×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

‘Kríti very nice. Jámas!’

In de lente leer je het echte Kreta kennen

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

Als de sneeuw langzaam van de bergtoppen smelt, staat Kreta in bloei en overheerst de rust. Hèt moment om het echte Kreta te verkennen, voor de natuur verdort en het massatoerisme het eiland in bezit neemt. Een kennismaking met de gastvrijheid van de Kretenzer tijdens een fietstocht van 750 km.

Iráklio

Noord Kreta

Pa-ra-ko-ló, zegt ze langzaam en nadrukkelijk, terwijl ze een retsína en een bíera serveert. Ef-cha-ríes-to, klinkt het tweestemmige antwoord vanachter Wat & Hoe in het Grieks. Na de landing in donker Iráklio namen we het eerste het beste hotel langs de hoofdstraat en rond middernacht zitten we frisgedouched in de lounge van het Astorion. We hebben drie weken, genoeg om Kreta in alle rust rond te fietsen. De barjuffrouw helpt ons alvast de eerste Griekse woorden onder de knie te krijgen. Tegen enen zoeken we met een al aardig geroutineerd kaliníechta onze kamer op.

Achter de open balkondeuren glinstert de Kretenzische zee in de warme voorjaarszon, rechts ligt het vliegveld, links de stad en daarachter rijzen de bergen op die na het ontbijt bedwongen moeten worden.

In Gázi, net buiten Iráklio, is het tijd om een bakkerij te plunderen: broodjes geitekaas, broodjes met een zoete maanzaadvulling, cake doordrenkt met honing en liters koud water voor de bidons vormen de rijke buit. Grieken blijken zoetekauwen, dus qua ravitaillering is het hier een paradijs. Enthousiast storten we ons even later tegen de rotsachtige hellingen van de 800 meter hoge Stroúmboulas.

De echte klimgeiten, die hoog boven de weg met een bel om de nek van rots naar rots springen, drijven de spot met ons. Als vijftien kilometer verder een tabérna opdoemt, is overleg overbodig. Puffend ploffen we op het terras neer. Tussen twee bergen door zijn Iráklio en de zee nog net zichtbaar in de diepte.

Na een stuk vals plat tot Damásta daalt de weg slingerend de smalle vallei van de Geropótamos in. Kale rotsen maken plaats voor groene hellingen, vermoeidheid en verzuurde benen voor euforie: we zoeven langs mannen op ezeltjes en oude vrouwtjes die in de berm kruiden plukken.

Als afstappen weer eens noodzakelijk is omdat de zoveelste kudde schapen de weg verspert, rijzen achter sinaasappelbomen en enorme cactussen de witte toppen van het Ída-gebergte op. Ondanks de heiigheid die in april nog over zonnig Kreta hangt is het een imposant vergezicht.

Hanía

Noordwest Kreta

Terwijl we de laatste restjes gegrilde zwaardvis doorslikken zet de restauranteigenaar een groot bord met partjes appel en sinaasappel op tafel. Een attentie van de zaak. Hij schuift aan en vult drie glaasjes met ijskoude ráki. ‘From Kríti, very nice,’ legt hij uit. ‘Jámas!’

Toen we vanmorgen Réthimno, een stadje met Venetiaanse fortificaties en charmante smalle straatjes vol winkels en terrassen, middels een venijnige klim verlieten was de verleiding groot: rechtuit lonkte het gladde asfalt van de New Road. Het besluit toch maar linksaf een kronkelig landweggetje in te slaan wordt rijkelijk beloond: de zoete geur van bloeiende brem streelt de neuzen en de door de zon beschenen witte toppen van de Lefká Óri doemen dan links, dan rechts en dan weer recht achter de weg op. Slingerend door verstilde bergdorpjes hoeft de ketting maar zelden van het grote blad.

Tussen de uitlopers van de bergen liggen een paar vruchtbare kustvlaktes met bossen en sinaasappelboomgaarden. Daarachter kabbelt in de diepte de zee. Tegen vieren beklimmen we zij aan zij de Zoúrva, met 610 meter de laatste forse heuvel voor Hanía. In het groene dal beneden worden de dorpjes steeds kleiner. Met name Néo Horió straalde een vredige rust uit: tientallen bejaarde mannen zaten in de schaduw van het kafeneíon en onder de bomen aan de overkant van de straat koffie drinkend, pratend en met hun kralenketting spelend de tijd te verdrijven.

 

De borden old city leiden rechtstreeks naar de smalle straatjes van Hanía’s Venetiaanse wijk, waar we op honderd meter van de haven onderdak vinden boven een eethuisje. We spoelen het stof van een 70 kilometer lange tocht van ons af en sluiten aan bij de pantoffelparade. De oude haven is adembenemend, van de pier met de vuurtoren en de arsenalen waar vroeger de galeien lagen tot de eeuwenoude huizen met de terrassen langs de intieme boulevard.

In de trapstraatjes van het Venetiaanse doolhof klinkt op de terugweg overal levende muziek uit de restaurantjes en van de terrassen op de binnenpleintjes. Een bejaarde buurman komt net thuis, dronken. Tot hilariteit van de hele straat zet z’n vrouw hem op een stoel voor de deur. Terwijl onze gastheer in zijn beste Engels opsomt wat er naast de ráki nog meer very nice is, vult hij de glazen keer op keer voor een volgend rondje van het huis. ‘Beach very nice. Hanía very nice. Kríti music very nice. Food very nice. Everything very nice. Jámas!’ Al die tijd zit de beschonken buurman vredig op zijn stoel te snurken. Ook wij zijn aan nachtrust toe, voordat het much to nice wordt.

Hóra Sfakíon

Zuidwest Kreta

De oude man aan het terrastafeltje op de korte boulevard, een doek op zijn verweerde hoofd geknoopt en zijn wijde broek in hoge laarzen gestoken, is in gesprek met de papás. Op de pier laden mannen grote ijsblokken in kleine houten vissersbootjes.

Verder gebeurt er niets in de paar straatjes tegen de voet van de honderden meters hoge bergwand. Als we koffie met gebak bestellen verdwijnt de ober in een steeg naast zijn etablissement.

Gistermorgen, in de zinderende hitte, klom de weg vanuit Hanía naar de top van een ruige helling. Toen we op 500 meter hoogte Maláxa indraaiden sprong er ineens een kranige oude man met gespreide armen voor onze fietsen. Een overval? Nee, alweer een blijk van ongeremde Kretenzische gastvrijheid: we werden het terras van zijn tabérna opgeloodst en kregen koffie, water en een stapel oude agenda’s vol verhalen van eerdere gasten.

In ’91 waren er veel Engelsen die hier 50 jaar voorheen tegen de Duitsers vochten. En veel, heel veel toeristen blijken op het enige kruispunt dat dit gehucht rijk is van hun brommer geplukt om op het terras onder de druiveranken volgegoten te worden met zelfgestookte ráki. Gebarend anders van de fiets te vallen, wisten wij het tot een half glaasje te beperken. Daarnaast zette hij een schaaltje walnoten. Hoe komt hij rond als zijn gasten slechts de koffie mogen betalen en in ruil voor de rest een stukje in een oude agenda moeten schrijven?

Maláxa uitrijdend volgde een spectaculaire afdaling met haarspelden over een helling die geel zag van de bloeiende bloemen en struiken. In Vrísses draait een 40 kilometer lange pasweg door de Lefká Óri naar Hóra Sfakíon aan de zuidkust. De aanloop is vals plat maar al snel moesten we stevig in de pedalen, terwijl het bloedheet was en er geen zuchtje wind stond.

Op 600 meter hoogte ploften we druipend van het zweet neer bij een afgelegen wegrestaurant, tot hilariteit van het jonge personeel. Een passerende vrachtwagen nakijkend werd duidelijk waarom: bij de volgende bocht gromde hij vervaarlijk en kroop vervolgens steil omhoog, een bocht verder was het nog maar een stipje hoog in de lucht. Met bagage en 42×28 als kleinste verzet lukt dat nooit. Er zit niets anders op dan de bidons tot de nok te vullen en het ergste stuk te gaan lopen.

Vergeleken met de Engelsen, die bestookt door vliegtuigen en met de Duitsers op hun hielen in ’41 de hele route van vandaag moesten lopen, werd het een ontspannen wandeling door een desolaat gebied. Van een afstand leken de imposante rotsachtige toppen kaal maar ze blijken vol bloemetjes, geurige kruiden en struiken te staan. En natuurlijk scharrelen ook hier overal geiten en schapen rond.

Op ruim 900 meter hoogte voert de weg over de hoogvlakte van Askífou langs boomgaarden en een paar gehuchten. Het is op heel Kreta een hobby om op verkeersborden te schieten, maar hier zijn de plaatsnamen zelfs onleesbaar door de inslag van de kogelregens. Aan de zuidkant van de hoogvlakte daalt een rechte weg langs een bergrug, links gaapt de 300 meter diepe Imbros-kloof. Aan het eind van de kloof is de Libische zee voor het eerst zichtbaar, zo’n 700 meter recht naar beneden. Even later duikt de weg via duizelingwekkende haarspelden omlaag.

Bijna beneden was het al donker en het wegdek zo vol met kuilen en stenen, dat ook de laatste van de 80 kilometers lopend afgelegd moest worden. Aan de lichtjes die verspreid tegen de helling brandden te oordelen leek Hóra Sfakíon een mooi plaatsje. Als de ober de volgende dag met een dienblad vol verse taartjes terugkomt van de bakker is die indruk bij daglicht bevestigd. De koffie is overigens van het huis.

Agía Galíni

Zuid Kreta

Tegen het eind van de morgen lopen we onder overhellende rotsen door naar het strand. Langs de rotswanden zijn stalen netten gespannen om te voorkomen dat vallend gesteente de badgasten op het smalle pad treft. Het koude water doet goed. Ook de bouwvakkers die achter het strand beton storten om de terrassen klaar te maken voor het komende seizoen ontvluchten af en toe de hitte door een duik in zee te nemen.

Terwijl uit de kerken gezang klonk stapten we gistermorgen in Marioú een piepklein koffiehuis binnen voor het eerste bakje van de dag. Ongevraagd zette de jonge uitbater met de innemende glimlach er behalve twee glazen water ook twee glaasjes ráki naast, onder het inmiddels overbekende motto: het is lekker, want het komt van Kreta.

Terwijl onze nuchtere magen zich omdraaiden pelde de wat verlegen ober er wat rauwe tuinbonen bij. Weigeren zou een erg botte afwijzing van zijn trotse gastvrijheid inhouden, maar we dronken wel eerst onze koffie op en rekenden vast af, zodat hij niet de kans kreeg de glaasjes nogmaals te vullen. Jámas, zeiden we, terwijl we de deur uit sprintten. Soms moet je hard zijn om op Kreta te fietsen.

De weg langs de zuidkust loopt van de uitlopers van de Lefká Óri terug naar die van het Ída. De zon heeft de sneeuw op de toppen de afgelopen week een flink stuk terug gedrongen. Werd het groen van de heuvelachtige noordkust soms onderbroken door een rotshelling, aan de bergachtige zuidkust worden de rotsen af en toe doorsneden door een groen rivierdal. Echt kaal is het alleen in de kloven, verder bloeien er margriet en brem, op de hogere delen geuren tijm en oregano. Op sommige stukken liggen zelfs olijfboomgaarden tegen de steile hellingen. Overal ritselen de bermen van de hagedissen, die je soms ziet wegschieten.

Eergisteren volgde de weg de kust min of meer van helling naar helling, gisteren draaide hij landinwaarts langs de Kourtaliótiko-kloof. Tussen hoog oprijzende kale rotsen gaapte rechts van de weg een diep ravijn, de grijs-zwarte wanden bedolven onder steengruis en rotsblokken. Aan het eind van de onheilspellende kloof doemt ineens een lieflijk groen rivierdal op, waardoor de weg met een ruime bocht naar Spíli draait. Daar kunnen de bidons gevuld worden met ijskoud bronwater dat door de 19 leeuwekoppen van een door de Venetianen aangelegde fontein uit de rotsen stroomt.

Na een stuk vals plat langs een paar dorpjes klimt de weg over de rotsachtige flanken van de Kédros tot 500 meter, waarna een lange afdaling terug naar de kust volgt. Aan de rotsblokken te oordelen, die half naast en half op de weg liggen, waarschuwen de borden hier terecht voor vallend gesteente.

Nadat de weg om de voet van de Vouvála draaide reden we ineens door steile straten omzoomd met hotels het vroegere smokkelaarshaventje Agía Galíni binnen, dat ook al tussen loodrechte rotswanden ligt ingeklemd. Meteen werden van diverse kanten privé-kamers aangeboden.

De op een dakterras genoten maaltijd afrekenend hoorden we uit de straat beneden ons muziek van Vaya con dios opklinken. ‘Eentje dan.’ Het werden er een paar meer. De barman oefende voor de verandering Nederlands met ons. Het onvermijdelijke ‘gezellig’ kende hij al, evenals ‘lekker koud’, zoals bleek toen hij een pilsje tapte. Natuurlijk vroeg hij eerst indringend of we Kreta mooi vonden en zijn dorp het mooiste plekje van Kreta. Iedere Kretenzer is daar heilig van overtuigd, maar wenst het toch door iedere gast bevestigd te horen.

De fles ráki, waarmee ook deze Kretenzer vervolgens zijn vriendschap aanbood, hield hij onder handbereik. Als hij het ergens mee eens was, als het gesprek dreigde te stokken, als iemand een grap maakte – de aanleiding deed er eigenlijk niet zo toe, continu greep hij de fles ráki en toostte: Jámas! Tegen de tijd dat hij ‘spaaknippelsleutel’ aan zijn Nederlandse woordenschat toevoegde hadden we al lang besloten een dagje strand in te lassen om bij te komen van dit gastvrije onthaal.

Mírtos

Zuidoost Kreta

De zee klotst tegen de kade, twee kopjes verse koffie staan op tafel te dampen. De ober is op zoek naar zijn buurman die appartementen verhuurt. Als ze aan komen lopen hebben ze in de tuin al wat takken rijpe mispels geplukt voor de gasten. Geduldig leggen ze uit dat het vlakke Holland een land is om te fietsen, maar Kreta is bergachtig en dus meer geschikt voor de auto.

Gisteren was een ontspannen dag. Na een pittige klim uit Agia Galíni volgde een tocht door de licht golvende Messarávlakte die tijd genoeg boodt om de minoïsche opgravingen in Féstos en Górtina te bekijken. Op dit eiland onstond immers zo’n 40 eeuwen terug de Europese beschaving. Wel moesten de bidons in ieder dorp gevuld, want het zachte briesje voelde aan als een föhn en veroorzaakte luchttrillingen boven de door het Ída- en het kustgebergte omzoomde vlakte vol graanvelden, wijnranken en olijfbomen. De zuidelijke wind komt rechtstreeks van de Sahara: Kreta ligt zuidelijker dan Afrikaanse steden als Tunis, Algiers en Tanger.

Overnachten kon boven de bakker van Pírgos, een gehucht aan het eind van de vlakte dat pas tot leven kwam nadat de mensen in de avondschemering op ezeltjes van het land terugkeerden: de winkeltjes in de dorpsstraat openden hun deuren, de kapper ging knippen, cafés en eethuizen stroomden vol. Geroezemoes van stemmen en de geur van gegrilld vlees kruidden de donkere straatjes.

Toen de bewoners vanochtend vroeg op hun ezeltjes naar het land gingen was het alweer tijd om op de fiets te klimmen. Net op weg passeerde een peleton Zweden, twee bussen vol. Bij Mártha markeerden erehagen van bloeiende mimosa het begin van de klim tegen de flanken van het Díkti, het derde gebergte op Kreta met toppen boven de twee kilometer. Op de rotsachtige helling kwamen we de Zweden weer tegen, ditmaal op de fiets. Sommige boden aardige bedragen als we onze fietsloopschoenen wilden ruilen tegen hun fietsschoenen, want de klim is tien kilometer lang en vrij pittig.

In Áno Viános, een prachtig bergdorp met een paar rustieke tabérna’s in de nationale kleuren blauw en wit, zat een deel van de Zweden al aan het bier. Het laatste stuk naar de top van de route op 1000 meter zat de Zweedse bezemwagen dan ook aardig vol.

Zij misten de beloning voor de klim: een prachtige lange afdaling naar zee. Het wegdek was matig, maar afdalen is sowieso oppassen op Kreta: ook in nieuw asfalt worden sleuven gefreesd waardoor slangen voor de bevloeiing van het land worden geleid en altijd is er het risico van steenslag en afbrokkelende wegkanten. Maar als je attent blijft is het steeds goed te doen, we reden zelfs geen enkele keer lek op onze 20 mm bandjes. Na 20 kilometer zakte de weg Mírtos binnen en voerde naar de boulevard, waar de ober zo behulpzaam was om onderdak te zoeken.

Ístron

Noordoost Kreta

Voor het eten in Ístron een glaasje oúzo drinkend zijn we alweer op temperatuur, maar omkijkend naar de wolken waaruit we zijn afgedaald lopen de rillingen ons weer over de rug.

Twee dagtochten kostte het ronden van de oostpunt van Kreta. Van Mírtos tot Ierápetra domineerden de soms vervallen plastic kassen en langs het volgende stuk kustweg werd aanschouwelijk gemaakt wat projektontwikkelaars rond de Middellandse zee aanrichten: het kostte moeite de oorspronkelijke dorpjes terug te vinden tussen de lappendeken van bungalowparken. Toch liep de weg soms langs een karakteristiek wit kerkje of slingerde hij ineens onder indrukwekkende rotsformaties door.

Echt imposant werd het toen de weg landinwaarts draaide voor de doorsteek naar Sitía aan de noordkust. Binnen tien kilometer klom hij langs de droogste hellingen van het eiland naar 500 meter. In de diepte cirkelden roofvogels en weer ver daaronder de vogels die hun prooi vormden. De afdaling tussen olijfbomen is over 20 kilometer uitgesmeerd en eindigt aan de haven van Sitía, waar het in de charmante trapstraatjes makkelijk is om onderdak te vinden.

Bij het weer verlaten van Sitía klom de weg meteen naar 500 meter. Al snel was het verkeer beperkt tot een enkele ezel. Links naast de met cipressen omzoomde weg lagen diepe dalen met terrasbouw. Voor het eerst was het koud. Regenen deed het niet, maar vochtig was het wel: regelmatig kwam een wolk vanaf de iets hoger gelegen kam over de weg gerold.

In het gehucht Hamézi ontdekten we achter een openstaande deur een donker huiskamerkroegje vol vergeelde affiches: koffie! Ter verwelkoming riep een van de drie mannen die aan de enige tafel zaten te discussiëren dat we zijn gasten waren.

Een vrouw met bloemetjesschort vulde de waterglazen uit een oude jerrycan en serveerde een schotel amandelen en rozijnen bij de koffie. In een hoek zat een krom oud vrouwtje, dat probeerde een praatje aan te knopen. Ze bleek nogal doof en het lukte de anderen maar niet haar duidelijk te maken dat we niet echt Grieks spreken. Weer wegfietsend hoorden we het hele gezelschap nog steeds tegen haar schreeuwen dat we toeriestíe uit Olandíja zijn.

Nog een stukje klimmen en ineens werd de weg kilometers lang omzoomd door metershoge gele hagen van bloeiende brem. Tussen twee toppen daalde hij ineens 200 meter naar Méssa Moulianá, waar de zon doorbrak. Meteen kregen we zin in yoghurt met honing. Even later verdween de ober met twee borden stevige Griekse yoghurt in de tuin. Bij terugkomst zei hij dat de honingvoorraad op was, daarom is hij naar de korven gelopen en heeft boven de borden een raat opengesneden. Zo lekker als na deze uitleg smaakte de traditionele yaoúrti me méli nog niet.

Na de 200 meter weer te zijn geklommen loopt de weg verder over op de koude hellingen van de Orinó.

Rechts gaapten de ravijnachtige afgronden van de Akrotíri Mirabéllou en in de diepte de Kretenzische zee. Sommige delen van de zee lagen in de zon, in een reflex keken we omhoog om te zien waar de gaten in het wolkendek zaten. Vergeefs, we fietsten immers niet onder maar in de wolken. De bermen waren nu rose van de bloeiende vetplanten.

Vanaf Platános daalde een kaarsrechte weg in een paar kilometer 400 meter langs de flanken van de Thriptí naar zeeniveau. Per honderd meter dalen werd het een paar graden warmer en Ístron lag zelfs in de warme zon. De witte wolken bleken alleen rond de bergtoppen te hangen.

Vathianós Kámbos

Noord Kreta

Babís schroeft de dop van de oude colafles en schenkt de glaasjes vol. Hij heeft net verteld dat iemand uit zijn dorp de ráki uit druivedroesem heeft gestookt. Het is de beste van het eiland.

We spreken hem niet tegen, evenmin als al die anderen die de afgelopen weken hetzelfde zeiden over hun anonieme fles. Wat ons betreft hebben ze allemaal gelijk: jámas!

Toen we bij Síssion de noordkust bereikten bestelden we zonder haperen twee dubbele Griekse koffie met veel suiker: Parakoló dhio kafé Ellinikó váris glykós diplós. De blonde serveerster verstond het niet, ze is Zweedse.

Na drie weken rust zijn we in het Kreta beland dat inwisselbaar is met Torremolinos en Mallorca. Hier brengen ieder jaar twee miljoen toeristen hun vakantie door. En dat is te zien ook: het is een aaneenschakeling van hotel- en appartementencomplexen, toeristenwinkels, wisselkantoren, auto- en motorverhuurbedrijven, lawaaierige kroegen en gokhallen. In april is het al onaangenaam druk en lawaaierig. In Hersónissou, het absolute dieptepunt, vormden bontgekleurde buggies en 4-wheel drives zelfs een heuse file. Een lichtpunt is dat deze ellende de Kretenzers de ogen opende: elders op het eiland is hoogbouw verboden en er mag alleen in de lokale stijl gebouwd worden.

Babís, de beheerder van een klein complex appartementen in Vathianós Kámbos dat nog enigzins in de luwte ligt, produceert met zijn donkere stem de openingszin die alle Kretenzers gebruiken: Welcome, do you like Kríti?

Hij vertoont ook de bijbehorende trotste blik en demonstreert de al even kenmerkende gastvrijheid, de onvermijdelijke fles in de hand. Tot hoe ver in het seizoen zal hij dat volhouden? Hij kijkt al bij voorbaat vermoeid als hij denkt aan het economisch noodzakelijke kwaad dat zijn Kríti binnenkort weer overspoelt. Vol weemoed praat hij over zijn stille dorpje in de bergen. Snel herneemt hij zich en schenkt de glaasjes nog eens vol: ‘Jámas!’

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win