×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

La Ruta Maya op de fiets

De grenzen van Belize, Guatemala en Mexico

Reisverslag: Ton Spil & Antoinette Geerts
Foto's: Ton Spil & Antoinette Geerts

Fietsen langs de ruïnes van Maya tempels in het grensgebied van Belize, Guatemala en Mexico is vaak afzien vanwege de slechte wegen. En veilig is het ook niet altijd. Maar er is wel veel te zien: paalwoningen, in het verleden levende Mennonieten, kleurrijke markten en een overweldigende natuur.

In 1517 landde Cortes op de Mexicaanse kust, aan het einde van de baktun, de ‘grote cyclus’ van de Maya’s (ongeveer 400 jaar). Cortes werd binnengehaald als de verlosser. Hij beschaamde het gastvrije onthaal op een vreselijke manier. Bijna 500 jaar later landen wij in Mexico om ‘La Ruta Maya’ te gaan fietsen.

Rond de klok van negen melden we ons bij de grenspost van Belize. We spenderen drie kwartier in het douanekantoor wegens een tropische regenbui.

Het is rustiger op de weg dan in Mexico en het land is meer ontwikkeld. Niet qua welvaart, maar qua landbouw.

Op weg naar Orange Walk vraag ik bij een eenvoudig huisje 10 sinaasappels en vijf bananen. Ton krijgt er gratis een kokosnoot bij en vult één van z’n bidons met kokosmelk.

Veel huizen staan op palen, waarschijnlijk tegen regen of ongedierte. We fietsen langs langgerekte dorpen, vol met leven. Mensen staan in groepjes langs de weg te praten.

We zitten in Orange Walk net onder een afdakje van iets dat je nauwelijks een restaurant kunt noemen, als het begint te stortregenen. We eten empanada’s en salbetes en drinken limonade.

Als even later de zon weer schijnt, fietsen we verder. Het gaat lekker ondanks het feit dat we op een zandweg fietsen. En zo verschieten de kilometers en belanden we in San Felipe.

Mennonieten

We zien onderweg een scène uit een cowboyfilm

Onderweg van San Lazaro naar San Felipe zien we een scène uit een cowboyfilm. Een kudde koeien wordt voortgedreven door twee blanke jongens. Een derde jongen met blond haar komt voorbij op een platte kar getrokken door een paard.

Het land lijkt hier beter bewerkt dan we gewend zijn in Belize. In San Felipe zien we een boerenwagen volgeladen met proviand waarop keurig geklede blanke meisjes en jongens zitten te wachten op de vaders die nog in de winkel zijn.

Later krijgen we uitleg van een inwoner van San Felipe. Het blijkt dat het Mennonieten zijn, die oorspronkelijk uit Duitsland komen. Ze hebben de vooruitgang afgezworen. Ze proberen in Belize en ook op andere ‘rustige’ plaatsen op de wereld een eenvoudig bestaan op te bouwen.

We mogen onze tent op het veld bij de kerk zetten maar als hij eenmaal staat, krijgen we van andere mensen het aanbod om bij hen in de tuin te gaan staan vanwege de veiligheid.

Na het eten verzamelt zich een groepje mensen om onze tent die nieuwsgierig zijn naar die ‘gekke fietsers’. We praten met een houthakker, een snoeier (met een machete aan z’n gordel) en de zoon van de priester. Zij zijn het leven hier beu en willen naar de Verenigde Staten. Daar kun je rijk leven met een wasmachine en een groot huis.

De buurvrouw vertelt ons dat haar 15 jarige dochter is geschaakt door een vreemde man. Normaliter worden kinderen uitgehuwelijkt maar steeds meer jongens schaken meisjes en verdwijnen tijdelijk in de bush. Soms trouwen ze daarna alsnog, maar vaak worden de meisjes met één of twee kinderen in de steek gelaten. Zij hadden geluk en hun dochter is inmiddels getrouwd.

Naast deze interessante verhalen horen we ook horrorverhalen over het traject dat wij morgen willen fietsen. Ons plan is om dwars door de bush te fietsen naar de laaglanden van Peten in Guatemala.

In dit gebied opereren guerrilla-groepen, maar wij gingen ervan uit guerrilla’s niets tegen toeristen hebben en bovendien alleen ‘s nachts actief zijn. Uit de verhalen van de dorpsbewoners blijkt echter dat zich ook een flinke groep outlaws verzameld heeft in de grensstreek en dat klinkt minder aantrekkelijk.

Lamanai

Ook het wegspoelen van de modder helpt niet

Vroeg in de ochtend besluiten we derhalve een andere koers te fietsen en te proberen om langs een groot tempelcomplex te gaan om vervolgens richting een veilige grensstreek met Guatemala te geraken.

Tijdens het inpakken van de spullen ontdekt Antoinette een enorme antilope spider tussen de binnen- en de buitentent bij de fietstassen. De een zegt dat ze niet gevaarlijk zijn en de ander zegt dat ze dodelijk zijn, dus we nemen geen risico.

Voorzichtig halen we de buitentent weg en wachten tot meneer spin vertrekt. Dat gebeurt echter niet maar uiteindelijk weten we het beest door met het tentdoek te wapperen toch weg te krijgen.

De weg is slecht maar we hebben goede banden en het gaat prima. Het weer is schitterend, de omgeving glooiend. In de buurt van Indian Church, een dorpje vlak bij Lamanai, wordt de weg minder. De gaten zijn opgevuld met een soort leemgrond en aangezien het vannacht geregend heeft blijft al die leem aan onze banden, in de ketting en in de versnelling zitten.

Uiteindelijk lopen we vast. Zowel het voorwiel als het achterwiel zit muurvast door het leem tussen de band en het spatbord. Met een stokje pulken we de modder eruit maar twee meter later zit het weer vol en staan we weer stil.

Ook het wegspoelen van de modder helpt niet. We slepen de fietsen verder in de vergeefse hoop dat de weg beter wordt. Halverwege het dorp en Lamanai laten we de fietsen staan in de struiken en lopen verder met de waardevolle spullen in een rugzakje.

Een eind verder vinden we de eerste ruïne. De ingang is bij een klein museum waar een derde van de opgravingen ligt uitgestald. Mooie potten van klei, wapens en sieraden van flint verraden de hoge ontwikkeling van de Maya’s.

Zo’n 1500 jaar voor Christus woonden er al Maya’s in dit gebied. Het kwam tot bloei en was 200 voor Christus uitgegroeid tot een stad van 20.000 mensen. Door de jungle is een prachtige wandelroute aangelegd die langs verschillende tempels en stelaes leidt.

Een stelae is een monumentale steen met inscripties ter ere van iemand of iets. Veel ligt verborgen onder het weelderige groen.

Als we na een uur terugkomen bij onze fietsen blijkt één van mijn fietstassen leeggeroofd. De reparatiespullen, de benzinebrander en m’n reserveschoenen zijn gejat. De weg blijft slecht en we moeten dus rechtsomkeert.

Zo’n tien kilometer voor San Felipe krijgen we een lift en om half zes, vlak voor zonsondergang zijn we terug in Orange Walk. We nemen onze intrek in een hotel boven een Chinees restaurant. Beneden ligt een waterslang en Antoinette spuit de fietsen schoon terwijl ik de bagage naar boven sleep.

Ton is rillerig. De volgende ochtend heeft hij koorts, dus moeten we een rustdag nemen. Ik ga winkelen, neem melk en brood mee, en ga achter een fietspomp aan. Als er in Orange Walk geen reparatiespullen te krijgen zijn, kunnen we onze fietstocht wel vergeten.

‘s Middags, als Ton’s koorts is gezakt, kopen we een fietspomp en doen aangifte bij de politie. We worden aardig ontvangen en als ik vertel dat ik een collega ben, krijgen we zelfs een glas fris aangeboden.

Een politievrouw (in burger, zwanger met krulspelden in) mag het verslag maken nadat een jonge agent ons van alles gevraagd heeft. Helaas was zij daar niet bij zodat we alles opnieuw kunnen vertellen. Zestien weken zwangerschapsverlof zoals vrouwen in Nederland krijgen vindt ze veel. In Belize krijgt ze zes weken vrij.

Ton is de volgende ochtend weer koortsvrij dus kunnen de fietsen met nieuw gekochte olie besprenkeld worden. Eerst moeten we nog langs het politiebureau omdat we gisteren geen afschrift konden krijgen. Dat moet via de commissaris.

Een vervelende politieman vertelt ons dat faxen naar de commissaris niet mogelijk is en dat we moeten bellen. Natuurlijk niet vanaf zijn bureau. Boven zijn hoofd hangt de spreuk: ‘de politie is er voor het welzijn van het volk’. Tegen beter weten in stuur ik een brief naar de commissaris.

We fietsen in de richting van Belize City, een stad die slecht bekend staat. We besluiten bij Boom de afslag te nemen naar Bermuda Landing om Belize City te mijden. We zijn blij als we twee mannen op een sinaasappelplantage zien werken. We krijgen vier grote sinaasappels en ook nog twee kokosnoten die de man met een machete in tweeën hakt.

We trappen verder maar niet erg enthousiast en bij een bushalte pauzeren we en houden tegelijk de duim omhoog. Dat heeft effect en binnen een half uur staan we op de afslag naar Bermuda Landing, het apenreservaat. Langs de weg loopt de prachtige Rio Belice.

Het wordt weer wat zwaarder fietsen want deze weg is niet geasfalteerd. We komen langs een gevangenis waar de gevangenen buiten aan het werk zijn. Ze vragen om sigaretten maar die hebben we niet.

Eindelijk komen we op de hoofdweg naar Belmopan. Binnen tien minuten hebben we een lift. Belmopan blijkt nieuw, gebombardeerd tot hoofdstad, met regeringsgebouwen en dure hotels. De sfeer is een beetje naargeestig en ons gevoel zegt ons om te keren.

Ondanks het feit dat Ton moe is, fietsen we terug naar de hoofdweg om te proberen een lift naar San Ignacio te krijgen. Er stopt een zandwagen en met wat krachttoeren krijgen we de fietsen achter in de kiepbak.

San Ignacio is een leuk stadje in een prachtige omgeving (Mountain Pine Ridge). Er zijn in de omgeving watervallen, mooie rivieren en natuurlijk ruïnes maar Guatemala trekt.

Als we wakker worden, regent het pijpenstelen maar na een lang ontbijt is het droog en vertrekken we. Het landschap in het grensgebied tussen Belize en Guatemala is mooi en afwisselend, mede door de hoogteverschillen. De rivier meandert tegen ons in.

Guatemala

De generaals zijn niet ontevreden

Bij de grens staan geldwisselaars en we wisselen onze laatste Belize dollars tegen een handvol Quetzals. De nationale vogel van Guatemala met z’n fraaie groene staart fleurt het bankbiljet van Guatemala op. De eerste tien raken we om duistere redenen kwijt aan de douanier.

In Ciudad Melchor de Mencos zien we de eerste verschillen met Belize. Asfalt verandert in blubber en de stad belooft niet veel goeds. De weg is echt slecht en gaat steil omhoog. Als we dit tot Tikal houden, gaat dat dagen duren. De bus gaat pas om half vijf, dus gaan we toch maar fietsen.

Even buiten de stad krijgen we een lift van een ontwikkelingswerker die met z’n familie bij Poptun woont en daar een school leidt. De bestuurder is bezorgder over onze fietsen die achterin liggen dan wijzelf. Hij waarschuwt ons om niet te fietsen in het donker in het gebied van El Peten. Dat is levensgevaarlijk met de guerrilla daar.

Op het kruispunt naar Poptun stappen wij weer op de fiets. We kunnen ons niet voorstellen dat er in dit mooie landschap zo gevochten wordt. Officieel geeft Guatemala – toch al een van de armste landen van Midden-Amerika – een kwart van het nationaal inkomen uit aan het leger, officieus veel meer. Onderweg horen we: ‘De ontevredenheid is generaal, de generaals zijn niet ontevreden.’

Antoinette wil een foto maken van een indiaan in een holle boomstam die de rivier afzakt maar gelukkig kan ze niet snel genoeg bij het toestel komen, de man is al om de bocht verdwenen. Hoezo gelukkig? We staan met onze rug naar een dorp en boven ons zitten vier soldaten. Het blijkt een guerrilla-dorp te zijn. Een fototoestel doet het hier volgens ons niet goed.

De weg is inmiddels beter en het is groen om ons heen. Desondanks kunnen we El Cruce, de afslag naar Tikal, in dit tempo niet op eigen kracht bereiken. Daarvoor is een Pepsi Cola vrachtwagen nodig. Even later balanceren onze fietsen op tientallen colaflesjes en dat blijken prima schokdempers te zijn. Wij zitten op omgedraaide kratjes en beschermen ons tegen de kou van de striemende wind. Het begint te schemeren als we El Cruce bereiken.

Vlakbij het meer Itza Peten vinden we een helling met eenvoudige hutten met een palmdak en twee hangmatten. Het ziet er paradijselijk uit. Na wat brood klimmen we de ladder op, hangen ons muskietennet op en slapen heerlijk op een paar harde matrassen.

Tikal in de lowlands van Peten

Vergezicht met alle tempeltoppen in één groene zee

De weg naar Tikal is de enige geasfalteerde die we tot nu toe gezien hebben; het lijkt wel of de regering meer over heeft voor de toeristen dan voor zijn eigen bevolking. Het fietsen valt ons zwaar. De eerste 4,5 kilometer gaan steil omhoog en ik begin me af te vragen waarom ze dit lowlands noemen.

Tikal is een tempelcomplex dat 700 voor Christus als een klein tempeltje is begonnen maar waar men steeds nieuwe lagen overheen gebouwd heeft. Elk evenement was reden om of een stelae, een grote gedenksteen, of een nieuwe laag op de tempel te bouwen.

In het museum staat een maquette van het complex waar te zien is dat alle tempels met elkaar verbonden zijn. Duidelijk is dat al veel kennis van de ruimtelijke wiskunde bestond met hoekvullingen en vlakvullingen.

Langs de centrale plaats staan twee tempels symmetrisch opgesteld, geflankeerd door een trap waar verschillende tempels gestaan hebben. Het is niet druk en de plaats maakt een serene indruk.

Nog lang niet alle gebouwen zijn ontworsteld aan het oerwoud en zo zien we op de plek van tempel 3 slechts een heuvel.

Van de hoogste tempel (55 meter) is slechts de top te zien en te beklimmen via gammele trapjes en uitgehouwen stenen treden. Boven levert dat een spectaculair vergezicht met alle tempeltoppen in één groene zee.

De paden van Tikal zijn fraai aangelegd en naast een historisch beschermd gebied is het ook een natuurpark. Via El mundo perdido, het vleermuizenpaleis en het paleis van de zeven tempels lopen we een aantal uren rond. We zien een moederaap met jong, een jonge vos en veel vlinders.

Bij de uitgang van het park kopen we bij een toeristenwinkeltje twee met de hand geweven jassen met mooie fel gekleurde stiksels. De oude Indiaanse dame die ze gemaakt heeft is zichtbaar tevreden met de deal en erg veel dingen we dan ook niet af.

De luide klanken van de marimba wekken mij de volgende middag uit mijn siësta. Het blauwe meer weerkaatst de zon naar ons palmhutje op de berg. Antoinette is vanochtend al gaan zwemmen in het meer. Terwijl ik sliep, heb ik gemist hoe zij Mexicaanse kinderen de schoolslag heeft geleerd.

Santa Elena is met een dijk verbonden met Flores. De stad heeft een levendige markt en overheerlijke ananas milkshakes. De 160 kilometer naar El Naranjo willen we met de bus afleggen omdat de weg erg slecht is. Op de markt vinden we een bus.

Ik zit in de bloedhete bus onze zitplaats te ‘bewaken’ terwijl Antoinette op de markt nog wat eten inslaat. Een uur te laat meldt de corpulente chauffeur zich en na een kilometer staan we stil om te tanken. Twee minuten later stopt hij bij een comedor om een hapje te eten. Hij laat ons in ergernis achter. De andere mensen zijn dit gewend en schikken zich in hun lot.

Toch heeft deze stopbus er nog aardig de sokken in want voor zeven uur stoppen we in de hoofdstraat van El Naranjo. Deze loopt dood op de San Pedro rivier, die de grens vormt met Mexico maar niet zoals je zou denken. Je kunt niet gewoon de rivier oversteken maar je moet eerst drie uur varen om in La Palma, het grensdorp in Mexico, te komen.

Een andere weg is er niet en we begrijpen dan ook niet waarom al die oliewagens hier geparkeerd staan. Maar daardoor is het niet moeilijk om een slaapplaats te vinden, al is het niet meer dan een houten hok vol kakkerlakken en ratten.

El Naranjo geldt als niet zo best maar wij vinden het op deze avond wel sfeervol. Een beetje als de film ‘Once upon a time in the west’. We zien veel doorleefde koppen en veel eet- en drinktenten. Gevaarlijk lijkt het niet maar we blijven wel dicht bij elkaar.

De boot blijkt pas om half drie in de middag te vertrekken. Een familie varkens scharrelt onze bananenschillen bij elkaar en steeds meer mensen voegen zich bij ons op de steiger onder een rieten afdakje. Tegenover ons worden iedereen die El Naranjo in en uit wil gecontroleerd door het leger.

Om twaalf uur komt een grote jol bij de steiger die naar La Palma gaat maar die is alleen voor Gualteken en daar zit wat ons betreft een luchtje aan. Het gerucht gaat dat wij met de fietsen 100 dollar moeten betalen. We spreken af niet meer dan 20 dollar per persoon te betalen inclusief de fietsen. Na wat geharrewar stappen we in de boot.

Mexico

'Quantos kilometros?', vragen wij vertwijfeld

Op een luchtfoto in de National Geographic kon je heel duidelijk het geïrrigeerde Mexicaanse land onderscheiden van het Gualteekse bos. Zo ook vanuit de boot. De San Pedro is een prachtige rivier die eerst de grens passeert en dan een tijdje de grens vormt.

We varen langs een groene plantenzee. De dode bomen zijn het mooist omdat daarop cactussen en mossen groeien. Er staan ook veel yucca’s en grote vetplanten. In de bomen zien we veel vogels die ik niet herken maar een visarend op een dode boomstronk is wel een bekende.

Het wordt steeds mooier met stroomversnellingen en smalle stukken in de rivier. Af en toe zien we indianenhutten met bananen- en sinaasappelbomen. Tussen het zonnebaden door valt er een venijnig regenbuitje.

Vlak voor een brug, het eerste teken van leven sinds de grenspost, worden we afgezet bij wat een ondergestroomd restaurant lijkt. In werkelijkheid is het een boothuis maar onder het afdak komen we al bijna tussen de tafeltjes terecht.

Het lukt om voor het donker wordt in Tenosique zijn. Het is groter dan we dachten en de zocalo is druk bevolkt met flanerende mensen.

De volgende dag verlaten we Tenosique, maar nergens staan borden richting Palenque, ons volgende doel. Het blijkt richting Villahermosa te zijn. De weg is mooi maar erg druk. De verwachte bergen blijven uit. Na 60 van de geplande 70 kilometers geloven we niet meer dat we de goede kant op gaan.

Als de vrouw van de tienda zegt dat het lejos is, zinkt de moed ons in de schoenen. Een afslag naar La Libertad zegt ons niets maar we denken dat we die kant op moeten en dat wordt bevestigd door een buschauffeur. ‘Quantos kilometros?’, vragen wij vertwijfeld. Cinquento is het antwoord, vijftig. De weg is wel rustiger en mooier en er rijden veel rancheros op paarden.

Als het begint te regenen is er gelukkig een winkeltje waar taco’s met kip verkocht worden. We horen dat Palenque nog drie kilometer is, maar de camping en de ruïnes liggen nog ongeveer twaalf kilometer verder.

Gelukkig vallen de kilometers naar de ruïnes mee en vinden we een trailerpark zo’n 4 kilometer voor de ruïnes, fraai gelegen in een tropische begroeiing. We zetten onze fietsen neer en gaan lopend verder naar het vierde Maya complex dat we aandoen op deze reis.

We klimmen op de tempel der inscripties en van boven ziet de tempel waar Palenque beroemd om is (die met dat torentje) er imposant uit. Het complex ligt in de bossen en bergen en tussen de tempels door ruist een watervalletje en stroomt een riviertje.

‘s Avonds valt er weer een tropische regenbui maar de tent geeft geen krimp. Ook de howling monkey kan ons niet uit onze slaap halen.

Ocosingo

Indiaanse klederdrachten maken de markt nog specialer

We zijn op weg naar Ocosingo, hooggelegen tussen Palenque en San Cristobal. We bezoeken na 25 kilometer klimmen de watervallen van Misol Ha die niet zo mooi (azuur)blauw zijn als op het plaatje. Het heeft gisteren geregend en daardoor vertroebelt de modder het water.

Antoinette voelt zich niet goed (later blijkt dat ze bijna anderhalve maand zwanger is) en we besluiten om in Ocosingo te blijven.

Op een overdekte markt slaan we groenten in en Antoinette laat haar schoenen repareren. We kijken naar alle mooie mensen om ons heen. Een markt is overal leuk maar de indiaanse klederdrachten maken het hier nog wat specialer.

We vragen ons af of we wel zo nodig naar het toeristische San Cristobal moeten gaan als het hier zo ongedwongen leuk is. Vlak naast het centrale plein vinden we een terrasje waar ze lekkere koffie schenken. Al keuvelend kijken we uit op de levendige zocalo die fraai gevormde bomen heeft.

We gaan een kerk binnen waar een mis gaande is. Met het Mea Culpa, Mea Culpa stappen we weer naar buiten. Of je nu in Nederland, Noord-Ierland of in Mexico een katholieke mis bezoekt, het is net zo gestandaardiseerd als McDonalds.

De volgende dag trappen we de eerste 45 kilometer dapper door maar de wetenschap dat liften met fietsen hier niet zo’n probleem is, knaagt aan ons doorzettingsvermogen. Als het dan nog steeds bergopwaarts gaat, steken we onze duimen omhoog en alweer snel stopt een pick-up.

San Juan Chamula

Houdt God meer van Coca Cola of van Pepsi Cola?

Een busje brengt ons de volgende dag naar San Juan Chamula waar een heel bijzonder kerkje is. Op de grond liggen dennennaalden en overal staan kaarsjes op de grond. Langs de kant staan heiligenbeelden op draagbaren alsof ze veel gebruikt worden voor processies.

Mensen offeren flesjes cola, vooral Pepsi, en kippen (we zien alleen de veren van eerdere offerandes).

Op het plein pakken we onze leesboeken en gaan zitten. Een aantal kinderen gaat om ons heen zitten, eerst om prullaria te verkopen, later om de boeken te bestuderen die we lezen en ook om die twee gekke blanken te bekijken.

Een groep mannen is traditioneel gekleed en kennelijk op een uitstapje. Een krat cola gaat rond en een fles drank er achteraan. Ze hebben mooie kleden om zich heen geslagen met een zwartgrijs motief.

Naar Merida

Met twee fietsen plus bagage in een Volkswagen Jetta

We krijgen, met fietsen en al, een lift van een Volkswagentje Jetta op de weg van Villahermosa naar Merida. Als hij stopt, wuiven we nog dat hij beter door kan rijden en wijzen naar de twee fietsen maar José is hardnekkig. Met enig passen en meten weten we de fietsen vast te sjorren.

De eerste vraag die José stelt is of we getrouwd zijn en hij is zichtbaar teleurgesteld als we daar bevestigend op reageren. José stelt Antoinette’s Spaans op de proef maar is zeer geduldig en herhaalt vragen desnoods driemaal.

Achterin dommel ik in en wordt pas wakker als we stoppen bij een kiprestaurant. We trakteren José op een halve kip met saus en ui en Fanta en rijden vervolgens in het donker verder naar Merida.

Wie in Merida komt, neemt een hangmat mee en dat is een van de laatste dingen die we op deze reis doen voordat we in Cancun weer op het vliegtuig stappen. Ik durf het bijna niet te schrijven maar Chitzen Itza laten we links liggen. Dan hebben we tenminste nog iets om voor terug te keren.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!