Door het schitterende dal van de Luangwa via het beroemde South Luangwa National Park en Luambe National Park naar het nog nauwelijks bezochte North Luangwa National Park. Daarna door de hooglanden van Zambia en de uitgestrekte moerassen van Bangweulu naar Mutinondo Wilderness. Overnachten in de bush met links van de tent twee brullende leeuwen en rechts nog twee.
Als we op Lusaka Airport eindelijk aan de beurt zijn voor het visum en de 25 dollars over de balie schuiven, kijkt de beambte even onderzoekend om zich heen en vraagt achteloos of we een betalingsbewijs willen. Als we bevestigend knikken, merken we aan de nauwelijks verhulde teleurstelling, dat we een uitgelezen kans hebben laten lopen om de informele economie van Zambia een grote dienst te bewijzen.
Eenmaal buiten worden we gevangen in een indringende geur, veroorzaakt door de tienduizenden houtskoolvuurtjes waarop de inwoners van Lusaka hun eten koken. Na een half uurtje heeft onze neus de geur geaccepteerd en zijn wij een stukje Afrika geworden.
Buiten staan onze twee Volkswagen-Synchro’s (Four-Wheel Drive kampeerbussen) al gereed. Via de Great East Road rijden we naar het South Luangwa National Park. Het is een van de weinige asfaltwegen in dit grote land. Onze langste dagreis (400 km tot aan Petauke) gaat zo redelijk snel.
Petauke heeft een goede markt en wat minstens zo belangrijk is: een benzinestation, rijst, brood, vlees, groenten en drank. Kopen wat we bergen kunnen, want de komende weken zullen we daar slechts incidenteel gelegenheid voor hebben.
De markt van Petauke is tevens een kennismaking met de kleurrijke en vriendelijke inwoners van Zambia. Altijd zijn er wel mensen in de buurt die Engels spreken (kinderen leren deze taal op school) en daarom is het niet moeilijk om contact te maken. Een klein gesprekje en een paar grapjes doen wonderen en dan is fotograferen geen enkel probleem meer.
Beetje ongebruikelijk voor Afrika, maar alle producten zijn hier voorzien van een prijskaartje. Afdingen is dan ook niet aan de orde. Als klantenbinding krijg je soms wat extra tomaten of uien.
De prijskaartjes blijken overigens een Nederlandse historie te hebben. De huidige burgemeester van Petauke heeft een tijd in Amsterdam gewoond en was onder de indruk van de efficiëntie van de Nederlandse markten. Prijskaartjes voorkomen dat je eindeloos moet onderhandelen. Dat scheelt een boel tijd, misverstand en geruzie.
En dat heeft hij toen ook maar als verplichting op de markt van Petauke ingevoerd! Iedereen houdt zich er aan en alle prijzen zijn nu keurig in kwacha’s aangegeven.
Bij het benzinestation van Petauke hebben ze gelukkig diesel en benzine. Geen vanzelfsprekendheid in Zambia. De regel ‘altijd tanken als je de kans hebt’ mag niet genegeerd worden.
We informeren of de mooie maar avontuurlijke Old Petauke Road, via het dorp Sandwe naar Mfuwe, berijdbaar is. De berichten spreken elkaar tegen maar uiteindelijk besluiten we toch maar te vertrouwen op de mededeling van een van de pompbedienden die aarzelend meldt dat eergisteren iemand de weg gereden heeft.
En zo laten we het asfalt met verraderlijke potholes naar Chipata links liggen en rijden over hobbelige landwegen het binnenland in. Een dagreis van ruim 170 km. Vanaf nu is de kans dat je nog een andere auto tegenkomt heel klein.
De route voert langs typisch Zambiaanse dorpjes en wordt doorsneden door droge rivierbeddingen met steile zandoevers. De lage gearing van de VW Synchro verricht wonderen en trekt ons steeds weer uit het mulle zand de steile oever op. Bij de dorpjes tref je soms in een wirwar aan wegsporen. Dan is GPS wel erg handig.
De Luangwa is een van de meest oorspronkelijke rivieren van Afrika. Ongestoord door menselijke ingrepen stroomt de rivier meer dan 900 km door het noordoostelijke deel van Zambia om uiteindelijk uit te monden in de machtige Zambezi.
Het Muchinga-Escarpment, een van de laatste herinneringen aan de Grote Afrikaanse Slenk, vormt hier de natuurlijke begrenzing van het dal en is een prachtige coulisse voor de rivier. De komende anderhalve week zullen we steeds het rivierdal volgen.
Schamele dorpjes liggen in lintbebouwing langs het water. Als de kinderen een auto horen komen ze aanrennen om te zwaaien en roepen. De Bemba- en Bisa-stammen leven alleen aan de oostkant van de rivier omdat de parken South en North Luangwa vrij zijn van menselijke nederzettingen.
Vis vormt een belangrijke voedselbron. Overal worden stukken bos afgebrand voor de aanplant van maïs en cassave. Vooral cassave, dat als ‘teelt van de armen’ altijd en overal groeit, is populair.
Wildlife Camp en het vlakbij gelegen Track and Trail River Camp, (fraaie campsite, vriendelijke Nederlandse eigenaren) liggen schitterend aan de rivier. Het uitzicht vanuit je tent is fenomenaal. Het ‘hoepende grompel-geluid’ van talrijke nijlpaarden, de waarschuwingsroep van vogels als de Hadeda Ibis, de geuren van het land en de dagelijkse oversteek van de olifanten zijn onvergetelijk!.
In Zambia kun je gebruik maken van drie soorten campsites. De commerciële campsites, zoals Track and Trail River Camp, behoren meestal bij een gelijknamige lodge en bieden eenvoudige doch goede voorzieningen.
Community Camps, zoals Mwanya It’s Wild Bushcamp worden geleid door de plaatselijke gemeenschap. De voorzieningen zijn wisselend maar de gastvrijheid is vaak overweldigend.
Ten slotte zul je soms zelf in de bush een kamp opzetten. Een indrukwekkende ervaring die je eigenlijk niet mag missen. Let daarbij wel goed op de looppaden van de dieren. Wil je liever geen gestommel in je slaapvertrek, dan moet je de tent niet opzetten in het nijlpaardenspoor.
De Luangwa is een krachtige rivier. Tijdens de regentijd komt het water zo’n zes meter omhoog. De sterke stroming schuurt de oeverkanten verder af, waardoor grote bomen ontwortelt raken en meegesleurd worden door het woeste water. Steile oevers en de skeletten van verdronken bomen zijn dan ook kenmerkend voor deze rivier.
Elke avond, net voor zonsondergang, steken de olifanten de Luangwa over. Vanuit onze tent zien we hoe drie geelsnavel-ooievaars opschrikken en met langzame vleugelslag wegvliegen. In het diepe deel van de rivier neemt de kudde olifanten het kleintje tussen zich in. Krokodillen vormen immers altijd een gevaar.
Als het jong even later toch achterop raakt, wacht het grote wijfje geduldig. De volgende ochtend zullen ze weer terugkeren naar het veilige South Luangwa National Park.
Misschien vreemd maar Afrikaanse wilde dieren respecteren je tent. Het komt zelden voor dat mensen in een gesloten tent gevaar lopen. En dat is maar goed ook, want elke nacht struinen hyena’s snuffelend door het kamp, sloffen nijlpaarden over vaste looppaden naar hun foerageerplekken en slopen olifanten geduldig de boom waaronder je zo gezellig denkt te staan.
Kamperen langs de rivier is een nooit eindigende symfonie van nijlpaardgeluiden. Soms vredig kabbelend op de achtergrond, dan weer oorverdovend luidruchtig in een explosie van agressie en woedend gegrom. Er zijn niet veel plekken in Afrika waar de dichtheid aan nijlpaarden zo groot is als in de Luangwa.
Tegen de verwachting in is een Night Drive niet in de nacht, maar begint deze meestal direct na zonsondergang en eindigt om een uur of acht. Toch is het een aparte ervaring omdat de krachtige spotlights van de gidsen dieren opsporen die je anders niet zo gemakkelijk te zien krijgt, zoals giant eagle owl (Verreaux’s oehoe) en de civetkat.
Hoewel van drukte in het park overdag weinig te merken is, zie je tijdens de Night Drive veel grote zoeklichten die het wild in de bush zoeken. Stralenbundels flitsen langs de donkere hemel alsof er vijandelijke vliegtuigen gespot moeten worden.
Dat komt omdat de meeste gidsen dicht bij de enige toegangsbrug blijven om voor sluitingstijd weer het park uit te zijn.
We verlaten South Luangwa en trekken via de Nsefu sector, bekend om de ‘hot springs’, verder richting Luambe N.P. dat tussen South- en North Luangwa National Park ligt.
We steken droge of halfdroge rivierbeddingen over en verlaten Nsefu via Chikwinda Gate, een eenvoudige houten slagboom met plaatselijke beambte waar we ons na betaling van een klein bedrag weer moeten uitschrijven.
Vandaag kamperen we wild, dus wordt aan het eind van de middag een campsite gezocht. We verlaten de paden en zoeken onze weg tussen de mopanestruiken. Puur navigerend op GPS vinden we een schitterende plek aan de Luangwa-rivier.
De tenten worden opgezet, ver van de talrijke nijlpaardenpaden die hier duidelijk zichtbaar zijn als loopgraven in het zachte zand.
Het wordt een enerverende nacht. Vier leeuwen bezoeken ons kamp. Ze liggen in duo’s links en rechts naast de tenten en geven met luid gebrul te kennen dat wij ons op hun terrein bevinden. Op zo’n moment ben je toch even jaloers op je reisgenoten in hun daktent op de VW’s.
Puku’s zijn kenmerkend voor Zambia. Vaak zijn ze in gezelschap van impala’s. Hoewel naar vorm en grootte vergelijkbaar, zijn ze eenvoudig te herkennen aan hun egale roodbruine kleur en wollige vacht. Ook de Cookson’s gnoe en de Thornicroft giraffe zijn als ondersoorten endemisch voor de Luangwa-vallei.
Komend vanuit het oosten vormt het Luangwa-ponton bij Mwanya voor zelfstandige reizigers de enige toegang tot het wilde North Luangwa National Park. Omdat de rivier geen vaste loop heeft ligt het ponton ieder jaar op een andere plek.
De route naar het Luangwa-ponton is moeilijk te vinden. GPS helpt aanzienlijk en wie dat niet heeft moet zeker niet het bordje ‘Luelo to pontoon’ missen. Soms komt er een week niemand voorbij en heeft de pontonman slechts gezelschap van de grote groep hippo ‘s die op de achtergrond hun 24 uurs-concert verzorgen.
We kamperen op het Community-Camp ‘It’s wild Bushcamp’ van Chifunda. De staf van elf personen (kok en assistent, waterjongen en assistent, tot bewaker en assistenten) laten ons nog net onze eigen tent opzetten maar zorgen er wel voor dat de kartonnen fooienpot goed in zicht staat. En gelijk hebben ze, want misschien duurt het weer weken voor er nieuwe gasten komen.
Overigens worden de taken nogal soepel verdeeld, want de waterjongen blijkt een watermeisje dat onder toeziend oog van de manager ‘gefilterd’ water uit de zandbedding van de rivier haalt.
De volgende ochtend rijden we onder aanwijzingen van de pontonman de Synchro’s zeer voorzichtig de steile oever af en als we de overtocht geklaard hebben zijn we in het North Luangwa National Park dat pas sinds enige jaren voor toeristen toegankelijk is en dan nog maar gedurende enige maanden per jaar. De tocht naar Buffalo Camp, waar we zullen overnachten, is een prachtige wilddrive langs de rivier.
Indrukwekkende rivierbossen met machtige bomen als sausage tree (worstboom), red mahagany (rode mahonie) en cathedral mopane domineren het landschap.
De route kronkelt door de bossen, voert ons door droge rivierbeddingen en telkens weer genieten we van het indrukwekkend zicht op de Luangwa-rivier, met haar kenmerkende hoge steile oevers, brede zandbanken en grillige boomskeletten in de hoofdstroom.
We gaan verder het land in en zo gauw we de rivier verlaten wordt het land droger en de begroeiing schaarser. De mooie groene kleuren vervagen naar geelbruin. Laag stuikgewas domineert nu het land en we gaan naar een van de slechts drie campsites binnen dit grote (bijna 5000 km2) natuurpark.
North Luangwa National Park is in oppervlakte ongeveer de helft van het meer toegankelijke South Luangwa National Park. Het gebied wordt wel aangeduid als een van de laatste echte wildernissen in Zuidelijk Afrika. Het park is beroemd voor de Game Walks.
Ontmoetingen met leeuwen zijn geen uitzondering. De gewapende scouts vertellen gerustellend dat voor de leeuwen de mens overdag het belangrijkste roofdier is en dus gaan ze hem uit de weg. Maar bedenk wel, voegen ze er aan toe, dat de grote katten maar al te goed weten dat in het donker van de nacht de rollen zijn omgedraaid.
Bufallo Camp ligt in het North Park. Dit kleine en relatief betaalbare camp ligt in een bocht van de Mwaleshi-rivier, samen met de Luangwa de enige permanente rivier in dit park. Het is geopend tussen mei/juni en november.
In de daarop volgende regentijd wordt alles overspoeld door de sterk wassende rivier, zodat de chalets en alle voorzieningen in het voorjaar weer opnieuw moeten worden opgebouwd. North Luangwa Park heeft zeer grote aantallen Kaapse buffels. Er zijn kuddes van meer dan 1000 dieren. De talrijke leeuwen hier hebben zich gespecialiseerd op deze buffels.
Een ontmoeting met een kudde Kaapse buffels is indrukwekkend doch zelden gevaarlijk. Er zijn gidsen die in North Luangwa Park tijdens de Game Walks met hun cliënten rustig door een kudde durven lopen. Wij zouden het overigens niet graag uitproberen.
Een confrontatie met een solitaire buffelstier is echter totaal anders. Gidsen blijven eerbiedig op afstand omdat bekend is dat dit dier zonder waarschuwing kan aanvallen.
Een goede gids doet meer dan de namen van wilde dieren noemen. Guide Josephat in North Luangwa verduidelijkt ons het ecologisch verband tussen de bodemstructuur, de voorkomende planten en het gebruik ervan door mens en dier. Een rode bes staat bekend als de love bean of crab’s eye (abrus precatorius ofwel paternosterboontje). Voor Afrikanen heeft de plant veel medicinale toepassingen, variërend van ontstoken ogen tot de behandeling van onvruchtbaarheid bij vrouwen.
Als de rode bast gebroken wordt kan een verlammend gif vrij komen dat gebruikt wordt als pijlgif. Wijdverbreid is het geloof dat het slikken van de bes tot de eeuwige jeugd kan leiden. Wel doorslikken zonder de bast door te bijten!
Als kralensnoer gedragen, verleent het de draagster een grote seksuele aantrekkingskracht. Vandaar dat de bes bij ook bekend staat als Lucky Charm.
De Bangweulu-moerassen omvatten ongeveer 10000 km2. In grote delen ervan staat van november tot diep in het voorjaar gemiddeld een meter water. Het gebied is dan ontoegankelijk en slechts met boten kunnen de hoger gelegen delen bereikt worden. Miljoenen vogels verblijven dan in deze voedselrijke wateren.
Ook veel zwaluwen en een aantal ooievaars die de zomer in Nederland hebben doorgebracht genieten hier van het uitbundige voedselaanbod. Reizigers komen hier naartoe om de zeldzame shoebill stork (schoenbekooievaar) te spotten, een van de merkwaardigste vogels van onze aardbol.
Mannen van de plaatselijke stammen (Bisa en Ushi) verblijven in de regentijd op de eilandjes, vangen vis en drogen die daar. Als het water zakt keren ze weer terug naar hun dorpjes.
In tegenstelling tot de nationale parken is Bangweulu Area een zogenaamde GMA: een Game Management Area waar de jacht gereguleerd is. Bewoners van de kleine dorpjes mogen hier vrij vissen en jagen. Buitenlandse jagers kunnen tegen forse betaling jachtvergunningen krijgen. Betaald wordt per te schieten dier.
De uitgestrekte graslanden en zogenaamde wetlands zijn indrukwekkend. Overal zie je de grote kuddes van de black lechwe (moerasantilope of litschiewaterbok), een antilopensoort die hier endemisch is en in kuddes van soms meer dan duizend dieren te zien is.
Door het ongebreidelde stropen waren ze bijna uitgeroeid. Dankzij de oprichting van GMA zijn er nu weer bijna honderdduizend.
Wij kamperen hier wild en ervaren een indrukwekkende zonsondergang. Het diepe donker van de nacht wordt verlicht door een kristalheldere sterrenhemel. De geheimzinnige geluiden van insecten worden afgewisseld door de blaf van een jakhals of het sinistere lachen van een hyena.
‘s Morgens maken we nog een laatste tocht door het gebied en vinden de oribi, een schuwe antilopensoort die hier nog voorkomt.
Het gebied van Mutinindo Wilderness ligt aan de rand van het Luangwa Escarpment en is bekend om de grote granieten ‘walvisruggen’ die het landschap kenmerken. Wij beklimmen de hoogste, de Mayense, en genieten van het uitzicht.
Bijzonder zijn de miombobossen (brachystegia en julbernardiasoorten) die in deze tijd schitteren in de mengeling van groene, gele en vooral dieprode kleuren.
Nog een laatste highlight vormt de Kundallila-waterval, een van de vele watervallen van Zambia. Wij hebben deze prachtige waterval voor ons alleen en zwemmen in het kleine ijskoude meer vlak onder de waterval. Een letterlijk adembenemende ervaring!
Rijdend door kleine dorpjes verlaten we het binnenland. Nog steeds wordt overal vrolijk gezwaaid en als we stoppen lijkt het halve dorp uit te lopen. Mensen zijn zelden opdringerig en genieten vooral van het contact en hetzelfde geldt voor ons.
Dan zijn we terug op het asfalt en via de Great North Road rijden we retour naar Lusaka. De talrijke road blocks (vooral autodocumenten en verzekeringspapieren zijn belangrijk) maken ons onverbiddelijk duidelijk dat we weer in de ‘beschaving’ komen.
Overal langs de weg zien we nu houtskooldepots. In duizenden zakken wordt dit per vrachtauto en fiets richting hoofdstad vervoerd. De geur van tienduizenden houtskoolvuurpotjes, het aardgas van Zambia, wordt weer sterker.