×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Ierland, een desolaat filmdecor

'Nice day for a dog' blijven we herhalen...

Reisverslag: Geert Simoens
Foto's: Geert Simoens

Ierland blijft filmers inspireren. Niet vanwege het mooie weer maar juist omdat de prachtige ruige landschappen vaak stemmig in mist en regen zijn gehuld: van de loodrecht in zee aflopende kliffen tot de moerassen, de turfvelden en de hoge bergpassen. Her en der liggen kleurige dorpjes en sfeervolle oude gebouwen.

Met de catamaran varen we van Fishguard in Wales naar Rosslare in het zuidoosten van Ierland. We rijden even rond Sheep’s Head maar kunnen door de mist niets zien. Gelukkig is die aan de zuidkant wat minder en kunnen we even over Dunmanus Bay turen.

Als we richting Mizen Head aan de zuidwestpunt van Ierland rijden begint het te regenen. In Crookhaven, een piepklein haventje, plenst het op de auto. Een paar mannen sorteren de honderden krabben die ze hebben gevangen. Wegens de regen gaan we niet naar Mizen Head zelf, waar je over een hangbrug naar de vuurtoren kunt gaan.

Skull heeft één straat met winkeltjes, nogal wat pubs en zelfs palmbomen. In Skibbereen (op 100 km van Cork) is het druk, we vluchten gauw naar Baltimore, waar alweer een klein haventje is. Daar schijnt de zon zowaar.

Cork

Ruige heuvels en een lange bergpas op Beara Peninsula

De volgende morgen verlaten we Sheep’s Head en gaan naar Beara Peninsula, een schitterend en vooral heel rustig schiereiland. Bantry is een aangenaam stadje met als uitschieter Bantry House. Van hoog op de trappen in de mooie tuin heb je een prachtig zicht op Bantry Bay.

Naast het huis en de tuin is er ook nog het Armada Museum, dat gedetailleerd de mislukte inval van de Fransen in 1796 weergeeft. Het lukte de Fransen niet Ierland van de Engelsen te bevrijden omdat ze door het hevige stormweer nooit aan wal raakten. Ruim honderd jaar later konden de United Irishmen pas de onafhankelijkheid vieren.

Vanuit Bantry rijden we naar Glengarriff, duiken Beara Peninsula op en nemen in Adrigole de weg door een ruig en open landschap naar de Healy Pass. We komen weinig volk tegen op de 13 km lange bergpas.

In Ladragh liggen de Derreen Gardens, meer bos dan tuin. ‘s Avonds eten we in Coolounig House, met prachtig uitzicht op de Kenmare River en Kilmakilloger Harbour.

Even verderop staat in Ardgroom een Stone Circle, daarna nemen we de weg naar Kilcatherine Point. Het is al een paar dagen zonnig en dat maakt alles nog veel mooier: Iveragh met de Ring of Kerry aan de overkant, de oceaan, de kleuren. We houden even halt bij een grote steen met Oghamgeschrift, een tekentaal.

In de hoofdstraat van Eyeries zijn alle huizen in felle kleuren geschilderd. Idyllisch, wat niet kan gezegd worden van Castletownbere, de hoofdstad van Beara. Neen, geef ons maar de rust en de natuur van Hungry Hill en de Torc Falls.

Hooguit vijf mensen zien we op weg naar de waterval. Een mountainbiker waarschuwt dat het zo nat is dat je er niet bij raakt. Hij heeft gelijk en we blijven dan ook op de rotsen staan genieten van de herfstzon voor we de ruïne van Dunboigh Castle bezoeken, die ons de stop niet waard is.

Des te meer genieten we van de weg terug over Cahermore, Ballydonegan en Eyeries. Dit is het mooiste stuk van de Ring of Beara, met een lieflijk gelegen stukje zandstrand aan Ballydonegan Bay, de gekleurde huisjes van Allihies, de grote vlakte, de zee, de bergen en de eilandjes er omheen.

We begrijpen waarom het Ierse landschap dikwijls inspireert tot het maken van films.

Kerry

Een storm beukt op de kust en op de verlaten eilanden

We nemen afscheid van Beara. In Kenmare schijnt de zon nog steeds, het is druk in dit winkelstadje. Van hieruit starten we de befaamde Ring of Kerry. Tot Sneem valt niets te beleven en ook het Staigue Fort laten we links liggen. We houden wel halt in het Derrynane National Historic Parc. Hier staat het zomerverblijf van Daniel O’Connell, de Ierse politicus die een voorvechter was voor de emancipatie van de katholieken. We bezoeken het huis en wandelen naar het strand, waar een zeehond eventjes de kop komt opsteken voordat hij weer het ruime sop kiest.

Via de Coomakesta Pass en de weidse omgeving van Waterville komen we tenslotte in Portmagee, vlak voor Valentia Island in het westelijke deel van Kerry. We vinden een eenvoudige B&B en wippen via de brug onmiddellijk naar Valentia Island om het Skellig Heritage Centre te bezoeken. Hier wordt het verhaal verteld van Great Skellig en Little Skellig, twee eilandjes op zo’n twaalf kilometer van Valentia, waar monniken een klooster en kerken bouwden.

Op Bray Head staat een toren waar je naartoe kunt wandelen, maar als we uit de auto stappen besluiten we die wandeling maar niet aan te vatten, want de wind blaast harder dan ooit en het is koud geworden. We rijden nog de Valentia Ring af, maar dat brengt niets nieuws.

‘s Morgens praten we in de B&B even met onze zeer gelovige katholieke gastvrouw, die vertelt dat zij als brandstof in de keuken enkel turf gebruikt. Op onze vraag of de bergweg tussen Ballinskelligs en Portmagee niet al te smal is, antwoordt ze dat zelfs zij als totaal onervaren chauffeur er wel eens over rijdt.

Als het begint te plenzen, besluiten we die bergweg toch niet te nemen en keren terug naar het meest toeristische deel van de Ring of Kerry, tussen Cahersiveen en Glenbeigh. Nu zijn de onvermijdelijke bussen op post. Toch is het niet echt hinderlijk en er zijn mooie stopplaatsen op het deel van Kells naar Glenbeigh. Op dat laatste punt beslissen we om via Lough Caragh over de Ballaghbeama Gap naar Moll’s Gap en vervolgens Killarney te rijden.

Terug weg van de drukke Ring of Kerry de eenzame natuur in. Jammer dat het pijpenstelen regent. In Glencar, een godvergeten gat, eten we warme soep in een post-shop-pub-restaurant. Vanuit Glencar rijden we richting Ballaghbeama Gap.

Aan Moll’s Gap ben je terug in de bewoonde wereld. Het is een druk kruispunt, waar de bussen nog even vlug hun lading lossen voor een stop in de souvenirwinkel. Even nog een stop aan Ladies View voor we in Killarney een B&B zoeken. Het is druk in de stad maar dat verwondert ons niet, want dit is het toeristisch centrum voor al wie de Ring of Kerry wil bezoeken.

De volgende dag bezoeken we Muckross House in het Killarney National Parc. Het huis werd in 1843 gebouwd en mocht heel wat belangrijke gasten ontvangen, waaronder in 1861 Queen Victoria van Engeland. Naast het huis liggen enorme tuinen, daar kun je verschillende wandelingen maken of een ritje met een koets. Wij bezoeken de Muckross Traditional Farms en maken kennis met verschillende gebouwen uit Ierland van vroeger. Van cottage (oorspronkelijk een klein werkmanshuis) over smidse tot grote boerderijen waar je ontvangen wordt door mensen in traditionele klederdracht.

We gaan naar het laatste schiereiland in deze streek; het Dingle-schiereiland, waar veel minder toeristen komen dan in Killarney en de Ring of Kerry.

Even voor het schiereilandje Inch is het landschap weer mooi, met terug weidse uitzichten en een prachtig berglandschap. We zien voor het eerst ook duinen.

Dingle is de voornaamste plaats op het schiereiland en we nestelen ons in een vlak aan het water gelegen B&B. Er is storm in aantocht. Het waait al hard, maar het blijft voorlopig droog.

We haasten ons richting Slea Head, maar houden eerst halt aan de Beehive Huts; kleine stenen hutten uit een ver verleden die dienden als opslagplaats voor voedsel en ook wel als schuilplaats.

De Atlantische Oceaan bonkt tegen Slea Head en even verder liggen de Blasket Islands. De omgeving is van een uitzonderlijke schoonheid, ook al waait en regent het nu fel. Even verderop aan Dunquin is een klein strandje. De weinige mensen dagen de golven uit, maar hier is het niet echt gevaarlijk. Ik staar naar de golven die breken op de kliffen. Even verder wandelen we tot aan Clogher Head .

We besluiten morgen nog eens de Slea Head Drive of Dingle Way te rijden en keren terug naar Dingle. Nu stormt het echt. De weg naar Dingle centrum is al afgesloten en staat onder water. Wij kunnen nog net in onze B&B geraken, ook hier staat het weggetje gedeeltelijk onder.

Katleen is er niet helemaal gerust in en denkt de B&B te verlaten. De dame des huizes lacht met het idee en zegt dat er in de meer dan dertig jaar dat ze hier woont nooit iets is gebeurd. Volgens haar zenuwachtig rondlopende man is het ergste nu wel voorbij, want het is net hoogtij en vanaf nu zal het water zich terugtrekken. En inderdaad, rond acht uur lijkt alles weer normaal.

De volgende morgen is de storm uitgeraasd, maar nu komt de regen werkelijk met bakken uit de hemel. Toch zetten we ons plan door en volgen nogmaals de Slea Head Drive. Eerst een stop aan het Celtic & Historic Museum dat wordt uitgebaat door een kunstenaar die een rondleiding geeft van dik een uur. Verder op de route kunnen we maar heel af en toe eens naar buiten. We zien een drietal Oosterse meisjes met de fiets zo goed als weggeblazen worden.

Het Great Blasket Island Visitor’s Centre te Dunquin is een groots opgezette hulde aan de eilandbewoners van Blasket Island die in 1953 het eiland moesten verlaten. Ook hier een audiovisuele voorstelling over de Keltische cultuur, de taal, de emigratie en het leven van de plaatselijke bevolking, waaronder enkele schrijvers en dichters. Op rustiger dagen in de zomer kun je het eiland bezoeken met een veerboot.

Van Dunquin rijden we verder naar het Oratorium van Gallarus: een kleine kapel in de vorm van een omgekeerde boot, samengesteld uit platte stenen met een schuine kant, zodat het water eraf kan stromen. Wellicht uit de 8ste eeuw, perfect bewaard en een architecturaal hoogstandje.

Een oudere dame kijkt ons aan en zegt, verwijzend naar de regen: ‘Nice day for a dog’. We zullen haar woorden nog enkele keren herhalen…

De volgende dag is het tijd om Dingle te verlaten. We rijden over de Connor Pass en moeten heel geconcentreerd blijven wegens de hinderlijke mist die ons een prachtig landschap ontzegt.

The Ashe Memorial Hall in Tralee is ons doel. Vlakbij is een grote parking en het Kerry County Museum dat het verhaal van Kerry County vertelt: van de eerste bewoners over de Noormannen en de Hooglanders tot de belangrijkste gebeurtenissen in de 19e eeuw en de huidige situatie. Je wordt ook met een treintje door een hal gereden waar een reconstructie te zien is van een marktdag in Tralee in de Middeleeuwen. Tot zelfs de geuren toe kan je er opsnuiven.

Clare

De Cliffs of Moher zijn wel 216 meter hoog

Nu wacht ons een serieuze verplaatsing met de Cliffs of Moher in de provincie Clare als eindbestemming. Van Tralee hotsen we via de N69 naar Tarbert, waar we de ferry nemen naar Kilimer. Vandaar is het een vervelende rit tot dicht bij de kliffen. Die laten we even voor wat ze zijn, want de mist laat niet toe om nu op die kliffen te gaan wandelen. We nemen onze intrek in ‘Slieve Elva Farmhouse’ in Lisdoornvarna.

De volgende dag trekken we al vroeg naar de Cliffs of Moher. Het is al behoorlijk druk en we vragen ons af welke heksenketel het hier moet zijn in het seizoen. Het moet gezegd dat dit een indrukwekkend tafereel is, sommige kliffen zijn wel 216 meter hoog.

Blijf toch maar op het paadje, want ons wordt verteld dat veertien dagen terug een jongeman de dieperik is ingegaan. Lang kunnen we trouwens niet genieten van deze omgeving, want op zeer korte tijd komt die verrekte mist weer opzetten.

We gaan op weg naar Kilfenora om richting The Burren te trekken, een uitgestrekt kwasi maanlandschap in de buurt van Ballyvaghan. We trotseren de regen om even op deze lugubere plaats rond te lopen.

Galway

In het boglandschap moet je van bult naar bult springen

Van Ballyvaghan snorrelen we in één ruk naar Connemara in de provincie Galway. Connemara heeft meteen onze harten veroverd, met Lough Inagh, de Maumturk Mountains, Joyce Country daarachter en ook het zicht op de Twelve Pins.

We rijden een eindje terug naar Maam Cross en vervolgen onze weg zuidwaarts tot in Screeb Cross en zo verder over Gortmore, Ardmore naar Carna. In Cashel wordt de weg singletrack tot in Toombeola en in Roundstone schijnt de zon zowaar als we even de benen strekken in het stadje met een aantal bars en restaurants. Dichtbij Clifden ligt bij Ballyconneely een mooi wit strand, Dog’s Bay. We besluiten hier een fikse wandeling te maken. Die duurt minder dan een kwartier, kletsnat kruipen we terug in de wagen; het mag niet zijn.

In Clifden, het belangrijkste centrum van de streek, is het druk. We kopen verschillende Ierse kazen, de dame van de winkel is trots op de circa vijftig verschillende soorten die nu op de markt zijn en waarvan sommige een prijs hebben gewonnen.

Nadat het de eerste week redelijk goed tot zelfs echt mooi weer was, is het nu al een week hoofdzakelijk aan het regenen en het is niet anders als we in Clifden de aangeduide Skye Road nemen die langs de kliffen loopt. Wij opteren voor de Lower Skye Road en ik blijf maar van het landschap genieten, ook al kunnen we niet uit de auto stappen.

Op de rechte weg van Streamstown naar Cleggan krijgen we een perfect voorbeeld van een boglandschap. Bogs zijn een soort moeras dat je niet kunt zien. Het sponslandschap is een opeenvolging van min of meer gelijke bulten, heel zacht en soepel, die de valleien en soms de lagere delen van de heuvels bekleden. Wil je in zo’n landschap wandelen dan moet je eigenlijk van bult naar bult springen en dat valt niet altijd mee, zeker niet als de grond zo doorweekt is.

In Letterfrack is het Connemara National Parc met een goed gedocumenteerd Visitor Centre. Vanuit het centrum kun je de Diamond Hill in een tweetal uurtjes bereiken. We besluiten echter door te rijden naar Rinvyle Point/Castle. De ruïne van het kasteel stelt eigenlijk niets voor en ook het uitzicht brengt niets nieuws, zodat we vlug aan Kylemore Abbey komen waar we vanop afstand enkele foto’s maken van wat nu een dure kostschool voor meisjes is.

In Leenane vestigen we ons in een B&B, aan het eind van de Killary Fjord, waarop we vanuit de lounge een prachtig zicht hebben. Leenane is ook weer zo’n dorp bestaande uit één straat, maar met het uitstekend restaurant ‘The Field’, naar de gelijknamige film van Jim Sheridan met Richard Harris.

Bovendien is er keuze uit twee bars, een tankstation en een shop. Een uitstekende uitvalsbasis voor Connemara, Joyce Country en het noordelijker gelegen gedeelte naar Westport toe.

Connemara is één en al natuurpracht en Joyce Country staat voor ons bovenaan de lijst. We beleven, letterlijk en figuurlijk, een prachtige dag als we de Joyce Country Drive en de Lough Mask Drive volgen. Vanuit Leenane nemen we eerst de R336 en later de R345 tot in Cong, waar alles in het teken staat van nog een film: ‘The Quiet Man’ van John Ford met John Wayne en Maureen O’Hara. Het kasteel van Ashford ligt op wandelafstand en lijkt met zijn vele torens en kantelen op een sprookjeskasteel.

Voor het eerst kopen we gerookte zalm in de winkel en die smelt in de mond als we aan Lough Mask onze lunch verorberen. Deze noordelijke weg van Cong naar Leenane ligt er heel verlaten bij, zeker rond Lough Nafooey, waar we even proberen een wandeling te maken, maar het boglandschap is wel erg drassig.

Er zijn ook veel turfvelden in deze omgeving en er wordt nog massaal turf gestoken.

Sligo

Hier verdreef Saint Patrick alle slangen en serpenten

We trekken verder noordwaarts. Dichtbij Leenane houden we even halt bij de Aasleagh Falls die niets spectaculairs voorstellen.

Veel indrukwekkender is Doo Lough Pass met het gelijknamige meer. Bovenop de pas stapt er een Belg op ons af die wel wil praten maar door een ijzige wind terug in zijn auto wordt geblazen. In dit niemandsland staat een herdenkingsteken voor de 400 doden die hier in 1849 vielen, op zoek naar voedsel ten tijde van de Grote Hongersnood. De afzink brengt ons op een verlaten plateau zonder planten of bomen.

Vooraleer we in Westport aankomen, passeren we nog Croagh Patrick, de berg waar Saint Patrick ging bidden en alle slangen en serpenten van het eiland verdreef. Dit is het traditionele bedevaartsoord van de katholieke Ieren. Geen gebrek aan winkels, pubs en restaurants in Westport, waar we voor het eerst kennismaken met bedelaars. Dit is een stad; vlug inkopen doen en wegwezen maar.

De scenic drive op Corraun Peninsula kan ons niet echt bekoren en ook Achill Island laten we links liggen. Oorspronkelijk was Westport in de provincie Mayo voorzien als meest noordelijke punt van onze trip, maar mede door het slechte weer van de laatste week zijn we voor op het schema. Na enige aarzeling besluiten we toch verder noordwaarts te reizen en komen eerst in Sligo aan.

Van Sligo gaat het, via de N 15 die tegen de Noord-Ierse grens loopt, richting Donegal. In Drumcliff, even voorbij Sligo, ligt William Butler Yeats (1865-1939) begraven, de dichter die vocht voor de Ierse cultuur en menselijke waardigheid in het algemeen.

Donegal

Open veenvlakten waar nog steeds turf wordt gestoken

Vanuit Donegal nemen we de kustweg langs Donegal Bay en vervolgens in Killybegs de ‘coast en scenic road’ over Shalwy en Kilcar naar Carrick.

Vanuit Carrick verder richting Teelin omdat we de Cliffs of Bunglass willen zien. Na een steile klim van 1,5 km komen we op de kliffen. De kliffen, de hoogste van de Britse Eilanden, duiken recht in zee. Van hier kun je de Slieve League inwandelen, maar het weer laat dit niet toe.

De weg van Carrick naar Glencolumbkille biedt vergezichten op een enorme open veenvlakte met heel wat turfvelden. Een zeer desolate streek en dit is niet anders als we over Glengesch Pass rijden om uiteindelijk in Dungloe te overnachten. Dit is een stadje aan de poort van The Rosses en het Glenveagh National Park. Er is nog één kamer vrij in ‘Radharc an Oileàin’, de andere kamers zijn verhuurd aan een filmploeg (alweer wordt een film gedraaid in Ierland, ditmaal in The Rosses).

The Rosses ontgoochelen ons, maar de toer in het Glenveagh National Park, waar je zo goed als geen huizen bemerkt, kan ons wel bekoren met enkel bogs, bergen en dennenbossen.

Opnieuw, zoals het in een Nationaal Park hoort, een rijkelijk gedocumenteerd bezoekerscentrum. Van hieruit word je met een bus naar het kasteel gebracht, dat enkel te bezoeken is met gids.

Via de noordelijke route dalen we af via Church Hill en zo terug naar Dungloe. Ik peil even bij onze gastvrouw naar het geloofsprobleem en de dame kijkt mij bijzonder verwonderd aan. ‘De mensen onder mekaar hebben helemaal geen problemen. Wij leven perfect naast mekaar’ opent ze haar betoog. ‘In ons stadje wonen protestanten en niemand die zich daaraan stoort. Dit jaar nog is een garage uitgebrand van een protestant en de katholieken hebben een inzameling gehouden voor die man. Wij hebben zelfs de bouw van een protestantse kerk helpen financieren. Het geweld heeft eigenlijk niets meer te maken met een geloofsstrijd. Alles draait rond een kleine groep die leeft van de criminaliteit. Het is zoals de Italiaanse maffia, een organisatie waar grof geld mee gemoeid is. Vergeet niet dat veel van hun leiders in de Republiek wonen, ja zelfs in Dungloe, want hier is er nooit miserie en je zou toch niet willen dat hun familie omkomt bij een bomaanslag zeker! Heb je trouwens op de schiereilanden in het zuiden die hele grote woningen gezien? Wie denk je dat daar woont?’

Dublin en de Wicklow Mountains

Trinity College, National Museum en National Gallery

Je kan Ierland niet verlaten zonder Dublin bezocht te hebben. Via een stop in Donegal en Sligo komen we 400 km verder in Dublin aan tijdens het spitsuur.

Voor we ten zuiden van Dublin de Wicklow Mountains intrekken, bezoeken we eerst de waterval van Powerscourt. Na een korte wandeling in het park kiezen we richting Sally Gap.

Vandaag zijn er militaire oefeningen in de streek, maar we mogen van de MP gerust doorrijden en niet bang zijn van al dat wapengekletter. Je moet goed opletten op de weg of je rijdt over de een of andere gecamoufleerde militair.

We volgen de Glencree Drive en intussen is het droog geworden maar boven op Sally’s Gap huilt de wind ons om de oren. Dat doet niets af van de schoonheid van dit desolate decor. Kun je je nu inbeelden dat op amper 40 km Dublin ligt, gehuld in de stank?

Temidden van die harmonieuze natuur staat aan Lough Tay een ijzeren barak. Een man met een walkietalkie geeft de verklaring voor dit ijzeren schepsel: men is voor de verandering een film aan het draaien en die barak zal er maar tijdelijk blijven.

We maken een ommetje over de Wicklow Gap en rijden langs het Pouplaphouca Reservoir naar Russborough House, dat ons van buitenuit niet aantrekt. Via de Vale of Clara zakken we nog tot in Arklow en houden even halt aan het heel brede strand van Brittas Bay.

In Wicklow even shoppen en in Bray settelen we ons om morgen Dublin te bezoeken. De B&B in Bray ligt aan de drukke weg, maar in het veel te kleine kamertje horen we het verkeer gelukkig niet. Voordeel is dat de bussen zo goed als voor de deur een halte hebben en na goed driekwartier zijn we in hartje Dublin.

In Trinity College krijgen we een korte rondleiding van één van de 11.500 studenten. Zoals iedereen komen we hier om het Book of Kells te bewonderen. Dit monument van de literatuur telt 680 bladzijden uit kalfsleer en bevat het Nieuwe Testament (de vier evangeliën) in het Latijn, vermoedelijk in de 8ste eeuw opgetekend door Ierse monniken in het klooster van Kells (70 km ten noordwesten van Dublin). Prachtig versierde letters en afbeeldingen.

Op de eerste verdieping is de oude bibliotheek gevestigd, 65 m lang en 15 m hoog. Een typische Engelse bibliotheek, encyclopedisch en methodisch opgevat. In de Trotter is men er niet enthousiast over, ik des te meer, maar over smaak valt niet te twisten.

We lopen ook nog even naar de wijk Temple Bar en rusten uit in het park Saint-Stephen’s-Green. Het stinkt in Dublin op deze mooie warme zonnige dag en wij genieten met volle teugen van het National Museum en de National Gallery. Natuurlijk slenteren we ook nog in de winkelstraten en zeker in 0’Connelstreet. We ronden de dag af met een drink in één van de ontelbare pubs.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!