veel fraaie mozaïeken, die er vaak nog goed uitzien. Ook bij veel ruïnes kun je je nog best wat voorstellen.
Vanaf Volubilis, dat op een heuvel ligt, zie je Moulay Idriss al liggen aan de overkant van het dal. Dit heilige stadje is genoemd naar Moulay Idriss, die hier begraven is. Sultan Moulay Idriss was onder andere de stichter van Fès.
Voor moslims is dit dorp een plaatsvervangend bedevaartsoord, indien ze geen geld hebben voor een reis naar Mekka. Niet-moslims mogen zich ‘s nachts niet tussen de muren bevinden en dus niet in het stadje overnachten.
Na de lunch gaan we door naar Meknès, een van de vier koningssteden (naast Fès, Marrakech en Rabat). We krijgen weer een nieuwe gids en bezoeken o.a. een bedrijfje waar borduurwerk, dat gemaakt is door kinderen van het weeshuis, verkocht wordt en waar ijzer met zilverinleg gemaakt wordt.
Erg mooi, maar zoals zo vaak zijn de dingen die wij mooi vinden ook gelijk de duurste.
Daarna bezoeken we het mausoleum van de wel erg wrede heerser sultan Moulay Ismail (1672-1727), die Meknès tot de koningsstad maakte en Marokko onder centraal gezag wist te brengen met behulp van een leger van o.a. 15000 zwarte Afrikaanse ruiters.
We rijden we door de beroemde Bab Mansour-poort naar de voorraadschuren en de paardenstallen, die ruimte boden voor 12.000 paarden. Ook zien we een groot meer dat in die tijd als watervoorraad werd gebruikt.
Hierna hebben we nog even tijd voor een wandeling over het grote plein bij de Bab Mansour-poort en dan rijdt de bus verder richting Fès.
In Fès krijgen we alweer een nieuwe stadsgids. We lopen door het oude Arabische stadsdeel Fès el Bali en bekijken het koninklijk paleis Dar el-Makhzen dat niet voor het publiek toegankelijk is. De deuren van dit paleis zijn imposant, maar ook het fraaie mozaïek.
Hierna wandelen we door de mellah, de joodse wijk. De bouwstijl met balkonnetjes wijkt duidelijk af. De Marokkaanse bouwstijl is nogal naar binnen gekeerd, met muren zonder ramen. De ramen zitten aan de kant van de binnenplaats. In de mellah zitten de ramen en balkons juist aan de straatkant.
De bus rijdt een heuvel op die uitzicht biedt op de stad. Hier is naast een grote begraafplaats ook een aardewerkfabriek. Deze zie je al van verre door de dikke, zwarte rookwolken die uit de schoorstenen komen. Dat komt omdat ze de ovens stoken met olijfpitten. Hier in de buurt wordt ook de grijze klei gewonnen die wordt gebruikt.
We zien hoe de tegels, potten, fonteinen en tajines worden gemaakt. Vooral het graveren maakt indruk. Uiteraard is alles handwerk. Dit bezoek is zeer de moeite waard, daar de informatie en het ambacht het wint van de commercie.
Terug in de stad wandelen we door de drukke, gezellige straatjes van de medina, waar ook regelmatig zwaar beladen ezels door moeten. Dat is de enige manier om de winkeltjes in de smalle straatjes te bevoorraden. We bezoeken een koranschool met een mooie binnenplaats
De medina bestaat uit maar liefst 4900 straatjes. Er zit geen enkele logica in. Ze zijn kronkelig en zeer smal en daar moeten dan ook nog die bepakte ezels doorheen. We hebben nu zelfs een 3e gids erbij gekregen, die de groep bij elkaar moet helpen houden. Verdwalen lijkt hier simpel en ook een ramp.
Uiteraard is dit een eldorado voor zakkenrollers en inderdaad… iemand van onze groep raakt hier zijn dure digitale camera kwijt. Rugzakken worden hier borstzakken.
Dit is echt een andere wereld. Bij de slager zie ik een afgehakte kamelenkop aan de muur hangen. Wat je hier allemaal ziet, ruikt en beleeft moet je gewoon ondergaan. Het is een belevenis die ik niet snel zal vergeten.
Een hoogtepunt zijn de bekende leerlooierijen van Fès. We ruiken ze al van een afstand. We worden een leerwinkeltje in gedirigeerd, gaan wat trappen op en komen in twee bovenkamers met balkons. Vanaf deze balkons hebben we een vrij uitzicht op een onwerkelijk tafereel.
Beneden ons staan aaneengesloten stenen kuipen, waarin mannen staan te trappen in een smerige substantie in verschillende kleuren. Af en toe halen zij een huid omhoog om die er vervolgens weer in te stoppen.
Tot voor kort gebruikte men o.a. urine voor dit doel. Nu kennelijk een chemisch middel. Of dat een verbetering voor hen is, betwijfel ik. Dit behoort tot de beter betaalde banen in de stad, maar toch… de stank is behoorlijk. Je kunt een takje mint krijgen om tegen je neus te houden.
Om 7.30 uur vertrekken we voor een rit van meer dan 300 km. We verlaten het gebied van de koningssteden en gaan door het Atlasgebergte naar het zuiden. De rest van de reis staat meer in het teken van de natuur.
We gaan al snel het gebergte in en komen door mooie bossen met cederbomen en kurkeiken. De eerste stop is in Ifrane, dat bekend is als wintersportoord. De architectuur lijkt wel wat op die van Zwitserland.
We lunchen in Midelt, een voormalig mijnwerkersstadje. Onderweg zien we een groepje makaken, die hier in het wild leven. Het is dezelfde soort apen als op de rots van Gibraltar.
Na Midelt rijden we de Hoge Atlas in en dalen na de laatste pas via de Tunnel des Légionaires (een door het vreemdelingenlegioen aangelegde doorgang tussen de rotsen) en de Vallée du Ziz de halfwoestijn in.
Om 17.30 uur zit de rit er op en komen we aan in Erfoud, een van de grootste oases van Marokko. We gaan snel na het diner naar bed, omdat ik al om 3.30 uur gewekt zal worden voor de zonsopkomst in de woestijn.
Om 4 uur gaan we met landrovers de woestijn in bij Merzouga. Dit deel van de Sahara heet de Erg Chebbi-woestijn, een gebied van 22 bij 5 km met duinen tot een hoogte van 150 m. Het is koel, maar zeker niet koud. Na 45 minuten in het pikkedonker rijden over onverharde sporen komen we aan bij een Berbernederzetting, een eenvoudige lemen herberg.
We kunnen kiezen tussen 20 minuten lopen of een kameel nemen. Ik heb in het verleden genoeg kamelenritten gemaakt en loop achter een berbergids aan. Kort na het begin komen er een paar Berbers uit het donker te voorschijn, die naast ons gaan lopen en dingen willen verkopen.
Ze laten zich gelukkig snel afpoeieren, maar blijven de hele tijd naast ons lopen en zullen het bij daglicht nog eens gaan proberen. Dan met meer succes bij sommigen.
Aanvankelijk lopen we achter elkaar. Na korte tijd wil ik gaan inhalen, maar zak gelijk een eindje naar beneden. Bij daglicht blijkt dat we op een smalle duinkam lopen. Op een willekeurige plek gaan we in het zand zitten. De verkopers gaan er eens lekker bij liggen.
Heel vaag zien we wat gedaanten op omringende duinen zitten. Nu maar wachten.
Het moet zo mooi zijn die rode bol boven de duinen omhoog te zien komen. Maar het wordt lichter en lichter en we vragen ons vertwijfeld af: is dit het nu of komt het nog. Nou, dit is het dus. Er blijkt uitgerekend vandaag een wolkensluier boven de horizon te zitten. Ik vind het desondanks best de moeite waard.
Na het ontbijt stappen we weer in de bus. We komen langs een groepje kamelen plus hoeders en stoppen voor foto’s. We gaan soms door een poort. Dit zijn een soort grenspoorten tussen provincies of gemeenten. Bij een daarvan hebben we even een fotostop.
We hebben tijdens de hele reis gelukkig voldoende gelegenheid om foto’s te nemen. Dat heb ik wel eens anders meegemaakt.
We kijken van bovenaf op de Tafilalt-oase met een palmbos en rijden door naar de Todrakloof, waar de rotsen van het Atlas-gebergte aan weerskanten tot 300 meter stijl omhoog gaan. Op de omringende rotswanden zijn berberdorpjes en kashba’s gebouwd.
Aan het eind van de kloof, ligt een restaurant, maar wel aan de overkant van een kabbelend beekje. We vinden een plekje om van steen tot steen springend droog over te komen. We nemen als lunch een berberomelet en hebben daarna gelegenheid een stukje de kloof in te lopen.
We zien bergbeklimmers boven ons en in de beek staan wat ezels.
We stappen weer in de bus en rijden een stukje verder naar een oase in de Draa-vallei, waar we een wandeling maken onder leiding van een berbergids. We zien irrigatiekanaaltjes en veel dadelpalmen. De gids klimt in een boom en plukt wat dadels voor de liefhebbers.
We passeren het graf van een heilige marabout en zien dan de prachtige kashba Amridil opdoemen achter een drooggevallen rivierbedding. Kashba Amridil is o.a. bekend omdat die wordt afgebeeld op de briefjes van 20 en 50 dirham.
Een kashba is een versterkt woongebouw, waar een of meerdere families in wonen. Tegenwoordig zijn de meeste niet meer in gebruik en zijn vervallen tot ruïnes of dienen als toeristische attractie.
Maar kashba Amridil is nog privé-bezit. De eigenaar woont in Parijs en van de beheerder mogen we binnen kijken, tegen een vergoeding uiteraard. De beheerder vertelt ons tijdens de rondleiding heel beeldend wat waarvoor dient.
Dat veel kashbas ruïnes zijn komt mede doordat ze van leem zijn gemaakt. Ze moeten jaarlijks onderhouden worden, anders versmelten ze op den duur met de grond waaruit ze gemaakt zijn. Doodzonde dat de Marokkaanse regering niet meer aandacht besteedt aan dit erfgoed.
Na aankomst in Ouarzazate, waar we twee nachten blijven, bezoeken we een kruidenwinkel, waar veel van de waren worden gedemonstreerd. Je kunt je ook laten masseren en er wordt aardig wat verkocht.
De volgende dag maken we vanuit Ouarzazate een rit van 330 km door de bergen via Zagora naar Tamegrouth en weer terug. Net buiten Ouarzazate bezoeken we eerst de Atlas filmstudio’s, waar o.a. Asterix en Obelix in Egypte werd opgenomen. Binnen en buiten de poort staan levensgrote replica’s van Egyptische beelden, die wel een onderhoudsbeurt verdienen. Valt verder er weinig te zien. Het lijkt allemaal wat verpauperd.
Op een bergpas van ca. 1800 meter is er een panoramastop. Hier komen meteen Berbers op ons af, die kameleons en minerale stenen bij zich hebben. Je kunt die kameleons op je schouder of shirt krijgen voor de foto en de stenen zijn uiteraard te koop. Bij de volgende stop komen er verkopers op ons af met dadels in rieten mandjes.
Vervolgens zien we aan de overkant van een droge rivierbedding de kashba Taorirt liggen, die er uitziet als een massief fort.
We passeren Zagora waar we op de terugweg stoppen en komen aan in Tamegrouth, het meest zuidoostelijke punt van onze rondreis, op zo’n 17 km van de Algerijnse grens. Dit is het laatste dorp van de bewoonde wereld. Hier begint de vroegere zoutroute van de karavanen naar Timboektoe in Mali.
In de bibliotheek van Tamegrouth liggen zeer oude en zeldzame islamitische manuscripten weg te kwijnen. Je ziet ze als het ware uit elkaar vallen. Het gebouw is ook een soort heiligdom waar patiënten met allerlei klachten komen bidden voor genezing.
Tijdens een wandeling door wat straatjes blijkt de armoede wel erg schrijnend. Water wordt ergens uit een put gehaald en het wemelt van de vliegen.
We komen bij de ingang van een ondergrondse kashba. Ondergronds vanwege de hitte in de zomer. 50 graden is dan meer regel dan uitzondering. Deze kashba bestaat uit een stelsel van donkere gangen, waar regelmatig zwaar bepakte ezels door moeten. Ik wil daar een foto van maken maar word door de bepakking van de ezel tegen de muur gedrukt. Ik zie de bizarre kop al in de kranten staan: ‘Nederlander in ondergrondse gang geplet door ezel’.
We wanen ons in een mijngang. Iemand met een brandende toorts brengt ons door een soort gat in de wand naar een smederij. Door weer een gat en een trap komen we in een pottenbakkerswinkel met veel aardewerk in het typerende groen van deze plaats.
Van Tamegrouth gaan we terug naar Zagora, waar we lunchen in een soort herberg waar regelmatig woestijntoeristen met landrovers komen. Zagora wordt niet voor niets de ‘Poort naar de Woestijn’ genoemd.
Na de lunch passeren we het overbekende bord waarop staat dat het nog 52 dagen is naar Timboektoe. Met een kameel wel te verstaan.
We hebben een lange reis voor de boeg naar Agadir, waar we de laatste drie nachten blijven. Kashba Ait Ben Haddou is groot en diende enkele malen als decor bij filmopnames, o.a. voor Lawrence of Arabia, The Last Temptation of Christ en The Sheltering Sky.
De kashba staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco en is gedeeltelijk opgeknapt. Vanuit de bus, komen we eerst door een straatje met een paar winkeltjes en een restaurant met dakterras en mooi uitzicht op de kashba.
Voor kashba Ait Ben Haddou ligt alweer een droge rivierbedding. Deze kashba is ook weer fraai, maar het mooiste is toch de buitenkant, van enige afstand gezien. Er moet duidelijk nog veel gebeuren aan de restauratie.
Nu begint toch echt de lange rit naar Agadir, Onderweg stoppen we in Taroudant, bekend om zijn dikke stadsmuren. We zien onderweg ook geiten in een Arganiaboom. Deze komt alleen hier en in Zuid-Afrika voor.
De laatste dagen in Agadir doen we niet veel meer dan luieren bij het zwembad en langs de boulevard slenteren, zowel overdag als ‘s avonds. Agadir lijkt totaal niet op de andere steden in Marokko maar meer op Zuid-Frankrijk. Mooie boulevard, met witte huizen en hotels, waar veel wordt geflaneerd. Fijn, breed strand. Maar verder is hier weinig meer te beleven dan terug te kijken op een zeer geslaagde vakantie.