×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Lanzarote

Het meest vulkanische Canarische eiland

Reisverslag: Marianne Bekkering
Foto's: Marianne Bekkering

Op Lanzarote hoef je de vulkanische oorsprong niet te zoeken, want die ligt aan het oppervlak. Het eiland is bedekt met kraters en lavastromen. De zee beukt op de zwarte lavarotsen, al zijn er ook rustige goudgele stranden. Tussen de vele tinten bruin, van geelbruin tot roodbruin, zie je af en toe een groenig waas, want veel groeit er niet. De huizen zijn er wit en laag, vanwege de strenge bouwvoorschriften die het eiland beschermen.

Lanzarote oogt het meest vulkanisch van alle Canarische Eilanden. Niet omdat de vulkanen op Lanzarote het hoogst zijn (dat zijn ze niet), maar omdat het vulkanische gesteente dat werd uitgespuwd door de pakweg 300 kratermonden die Lanzarote vormden bijna overal aan de oppervlakte van het bijna kale eiland ligt.

De eerste indruk die we krijgen als we met de huurauto van het vliegveld van hoofdstad Arrecife naar Playa Blanca in het zuiden rijden is dan ook dat van een gortdroog landschap. Maar wel mooi landschap, met al die kleuren bruin (van geelbruin tot roodbruin) en tussendoor af en toe een groenig waas.

Lanzarote is geschikt om in de herfst de Nederlandse kou en regen voor een weekje te ontvluchten. Het is nog mooi en warm weer (overdag vaak nog dertig graden) en er is van alles te zien. Het is bovendien maar zo’n vier uur vliegen naar Arrecife.

De route van Arrecife naar Playa Blanca voert ons eerst langs druivenranken tussen beschermende muurtjes en later langs lavavelden waar niets mee lijkt te zijn gebeurd sinds die lava hier bijna 300 jaar geleden vloeide.

Ook aan de bebouwde wereld lijkt niks veranderd: de huizen zijn allemaal laag en witgepleisterd, de kozijnen traditioneel groen, blauw en bruin. Dit is in belangrijke mate te danken aan de architect en kunstenaar César Manrique (1919-1992), die een fors stempel op de bouwvoorschriften van het eiland wist te drukken.

Manrique wilde niet dat het massatoerisme de natuur en cultuur van zijn geboorte-eiland zou aantasten, zoals dat bijvoorbeeld met de Spaanse costa’s is gebeurd. Zo mogen gebouwen niet hoger zijn dan vier verdiepingen, moeten ze wit van kleur zijn en worden gebouwd in de lokale stijl. Mede hierdoor werd heel Lanzarote in 1993 door Unesco uitgeroepen tot biosfeerreservaat, waar ook weer een beschermende werking vanuit gaat.

Het vanaf de jaren zestig opkomende toerisme heeft de landbouw en visserij al lang verdrongen als belangrijkste inkomstenbron van Lanzarote. Meer dan 1,5 miljoen bezoekers per jaar ontvangt het eilandje van slechts 60 bij 25 km inmiddels.

Maar tot al te desastreuze gevolgen (zoals op de Canarische Eilanden Tenerife en Gran Canaria) heeft dat door de strenge regulering niet geleid.

Playa Blanca

Niet langer waakzaam voor piraten maar gemoedelijk

Playa Blanca, onze uitvalsbasis, is een rustig toeristencentrum aan een mooi breed strand, dat uit twee delen bestaat: Playa Flamingo bij de grote haven met de veerboten in het westen en Playa Dorada bij de vrij nieuwe jachthaven Marina Rubicon in het oosten. Langs en tussen de stranden loopt langs de kust een kilometerslange promenade.

Aan het eind van de promenade, iets voorbij de jachthaven, ligt het 18e eeuwse Castillo de las Coloradas. Deze wachttoren met bovenop een klok diende om de bevolking te waarschuwen voor piraten. Het is het enige historische gebouw van betekenis in Playa Blanca.

Vroeger was Playa Blanca een vissersdorp maar zoals zo vaak op de Canarische Eilanden is het zo sterk uitgebreid met toeristenaccommodaties dat daar nog maar weinig van terug te vinden is. Ons hotel ligt direct aan de promenade.

Bij de ondergaande zon drinken we wat op een van de terrasjes bij de jachthaven en slenteren dan naar een restaurantje iets verderop, waar we op het terras een heerlijk verse dorade verorberen. De jachthaven is niet al te groot en heeft een lekker gemoedelijke sfeer. We zijn de eerste dag al meteen helemaal in vakantie­stemming.

Nationaal Park Timanfaya

Onder het oppervlak van de vuurbergen is het nog onrustig

De volgende ochtend vertrekken we na een ontbijt van vers fruit en churro’s naar Nationaal Park Timanfaya in het zuidwesten van het eiland, zo’n 20 km ten noorden van Playa Blanca. De rit erheen is al mooi door het zicht op de lavavelden en de in de verte opdoemende bergen.

In de zon komen de verschillende aardetinten prachtig uit, het is bijna onwerkelijk om te zien. Bij bewolkt weer komen die kleuren minder tot hun recht en is het niet half zo mooi, zo merken we als het later op de dag betrekt.

Het Timanfaya-park wordt ook wel Montañas del Fuego (vuurbergen) genoemd en dat is zeker toepasselijk. Niet alleen vanwege de vaak rode kleuren van de lava in het maanlandschap dat na een vulkaanuitbarsting van 1730 ontstond maar ook omdat het hier onder het oppervlak nog steeds onrustig is.

Op zo’n dertien meter onder de grond is de temperatuur nog steeds bijna 600 graden. Hoewel de laatste eruptie in 1824 was is de bevolking er niet helemaal gerust op dat er niet nog een zal komen.

De ontelbare erupties die het landschap ingrijpend veranderden duurden maar liefst 6 jaar: van 1730 tot 1736. Grofweg een kwart van Lanzarote, zo’n 175 km2, werd daarbij bedolven onder de lava. Hoewel er 10 dorpen onder de gloeiende massa verdwenen is er door dit natuurgeweld maar een slachtoffer gevallen.

De hoogste krater is 50 meter hoog en werd vernoemd naar het eerste dorp dat werd verwoest: Timanfaya. Een 51 km2 groot gebied met 25 kegels en meer dan 100 kraters en lavastromen is sinds 1968 een nationaal park. Slechts een deel ervan is toegankelijk voor het publiek, de rest alleen voor wetenschappers. Bijzonder is dat de lavastromen doordat het hier weinig regent na al die tijd nog amper zijn verweerd.

Eenmaal bij de ingang van het park moeten we even wachten omdat er op het parkeerterrein bij het hoger gelegen bezoekerscentrum met restaurant slechts ruimte is voor een beperkt aantal auto’s.

Ons geeft het de gelegenheid om de omgeving op de foto te zetten maar in het hoogseizoen kunnen de wachttijden aardig oplopen, wat in de hitte geen pretje is.

Boven aangekomen stappen we in een bus die ons in een half uur het park rond zal rijden. Al snel wordt duidelijk waarom we het park niet op eigen houtje mogen verkennen. Het is maar een smal weggetje, zonder parkeerplekken bij uitzichtpunten. Dat zou al snel tot een enorme verkeerschaos leiden, want iedereen wil natuurlijk overal stoppen voor een foto.

Uitstappen is er niet bij: je moet je foto’s vanuit de bus nemen. Aan beide kanten van de bus heb je mooi zicht, maar ik denk dat je als je aan de linkerkant van de bus zit net een fractie meer mooie beelden hebt.

Terwijl we uitleg krijgen over het ontstaan van dit gebied rijden we door een imponerend landschap met grote gestolde lavastromen, kraters en kleurige heuvels. Wat zich hier heeft afgespeeld is overal aan de oppervlakte zichtbaar.

Het landschap is grillig en kaal maar op zijn eigen manier prachtig. Er groeit weinig, op wat mos en een paar kleine struiken na. Het temperatuurverschil tussen dag en nacht kan hier 20 graden zijn en er zijn niet veel planten die daar tegen kunnen. Ook de fauna is beperkt. Op een aantal hagedissoorten na is het hier uitgestorven.

Na de bus tour volgen bij het bezoekerscentrum nog drie demonstraties om te tonen hoe heet het hier vlak onder de grond is. Om te beginnen roosteren ze de kippen voor het restaurant boven een gat in de grond. De hitte die daaruit komt is enorm en de kippen worden dan ook lekker krokant.

Ook zijn er metalen pijpjes in de grond gemaakt. Als daar een emmer water in wordt gegoten springt dat er binnen een paar tellen als een geiser van stoom weer uit.

Als laatste wordt er een bosje droog gras in een kraterputje geduwd. Dat begint binnen de kortste keren spontaan te ontbranden. Indrukwekkend om te zien allemaal.

Vlakbij de ingang van het park wachten kamelen op toeristen die vanaf hun rug het park willen bekijken. Daartoe hebben ze een soort stoeltjes aan weerszijden van hun bult.

El Golfo en Los Hervideros

De ruwe zee beukt op de lavarotsen van de westkust

Vanaf NP Timanfaya rijden we door het daar omheen gelegen natuurpark Los Volcanes naar de kust, waar een heel ander spektakel wacht. Het is behoorlijk gaan waaien en de zee is prachtig ruw, met hoge golven die op de zwarte lavastenen beuken.

In het plaatsje El Golfo vinden we een leuk restaurantje aan zee, waar we erg lekkere garnalen in knoflookolie met kleine aardappeltjes voorgeschoteld krijgen, met daarbij een lekker glaasje witte wijn uit de nabijgelegen wijnstreek La Geria.

Omdat de wind inmiddels zo in kracht is toegenomen dat het eten bijna van je bord waait blijven we hier niet lang zitten. Iets zuidelijker aan de kust komen we aan bij de resten van de vulkaan El Golfo. Van de krater is nog maar de helft over, de andere helft is in de loop der tijd opgeslokt door het geweld van de beukende zee.

In de halve kraterwand die nog rest ligt het Lago Verde, het groene meer. Het meertje moet door de overdadige algengroei groen zijn maar op dit moment is dat niet echt het geval.

Nog iets verder naar het zuiden stoppen we bij Los Hervideros. Hier bereikte de lavastroom de kust. De zee beukt zo krachtig op de brosse lavarotsen dat er natuurlijke brug­getjes, spuitgaten en twee onderaardse grotten zijn ontstaan. Met de huidige harde wind ziet het natuur­geweld van het omhoog stuwende water er op zijn mooist uit.

Gisteren eindigde de dag bij de jachthaven, vandaag wandelen we de boulevard van Playa Blanca in de andere richting af, naar de gewone haven. Naar ons idee minder gezellig en meer gericht op het Engelse publiek.

We weten het laatste tafeltje te bemachtigen van een Italiaans mini-restaurantje, in de winkelstraat achter de boulevard maar door de hoge ligging wel met uitzicht op zee en op de haven waar de veerboten vanuit Fuerteventura aanleggen. De harde wind, die volgens ons wel tot kracht 7 is aangewakkerd, maakt het ze knap moeilijk.

La Geria en Teguise

Wijnranken in kuilen met een halfrond muurtje erom

De dag begint met een mooi zonnetje en die zon blijft er de hele dag bij. Via de dorpjes Yaiza en Uga bereiken we het begin van de route door de wijnstreek La Geria. De wijnen uit dit gebied, die o.a. gemaakt worden van de beroemde malvasíadruif, zijn beslist lekker te noemen.

Maar echt bijzonder is de manier waarop de druiven worden geteeld. Tussen de lavakiezels zijn grote kuilen gegraven waarvan de wanden zijn bedekt met een dikke laag lavagruis.

Deze poreuze steentjes nemen tijdens de nacht condens op en geven die maar heel langzaam weer af, zodat de druivenrank die midden in de kuil is geplant ondanks het gebrek aan regen toch de beschikking heeft over voldoende water. Die ene plant per kuil levert ieder jaar zo’n 25 kilo druiven op.

Rond de kuil staat een halfrond lavastenen muurtje om de drogende noordoostenwind wind tegen te houden die hier permanent waait. Het is een vreemd gezicht: zo’n zwart vulkaanlandschap vol kuilen met halfronde muurtjes er omheen. Het landschap dat zo is ontstaan is zo uniek dat de wijnstreek La Geria is uitgeroepen tot een beschermd natuurgebied.

We rijden verder noordoostwaarts naar Teguise, waar vandaag een markt is. Teguise is een van de vele witte plaatsjes op het eiland. Het heeft een aardig centrum met huizen uit de zestiende en zeventiende eeuw. De zondagsmarkt onder de eucalyptusbomen is klein maar wel leuk, met hand­werk­producten en dergelijke.

In het hoogseizoen is het een ander verhaal: dan worden de toeristen met busladingen tegelijk aangevoerd naar de grootste markt van het eiland. Met duizenden struinen ze langs de talloze kramen waar erg vel namaak merkartikelen worden verkocht.

Iets buiten Teguise ligt op de Guanapay-vulkaan het Castillo de Santa Bárbara. Dit 16e eeuwse kasteel is het oudste fort van de Canarische Eilanden. Het is ingericht als piratenmuseum, met een permanente tentoonstelling die de geschiedenis vertelt over de talloze aanvallen van piraten op de eilanden.

Mirador del Rio en Órzola

Het noorden is gortdroog maar het uitzicht fantastisch

Via Haría rijden we door naar de Mirador del Rio, helemaal op het uiterste noordelijke puntje van het eiland.

Dit uitzichtpunt ligt op 475 meter hoogte en biedt een prachtig zicht op dit deel van het eiland, met de zoutpannen in de diepte, maar ook op de mooi gekleurde bergen van het eilandje La Graciosa dat hier 2 km voor de kust van Lanzarote ligt.

Vanaf 1898 lag op deze strategische plek een observatiepost met een artilleriestelling. In 1974 werd het tot een panoramarestaurant omgebouwd door César Manrique, die werkelijk overal op het eiland zijn stempel heeft gedrukt. Het restaurant van het Timanfaya-park is ook al door hem ontworpen, net als de cactustuin en de kunstwerken die menig rotonde op het eiland sieren.

Onderweg naar het vissersplaatsje Órzola in het uiterste noordoosten van Lanzarote rijden we langs de kegelvormige vulkaan Monte Corona. Onder deze vulkaan liggen grotten. Die bewaren we voor de regenachtige dag die later in de week wordt voorspeld.

De omgeving is ook hier gortdroog met overal de bijna onaangetaste lavastromen. Maar in het voorjaar staat er hier aan de kust veel in bloei, waaronder brem en wolfsmelk. Het verhaal gaat dat de oorspronkelijke bewoners van de Canarische Eilanden de wolfsmelk gebruikten bij de visvangst.

Stenen muurtjes die onder de vloedlijn waren aangelegd moesten de vissen bij eb verhinderen om terug naar zee te zwemmen. Door flinke hoeveelheden wolfsmelk in het water achter de muurtjes te gooien werden de vissen (een soort harder) verdoofd, waarna ze met de hand gevangen konden worden.

Aan het haventje van Órzola lunchen we bij Casa Arraez met lekker gefrituurde sardientjes. Vanuit deze haven vertrekt niet alleen de boot naar La Graciosa, ‘s nachts varen de vissers met hun kleine bootjes uit om voor de kust de heerlijkste verse vis te vangen.

Salinas de Janubio

Het zoute water kleurt van groen tot oranje en rood

Op de terugweg van Órzola naar Playa Blanca rijden we eerst via Teguise, Tiagua, Tinajo en NP Timanfayo naar de westkust en zakken die vervolgens af langs El Golfo en Los Hervideros. Iets zuidelijker, ter hoogte van La Hoya, komen we bij de zoutpannen van Salinas de Janubio.

De zoutpannen liggen aan de ondiepe Laguna de Janubio, die is ontstaan bij de laatste vulkaanuitbarsting. Vulkanische activiteit wierp ook de landtong op die de lagune van de zee afsluit. Pas in 1895 werd hier begonnen met de winning van zout, ten behoeve van de visindustrie.

Dit is dus niet de plek waar het zout vandaan kwam dat de zeilschepen in vroeger eeuwen op de Canarische Eilanden insloegen om het voedsel voor de reis mee te pekelen voordat ze de Atlantische Oceaan overstaken.

Vanaf de jaren 70 is de zoutproductie in Salinas de Janubio terug­gelopen tot nog maar een vijfde, als gevolg van terug&shylopende vangst&shyquota en betere koel&shytechnieken. Het zeezout wordt nog steeds op dezelfde manier gewonnen: de pannen worden gevuld met zeewater en als dat door de zon verdampt blijft het zout achter.

Het uitzicht op de zoutpannen is onverminderd mooi, door het wisselende kleurenpalet. Die kleuren worden veroorzaakt door micro-organismen waarvan de samenstelling wisselt met het zoutgehalte van het water in de pan. Licht- tot middelzoute pannen kleuren voornamelijk groen, bij hogere zoutconcentraties kleuren ze oranje en rood. De pannen vormen een bijzonder ecosysteem, waar omheen zich bijzondere flora en fauna hebben ontwikkeld. Daarom werden de Salinas de Janubio in 1987 tot nationaal park gepromoveerd.

‘s Avonds lopen we naar de jachthaven voor een drankje en een paar tapas. Echt honger hebben we niet. Sfeervol is het wel, met een live zanger en als achtergrond de jachthaven tegen de invallende duisternis.

Papagayos-stranden

Goudgele stranden ingeklemd tussen zwarte lavarotsen

De dag begint met een regenbuitje maar even later schijnt de zon weer volop. Vandaag staan de Papagayos-stranden, een paar kilometer ten oosten van Playa Blanca, op het programma. Over onverharde weggetjes rijden we er door een maanlandschap naartoe.

De zeven goudgele Papagayos-stranden liggen in de diepte tussen de zwarte lavarotsen ingeklemd, een mooi gezicht. Druk is het niet, waarschijnlijk vanwege het naseizoen maar ook vanwege het nagenoeg ontbreken van voorzieningen. Wel zijn er lekkere golven en prachtig blauw water.

Tegen de middag hebben we het hier wel gezien en besluiten we om weer op het terrasje in El Golfo te gaan lunchen.

Onderweg gaan we nog even langs de Laguna Verde maar die is nog steeds niet echt groen door de algen. Kennelijk is dit het verkeerde seizoen. Wel is  de berg tegenover de lagune nu prachtig rood en weerspiegelt hij zich mooi in het water.

In El Golfo lunchen we met een vers gefrituurde red snapper en Canarische aardappeltjes. Hierna hebben we weinig wensen meer en gaan richting hotel en ons terras met riant uitzicht op zee. ‘s Avonds lopen we naar het jachthaventje voor een paar tapas.

Cueva de los Verdes en Jameos del Aqua

Een grottenstelsel van de Corona-krater tot onder de zee

Het is half bewolkt en af en toe valt er een mini-buitje. Mooi weer dus voor het geplande bezoek aan de grotten onder de vulkaan La Corona in het noordoosten van het eiland.

Tijdens uitbarstingen van de vulkaan, tussen drie- en vijfduizend jaar terug, is een 7 km lang grottenstelstel ontstaan toen de lava over de Malpaís de la Corona (Malpaís betekent slecht land) naar zee stroomde.

Aan het oppervlakte koelde de lava af en vormde een dak van basalt, waaronder de lava door bleef stromen en een stelsel van tunnels vormde dat helemaal van de krater van de vulkaan tot 1,5 km in de zee loopt.

Twee delen van dat grottenstelsel (in totaal 2 van de 7 km) zijn toegankelijk voor het publiek: de Cueva de los Verdes en Jameos del Aqua. Beide liggen niet ver van de kust. We dalen eerst af in de Cueva de los Verdes.

De grotten zijn mooi uitgelicht met neutraal wit licht, waardoor de kleurenrijkdom van het gesteente goed tot uitdrukking komt. Rode kleuren zijn ontstaan door oxidatie van het ijzer in het basalt, andere kleuren ontstaan bijvoorbeeld weer door de reflectie van licht op zout dat binnen is gekomen via het zeewater waarin de grotten 50 meter onder de waterspiegel uitmonden.

De wandeling door de Cueva de los Verdes duurt een klein uurtje, waarbij de gids hier en daar uitleg geeft en je genoeg tijd krijgt om foto’s te nemen. Aan het eind wacht een ‘verrassing’ (die in iedere reisgids wordt vermeld): je kijkt ineens in een peilloze diepte, zo lijkt het.

Tot de gids er een steentje in gooit: dan blijk je naar een paar decimeter water te kijken, dat door het ontbreken van wind in de tunnel spiegelglad is. Waar je naar kijkt is de weerkaatsing van de tunnel boven je in plaats van een gat onder je.

Als we weer terug zijn bij de ingang steken we de weg over naar het tweede toegankelijke deel van het grottenstelsel: Jameos del Aqua.

Dit begint met een open deel, omdat het plafond hier is ingestort. Via een wenteltrap dalen we af naar dat open deel, dat als restaurant is ingericht. We eten er tussen hoge cactussen een heerlijke salade, met uitzicht op een ondergronds meer.

In dit meer, dat in verbinding staat met de zee, leven blinde albinokreeftjes die normaal gesproken alleen op een diepte van honderden meters onder het water­oppervlak voorkomen. Dieper de grot in is een ondergrondse concert­zaal ingericht met een fantastische akoestiek. Hier worden ‘s avonds regelmatig concerten gegeven.

In de grot ligt ook nog een Casa de los Volcanes, een museum met een permanente tentoonstelling over vulkanisme. Weer buiten kom je bij een natuurlijk meer dat is vormgegeven als een hagelwit strand, omringd door stenen, cactussen en palmbomen.

Het is, net als de rest van de aankleding van de grot, het werk van César Manrique. Jameos del Aqua was in 1966 het eerste toeristische project waar hij zijn stempel op drukte.

De een stuk zuidelijker gelegen Jardín de Cactus werd ook al door Manrique vormgegeven. De in 1990 geopende botanische tuin zou zijn laatste werk worden. Op het 5.000m2 grote terrein van een oude steengroeve staan meer dan 7.000 cactussen van ruim 1.100 soorten. En de collectie wordt nog steeds uitgebreid.

Helemaal leuk is dat er nu vrij veel van de over de hele wereld verzamelde cactussen in bloei staan. De kleuren contrasteren mooi met het zwarte lavagruis waarin ze zijn geplant.

Puerto Calero en Playa Quemada

Zowel nieuw als oud heeft zijn eigen charme

Van onze laatste dag op Lanzarote maken we een beetje een luie dag waarop we de zuidoostkust van het eiland verkennen. We rijden eerst naar Yaiza, dat een levendig plein zou moeten hebben. Daar is vandaag niet zoveel van te merken en al is het wel een mooi schoon dorp, we besluiten niet eens te stoppen.

In plaats daarvan rijden we meteen door naar Puerto del Carmen. Dat kan ons niet bekoren: het is een grote toeristenplaats met erg veel bars waar luide muziek uit komt. Het is dan ook hét uitgaansgebied van het eiland.

De volgende stops bevallen beter. Het iets ten zuiden van Puerto del Carmen aangelegde toeristenresort Puerto Calero, dat in 1989 werd geopend, heeft een luxe jachthaven met dito restaurantjes aan de haven. De sfeer is relaxed en er is ook nog een marktje om even overheen te slenteren.

Nog wat zuidelijker ligt Playa Quemada tussen de bergen aan een blauwe zee. Playa Quemada is het tegendeel van het mondaine Puerto Calero. Het is een klein knus vissersdorpje met een klein haventje. Zo authentiek moeten de dorpen op Lanzarote voor de opkomst van het toerisme zijn geweest.

Er wordt in Playa Quemada niet alleen vis gevangen: in de zee liggen grote bassins waarin dorade en zeebaars  worden gekweekt. Jammer genoeg hebben we nog geen trek, want het restaurantje aan zee (El Pescador) ziet er erg leuk uit.

Via het binnenland rijden we terug naar Playa Blanca. Vanaf de mirador van Femés hebben we een mooi uitzicht op Playa Blanca en de kustlijn.

In de strandtent onder het hotel drinken we een heerlijke ananas-kokos smoothie, met uitzicht op het strand, de zee en het iets verderop gelegen Fuerteventura dat een keer zo groot is als Lanzarote. ‘s Avonds genieten we voor de laatste keer op een terras van een heerlijke schotel met lokale vis, aardappel­tjes en uien.

Banner Stem & Win

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win