Van het chaotische Mumbai dicht opeen gepakt in de trein naar Varkala, terwijl Indiërs staren en boeren en scheten laten. Via de backwaters naar Alleppey en Kochi, waar de hotelier uitlegt dat een man groeten zoiets is als met een bord ‘neem mij’ rondlopen. Niet meer doen dus. En een straatverkoper is iets dat je weg jaagt en zeker geen ‘sir’ noemt. De kasten zijn alleen formeel afgeschaft. Tot slot in Goa bijkomen van de tegenstelling tussen rijk en arm.
Riksjachauffeurs belagen vers aangekomen toeristen op het stinkende internationale vliegveld van Mumbai. Gezegend ben ik met mijn verstopte neus, een gevolg van verkoudheid door het Nederlandse winterweer. Snotterend en wel probeer ik me een weg te banen door opdringerige mannen en laat ik mij in een geel-zwarte riksja duwen.
Het adres van het hostel in de wijk Colaba geef ik aan de chauffeur die mij welbegrijpend toeknikt terwijl hij het gaspedaal intrapt en de weg opscheurt.
Het is nacht. Toch zijn de straten van Mumbai drukbezet met mensen. Vrouwen vegen hun hutjes van karton en stof aan, ik zie kinderen langs de kant van de autoweg slapen, mannen zitten op de stoep en staren dromerig de nacht voorbij, honden, ratten, koeien. Door de chaos van het straatbeeld overwin ik mijn vermoeidheid.
Als de chauffeur voor de derde keer de weg heeft gevraagd aan collega’s dringt tot me door dat hij geen benul heeft van de plaats van bestemming. Met een kaart in mijn ene hand en de zaklamp in de andere, stel ik geïrriteerd het oriëntatievermogen van deze norse Indiër op de proef, terwijl er een grote bus luid toeterend met een rotvaart recht op ons af komt rijden. Mijn adem stokt. Op het nippertje kan de riksja de bus ontwijken.
Pf. Ik gooi mijn hoofd achterover. Op het riksjadak staat de tekst ‘If the only prayer you ever say in your entire life is thank you, it will be enough’. Ik sluit mijn ogen. Voordat ik er erg in heb bedank ik dat er geen slachtoffers zijn gevallen.
Goed, waar zijn we nu? Na lang lang zoeken, vragen, fout rijden en nog meer zoeken komen we bij het hostel, waar we op de grond in slaap vallen tot de ochtend begint en er ingecheckt mag worden.
‘Shri shri aing aing namah namah…’
Ik schrik overeind en zie het hostel-personeel met gesloten ogen in een dichte kring staan, langzaam zingend en wiegend. Het opdreunen van mantra’s afgewisseld met christelijke liederen blijkt een ochtendritueel te zijn.
Naast mij ligt mijn 49-jarige moeder annex reisgenote op de grond, nog in slapende toestand. Als ik een muis langs haar hoofd zie lopen, borrelt er een onbehaaglijk gevoel op en vraag ik mij af of enige voorbereiding op deze reis niet handig was geweest.
Voor onze eerste Azië-ervaring hebben wij echter gekozen om ons het leven in het nu eigen te gaan maken door India in te duiken zonder enige voorkennis of achtergrondinformatie.
Oh nee, niet waar; mijn moeder draagt een houten koe aan haar backpack vanwege het vermoeden daardoor niet onacceptabel belaagd te worden door straatverkopers die gespecialiseerd zijn in het afzetten van toeristen.
Het wordt ochtend, we checken in. Gewapend met de meest onaanstootgevende kledij en factor 45 duiken we Mumbai in. De mensenmassa is overweldigend; Indiërs die zich door, over en langs elkaar voortbewegen zonder enige structuur of beschaafdheid. We vinden een markt in Colaba waar we spotgoedkoop inkopen doen.
Terwijl een klein lieflijk meisje met grote bruine kraalogen achter ons blijft aanlopen, met haar nog kleinere broertje op de arm, gaat mijn moeder radeloos op zoek naar eten voor dit kind.
De laaghangende smog voelt benauwd en beklemmend aan. De drukte en het massatoerisme doen ons besluiten morgen Mumbai te verlaten. Als we een halve dag op het treinstation ons best hebben gedaan om de lange wachtrijen, de ellenlange formulieren, de stroomuitval en de niet begrijpende medewerkers te overwinnen om een treinticket naar Varkala te organiseren, hebben we voor de (toeristen)hoofdprijs een reis geboekt, 2000km naar het zuiden van India.
De treinreis voert ons langs sloppenwijken, grote villa’s, tropische vlaktes en hoge gebergtes. Ondanks de dicht op elkaar gepropte zitplaatsen, waar mensen onbeschaamd boeren en scheten uitdelen en ons gebiologeerd blijven aanstaren, ervaar ik dit als de ideale gelegenheid contact te maken met de lokale bevolking.
Net als ik mijn coupégenoot het hemd van het lijf wil vragen over het Indiase leven, laat hij uit zijn high-tech mobieltje muziek door de trein schallen. Geen Indiase Bollywood-klanken maar Enrique Iglesias en Celine Dion.
Met grote trots overhandigt hij een Amerikaans mode-magazine uit december 2007. Het is middag, Celsius telt meer dan 35 graden, maar ik stort mij op de wintertrends van besneeuwde dames in grote bontjassen. Verloren kans voor het diepgaande gesprek over het leven van deze hindoe.
‘Chai chai!’ Iedere paar seconden lopen verkopers met een lage monotone stem thee met kaneel en gember te promoten. Aan het einde van de 30 uur durende treinreis dreunen de mannenstemmen nog lang na in mijn bovenkamer.
Geschokt door de onverschilligheid voor de natuur zie ik hoe Indiërs hun afval door het raam naar buiten gooien. De bergen troep langs de spoorlijn brengen mij in een tweestrijd. Ik sleep nog steeds al mijn afval in tassen mee, maar nergens is er een prullenbak te bekennen. Daar sta je dan met je goede gedrag.
Zo’n vijftien kilometer ten zuiden van Kollam ligt het vredige kustplaatsje Varkala. Hier stranden we als aangespoelde walvissen onder onze parasol, terwijl de locals hun offers in zee gooien om (voor mij totaal onbekende) goden te eren. Misschien moet ik mij ook eens gaan openstellen voor wat spiritualiteit…
Op een onchristelijk tijdstip lig ik op een matje in een orgastisch mooie tuin tussen de palmbomen en de hangmatten. Er komt een serene rust over mij heen. Yes, yoga-les.
Bloedserieus werp ik mij in ongemakkelijke posities omdat de yoga-instructeur mij alle kanten op overstrekt. De instructeur kijkt me aan met zijn ikkijkdwarsdoorjouheen-ogen en ik geniet van zijn aandacht, aanwezigheid en rust. Ik voel me als oma zo stijf.
De flexibele yoga-goeroe observeert mijn wiebelende onrust tijdens de meditatietechnieken. Ik ontvang de mooiste glimlach van de wereld. Na afloop vertelt hij over zijn celibataire bestaan dat voornamelijk bestaat uit yoga.
In gedachten zie ik mijn leven dat voornamelijk bestaat uit rond paraderen op feestjes en koffieleuten met vriendinnen. Hoe zou het zijn om afgesloten van seks, drugs en house-muziek in deze prikkelarme omgeving te leven? Kan alleen maar ‘wat verdrietig’ uitbrengen terwijl ik met bambi-ogen deze Indiër in mij opneem. Hij lacht (ieeee) en zegt: ‘Vreugde haal ik van binnen.’
Oké.. voordat ik hals over de kop verliefd ben, rond ik het gesprek af en begin aan een energieke en zonovergoten dag.
We zetten de reis voort over de backwaters. De backwaters zijn brakke lagunes en meren die in de staat Kerala parallel aan de kustlijn van de Arabische Zee lopen. Ze worden door locals gebruikt als vervoersmogelijkheid. Onderweg komen boten beladen met schoolkinderen of goederen voorbij.
Op het voordek lig ik samen met mijn moeder te genieten van de stilte om ons heen, van de kinderen die bij het zien van toeristen in het water springen en vragen om een pen, van de schone omgeving en van de tropische bomen en de kleine primitieve dorpjes waar we een glimp opvangen van het dagelijkse leven in Kerala.
Mannen komen terug van het werk, vrouwen boenen in tonnen hun was schoon, kinderen brengen stenen van a naar beter. Hier en daar banjert een koe, een zwijn of een hond door de aangelegde groentetuintjes. In de verte komt een zuurstokroze attractie in beeld. De Ashram (klooster) van hindoe-goeroe Amma.
In India hebben vrouwen in het openbaar geen lichamelijk contact. Mannen daarentegen lopen hand in hand, knuffelen en kroelen bij elkaar… een vertederend beeld. De populaire Amma rebelleert tegen deze omgangsvormen en oefent haar hindoeïstische geloof (darshan) uit door onvoorwaardelijke moederliefde over te brengen door het geven van omhelzingen. Dag in, dag uit werkt deze goeroe massa’s aanhangers weg door ze allemaal te knuffelen.
Als ik haar roze Barbie-Ashram van dichtbij bekijk ben ik razend benieuwd naar deze verschijning. Uit de mensenmassa, die op het kitscherige plein staat te duwen en te trekken om binnen te komen, vang ik op dat Amma in Europa is. Teleurgesteld duik ik de boot weer in en we kabbelen verder tot de havenstad Alleppey.
In elkaar gedrukt op een bankje in de bus staar ik naar buiten, er komen geuren van wierook en verbrand afval voorbij. Toch hangt er een aangename geur op straat. Niet in de zin van bloemen of parfum maar aangenaam in de zin van het leven en van mensen.
Een naar kruiden en zweet stinkende mevrouw naast mij begint in onverstaanbaar Engels te praten. De walm die daarbij vrij komt is met geen pen te beschrijven. Ze trekt wat aan mijn westerse kleding en knikt afkeurend. Ik kijk naar haar kleurrijke, elegante salwar en de bijpassende satijnen sjaal die losjes om haar schouders hangt. Rinkelende sieraden bungelen om haar voeten en haar met henna bewerkte handen hangen vol met fijne armbanden. De Indiase vrouwen kleden zich bedekt maar stijlvol. De minirok, het lage decolleté en de naaldhak zijn hier ondenkbaar.
Aangekomen in Kochi zijn we de viezigheid van ons leven als backpacker spuugzat. De schone kleren zijn op, onze klamme lichamen zitten onder de muggenbulten en onze ruggen doen pijn van de dunne matrassen waarop we hier slapen.
Tijd voor comfort, tijd voor wat prinsessen-mentaliteit, tijd voor de Princess Inn, gelegen aan de Princess Street.
Als de hoteleigenaar, een praatgrage latente nicht, ons bij afwezigheid van werkzaamheden vergezelt bij het heerlijke (voor het eerst niet mega scherpe) eten, krijg ik alle ins and outs te horen over hoe ik mij als vrouw moet gedragen.
‘Oh my god!’ piept hij uit en valt stijl achterover als ik een mannelijke voorbijganger ter begroeting toeknik. Met een hoop melodramatische bewegingen vertelt hij dat het groeten van mannen hetzelfde is als met een bord voor je hoofd lopen met ‘neem mij’ erop. Oh, niet meer doen dus.
Terwijl de stroom in het hotel voor de vierde keer uitvalt betreed ik de opmerkelijke schone badkamer. Daar hangt het! Naast de wc, in een keurige houder, hangt zowaar het echte, heerlijke, overal elders in India ontbrekende wc-papier.
Wist je dat mensen in India na het toiletbezoek hun billen wassen met water uit een meestal beschimmeld kommetje? En wist je dat daar geen washand of handdoek aan te pas komt? Ik weet dat inmiddels en ben dankbaar voor de plots aanwezige witte, zachte stukjes papier.
Langs de tuin van het hotel loop ik naar de uitgang, waar een bewaker staat die nederig de poort voor mij opendoet. Ook al loop ik twintig keer per uur de poort in en uit, dezelfde bewaker blijft vriendelijk en uiterst geduldig de poort voor mij opendoen.
Hoewel ik thuis als verpleegkundige iedere euro moet omdraaien, ben ik hier de hoogste kaste, de blanke, stinkend rijke westerling. Als ik de straatverkoper bij de poort aanspreek met ‘sir’ attendeert de bewaker mij erop dat dat geval geen ‘sir’ is en jaagt de verkoper weg.
Ook al is het kastensysteem formeel afgeschaft in India, het is nog overal merkbaar. Het grote verschil tussen arm en rijk is een pijnlijke ervaring.
Als een 4-jarig kind door zijn moeder wordt opgedragen mij een kusje te geven omdat zijn moeder daar een slaatje uit wil slaan, breekt mijn hart. Je mag dan volgens locals en reisgidsen niets geven aan bedelaars maar dat is bijna onmogelijk. En helemaal als je in zo’n achterlijk mooi hotel overnacht. Ik geef kleding, pennen, eten, geld. Het gelukzalige gezicht vanwege zoiets (door overschot) kleins voor mij en zoiets (door schaarste) groots voor de ander. Mijn hechting aan materie wordt hier met de dag kleiner.
Opgelapt en wel besluiten we de trein terug richting Mumbai te nemen. We maken nog een stop in Goa. Vlakbij de stad Madgaon ligt het afgelegen, knullige dorp Bernoulli. Aangezien Bernoulli door de Lonely Planet wordt afgeraden vanwege de vieze stranden (niks van te zien), is dit een ideale spot om toeristische wegen te vermijden en mee te varen op de Indiase levensstijl, dus lekker met je handen eten in restaurants!.
Het einde van onze reis is in zicht. Ik kijk terug op een dubbele ervaring. Ik heb een snufje gezien van het ingewikkelde India waar niks loopt zoals het volgens mijn begrippen hoort. India, waar ik geconfronteerd ben met extreme luxe en extreme armoede. Alles wat India is, dat is het ook niet.
Door de bijna dood-ervaringen in het verkeer, door die eeuwige stroomuitval, door de moeite om dingen voor elkaar te krijgen en door de spirituele denkwijze van dit volk, is er geen andere weg dan die van het hier en nu.
Mumbai ligt nu achter ons. Terug naar Amsterdam met zijn georganiseerde verkeer en gestructureerde haastige bewoners. Chill-modus uit, piekerstand aan. Welkom thuis!