×
Welkom Reisverslagen Reizen Boeken Blog Anders Reizen Contact

Middeleeuwen in de Alentejo

Vestingstadjes langs de grens met Spanje

Reisverslag: Piet de Geus
Foto's: Piet de Geus

In de Alentejo ligt op bijna iedere heuveltop langs de Spaanse grens een versterkt stadje, waar de tijd sinds de middeleeuwen heeft stilgestaan. Ook de grotere plaatsen, zoals Evora, Elvas, Estremoz en Castelo de Vide, hebben allemaal hun eigen charme.

Talloze kratten met kuikentjes, jonge eenden en gansjes staan uitgestald. Kramen hangen vol bossen verse kruiden. Grote manden zijn gevuld met kastanjes, amandelen, bonen en granen. Verse geitenkaasjes, gedroogde worsten en gerookte hammen gaan over de toonbank. Zangvogeltjes, konijnen, viooltjes, citrusbomen, groenten, fruit en verse vis ontbreken evenmin.

Zaterdagmorgen is er boerenmarkt in de straatjes rond de Moors ogende mercado muncipal van Loulé. De eerste kooplui arriveerden gisteren uit alle hoeken van de Algarve, met een vrachtwagentje of met een paar dozen achterop de brommer of in de bus. Vannacht vond hun – ietwat luidruchtige – wekelijkse reünie plaats in pension Cavaco, waar wij onze eerste nacht in Zuid-Portugal doorbrengen. Er werd veel gebuurt en op deuren geklopt, ook op de onze.

Vanuit Loulé fietsen we noordwaarts over smalle weggetjes die over de beboste hellingen kronkelen van de bergen die de Algarve van de Alentejo scheiden. Regelmatig suizen we omlaag naar een prachtig rivierdal, dat we aan de overkant weer uit moeten klimmen.

Urenlang komen we niemand tegen terwijl we langs steile afgronden van het ene fraaie bergdorp naar het andere fietsen. Via Barranco Velho, Cachopo en Martim Longo bereiken we het grensgebied waar koning Dom Dinis (1279-1325) een veertigtal dorpen met stadsmuren en een burcht versterkte om zijn land tegen Castilië te beschermen. Een hele reeks van die dorpen in het oosten van de Alentejo zullen we de komende weken bezoeken.

Mertola

Vestingstadje op een met agaven begroeide rots

Als we via een vijfbogige stenen brug op hoge poten de Ribeira de Oeiras oversteken ligt Mertola boven ons, op een met agaven begroeide rots.

Binnen de stevige muren liggen middeleeuwse steegjes met kleine witte huisjes. Daartussen af en toe een wat groter herenhuis, een piepklein pleintje met sinaasappelbomen en een toren met een ooievaarsnest.

De Igreja Matriz is een voormalige moskee; tussen de marmeren pilaren kun je nog zien waar de mihrab heeft gezeten, maar als geheel stelt het kerkje weinig voor. Evenmin erg interessant zijn de schaarse resten van de romeinse werf langs de oevers van de Rio Guadiana. Wel fraai is het zicht over de rivierkloof. En ronduit spectaculair is het uitzicht vanaf de kasteelmuren op het dorp en de twee rivieren waartussen het ligt ingeklemd. Het kasteel zelf is niet meer dan een ruïne met een donjon.

Voor een eethuis staat een paard aan een lantaarnpaal gebonden. De oude baas van restaurant Alengarve doet er alles aan om het zijn gasten naar de zin te maken, waarbij hij terecht een voorkeur aan de dag legt voor regionale gerechten.

De kaart is zelfs in het Nederlands vertaald, door zijn in Den Haag wonende zoon. De verse vis, vandaag onder onze ogen gevangen in de Guadiana, is voortreffelijk, evenals het gestoofde geitje. De huiswijn is een Terras d’el Rei uit Reguengos de Monsaraz, een heerlijke rode wijn die we meer zullen tegenkomen.

Vanaf ons balkon, hoog boven de oever van de Guadiana, genieten we voor het slapen gaan van een sigaret en van het prachtige uitzicht op de verlichte muren van de vesting boven ons, die nu nog imposanter lijkt.

Serpa

Boven de zware torens loopt het aquaduct

Via een enorme brug over de Rio Guadiana verlaten we Mertola. In de brandende zon fietsen we via een steile bergachtige route naar Mina de São Domingos.

Vlak voor dit dorp ligt tussen de bossen een rimpelloos stuwmeer. Het dorp zelf bestaat uit lange straatjes met lage huizen rond een grote kerk. Hier woonden de 6.000 arbeiders die van 1858 tot 1965 in de mijnen werkten.

We gaan noordwaarts door een typisch Alentejaans landschap: zover het oog reikt golvende heuvels met graan en schapen. Rechts lopen de heuvels af tot in Spanje. De regen begint spelbreker te worden. We schuilen in een bushokje.

Als we van de Serra de Mertola de Serra de Serpa in fietsen worden de heuvels bebost. In Sta. Iria schuilen we nogmaals, nu in een huiskamerkroegje. We leren een nieuw Portugees woord: chuva, regen. Ik weet zowaar warme chocolademelk te regelen: Holland in Portugal.

Even later rijden we Serpa binnen, rechtstreeks naar de poorten van de oude stad. Boven de hoge muren en de door twee zware torens geflankeerde poort loopt het 11e eeuwse aquaduct, met aan het eind een houten schoepenrad. De witte huizen met gietijzeren balkons en enorme Moorse schoorstenen zijn rond de ramen en deuren grijs geverfd. In andere plaatsen is dat vaak okergeel of lichtblauw, terwijl de bewoners van sommige dorpen het overduidelijk niet eens kunnen worden over de te gebruiken kleur.

De kasteeltoren biedt een prachtig uitzicht over de soms statige straatjes van Serpa, de pleinen met sinaasappelbomen, kerken en palmen.

Het blijft leuk hoe het zicht op een stadje verandert: als je er rondloopt lijkt alles wit maar vanaf een hooggelegen standpunt domineren vooral de rode pannendaken.

Uiteraard eten we hier als voorafje de befaamde Serpa-kaas: een romige kaas die uit de korst op het brood wordt gelepeld. Als hoofdgerecht volgt de typische Porco à Alentejana, een stoofschotel met varkensvlees en schelpjes.

Moura

Op de stadswallen ligt een park met palmen

Langs graanakkers en olijfgaarden fietsen we steeds lange stukken omhoog en omlaag, begeleid door de bellen van rondscharrelende koeien en schapen. We passeren Pias, een typisch Alentejaans boerendorp met lange straten vol witte huisjes, met daarachter langgerekte tuinen omringd door witte muren. Het is tijd voor koffie. En om weer eens voor de regen te schuilen. De boeren staren nieuwsgierig naar ons in onze fietskleren. De dapperste vraagt uiteraard waar we vandaan komen. En ja, inderdaad, ‘muito chuva’.

Over een kaarsrechte golvende weg bereiken we uiteindelijk Moura. Meer dan dertig kilometer zit er vandaag niet in, de buien volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Een half middagje Moura is beslist geen straf. De okergele kerk heeft een mooi manuelijns portaal en een balkon met marmeren zuilen. Er tegenover liggen de resten van de burcht, een prachtige marmeren fontein en bovenop de stadswallen een parkje met palmen en vijvers.

Veel huizen in Moura zijn betegeld met azulejo’s en er zijn nog een paar pittoreske straatjes van het mouraria, de oude Moorse wijk. Het enige minpuntje: als we ‘s avonds het licht uit doen is dat voor de fanfare het sein om aan de overkant van de steeg te gaan repeteren.

 

Monsaraz

Twee straatjes met hobbelige keien

Langs de stadswallen dalen we Moura uit. Door een weids landschap met hier en daar een eenzame boerderij bereiken we Povóa, alweer zo’n slaperig Alentejaans dorp. Een belabberde weg leidt vandaar door bossen kurkeiken en olijfbomen, afgewisseld met graanakkers en wijngaarden naar Mourão.

Mourão wordt ook al gedomineerd door een hooggelegen kasteel. In de kasteelmuren is een kerk gebouwd. Vanaf de kasteelheuvel krijgen we een eerste blik op het adelaarsnest Monsaraz, in de verte op een hoge berg.

Afdalen naar de brug over de Guadiana en meteen rechts omhoog. Al gauw wordt het te gek, zowel het stijgingspercentage als de kuilen in de weg.

Met een adembenemend uitzicht op de vesting Monsaraz duwen we de fietsen omhoog. Honderden konijnen vluchten weg. We passeren dolmen en de weg wordt nog steiler en kronkeliger. Voordat we met rode koppen de fietsen door de stadspoort kunnen schuiven worden we vanaf de vestingwerken belaagd door een buslading Japanners: klik, klik, klik… In een toren naast de poort is een kerktoren gebouwd, een verschijnsel dat je hier wel meer ziet.

Monsaraz is een middeleeuwse idylle, bestaande uit welgeteld twee straatjes met hobbelige keien. Het Turismo verstrekt evengoed een plattegrond aan wie hier denkt te kunnen verdwalen. We vinden onderdak bij Dona Antonia, een oud vrouwtje dat kamers verhuurt in een van de prachtige 16e eeuwse herenhuizen in de hoofdstraat. Van binnen blijken de huizen veel ruimer dan ze vanaf de straat lijken.

Eeuwenlang is er niets veranderd in het straatbeeld. Ook de antennes verdwijnen weer nu je via de kabel zelfs CNN kunt ontvangen. Naast de verhuur van kamers zorgt een handvol restaurantjes en souvenirwinkels voor nieuwe inkomstenbronnen, waarmee de definitieve leegloop van deze afgelegen vesting is voorkomen.

Het is gelukkig allemaal op bescheiden schaal en schreeuwerige reclameborden ontbreken. Men lijkt zich ervan bewust dat de schoonheid niet verstoord mag worden.

Om zeven uur struin ik vergezeld door een straathond door de straatjes, om in het zachte ochtendlicht wat foto’s te maken. Midden in de hoofdstraat is een kerkpleintje met een pelourinho, een middeleeuwse schandpaal. Aan het eind van de straat ligt het kasteel, waarvan de binnenplaats tegenwoordig dienst doet als arena. Hoe weinig ruimte er ook binnen de muren is, elk huis heeft een achtertuin.

Naast de hoofdingang zijn er nog drie poorten in de muren. Naast één daarvan ligt een cisterne. Een wandeling rond de muren biedt prachtige panorama’s op de omgeving, waar tussen de wijngaarden van de Terras d’el Rei in de diepte een paar dorpjes liggen. Buiten de poorten groeien enorme agaven en vanaf de rotsen storten watervallen van bloeiende vetplanten zich omlaag.

Langzaam ontwaakt Monsaraz. Vrachtwagens met hun laadbakken vol bouwvakkers arriveren. Ze werken aan opgravingen buiten de muren, aan het verder herstellen van de vestingwerken en aan de restauratie van het Huis van de Inquisitie. In de hoofdstraat verschijnen vrachtauto’s en bestelwagens van handelaren in vis, groenten en brood.

Het blijft van tijd tot tijd regenen. Daardoor glimmen de keienstraatjes ‘s avonds prachtig in het licht van de lantaarns. Uiteraard wordt bij het eten Terras d’el Rei geschonken. En natuurlijk volgt een romantische wandeling door de straten en rond de muren, die door schijnwerpers worden verlicht.

Vila Viçosa

Zelfs de stoepranden en putdeksels zijn van marmer

Zo zwaar als het is om in Monsaraz te komen, zo heerlijk is het om de vesting uit te fietsen. Over een goede asfaltweg suizen we tussen wijngaarden naar Reguengos de Monsaraz, vanwaar een kaarsrechte weg met veel korte steile hellingen noordwaarts gaat.

Terena wordt gedomineerd door een kerk en een 13e eeuws kasteel. Alandroal ook, zoals dat hier hoort.

Het wordt bergachtiger en het landschap verandert in een gatenkaas vol grote kranen. In de talrijke groeven tussen de kurkeiken en olijfbomen wordt al eeuwenlang marmer gewonnen. Dat is ook goed te zien in de stadjes in de omgeving. Bijna alles in Vila Viçosa is van marmer, niet alleen de gebruikelijke kerken en fonteinen maar ook de deurposten en raamkozijnen van woonhuizen, de bankjes op straat en zelfs de stoepranden, trottoirs en putdeksels.

Uiteraard is ook de meer dan honderd meter lange renaissance-façade van het Paço Ducal, het hertogelijke paleis, van marmer, evenals de bestrating van het enorme plein ervoor. Aan dat plein liggen ook twee kloosters en even verderop is de ‘knopenpoort’, een overblijfsel van de 16e eeuwse stadsmuur.

Het centrale plein is de Praça da Republica, een langgerekt door sinaasappelbomen omzoomd plein met marmeren banken en een mooie fontein. De huizen ogen Moors en soms kom je de gekste combinaties tegen, zoals een pand met azulejo’s en gietijzeren balkons dat ruim is afgebiesd met marmer. Voor de liefhebber zijn er nog kamers te huur ook.

Aan het eind van de Praça liggen op een heuvel de enorme muren van het castelo, want Dom Dinis is natuurlijk ook niet onopgemerkt aan Vila Viçosa voorbij gegaan. Binnen de muren liggen behalve het kasteel en een kerk uiteraard ook de bekende straatjes met lage witte huizen.

Elvas

De meest complexe vesting van Europa

Een smalle weg kronkelt van helling naar helling tussen kurkeiken, olijven en grote onontgonnen delen. Af en toe dalen we naar een brug over een beekje. Na dertig kilometer doemen op een heuvel voor ons vestingwerken op die alles wat we op dat gebied al hebben gezien verre overtreffen. Elvas is de tegenhanger van het Spaanse bastion Badajoz, aan de andere oever van de Guadiana, en een van de meest complexe en best bewaard gebleven verdedigingswerken van Europa. Buiten de stad liggen bovendien nog twee grote forten op steile heuvels.

Elvas wordt omringd door dubbele stadswallen, compleet met grachten en stervormige bastions. Het kost nog steeds moeite om door de Portas de Esquira te rijden: voor de ophaalbrug claxoneren de auto’s om te waarschuwen dat ze de smalle tunnel inrijden en de bocht omkomen. Voor de tweede poort is er tussen de bastions en grachten even ruimte om tegenliggers te laten passeren.

Vanaf de bastions heb je een prachtig uitzicht op het enorme aquaduct dat hier na zeven kilometer zigzaggend de stad bereikt. Aan het 33 meter hoge gevaarte met meer dan 800 bogen is langer dan een eeuw gewerkt. Vrachtwagens die onder de enorme vierdubbele bogen doorrijden lijken speelgoedauto’s.

Het centrale plein met de kathedraal heet ook in Elvas de Praça da Republica. Iets achter de kathedraal ligt het schitterende Largo de Santa Clara, omringd door herenhuizen en een kerk. Op dit miniplein staat een manuelijnse pelourinho, met daarachter een Moorse poort uit de 10e eeuw die wordt geflankeerd door versterkte torens die deel uitmaakten van de oude stadswallen. Bovenop de poort is een mooie loggia gebouwd.

Via de poort kom je in een doolhof van steile middeleeuwse klinkerstraatjes, waarvan de oude Moorse wijk deel uitmaakt. Overal staan potten met planten en hangt wasgoed te drogen.

Soms verandert de weg in een trap of moet je door een poort. Aan de buitenrand van de wijk ligt het castelo. Vanaf de donjon is het uitzicht op Elvas en de omgeving schitterend. In de verte ligt op een even hoge heuvel het Graça-fort.

In een straat die uitkomt op het Largo de Misericordia ontdek ik een eethuis met de veelbelovende naam Vinho Verde. De heerlijke koude vinho verde wordt hier per liter in grote stenen kruiken getapt. Daarbij past een even frisse tonijnsalade en gegrilde vis, die zelfs tegen de Spaanse grens nog erg vers is.

Castelo de Vide

Vanaf twee bergtoppen golven witte huizen omlaag

Onder de bogen van het aquaduct door en onder het Forte da Graça langs fietsen we Elvas uit. Santa Eulalia verdient een vermelding in het Guinness Book of Records, het heeft de kleinste huisjes met de grootste schoorstenen.

Door heuvels met kurkeiken tussen grote rotsblokken bereiken we Arronches, een prachtig wit dorp dat achter olijfgaarden op een heuvel boven de Rio Caia ligt.

Van Arronches naar Portalegre komen van rechts de steeds hoger wordende toppen van de Serra de São Mamede langzaam dichterbij achter weiden met koeien. Links staan kurkeiken en olijfbomen tussen eindeloze velden met gele en paarse bloemen.

Portalegre, een stadje met veel studenten onderaan de flanken van de hoogste bergen, moet volgens de boeken mooi zijn. De straatjes zijn smal en de hoogteverschillen groot maar het is er vooral druk en grauw.

Voorbereid op het zwaarste deel van het traject fietsen we snel verder de bergen in. Het valt reuze mee: we racen ontspannen door een bebost berglandschap. Alleen het laatste stuk is zwaar: een drukke weg klimt door een ineens rotsachtige omgeving stevig omhoog richting Spaanse grens. Links in de hoogte doemt Castelo de Vide op, rechts ligt een kerkje boven een steile groene bergwand.

Castelo de Vide is (op 620 meter) letterlijk en figuurlijk een hoogtepunt. Vanaf twee bergtoppen golven witte huizen met zware granieten deurposten en raamkozijnen omlaag naar het centrum. Via een paar haarspelden klimmen we er naartoe, langs een palmenpark en een pleintje met een marmerfontein. Het centrum ligt op pashoogte en bestaat uit een enorme kerk en een groot modderig plein. De gebouwen hier stammen uit de 17-18e eeuw, evenals de muren die Castelo omringen. In een stadspaleis in de hoofdstraat zit het Turismo. Voor de deur staat de pelourinho.

Vanaf de hoofdstraat klimmen rechte straten steil omhoog naar de Praça Alto, een miradouro bovenop de rechter bergtop.

Vanaf de vestingmuren met wachttorentjes kijk je uit over groene landerijen en lagere heuvels in de diepte. Rechts monden de muren uit in het Forte de São Roque, links ligt het kasteel op de andere bergtop.

De hoofdstraat mondt uit in een middeleeuws straatje. Slingerende steegjes met hobbelige keien leiden omhoog naar de Fonte da Vila, een overdekte marmeren renaissance-fontein op een prachtig pleintje. Dwars door het judiaria, de oude joodse wijk waar nog een synagoge staat, klimmen de wegen verder omhoog. Veel huizen hebben deuropeningen in de vorm van gotische spitsbogen. Naast de deuren hangen vogelkooitjes. Overal staan potten met planten of schieten de margrieten rechtstreeks tussen de losse keien omhoog.

Bovenop de berg ligt het castelo uit de 13-14e eeuw, achter nog een rij stevige muren. Binnen de muren liggen een paar mooie middeleeuwse straatjes. Sommige deurposten zijn getooid met een wapenschild, in elke steeg staat wel een kerkje of een kapelletje.

Zelfs onder de poortjes hangt was te drogen. Vanaf de donjon van het kasteel heb je, hoe kan het ook anders, een fantastisch uitzicht op Castelo en de bergen in de omgeving. Op één van die bergen ligt Marvão.

Marvão

Een doolhof van middeleeuwse steegjes

Marvão ligt 12 kilometer verderop op 900 meter hoogte bovenop een steile rotsachtige berg. Als adelaarsnest concurreert het met Monsaraz om de schoonheidsprijs. Rond het dorp liggen enorme muren die naadloos overgaan in de rotswanden. Een paar poorten geven toegang tot een doolhof van middeleeuwse steegjes. Het maakt niet uit welke straat of trap je neemt, ze zijn allemaal even mooi.

Omhoog lopend kom je vanzelf bij een groen parkje. Daarachter torent het castelo nog een stuk boven het stadje uit, achter een complex geheel van fortificaties en poortjes. Het uitzicht moet fabelachtig zijn, maar niet vandaag…

Het is regenachtig en Marvão ligt midden tussen de wolken. We kunnen af en toe nauwelijks de overkant van de straat zien. Dat geeft een sprookjesachtige sfeer, maar de 100 kilometer noordelijk gelegen Serra de Estrela zien we zeker niet.

Estremoz

De enorme donjon domineert de wijde omgeving

Castelo de Vide en Marvão vormen het noordelijkste punt van de reis. We dalen landinwaarts de Serra de São Mamede uit.

Over rustige wegen fietsen we zuidwaarts door een afwisselend landschap met bossen, velden vol bloeiende bloemen en vers geploegde dieprode aarde. Op de route liggen aardige stadjes als Crato, Alter do Chão en Fronteira.

Als we tussen wijngaarden uit de Serra de São Miguel dalen zien we in de verte Estremoz liggen op een heuvel met zware vestingwerken. Het overdadige marmer schittert in de zon. We zijn terug in het marmergebied waarin ook Vila Viçosa ligt.

Rond de Rossio van Estremoz, een enorme zandvlakte, ligt een aantal bijzondere gebouwen: een klooster, een aandoenlijk ruraal museum (veel creatief met kurk, wat alleen in de Alentejo op zijn plaats is), een grote kerk die tot de laatste steen uit marmer bestaat en een gebouw met prachtige azulejo’s (hier zijn stadhuis en politiebureau gevestigd, vrije toegang).

Naast de Rossio ligt een plein met een aardig parkje, een marmeren fontein in een grote vijver en een mooi uitzicht op het kasteel dat boven de helder witte huizen uittorent. Via een paar straatjes met alweer veel marmer lopen we naar het fraaie Praça Camoes, waar de pelourinho staat. Rechtsaf slingeren smalle straten omhoog naar de middeleeuwse wijk. De schilderachtige Rua Direita eindigt bij de poort van het kasteel, dat wordt omringd door nog een ring stervormige bastions. Vanaf de poort loopt een al even schilderachtig straatje naar het plein waarop de enorme donjon met Moorse kantelen staat die de wijde omgeving domineert. Daarnaast ligt het grote witte paleis van Dom Dinis, waarin nu een pousada is gevestigd.

 

Evoramonte

Achter de enorme muren ligt één straatje

We verlaten langzaam maar zeker het grensgebied met Spanje en fietsen landinwaarts verder. Tussen de kurk- en steeneiken op de uitlopers van de Ossa de São Gens scharrelen zwarte varkens.

Hoog boven ons doemt alweer een ommuurd middeleeuws dorpje op. De weg erheen is steil. Te steil, dus dat wordt lopen.

Langs een kapel en onder de enorme muren langs duwen we de fietsen naar de poort, die toegang geeft tot het enige straatje dat Evoramonte rijk is. Ook hier liggen prachtige lage witte huizen met gotische deurposten en grote Moorse schoorstenen aan een weg van grove keien. Achter de huizen liggen moestuinen tegen de muren.

Het enige dat detoneert is het kasteel, een enorme taartdoos waaraan zelfs de linten met strikken niet ontbreken. Het gevaarte is bovendien een replica van cement. Maar het uitzicht is adembenemend: aan de ene kant zien we Estremoz en de bergen waardoor we daarheen fietsten, aan de andere kant ligt in de verte Evora.

Evora

Beslist geen stad die je in een dag gezien hebt

Na een laatste serie beboste heuvels fietsen we over een kaarsrechte weg door golvende graanvelden. Voor ons ligt Evora achter muren op een langgerekte lage heuvel. Rechts loopt het aquaduct de stad uit.

Evora heeft geen hoogtepunten, Evora is een hoogtepunt. De UNESCO kon ook al geen keuze maken en heeft simpelweg alles binnen de stadsmuren tot werelderfgoed uitgeroepen. Terecht, want het is juist het harmonieuze geheel dat het stadje maakt tot wat het is.

Na een bloeiperiode in de 15-16e eeuw – toen het de verblijfplaats was van het vorstenhuis Avis, de universiteit werd geopend en talloze stadspaleizen werden gebouwd – viel Evora terug tot een slaperig landbouwstadje. In later eeuwen werd de eenheid niet verstoord door detonerende prestige-objecten en dankzij de beschermde status zal dat ook niet meer gebeuren.

Het centrum van Evora is het Praça do Giraldo, een prachtig plein met terrasjes op de mozaïeken van witte en zwarte steentjes. Het plein wordt omringd door arcaden, een kerk, herenhuizen en stadspaleizen – allemaal wit met okergele accenten. Ondanks de busladingen dagjesmensen en de eerste hippies met gitaren en prullaria die in hun kielzog zijn neergestreken, is het nog steeds een erg sfeervol plein om gewoon urenlang te zitten staren hoe de zon zijn baan langs de hemel maakt. Het is moeilijk voor te stellen dat op dit vredige plein tijdens de inquisitie menigeen de dood vond op de brandstapel.

Vanaf het Praça do Giraldo loopt de Rua 5 de Outubro, een straatje met veel toeristenwinkels in oude stadspaleisjes, naar de kathedraal. Het koor van de kathedraal is van roze en blauw marmer, een combinatie die we deze reis al meerdere keren hebben gezien. In de kathedraal is een aardig museum onder gebracht met de gebruikelijke kerkschatten. Vanuit de kathedraal is ook de kloostergang te bezoeken.

Naast de kathedraal ligt het voormalige aartsbisschoppelijk paleis waarin nu het gemeentelijk museum is gevestigd. Midden in het museum zijn de opgravingen te zien van overblijfselen uit de Visigotische en Moorse tijd waarop het paleis is gebouwd. In de zalen daar omheen zijn zuilen, portalen, vensters, wapenschilden en graven verwerkt van de opgravingen in het gebouw zelf en in de rest van de provincie. Op de bovenliggende verdiepingen zijn tentoonstellingen van schilderijen (o.a. Vlaamse meesters, een prachtig Hollands rivierenlandschap in de winter en heel veel stillevens), marmeren beelden en antieke meubelen.

Op het plein naast het museum staat de Romeinse Dianatempel uit de tweede eeuw, met daarachter een 15e eeuws klooster dat nu een pousada is waar je in de kloostergangen kunt eten tussen prachtige marmeren zuilen met Moorse bogen. Naast de pousada staat de voormalige kloosterkerk, die privé-bezit is van de hertogelijke familie Cadaval, die een aantal vleugels van het paleis ernaast bewoont.

Het is zondermeer de mooiste kerk die we in de Alentejo hebben gezien. Van onder tot boven is het interieur betegeld met prachtige azulejo’s. De vensters van de ene kant worden aan de overkant in perspectief gespiegeld in de tegels. Het imposante houten altaar in Manuelijnse stijl is beschilderd met bladgoud. De overgang tussen de blauw-witte azulejo’s en het goud wordt gevormd door blauw-wit-gele tegels, wat een prachtig lichteffect geeft. Door een luik in de vloer zie je een knekelhuis met de botten van monniken, door een ander luik zie je een Moors waterreservoir van het kasteel dat onder kerk en klooster ligt.

De Rua Miguel Bombarda voert vanaf het Praça do Giraldo via ijssalon Zoka (met veel soorten heerlijk zelfgemaakt ijs) naar het Largo da Porta de Moura. Aan de ene kant van het plein zie je de kathedraal tussen torens van de oude middeleeuwse stadswallen en daarvoor een paar stadspaleizen met prachtige vensters. Aan de andere kant van het plein ligt achter een mooie marmeren renaissance-fontein een stadspaleis met op het dak een fantastische loggia in Moorse stijl. Een derde zijde van het plein bestaat uit een arcadengalerij.

Vanaf het plein loop je rechtdoor naar de oude universiteit, die in 1559 werd geopend. Achter een poort met marmeren zuilen ligt een mooie kloostergang van twee verdiepingen met een overdaad aan azulejo’s en in het midden – hoe kan het ook anders – een marmerfontein. In 1759 werd de universiteit gesloten toen markies de Pombal zo verstandig was de Jezuïeten de stad uit te schoppen. In de jaren zeventig werd de universiteit weer geopend, waardoor Evora behalve een agrarisch centrum ook weer een levendig stadje werd.

In het goed onderhouden stadspark boven de wallen ligt naast de paleisruïne de gerestaureerde vrouwengalerij van het paleis van Dom Manuel, uiteraard in Manuelijnse stijl. Als we in de schaduw van het park zitten uit te puffen werp ik een blik over de muren. Ik zie tot m’n verbazing dat de enorme zandvlakte is veranderd in een zee van tentdaken. Iedere tweede dinsdag van de maand blijkt hier op de Rossio een enorme markt te worden gehouden. De meeste verkopers zijn zigeuners. Er wordt letterlijk van alles verkocht, van etenswaren en kleding tot potten en pannen.

De stad herbergt verder nog tal van kloosters en kerken, waaronder de São Francisco-kerk waarvan de Capela dos Ossos de botten van meer dan vijfduizend mensen herbergt. Ook de straatjes van de oude joodse wijk, zoals de Rua do Raimundo en de andere straten die daar parallel aan lopen, zijn erg charmant.

Dat geldt eveneens voor de wijk waardoor het aquaduct loopt. Tussen de bogen van dat aquaduct zijn ook huizen gebouwd. Eigenlijk maakt het niet uit wat je in Evora doet, overal zie je mooie huizen, trappetjes en – als je omhoog kijkt – op de meest onverwachte plaatsen gotische vensters. In de nabije omgeving liggen voor de liefhebbers de nodige megalithische vindplaatsen met dolmens, menhirs en steencirkels. Evora is dan ook beslist geen stad die je in een dag gezien hebt.

Zelf een reisverslag schrijven

De honderden reisverslagen op deze site zijn allemaal geschreven door reizigers zoals jij en ik. Ook jouw verslagen zijn welkom: over nieuwe bestemmingen, maar ook over bestemmingen waarover al verslagen op de site staan. We mailen je graag onze uitgebreide tips en aanwijzingen voor het schrijven en aanleveren van een reisverslag.
Ik wil zelf schrijven!
Banner Stem & Win
Banner - Stem & Win