×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Kleurrijk Guatemala

Maya-ruïnes en marktplaatsjes

Reisverslag: Laura de Reuver
Foto's: Laura de Reuver

In Guatemala zijn niet alleen Maya-ruïnes te bezoeken (o.a. in Tikal), ook nu nog leven er Maya’s. De lokale markten zijn erg kleurrijk. Alles wordt er verkocht; van shirts, tassen, felgekleurde stoffen, groenten en fruit tot maskers en biggetjes. De natuur varieert van dichte jungle tot meren die zijn omringd door vulkanen. Langs de Río Dulce leven de Garifuna’s of Black Caribs. Er zijn eenvoudig uitstapjes te maken naar Belize en Honduras.

Zondagochtend, we genieten in het Parque Central van het koloniale Antigua van de zon en komen bij van de vlucht en het tijdverschil van 7 uur. Hele families flaneren hier en Maya’s proberen hun kleurrijke shirts, kleden en tassen te verkopen. Regelmatig komt een jongen vragen of we noten willen kopen, een ander wil onze schoenen poetsen. Net als de Guatemalteken maken we ons hier niet druk om. Waar we wel aan moeten wennen is het vuurwerk. Er wordt vuurwerk afgestoken als iemand jarig is en dat is dus zowat iedere dag. In het begin is het even schrikken, zeker als het ‘s ochtends om 5 uur gebeurt, maar het went.

Spaanse les in Antigua

Marktkraampjes en eetstalletjes langs de straten

We hebben via internet een taalcursus geboekt. Zaterdagavond zijn we vanaf het vliegveld naar ons gastgezin gebracht en de schoolweek begint acht uur maandagmorgen.

We beginnen direct met onze eigen leraar aan de les. Op deze manier oefen je niet alleen je Spaans maar leer je ook veel over het land, want je kunt elk onderwerp met je leraar bespreken. Daarnaast is er elke middag een buitenschoolse activiteit, zoals salsa-dansen, een politiek forum of voetballen.

Onze hospita, een gepensioneerde lerares, zorgt ondertussen erg goed voor ons. Drie maal per dag staat het eten klaar. Ook om de taal te leren is het beter om bij een gezin te wonen. We praten voortdurend Spaans met onze hospita.

Ondertussen beginnen we ons al aardig thuis te voelen in Antigua. In het begin had ik moeite om me te oriënteren in het dambord van straten, maar na een paar dagen lijken niet alle straathoeken meer op elkaar.

De straten in Antigua zijn nog gemaakt van de originele stenen die de Spanjaarden gebruikten om wegen aan te leggen. Het is nog erger dan kinderkopjes, maar het zorgt er wel voor dat het verkeer niet al te snel rijdt. Er rijden sowieso niet zoveel auto’s in Antigua, zodat de mensen de straat kunnen gebruiken om langs de vele marktkraampjes en eetstalletjes te lopen die op de trottoirs in het centrum staan.

Lago de Atitlan

Omringd door drie vulkanen en veel kleine dorpjes

We vertrekken richting Panajachel-Lago de Atitlan met de gringobus die elke morgen om 7 uur vertrekt. Dit is een iets duurdere, luxere bus die niet om de 5 minuten stopt en waar alleen de buitenlanders gebruik van maken. Het alternatief is de chickenbus, een afgedankte Amerikaanse schoolbus waar drie mensen op een tweepersoonsbankje worden gepropt.

Na 2,5 uur worden we al getrakteerd op het uitzicht over het Lago Atitlan, dat wordt omringd door drie vulkanen en veel kleine dorpjes. Nadat we een keuze hebben gemaakt uit de vele slaapgelegenheden gaan we iets eten bij één van de restaurantjes aan het meer.

Je zou denken dat dat aardig prijzig is op zo’n locatie, maar de concurrentie is zo groot dat de prijzen niet de pan uit rijzen.

Na de maaltijd nemen we plaats in één van de bootjes die zorgen voor het vervoer tussen de dorpjes aan het meer. De eindbestemming is San Pedro La Laguna, waar we wat rondwandelen. In tegenstelling tot Panajachel zie je hier geen straten vol kraampjes met koopwaar voor toeristen. Niemand lijkt zich wat aan te trekken van de paar toeristen die de moeite nemen het dorp te bekijken. Ze zijn hier dan ook nog oprecht vriendelijk en geven graag antwoord op onze vragen.

We gaan terug met de directe boot, die lijkt meer op een kermisattractie. We hebben de pech voorin te zitten, want door de hoge snelheid klapt de boot op het water. We zijn dan ook blij als we weer aan wal zijn.

Chichicastenango

Maya's uit de bergdorpen komen naar de markt

Iedere donderdag en zondag is er markt in Chichicastenango, kortweg Chichi. Maya-indianen uit omliggende bergdorpen komen naar de markt om te handelen. Als je de avond tevoren al naar Chichi gaat kun je het opbouwen van de markt meemaken.

Wij nemen pas op zondagochtend de chickenbus naar Chichi en moeten drie keer overstappen. De laatste bus is pas echt een chickenbus: allerlei felgekleurde doeken met koopwaar erin worden op de bus gegooid en er worden net zolang mensen in de bus gepropt tot er echt niemand meer bij kan.

We zijn blij dat we de rugzakken bij onze hospita in Antigua hebben gelaten. Maar dan moet er ook nog afgerekend worden. Ik vraag me af hoe de jongen zich door de mensenmassa gaat worstelen, maar geen nood: hij kruipt gewoon over de rugleuningen. Dit is de enige keer dat we zo’n volle bus meemaken en ook de enige keer dat ze proberen ons het dubbele te laten betalen. Maar zoals gebruikelijk hebben we eerst aan een passagier gevraagd wat het tarief is en staakt de jongen algauw zijn poging om een extra zakcentje te verdienen.

Na een hoop bochtenwerk en gevaarlijke inhaalmanoeuvres arriveren we in Chichi, waar we meteen worden geconfronteerd met een gillend varken en een fladderende kalkoen die net van eigenaar zijn gewisseld. Een paar meter verder is de varkensmarkt. Een hoop biggetjes en een aantal varkens staan angstig op elkaar gepakt en er wordt druk gehandeld.

Weer even verder begint de echte markt met veel stalletjes met felgekleurde stoffen, groenten en fruit, maskers, etc. Het is een drukte van je welste en in tegenstelling tot gewoonlijk in Guatemala loopt iedereen heel snel. Op een gegeven moment komen we uit bij de kerk van Santo Tomas, waar nog oude rituelen plaatsvinden. Er wordt vuurwerk afgestoken, wierook gebrand en vuur gemaakt op de trap voor de kerk. Ook in de kerk hangt veel rook.

Het aansluitende bezoek aan het kerkhof is eveneens de moeite waard. In elk dorp in Guatemala zie je felgekleurde (familie)graven, maar het kerkhof in Chichi ligt ook nog eens erg mooi op een heuvel. Op zondag wordt ook hier wierook gebrand en vuur gemaakt, terwijl de nabestaanden gebeden prevelen. Het is uiteraard belangrijk dat je op een afstand blijft om respect te tonen voor de rituelen van deze zeer gelovige mensen.

Copán in Honduras

Maya-ruïne midden in de jungle

We overnachten in Antigua, waar we om 4 uur ‘s nachts al worden opgehaald voor een tocht naar Copán in Honduras. Omdat dit met het openbaar vervoer haast niet te doen is en ook nog eens erg lang duurt, hebben we deze tour geboekt bij één van de vele reisbureautjes in Antigua.

Copán Ruinas is een Maya-ruïne 12 kilometer over de grens in Honduras. De ruïne is niet zo groot maar de ligging is erg mooi; midden in de jungle, terwijl in de omgeving veel bomen zijn weggekapt en -gebrand voor landbouwgrond. Het is er ook lekker rustig.

De reis ernaartoe is al een hele belevenis. Als je afslaat richting Honduras houdt de verharde weg na een tiental kilometers op en begint het avontuur over onverharde bergweggetjes. Omdat er wel aan wordt gewerkt om de weg tot aan de grens te asfalteren moet de chauffeur met het busje tussen de graaf- en walsmachines door. Maar het went blijkbaar, want op de terugweg lijkt het onverharde gedeelte veel sneller te gaan. We stappen uit in Río Hondo en nemen de bus naar Gualán, vanwaar we morgen ons Foster Parents-kind gaan bezoeken.

Bezoek Foster Parents-kind

Steeds smallere onverharde bergweggetjes

Dit vinden we toch wel spannend. Hoe gaat zo’n bezoek bij mensen die je eigenlijk niet kent en wat verwachten ze van je?

Rond negen uur melden we ons bij het kantoortje van Plan International en vertrekken we met Marlayne die wat Engels spreekt en chauffeur Inicio naar La Unión, in een afgelegen berggebied. Daar werkt social worker Cesar die contact heeft met de mensen in de dorpen in de omgeving.

Na nog een uur rijden over steeds smaller wordende onverharde bergweggetjes komen we aan in het dorp waar Angelica en haar familie wonen. De mensen wonen hier in stenen huizen met een dak van palmbladeren. In één deel van het huis wordt op een vuurtje het eten gemaakt en in het andere deel slapen ze. Angelica woont met haar ouders en oom en tante in bij oma. Ze verbouwen bruine bonen, maïs, koffiebonen, bananen en sinaasappels. Ook houden ze een hoop kippen. Ze kunnen dus in hun eigen levensbehoeften voorzien, want in Guatemala bestaat het dagelijks eten uit maïstortilla’s, bruine bonen en ei.

Angelica is nogal overdonderd door al die vreemde mensen die haar opwachten als ze uit school komt. Maar als het ijs eenmaal is gebroken, huppelt ze vrolijk voor ons uit als ze ons (aan) het dorp laat zien.

Haar vader wil van alles weten over het leven in Nederland. We kunnen natuurlijk niet weigeren om te eten van de speciaal voor deze gelegenheid geslachte kip met rijst en tortillas. Na drie uur nemen we afscheid, allen een onvergetelijke ervaring rijker.

Livingston

Rieten huisjes langs de Río Dulce

‘s Avonds komen we aan in Río Dulce. De keuze aan hotels is niet zo groot, terwijl er steeds meer toeristen komen. De prijzen zijn dan ook wat aan de hoge kant. We worden aangesproken door een man die net een half jaar een hotel heeft. Zo vinden we toch nog een betaalbare slaapplaats.

In Río Dulce zelf is weinig te beleven, daarom vertrekken we de volgende ochtend direct met de boot naar Livingston. De (toeristische) boottocht duurt circa 1,5 uur en je krijgt regelmatig de gelegenheid foto’s te maken van mooie rieten huisjes langs de waterkant en van bomen die met hun wortels in het water staan.

In Livingston kom je ineens in een heel andere wereld. Hier leven de Garifuna’s of Black Caribs en dat is wel even wennen na al die Maya’s en Latino’s. De zoon van de hotelbaas vraagt ons meteen of we geïnteresseerd zijn in marihuana en als we later langs het strand lopen vraagt een rastaman die zelf stoned is ook of we marihuana willen kopen. Als we vriendelijk nee zeggen is dat ‘no problem’.

Belize

De Southern Highway is een zandweg

We vervolgen onze weg met een boottocht naar Punta Gorda in Belize. Het is even op je tanden bijten, want aangedreven door twee motoren schiet het bootje over het water en klapt regelmatig neer op de golven. Waar hebben we dat eerder meegemaakt?

De douane in Punta Gorda doet heel gewichtig, maar het stelt uiteindelijk niets voor. De sfeer in Punta Gorda is weer net iets anders dan in Livingston. De invloed van de Engelsen is duidelijk merkbaar. Tijdens het ontbijt, terwijl we op de bus naar Placencia wachten, wordt gevraagd of alles naar wens is en of we nog iets nodig hebben. Bovendien is hier overal toiletpapier, dus we kunnen onze voorraadjes in Belize rustig uit onze broekzakken halen. Wat ook opvalt zijn de gouden tanden. Veel Garifunas hebben een gouden tand of gouden randjes om hun tanden. Eens was het trendy, maar nu heeft bijna iedereen het.

Als we Punta Gorda uitrijden zijn we blij dat de weg verhard is. Een paar kilometer verder blijkt dat we te vroeg hebben gejuicht, want de rest van de reis rijden we over onverharde wegen en over smalle bruggetjes.

Toch is dit niets in vergelijking met de weg naar Copán en naar het dorp van Angelica. Maar het is wel tekenend voor de armoede in Belize. Deze weg heet Southern Highway, maar bestaat enkel uit een laag aangedrukt zand.

Sneller dan verwacht zijn we in Independance, waar we meteen met een ‘zwarte’ boot meekunnen naar Placentia. Hier zijn hotelletjes genoeg, maar de meest gewilde hebben alleen de duurste kamers nog beschikbaar. Waar we in Guatemala ca. ƒ 20,- betaalden voor een 2-persoons kamer met douche en wc betalen we hier het dubbele. Het eten kost ongeveer 1,5 keer zoveel als in Guatemala.

Placentia is net wat we nodig hebben na een week rondtrekken: zon, zee en wuivende palmen aan witte stranden. Placentia is echt een dorp, het is nog heerlijk rustig; iedereen kent elkaar en zegt je gedag. De buitenlanders die hier overwinteren komen juist voor die ontspannen sfeer en het gezellige restaurant met rastamuziek is meer in trek dan het internetcafé met CNN op de televisie.

We genieten van de rust aan het strand en de gezelligheid ‘s avonds. De tweede dag begint het zowaar te regenen in dit paradijs, maar de temperatuur blijft aangenaam.

De volgende ochtend nemen we ‘s morgens om half 6 de bus naar Dangriga. Daar stappen we over op de bus naar Belmopan, waar we de bus naar San Ignacio nemen. Een hele rit, maar deze wordt veraangenaamd door een rastaman met gettoblaster die de hele bus trakteert op zijn collectie reggaemuziek.

San Ignacio is een stadje aan de oever van de Macal-rivier bij het Mountain Pine Ridge Forest Reserve. Er zijn dan ook voldoende mogelijkheden voor een trektocht en omdat we graag paard willen rijden, gaan we op zoek naar de mogelijkheden. Bij Eva’s, een café gerund door een gepensioneerde Britse militair en zijn Belizaanse vrouw, adverteert zowat iedereen die een tour aan te bieden heeft. De vrouw die een paardenfarm heeft is echter in geen velden of wegen te bekennen en als ze ‘s avonds laat nog niet te bereiken is, besluiten we de volgende dag naar Flores te gaan.

Flores

Ideale uitvalsbasis voor de Maya-ruïnes van Tikal

De reis van San Ignacio naar Flores (weer terug in Guatemala) valt mee want de afgelopen jaren is er hard aan gewerkt om de wegen door de jungle te verharden. Ze zijn nog niet klaar met het eerste stukje maar daarna kan de bus goed doorrijden.

Hotelletjes genoeg in Flores en zo aan het water is het goed toeven. Het stadje ligt op een eilandje in het Lago Petén Itzá, dat zijn naam dankt aan de Maya-stam Itzaes die hier leefde. Op deze plaats waren waarschijnlijk de laatste Maya-tempels in gebruik voordat de Itzaes door de Spanjaarden werden verslagen.

Hier zie je ook weer de stenen straten en smalle steegjes en Flores lijkt meer hotels, restaurants, reisbureautjes en winkeltjes dan woonhuizen te hebben.

De meeste toeristen komen hier voor een trip naar Tikal maar Flores heeft meer te bieden. Dankzij haar ligging in het Lago de Petén Itzá, midden in de jungle El Petén, is Flores een ideale uitvalbasis voor trektochten door de jungle naar vergeten Maya-ruïnes.

Aangezien dit onze laatste vakantiedagen zijn, willen we vooral rustig aandoen. Bovendien is het hier ook veel warmer. We nemen eerst een dag om eens rustig de mogelijkheden te verkennen en een trip naar Tikal te regelen. Dat is niet zo moeilijk: het lijkt wel of iedereen een bus naar Tikal voor je kan regelen.

De volgende morgen komt het busje ons om 5 uur ‘s ochtends ophalen bij ons hotel. Nationaal Park Tikal gaat om 6 uur open. Het is helaas al tegen half zeven als we het park binnenrijden en voordat we bij de ruïnes zijn is de zon al op.

Geen zonsopgang vanaf de tempel dus. De beklimming van de tempel valt tegen: het is ontzettend steil en de treden zijn erg hoog. Je begrijpt niet hoe de Maya’s, die vrij klein waren, zoiets hebben kunnen bouwen.

Als we boven zijn genieten we van een schitterend uitzicht en gaan er even rustig voor zitten om alles op ons in te laten werken: de ochtendzon, de geluiden en de geur van de jungle, kilometers ver weg kijken over de jungle, de mooie kapokbomen die extra kleur geven door het zonlicht. Sommige tempels zijn nog helemaal bedekt met jungle. Tempel IV, met 64 meter de hoogste tempel van Tikal en het hoogste pre-koloniale gebouw van het westelijk halfrond, kan alleen via houten trappen beklommen worden.

Wij vinden dit zeker een hoogtepunt van de reis. We hadden niet de behoefte om veel Maya-ruïnes te bezoeken, maar de combinatie van Copán en Tikal is ons erg goed bevallen. Van tevoren verwacht je veel van Tikal en ik was even bang dat het tegen zou vallen, maar de ligging in de jungle maakt het uniek.

De volgende dag worden onze spieren opnieuw getest, want ons paardrij-avontuur begint. We gaan met de boot naar San José, waar we worden opgehaald door iemand van de taalschool die het paardrijden regelt. Er is echter maar één paard in plaats van twee. In het weekend worden de paarden vrijgelaten en de dochter van de eigenaar van het tweede paard heeft het paard laten gaan.

We besluiten dan maar om de beurt te lopen en samen met gids Carmen gaan we op pad naar een natuurreservaat op ongeveer 1,5 uur lopen van San José. Daar laten we het paard staan en lopen door het reservaat, waar elke heuvel een met aarde en begroeiing bedekte Maya-tempel is. Er wordt aan gewerkt om de struiken en bomen van de ruïnes af te kappen. Soms kun je de toppen van de tempel wel goed zien en er op klimmen. Zo hebben de ruïnes van Tikal er ook uitgezien voordat ze gerenoveerd werden.

We lopen terug naar het paard en snuiven nog eens goed de onmiskenbare junglegeur op. In de bloedhete zon gaan we terug naar San José, waar het bootje ons weer komt halen om naar Flores te gaan. Daar maken we ons op voor onze laatste dag in Guatemala.

Guatemala City

Hele families flaneren op het Plaza Mayor

Na de verhalen die we hebben gehoord over de bus van Flores naar Guatemala City zijn we blij dat we een vlucht hebben geboekt. We hebben niet zo’n zin om onze laatste vakantiedag 10 uur lang hobbelend in de bus door te brengen.

Met het vliegtuig zijn we binnen het uur in Guatemala City, waar we de bus nemen naar het Plaza Mayor. Het is zondag en je ziet bijna alleen bussen op straat. Die rijden dan ook als gekken en maken er een onderlinge strijd van om zo brutaal mogelijk te zijn.

Op het Plaza Mayor is het erg druk. Vooral mannen staan in groepjes te luisteren naar verkopers die met hun sterke verhalen – en vaak met behulp van slangen – het publiek tot een aankoop proberen over te halen. We bezoeken eerst het Palacio Nacional, waar we meteen met een rondleiding meekunnen. Het paleis is rond 1943 tegen enorme kosten gebouwd, in opdracht van dictator General Jorge Ubico.

Na de middag komen hele families naar het plein om te flaneren en wat te eten bij één van de kraampjes. Ook langs de 6e Avenida is het erg druk, want daar hebben de kooplui hun waar uitgestald. Er wordt tegen elkaar opgeschreewd om de aandacht van de klant te winnen en je kunt er alles kopen, van sokken tot gekopieerde CD’s. Uiteindelijk worden we een beetje gek van al deze drukte en zoeken de rust van het vliegveld op. We hebben nog een lange vlucht voor de boeg voor we weer in Nederland zijn.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win