Roemenië is nog grotendeels agrarisch. Wie geen land heeft laat zijn koe uit in de berm, waar ook kippen en ganzen rondscharrelen. Zo idyllisch als het platteland lijkt, waar de grond nog met paarden wordt bewerkt, zo troosteloos zijn de grauwe steden en de vervuilende industrie. In het land leven al vele eeuwen Hongaarse en Duitse minderheden. En overal wonen zigeuners, in huizen of in plastic onderkomens.
Na drie dagen reizen bereiken we de Roemeense grens. De paspoorten worden bekeken, er wordt iets ingetoetst op de computer, een korte blik in de auto, stempel in paspoort en we zijn in Roemenië.
Nog 60 km naar Valea Draganului. Een klein zijweggetje van de E60 en je bent in een andere wereld. Hobbelige weg, lange rij huizen met hekken, kippen, koeien, hooihopen en iedereen zit op een bankje voor z’n huis.
Ons onderdak blijkt aan het eind van het dorp te zijn. We draaien een erfje op: een weitje met een paard, twee grote biggen, een koe, kippen, twee hondenhokken met inhoud, een stal met een kalfje, een rondscharrelende oma.
We gaan eten in het restaurant in Valea. Er is alleen kip. We eten tussen de drinkende mannen. Een dronkelap slingert op de parkeerplaats heen en weer.
Als we weer op het erfje terugkomen, krijgen we een glas nog warme verse melk aangeboden. Daarna drinkt het kalfje bij z’n moeder. Oma woont aan de andere kant van de schuur. Ze drentelt gezellig rond, met haar hoofddoek en getekende gelaat.
Vandaag brengen we door in Huedin. Bij de supermarkt waar we een broodje en wat yoghurt kopen, ontmoeten we het eerste bedelende jongetje. We eten onze lunch in het parkje tussen de slapende mannen op bankjes. Huedin is een troosteloze stad.
We zien een stel toeristen een kerk ingaan. Wij er achteraan. Zij hebben de sleutel bij de dominee, die naast de kerk woont, gehaald. Het zijn Hongaarse toeristen en het is een Hongaarse kerk. Er hangen geborduurde kleden langs de muren met Hongaarse bijbel- en dankteksten.
Sinds de negende eeuw hebben zich Hongaren in Transsylvanië gevestigd. Dat zij de eersten waren, wordt betwist door de Roemenen. In 1920 is Transsylvanië definitief bij Roemenië gekomen.
De Hongaren hebben altijd hun eigen cultuur behouden: onderwijs in de eigen taal, eigen kerken, politieke partij, feestdagen. De verstandhouding tussen Roemenen en Hongaren is nog steeds precair, vooral door toedoen van fanaten aan beide zijden.
We rijden wat rond in de omgeving. In de buurt van Alunisu zien we beneden de weg een zigeunerdorp. Als we er een foto van maken, komen mensen uit huizen gerend en beginnen te schreeuwen. We rijden maar snel verder. Echt snel gaat dat niet, want de weg is van grind met veel hobbels.
Na het massale vertrek van Duitsers uit Transsylvanië zijn veel zigeuners in de leegstaande dorpen en huizen getrokken. Je komt ze regelmatig tegen, sommigen traditioneel gekleed met kleurige lange rokken en vlechten in het haar. De meesten echter nogal slonzig en onverzorgd. Aan de rand van Huedin staan een paar grote potsierlijke zigeunerpaleizen.
We eten in een restaurant in Huedin dat nog echt de sfeer uitademt van de socialistische tijd, zo’n grote kale eetzaal.
Vanmorgen ontbijt op ‘t terras: witte kaas, tomaten, olijven, brood, worst, kersenjam, melk en kamillethee.
Vandaag rijden we het dal van de Dragu verder in. Het is een mooi dal, licht heuvelig, veel dorpjes. Het wegdek nodigt niet uit tot ontspannen rijden: veel gaten of zomaar opeens niet geasfalteerd. De witte wegen op de kaart zijn vrijwel onbegaanbaar per auto: losse stenen en kuilen.
De meren op de kaart blijken stuwmeren. De bebouwing er omheen is vervallen en de stuwdam heeft zijn functie van elektriciteitscentrale verloren. Het motel bij Lac Lesu lijkt eveneens vervallen, maar toch is er een restaurant. De op de kaart aangegeven grot is niet te vinden.
Verderop komen we in Munteni waar we bij het loket van een broodfabriek een broodje kopen. We willen de kerk bekijken, maar de pastoor die de sleutel heeft is er niet. We lopen over het kerkhof, een heuveltje met metalen kruizen versierd met potsierlijke kunstbloemen en alleen de naam en beide data. Op een vers graf liggen dennentakken.
Op het dorpsplein, een kruispunt van twee wegen, staan mannen die van de fabriek komen te wachten op een lift. Onderweg komen we nog een kudde geiten tegen en veel mensen die hun koe uitlaten. Zodra we thuis zijn wordt de waterboiler in de douche opgestookt met een houtvuurtje en krijgen we een kan verse melk.
Vanochtend krijgen we gevouwen pannenkoeken met zelfgemaakte pruimenjam en kaas, eieren, tomaten en wit brood. Een grote kan mint-thee en verse melk. Oma komt ook weer even aangedrenteld.
Opeens een luid gegil. Oma kijkt ons lichtelijk verschrikt aan. Zij zal toch wel op de hoogte zijn van de oorzaak van dit steeds luider en intenser geworden gegil? Langzaam dringt het tot ons door: ze zijn één van die twee biggen aan het slachten.
Ik zag de heer des huizes en opa vanmorgen met een soort vlammenwerper lopen. Daar komt Ana aan en maakt het droeve gebaar dat de big geslacht is. Wanneer we aarzelend om de hoek kijken, zien we de twee mannen met de brander de huid van de big ontharen.
We gaan met de trein van Huedin naar Cluj Napoca. De trein heeft 45 minuten vertraging en doet 1,5 uur over een traject van 50 km. Alle verhalen ten spijt: in de stationsrestauratie zeer schone toiletten.
Hotel Continental in Cluj Napoca heeft een mooi interieur met gouden ornamenten en is ruim, maar met zeer sober meubilair. Deze buisframestoeltjes zie je overal. Gisteren kwamen we langs de fabriek waar ze gemaakt worden.
De katholieke kathedraal is gotisch qua bouwstijl met een zeer sober interieur, weinig kleur en weinig licht. Dit i.t.t. de orthodoxe: veel goudmozaïek en mooi betegelde vloer. Veel zien we niet van de stad, want het regent steeds.
Terug rijdt de trein keurig op tijd. In Huedin moeten we over de spoorrails lopen om bij de uitgang te komen. De auto staat er nog, compleet met ruitenwissers en wieldoppen.
Het ontbijt bestaat vanmorgen uit varkenskoteletjes, uitgebakken spekkaantjes en worst. Liepen hier gisteren om deze tijd niet twee varkentjes rond? Ook weer lekkere kaas, dit keer gebakken. We betalen met euro’s en laten een pak koffie, thee en een kaart van onze woonplaats achter. Multumesc pentru ospitalitatea dumneavoastra (hartelijk bedankt voor uw gastvrijheid). Oma een hand geven en we gaan.
Op weg naar het noorden. De 1G richting Baie Mare is van goede kwaliteit (betonplaten) en komt weer door veel dorpjes. Nieuw voor ons zijn de ganzenhoedsters langs de weg. Meest oudere vrouwen. Ze lopen of staan gewoon langs de weg met een koppeltje ganzen.
Jong en oud loopt langs de weg, sommigen met een mand hooi op de rug. Fietsers en vrij veel paard-en-wagens. Mannen maaien met een zeis de wegkanten en verzamelen het gras in manden.
Leuk in het glooiende landschap zijn de blinkende zinken daken van de kerken en de vele ooievaars tussen het gras en op hun nesten. De orthodoxe kerken zien er goed uit, veel bloemen langs het mooi betegelde pad erheen, goed gestuukte muren en netjes in de verf.
In Cuzaplac staat de kerkdeur open. De priester komt uit zijn tuin en we mogen de kerk bekijken. Helemaal beschilderd van binnen en een mooie iconostase. Er ligt een katholieke crucifix op de dagicoon en ook één van de ander iconen is een katholieke afbeelding. Dat heeft met assimilatie te maken volgens de vrouw die de priester naar ons toe heeft gestuurd.
In één van de volgende dorpjes willen we koffie drinken. De cafeetjes zijn slecht te herkennen, soms alleen door een aanplakbiljetje. Als we dan toch iets gevonden hebben blijkt het dicht.
Een jongen wijst ons het magasin mix. Het is ons onduidelijk waar hij heen wijst, we zien niets van een winkel. Hij loopt met ons mee en in een schuur blijkt een winkel te zitten.
Baie Mare is een redelijke stad. We lopen wat rond in een hal met kleine winkeltjes waar ze overal dezelfde kleding en schoenen verkopen. En een keukenwinkel met keuze uit één soort rode keuken en wat formicameubeltjes. Het ziet er nog erg Oost-Europees uit, behalve de Shellpomp.
We rijden over de Gutai-pas naar Sighueti Marmetiei. Veel bochten, niet veel stijgen. Het wegdek aan de zuidkant is prima, maar voorbij de top wordt het hopeloos. Het is meer gat dan wegdek. We zigzaggen zoveel mogelijk om de gaten heen, maar we bonken er ook vaak doorheen.
In Vadu Izei zoeken we ons bed & breakfast-adres. Hierbij worden we geholpen door iemand die voor ons uit rijdt. We moeten achterom door de modder om bij de rijkelijk versierde houten toegangspoort te komen. Die opent zich voor ons en we worden door het huis geleid. Volledig gebouwd en ingericht volgens de traditie van de streek. Naast de trap hangen pannen in de boom.
Vanmorgen ontbijten we in de karakteristieke eetkamer. Aan de muur hangen kleden, glasiconen en voorwerpen uit de streek.
We rijden richting Sighetu. Dat ligt tegen Vadu Izei aan. Een bord langs de weg wijst ons op een openluchtmuseum. Oude boerenhuizen met houtsnijwerk. Op de houten poorten herkennen we het korensymbool, de zon en de tijdscirkel. Ook in Twente zijn dit tekenen om de goden gunstig te stemmen. Daar zie je ze op gevels en in de hooideur.
In Sighetu zoeken we naar een patisserie. Die vinden we, maar ze verkopen alleen drank. Dan kopen we maar bij ABC magasin yoghurt en broodkrakelingen, die we op een bankje opeten, genietend van het straatbeeld.
Twee jongens verkopen paddestoelen, oude vrouwen verkopen tweedehands kleding, we zien oude en nieuwe auto’s. Het is niet druk op straat en er zijn geen moderne winkels.
Als we Sighetu verlaten, zien we dat de deur van de orthodoxe kerk open is. Er lijkt een soort catechese aan de gang. Een groepje jongelui, wat moeders, een vader en een priester praten met elkaar en beginnen te zingen.
De priester komt naar ons toe en we begrijpen dat ze oefenen voor de dienst. We vertellen dat we protestants zijn en morgen graag naar de dienst willen komen. We zijn van harte welkom, we geloven in dezelfde God, zegt hij.
Op het vrolijke kerkhof van Sapinta staan honderden kleurige stenen, allemaal ontworpen door één kunstenaar: hij schilderde een herkenbare scène uit het leven van elke overledene. In veel gevallen staat er een korte tekst in de ik-vorm onder geschreven.
Wim vraagt iemand er één te vertalen. Er is een steen van een politieagent, van een huismoeder (vooral naaister) en van een schoolmeester. De tekst van die laatste luidt ongeveer: ‘Ik ben onderwijzer geweest. De kinderen kwamen naar mij toe en ik bracht ze in aanraking met veel kennis en met de bijbel. Ik was ook huisvader en heb mijn best gedaan.’
In het dorp lijkt iets aan de hand, iedereen rent naar dezelfde plek. Er blijkt een overledene naar huis gebracht te worden. Achterop een open vrachtwagen staat de kist met allemaal kransen eromheen. We horen veel wenende vrouwen.
Het hele dorp lijkt er te zijn, jong en oud, modern en traditioneel. Velen hebben kransen bij zich, een soort schild van dennentakken met plastic bloemen. De tuin van de overledene raakt vol.
De priester komt. Even later zien we hem met een groepje naar de kerk lopen en terugkomen met zes vaandels en kaarsen. Er wordt in de tuin een dienst gehouden. Opeens begint het te hozen.
We rijden verder het dal van de Iza in. De houten kerken met hun puntige daken, typisch voor deze streek, liggen verscholen tussen de bomen. In veel dorpjes hebben de huizen prachtig bewerkte houten toegangspoorten. Zelfs de zinken dakgoten zijn bewerkt. Op de hoeken en op de overgangen naar de regenpijp zijn krullen uitgesneden. Sommige huizen zijn betegeld met glanzende, kleurrijke tegels. Andere hebben een versierde rand op de gevel of de daklijsten zijn met houtsnijwerk versierd.
Langs het modderpad naar ons logiesadres woont een zigeunerfamilie. Er staan twee plastic onderkomens, de vrouwen bereiden buiten het eten. Het vuur brandt heftig in een leeg olievat. Aarzelend staan we op de grens van hun terrein, ze wenken ons vriendelijk verder te komen.
Als ik vraag of ik ze op de foto mag zetten, poseren ze uitbundig. De jonge dochter is erg gehaaid, die vraagt voor iedere glimlach geld. We geven bij het weggaan wel iets, maar voor de moeders had het niet gehoeven.
Later gaan we nog een keer terug. Vader is een schaap aan het villen. Ook hij wil wel op de foto. Een bijzondere ontmoeting.
We schuiven in de orthodoxe kerk van Sighueti aan op een bankje met kleden erop. Een aantal vrouwen zit er al, zij doen iets ingewikkelds met kussentjes.
Later blijkt dat de mannen apart staan, links voorin de kerk. Wim en Pieter blijven toch maar zitten. We herkennen de geloofsbelijdenis, het Onze Vader en de evangelielezing. Deze wordt op zangerige toon voorgelezen uit een verzilverd tetraevangelicum.
Er zit een vrouw waar iedereen naar toe loopt om haar geld toe te stoppen. Waarschijnlijk rechtstreekse diaconale hulp. De eucharistie wordt alleen door de drie geestelijken achter de iconostase gevierd. De hemeldeur is gesloten.
‘s Middags rijden we wat rond. In Ocna Sugatag komen we langs een balneobad. We ‘zwemmen’ lekker in zout water. Er blijven allemaal zoutkorreltjes op je huid achter. Het water is oranje-bruin, waarschijnlijk door ijzeroxide.
Als we uit het zwembad komen, begint er weer een stortbui. We schuilen onder het afdak van een houten kerk. Het geluk is met ons. Twee mannen doen de kerk open en de verlichting aan. Er lijkt een dienst te beginnen.
Binnen weer veel kleden: op de grond, op de bankjes langs de kant en als draperie rond de iconen. Wat opvalt is dat iedereen die langs een kruis of kerk komt een kruisje slaat en door de knieën gaat.
‘s Avonds eten we in het dorpsrestaurant. Het zit vol met jongelui. Kort nadat wij onze bestelling hebben opgegeven valt het licht uit. Met een beteuterd gezicht komt de serveerster terug om ons te melden dat er vanavond ‘no eat’ is. De stoppen zijn doorgeslagen.
Een hele drukte achter de benzinepomp in Sighetu. Politie regelt het verkeer. We nemen een kijkje. Allemaal paarden en koeien. Het is een veemarkt. Zigeuners verkopen pannen en slijpstenen, vrouwen zitten achter kisten met wel tien biggen, er zijn koeienbellen, leidsels en rieten hoedjes te koop.
Twee paarden trekken een kar een modderige helling op. De kar staat op de rem en zit vol mannen. ‘t Gaat toch veel makkelijker de heuvel op met een lege kar en draaiende wielen?
Wat verderop worden de koeien verhandeld. Veel vrouwen in plooirokken en hoofddoeken, mannen met schapenvachtvesten en rieten hoedjes.
We rijden verder via weg 18 naar Vama. Je ziet de streek veranderen. De Maramures wordt Bucovina. Onderweg veel bosbouwactiviteiten. Vrachtwagens vol boomstammen, houtzagerijen, mensen die bessen en paddestoelen te koop aanbieden. De bergen worden hoger, zelfs met een reepje sneeuw.
Op de Prisloppas staan zigeuners bessen te verkopen en er komt een groepje jongens bedelen. Een jonge vrouw loopt langs de auto en kijkt mij te direct naar binnen. Ik stuur haar weg. Ze gaat pas als de politie haar aanspreekt.
Het is verder een verlaten boel. Wel is er een kerkje in aanbouw, zoals we er opvallend veel tegenkomen. Aan deze kant van de Karpaten staan grotere stenen huizen, in plaats van houten. Het landschap is prachtig: hoog en weids, overgaand in lieflijk.
Loslopende honden vormen een gevaar op de weg, of zijn het wolven die hier in de bossen wonen? Ook rondzwalkende dronken mannen zien we te ontwijken.
Tegen 5 uur vinden we in Vama het gereserveerde pension. Helaas, we komen onverwacht, het water doet het niet. De jongste dochter rijdt met ons mee naar het huis van oma. Die schrikt van vier gasten, maar ze biedt toch vier bedden aan. Vama blijkt een gat van niks, voor een restaurant moeten we verderop.
Na een heerlijk ontbijt rijden we naar het klooster van Voronet. Wat stom van me. Ga ik in korte broek. Gelukkig hebben ze daar op gerekend en hangen er rokjes klaar.
Het prachtige klooster is van binnen en van buiten beschilderd in neo-Byzantijnse stijl. In de afbeelding van het Laatste Oordeel is duidelijk de politieke situatie weergegeven. Aan de verkeerde kant van de bloedrivier belanden de vijanden, onder wie de Turken.
Ook de bevrijding van Constantinopel in 626, toen de Heilige Maagd volgens de overlevering de door de Perzen belegerde christenen te hulp schoot, is een gewild thema.
De andere kloosters zijn Humor, Arbore en Sucevita. Dat in Arbore heeft een gehavende iconostase, helemaal zwart. Er zijn nog contouren te herkennen. In alle kloosters wordt druk gerestaureerd door jonge mensen. In Arbore peutert een man met een satéprikker en borstel het mos uit de muur.
We eten in restaurant Select in Gura Humorului. Ziet er van buiten uit als een betonbak, maar is van binnen luxe. Ik eet een Moldavisch streekgerecht: stukjes vlees in vette jus, polenta, sterk smakende witte kaas. Lekker, maar erg vet.
In het klooster van Moldovitea fotografeer ik de deels schoongemaakte, deels nog zwarte fresco’s. Het museum bezit met goud en parels geborduurde liturgische kleden, een tetraevangelicum met zilveren omslag en oude manuscripten. Op de parkeerplaats verkopen vrouwen beschilderde eieren en kleurrijk geborduurde kleden.
We gaan via Vatra Dornei naar Toplita. De weg langs de Bistrita is erg mooi qua landschap. Kleine dorpjes waar de ontwikkeling langzaam op gang lijkt te komen. Veel daken worden vernieuwd, ze blinken rood (de koperen) en zilver (de zinken) in het iele zonnetje.
Ook hier veel kerken in opbouw of restauratie. Er zijn richtingborden naar kloosters, maar we durven de slechte wegen niet op. Het heeft veel geregend en er is veel gruis en water op de weg. De Bistrita is nu een brede, grauwe, wild stromende rivier. Wat een enge hangbruggen naar de huizen aan de andere kant.
Bij het Bicazmeer gaan we een stukje langs de westkant waar enige vorm van toerisme zou zijn. De weg richting Toplita is prachtig nieuw geasfalteerd. Halverwege zijn ze nog bezig. Dat is hard nodig, merken we verderop.
Het hele traject van vandaag is weinig stijgen en dalen, terwijl we toch in de Karpaten zijn. We eten een pannenkoek in het kuurplaatsje Borsec, waar het beste mineraalwater van het land wordt gewonnen.
In Toplita vinden we makkelijk het klooster waar we besproken hebben. Via een prachtig toegangsgebouw komen we op het kloosterterrein. Abt Emilian gaat ons voor naar het met bloemen versierde, sober ingerichte gastenverblijf. Alles ruikt naar vers hout en vers stucwerk.
In de eetzaal, bij de kloosterkeuken, krijgen we een maaltijd. De abt eet met ons mee. Eerst een welkomstdrankje (palinka). Wat een heftig spul. Gevulde paprika met aardappelen. Het is vasten i.v.m. Maria-Hemelvaart. Geen dierlijke producten maar wel volop alcohol, de fles gaat bijna op.
Het is een schitterend terrein. Veel bloemen, mooie gebouwen, een waterput met geschilderde bijbelse watertaferelen zoals de vrouw bij de bron en genezingsverhalen.
Om 7 uur ‘s ochtends naar de dienst en daarna ontbijt met de abt. Wim begint de dag met palinka, de wijn slaan we af. Gisteren zagen we vier Roma met emmers vol paddestoelen het terrein opkomen en helpen in de keuken.
Nu staat er een heerlijke schaal paddestoelen in tomatensaus voor ons klaar. Ook nog aardappelen met olijven en auberginepasta.
Op de vraag hoeveel we moeten betalen, haalt Emilian verlegen de schouders op: hij laat het aan ons over.
De weg naar Georgheni gaat door glooiend landschap. Niet zo veel dorpjes, duidelijk een verandering van streek. Georgheni is een redelijke stad.
Het wegdek van weg 13B wordt abominabel slecht. Toch rijden er veel auto’s. Zigzaggend, bijna stilstaand, de achterkant van de auto schrapend of bonkend langs de randen van de kuilen.
In Sovata volgen we de borden Sovata Baie. We belanden in een toeristische drukte. De boulevard toont zijn vroegere glorie nog in de vele vervallen villa’s.
Aan het eind ligt Lacu Urzu. Iedereen ligt op houten vlonders aan één zijde van het meer. Een eind verder is een kleiner meertje waar gezwommen wordt. We betalen entree en vleien ons op een vlonder. Hier ook weer die harde (rot)muziek. Het water is ca.18 graden en zout. Zwemmen gaat moeizaam, je voelt een opwaartse druk. Modderbaden zien we nergens. Een beetje ontgoocheld vertrekken we na een uur.
Weg 13A richting Baláusen is een goede weg en de E60 richting Sighisoara is helemaal nieuw geasfalteerd.
In Biertan staat het hele huis aan de voorzijde tot onze beschikking. Alle bedbanken zijn opengeklapt en opgemaakt.
Wij gaan naar de Duits-evangelische dienst in de burchtkerk. Sinds de 12e eeuw wonen er veel Duitsers maar ook Vlamingen en Brabanders, in Transsylvanië. Hierheen gehaald door de Hongaarse vorst Geza om zijn schaars bevolkte gebieden ‘ultra sylvae’ (achter de bossen) te helpen verdedigen tegen invallen van de Tataren, Mongolen en Turken.
Deze inwijkelingen worden Saksen genoemd. Zij drukten een belangrijk stempel op de ontwikkeling van het land. Zij bouwden vestingsteden als Sibiu, Sighisoara, Brasov, die uitgroeiden tot een reeks van zeven burchten (Siebenbürgen is de Duitse benaming voor Transsylvanië).
Om de voortdurende aanvallen af te weren werden de kerken in de 14e en 15e eeuw versterkt met bastions, uitkijktorens en weergangen. In de kerkmuren kwamen schietgaten en gaten om gloeiend pek over de aanvallers uit te storten. Rond de kerk werden verdedigingsmuren opgetrokken, soms zelfs twee of drie rijen. Daarin werden vertrekken gebouwd waarin de bevolking tijden van nood kon schuilen in. Deze burchtkerken torenen als wachters boven de dorpen uit.
In zo’n kerk vieren wij deze zondagmorgen dus de eredienst. Het publiek is Duitstalig. Velen van hen zijn ‘Sommersaksen’: Duitsers die teruggekeerd zijn naar Duitsland, maar in de zomer terugkeren naar hun andere vaderland.
Met één van hen praat ik tijdens de koffie. Zij is na de revolutie naar Duitsland teruggekeerd. Van de Duitse staat kregen ze ieder 200 mark voor herinrichting. Zij is hier geboren, net als haar voorvaderen. Ze vertelt dat ze altijd als eigen gemeenschap gefunctioneerd hebben: eigen feesten, kerkdiensten, taal, culturele avonden. Ook in de tijd van Ceaucescue.
Na de tweede wereldoorlog zijn veel Duitsers gedeporteerd. In de jaren 70 en 80 is er een tweede golf van terugkeer geweest. Duitsland betaalde toen veel geld aan Ceaucescue om de Duitsers naar Duitsland te laten emigreren, waar ze, met de ellendige omstandigheden waarin Roemenië toen verkeerde, gretig gebruik van maakten. Dat was in die tijd nogal wat, want eenmaal weg uit Roemenië betekende nooit meer terug.
De uittocht ging in de jaren na de omwenteling in een verhoogd tempo door, totdat alleen nog bejaarden overbleven. In 50 jaar tijd verdwijnt een bevolkingsgroep uit een land waar ze 800 jaar gewoond hebben.
‘s Middags zitten we op de veranda onder de druiven wat te lezen en te schrijven. Je hoort alleen dorpsgeluiden: kippen, de ratelende ketting van de waterput, een gezellig etende familie in het achterhuis, een druppelende dakgoot, vogeltjes, zoemende vliegen en soms een blaffende hond en het geratel en geklik van paard-en-wagen.
We rijden naar Sighisoara. Op de parkeerplaats zegt een man dat we moeten betalen. Volgens ons is het een creatieve manier van bedelen.
In het centrum, dat maar heel klein is, beklimmen we de overdekte trap naar de burchtkerk en het kerkhof. In de stad veel kraampjes met souvenirs. Alles is hier veel duurder dan in de Bucovina.
We rijden terug in het donker. Voorzichtig, want ook hier rijden fietsers zonder licht. Paard-en-wagen hebben wel reflectoren op de achterkant. Vlakbij Biertan zetten we de auto aan de kant, motor uit en luisteren naar de stilte.
Vandaag bezoeken we Medias en Copsa Mica. De omgeving van Copsa Mica is de meest vervuilde van Europa. De vervuiler was de chemische industrie die zich toelegde op de verwerking van methaan, waarvan roet (voor de fabricage van autobanden) en zwavelzuur werd gemaakt, geholpen door een zink- en loodindustrie. De fabriek stamde uit 1957 en was nooit gemoderniseerd. Een enorme laag roet legde een grauwsluier over de omgeving, alles was zwart.
De rode dakpannen in het dorp zijn diepzwart. Alleen de nieuwe daken zijn rood. Rechts van de weg naar Sibiu staat nog het zwarte geraamte van wat eens de boosdoener was.
We slaan rechtsaf een weggetje in om van dichterbij een foto te maken. We horen een schel gefluit en opeens staan er zigeuners, jong en oud, rond de auto. We delen snoepjes uit. De zak snoep wordt door een moeder uit mijn handen gegrist. Een vriendelijk gezicht of dankjewel kan er niet af.
We draaien het raam dicht en maken rechtsomkeert. We volgen de brug over de weg en staan bovenop de brug wat foto’s te maken. Opeens stopt een auto. Twee bewakers stappen uit en zeggen vriendelijk dat we geen foto’s mogen maken. Het bord waar dat op staat wijzen ze ons. Het is verroest en daarom slecht zichtbaar.
We mogen nog een stukje verder het terrein op. Dan wijzen de bewakers ons te stoppen. ‘Hier moet je een foto van maken. Dit is ook Roemenië.’ Zij wijzen naar mensen die asfalt bikken en in zakken verzamelen. Ze verkopen dit en verdienen zo hopelijk tien euro. Hier kunnen ze een week van leven.
Ze vertellen ons veel. De bandenfabriek staat leeg. De andere fabriek is in handen van een Griekse maatschappij. Mensen werken hard en verdienen weinig. Onze bewaker werkt voor een particuliere bewakingsdienst. Hij verdient € 100 per maand.
We rijden terug naar Medias. De lucht is helemaal mistig, terwijl het verderop helder is. Toch nog steeds vervuiling?
Afscheid nemen van onze gastvrouw in Biertan en op weg naar Ocna Sibiului met zijn zout- en modderbaden. We passeren enkele meren, maar daar wordt alleen gevist. Wel vissen van 80 cm, wordt ons verteld. De kuurmeren zijn in de buurt van het dorp.
Er zijn zeven meertjes met zout water. In één ervan nemen we een modderbad. Het water is wat vettig en zwart en ruikt naar teer. Met de modder van de bodem smeren we ons in. Na 20 minuten zijn we bijna droog en trekt je huid strak om je heen.
‘s Avonds na het eten rijden we naar het guesthouse in Tilisca. Het avondleven in het dorp is in volle gang. Breiende, kletsende vrouwen op een stoepje of bankje, lopende mannen met een zak gras, spelende kinderen.
Ons guesthouse blijkt drie jaar oud te zijn en modern ingericht. Vanuit het raam een mooi uitzicht op oude (met daktegels) en nieuwe (met dakpannen) daken. Deze dakbedekking zagen we in Biertan eigenlijk voor het eerst.
Vandaag rijden we naar Sibiu. We zijn op zoek naar een hooivork en een zeis voor Pieter. In een magasin mix zien we beide liggen. In de winkel kun je alles kopen: spijkers, tandpasta, bh’s, emmers, enz.
De A68 naar Sibiu is wel even wennen, na 3 weken niet harder dan 60 gereden te hebben. Hij is 2-baans, maar wordt als 3-4 baans gebruikt. Ook nog fietsers en paard-en-wagen. Ik moet goed uitkijken wat er allemaal gebeurt. Als je niet wilt inhalen rijd je op de vluchtstrook.
Sibiu is druk. Veel vrachtverkeer. Heel anders dan de andere steden. We komen voor de middeleeuwse binnenstad die volgens de reisgids Anton Pieckachtig is. Het valt ons eerlijk gezegd tegen. Het Piate Mare is wel heel erg groot om nog enige intimiteit te geven. In het midden staat een monument voor hen die vielen bij de revolutie van 1989.
We slenteren door het centrum, hangen wat rond op het station, maar het Anton Pieck-gevoel komt niet. De schrijver heeft zeker op de leugenaarsbrug gestaan? Wij staan daar ook even op en kijken naar de restauratiewerken om ons heen.
In 2007 is Sibiu culturele hoofdstad van Europa. Met Europese subsidie wordt de stad grondig opgeknapt. Alle gevels bijgestuct en geschilderd, koperen daken opgepoetst, grondwerkzaamheden. Een stad in ontwikkeling. Hetzelfde zie je in de omliggende dorpjes.
We rijden naar Rasinari en wat verder de heuvels op. Even pootje baden in het riviertje en een foto maken van de koeien die gehoed worden door een familie.
Onze laatste dag in Roemenië. Onze gastvrouw vertelt iets over de revolutie in Sibiu. Naast Timisoara is er ook in Sibiu veel gestreden. Er was een legerplaats, dus het leger was snel ter plekke. Zij was toen 13 jaar.
In Ocna Sibiului is het een hele drukte, het is zomers weer. Zelfs Wim durft een modderbad te nemen. Niet van harte vanwege de stank, maar toch. Pieter waagt zich er helemaal niet aan. Het is heerlijk om erin te drijven en een beetje weg te dommelen met de zon op je gezicht. In het zoutbad al net zo. Je bent gewend om actief te zijn in het water, dat kan hier niet eens.
Lekker ontbijt met gevulde paprika met kaas en zwarte bessenjam. Bij de poort worden we uitgezwaaid. We nemen bij Deva de E79 naar Oradea, een mooie weg door de heuvels en dorpjes. Wel veel bochten en soms de pech dat je achter een vrachtwagen hangt. We doen 4 uur over deze weg. De grens zijn we in 10 minuten over, alleen paspoortcontrole en autopapieren.