In Kuala Lumpur en op het eiland Penang tref je overal vriendelijke, behulpzame mensen, maar wat een contrast is er tussen de moderne stad met de Petronas Twin Towers en andere wolkenkrabbers en de overweldigende natuur van Penang, waar de vissers met hun brommers over een gammele steiger tuffen, de huisjes in kampongs golfplaten daken hebben en de apen op het strand uit je hand eten.
Buiten de terminal van Kuala Lumpur International Airport is het om 8 uur ‘s ochtends al 25 graden en het regent. Na het inchecken in het hotel gaan we meteen op pad. Ongelooflijk vriendelijk zijn de mensen hier.
Je moet erg oppassen met oversteken. Men rijdt hier links, dus wij kijken steevast de verkeerde kant op. Het komt goed uit dat het rustig is voor een stad van 2 miljoen inwoners. 5 minuten van ons hotel liggen de Petronas Twin Towers. Heel hoog en indrukwekkend.
In het grootste winkelcentrum dat ik ooit heb gezien hebben allerlei kleine ondernemers winkeltjes gepacht. De hele familie werkt mee, ook kinderen vanaf 10 jaar leveren hun bijdrage aan het gezinsinkomen. Alles is te koop. Het is veel goedkoper dan in Nederland. We hebben de indruk dat veel van de aangeboden waar illegale handel is.
We gaan de volgende ochtend met de monorail, die dwars door de stad slingert, naar de nationale moskee die aan het andere eind van de stad ligt. Als we daar arriveren, is er een gebedsdienst bezig zodat we nog niet naar binnen kunnen.
Het valt op dat in dit deel van de stad veel hoofddoekjes te zien zijn. De vrouwen in ons gezelschap moeten zich ook als moslims verkleden. Ze zijn onherkenbaar, maar misschien is dit wel de gedachte die achter deze kleding schuil gaat.
We zijn op loopafstand van Chinatown, dus hier gaan we ook kijken. De hele wijk is één grote markt. Tussen de uitgestalde waar is krap ruimte voor 2 personen van Maleis postuur: zeer slank en tenger.
Ze verkopen van alles, vooral horloges, kleding, mobieltjes, DVD’s en (sport)schoenen. De beste merken zijn vertegenwoordigd, maar dan als illegale kopieën. Een Nederlandse belastinginspecteur zou een hartverzakking krijgen.
Er dient te worden onderhandeld over de prijs van alles. Dat blijkt nog leuk ook. De euro is hier zeer geliefd, ‘very strong currency’.
De volgende ochtend gaan we vroeg op pad om kaartjes voor de Petronas Twin Towers te bemachtigen. Het is drukker op straat dan de vorige dagen. Nu blijkt dat ze hier een aantal feestdagen gehad hebben. Dat is het voordeel van een gemengde samenleving met vele religies: vijf ervan zijn officieel en die hebben allemaal hun eigen feestdagen. Dan is iedereen vrij.
Ik schat dat ze hier in “Maleisië meer feestdagen hebben dan wij roostervrije dagen.
Je voelt je hier erg veilig. Je ziet wel veel beveiliging, maar dat lijkt hier een luizenbaan. Ook in de Petronas Twin Towers is beveiliging. De kaartjes zijn gratis en nog ruim voorradig vandaag. Wij bestellen kaartjes voor 13.00 uur.
Op de terugweg komen we in een straatje met half overdekte eettentjes. Het is er druk en er wordt op deze (voor ons) vroege ochtenduren al menig warm maal weggestouwd. Toch zijn de mensen hier in het algemeen niet dik. Ik zou zelfs zeggen, er mag bij sommigen wel een pondje of wat bij. Vooral vrouwen zijn soms erg tenger.
Eindelijk is het dan zover. De climax van ons verblijf in Kuala Lumpur, naar duizelingwekkende hoogte om te genieten van het uitzicht.
We krijgen eerst een film te zien over de bouw van de Twin Towers. Dit immense project is gestart in 1993 en in 1999 afgerond. De nationale petroleummaatschappij Petronas is de hoofdopdrachtgever. 452 meter boven straatniveau, ik weet niet hoeveel tonnen beton, metaal etc.
De torens zijn 88 verdiepingen hoog, uitgerust met de modernste technieken en zelfs een eigen brandweer die 24/7 alles in de gaten houdt.
De loopbrug tussen de torens is gelokaliseerd op de 41e etage, 170 meter hoog. Na uitvoerige controle mogen we naar boven. De lift, die met een snelheid van 5 meter per seconde naar boven raast, brengt ons erheen. Het uitzicht is de moeite waard.
Na een rondreis door Australië vliegen we naar Penang International Airport, een Maleis eiland een paar honderd kilometer ten noorden van Kuala Lumpur. Een taxi-bus brengt ons naar ons hotel in Batu Ferringhi, aan de noordzijde van het eiland, waar we ‘s avonds aankomen als alles al uitgestorven is.
‘s Nachts regent en onweert het, maar als we de volgende ochtend de gordijnen openen schijnt de zon en hebben we een magnifiek uitzicht: door de palmbomen zien we een hagelwit strand en blauwe zee. Vanaf het balkon zien we beneden ons een mooi ruim zwembad, een vijver met koi-karpers, een eetzaal en een bar.
In het hotel ontbreekt het ons aan niets; ligbedden aan het strand, barretje voor geestverruimend vocht en versterking van de inwendige mens, behulpzaam personeel.
Verder vullen we de dag met vertier rond het strand en zwembad. Wim laat zich door de masseur van het hotel onderhanden nemen, om het verschil tussen de massage thuis en de traditionele Maleisische massage te ondervinden.
‘s Avonds bezoeken we de nabijgelegen markt, een langgerekt lint van marktkramen en restaurantjes. Alles wat verkocht wordt, is ook hier nagemaakt: voetbalshirts, T-shirts, horloges, DVD’s, CD’s, schoenen, kleding. Op alle aankopen moet worden afgedongen. Maar wat moet je nog afdingen op een paar mooie schoenen van 15 ringit (3 euro)? We hebben de indruk dat het hier nog goedkoper is dan in Chinatown in Kuala Lumpur.
De dagen zijn hier relatief kort en de nachten lang. De zon komt om 7 uur op en gaat ‘s avonds om 7 uur weer onder. We hangen wat rond het zwembad, nemen op tijd ons natje en droogje en lezen de overgebleven boeken uit. Het luieren bevalt ons goed, maar het begint alweer te kriebelen om iets te ondernemen.
De dag gaat voorbij en de avond valt met een prachtige zonsondergang. ‘s Avonds begint het op straat pas te leven; er is een levendige avondmarkt. Langs de weg staan stalletjes waar kooplui proberen hun waar aan de man/vrouw te brengen. We laten ons (nog) niet verleiden tot aankopen en zoeken snel een restaurant op.
De volgende dag willen we ‘s avonds wel eens eten wat de plaatselijke bevolking eet. We gaan dus op zoek naar een gelegenheid waar Maleiers eten. Die vinden we op een gedeelte van een parkeerterrein.
Op het overdekte plein zijn ongeveer honderd tafels met stoelen opgesteld; rond drie zijden van het plein staan pakweg 15 keukentjes. De eigenaar van het terrein beheert de drankvoorziening en verhuurt de plaatsen voor de keukens voor 10-20 ringit (2- 4 euro) per dag.
Er zijn Chinese, Thaise, Indische, Italiaanse en ‘Westerse’ keukens. Je zoekt uit waar je zin in hebt en wijst aan waar je zit. Na enkele minuten staan er heerlijke saté, zoetzure vis, gebakken garnalen, etc. voor je neus.
Vandaag maken we een jungletocht. We ontbijten stevig om wat energie te hebben. Bij de receptie krijgen we een T-shirt met het opschrift ‘I survived the jungle walk in Penang’.
Voor het hotel nemen we de bus (openbaar vervoer) naar Teck Bahang, de noord-westhoek van het eiland. De bus zou in Nederland absoluut niet door de keuring komen. De voor- en achterdeur sluiten niet, de chauffeur heeft moeite de juiste versnelling te vinden en als het er op lijkt dat we met z’n allen moeten helpen duwen om hem over het laatste bergje te helpen, blijkt het hoogste punt net bereikt te zijn. Naar beneden krijgt hij de snelheid er weer in, om uiteindelijk het eindpunt, Penang National Park, in een redelijke tijd te bereiken.
Na 100 meter komen we eerst bij de oude vissershaven van Penang; er wordt hier nog steeds gevist. We lopen een stuk de gammele steigers op; de oude verrotte planken lijken het elk moment te kunnen begeven. Soms is er over een gat een andere plank getimmerd.
De vissers hebben maling aan deze gammele steiger en rijden zelfs met hun brommer (het nationale vervoermiddel) tot het eind van de steiger om bij hun boot te komen.
In de verte zien we drijvende vissershuisjes. We lopen terug richting de jungle; de enige geluiden die we horen zijn van vogels en apen. Het heeft de afgelopen nacht flink geregend, dus het pad is nat en glibberig. De bomen zijn mooi en groot; vooral de rubberbomen (‘lubbeltlees’) zijn erg imposant.
Onderweg komen we apen tegen, schorpioenen, vlinders en vogels. Het is erg warm en vochtig; T-shirts en broeken zijn helemaal doorweekt. Aan het eind van de tocht door de jungle komen we via een flinke heuvel en een moerasgebied bij Pantai Kerachut, een schitterend wit zandstrand waar schildpadden hun eieren leggen.
Een vissersboot brengt ons naar Monkey Beach; als we het strand naderen is er nog geen aap te bekennen. De schipper gaat eerst aan land om te kijken waar de apen zich ophouden. Plots zien we beweging in de bomen, zo’n 100 meter van het begin van het strand.
De apen hebben ons ontdekt en komen slingerend door de boomtoppen naar het strand toe. Wij gaan ook aan land, gewapend met pinda’s en bananen. De apen zijn niet schuw en eten uit je hand.
Sommige apen klimmen in je als je een pinda hoog houdt. We genieten van de apen. Er is een duidelijke pikorde aanwezig; één is de baas, die eet het meest en is altijd boos op de rest. Als hij in de buurt is, blijven de anderen op afstand.
Wegens kwallen kunnen we helaas niet zwemmen. Het schijnt dat deze apen (meerkatten) met je meegaan om te zwemmen. Na een half uurtje hebben de apen genoeg gegeten, onze voorraad is op en het is tijd om afscheid te nemen.
We varen verder langs de schitterende kust en zien menige grote zeeadelaar. Ze hebben enorm grote nesten in de hoogste bomen langs de kust.
Via nog een apenstrand en de vissershaven brengt de boot ons terug naar het hotel. ‘s Avonds eten we weer op het parkeerterrein.
Vandaag maken we een eilandtoer over Penang. Een minibusje met gids, de Indiase Guna met rode stip op zijn voorhoofd, is speciaal voor ons vieren door receptionist Rahman geritseld.
We bezoeken een batikfabriek, waar wordt uitgelegd hoe men de prachtige batikdoeken bedrukt en verft; een vlindertuin met prachtige grote inheemse vlinders; een kwekerij van tropisch fruit; waar we allerlei vruchten zien en proeven die we nog nooit gezien hebben.
Vervolgens rijden we naar een kampong (dorpje) waar de tijd heeft stilgestaan. Houten huisjes met golfplaten daken. We zijn toevallig getuige van een rituele slachting van twee kippen door opa en oma. Één sneetje in de hals en direct de kip loslaten. Het beest rent als een kip zonder kop nog even de tuin door. In een ander huis zit een vrouw op een houten vlonder saté klaar te maken (waarschijnlijk van kip…).
We bezoeken de Slangentempel, gebouwd in 1850. Slangen bewaken de tempel en wonen tussen de pilaren en de planten. De gids wil ons doen geloven dat de slangen ongevaarlijk zijn door de wierook.
In een Maleis restaurant lunchen we met noedels met groenten, ei en garnaaltjes. Dan rijden we verder naar Kek Lok Si, de tempel van de 10.000 Boeddha’s en de grootste van Zuidoost Azië. Hij wordt ook wel de Temple of Paradise genoemd. Het is een enorm complex, met grote gebedsruimten, pagodes en beelden.
Teruglopend komen we over een brug met schildpadden, het symbool voor een lang leven. Onder ons zien we meer schildpadden dan water.
Het valt ons op dat dit deel van het eiland, de oostkant, zeer dichtbevolkt is. Hier zijn alle fabrieken gelegen. Het is druk op de weg, alles lijkt een georganiseerde chaos. De vele brommertjes schieten van rechts naar links langs de auto’s. De wegen in de stad worden opgeknapt, maar grote stukken zijn nog echt oud en verwaarloosd. Voor de huizen geldt hetzelfde. Dit in tegenstelling tot de westkant van het eiland, waar het zeer rustig is en we door kleine dorpjes, langs plantages en rijstvelden rijden.
In Georgetown bezoeken we de Thai tempel en de Birmese tempel, die tegenover elkaar liggen waardoor we de verschillen goed kunnen zien. De Birmese tempel straalt veel meer vrolijkheid uit.
De Indiase tempel moeten we ook zien omdat de gids van Indiase afkomst is. Hij vertelt dat in het hindoeïsme vrouwen en mannen gelijk zijn. Vandaag is het vrouwendag, dus er zijn alleen vrouwen in de tempel aanwezig.
We bezoeken een Chinees huis van de familie Khoo. Een indrukwekkend huis, rond 1850 gebouwd als clanhouse voor leden van de steenrijke Khoo-familie. Alles in huis is van houtsnijwerk. Ze hebben hiervoor de beste kunstenaars uit China over laten komen.
De volgende dag is alweer de laatste van onze vakantie. We kunnen terugkijken op een prachtige, indrukwekkende reis. In Groningen zeggen ze: ‘Het kon slechter.’
Tussen Kuala Lumpur en Penang werd 6503 km door Australië gereisd: Van Adelaide naar Byron Bay en Van Brisbane naar Cairns.